NL8204659A - Stelsel voor het steunen van een ondergebitprothese op een onderkaak. - Google Patents

Description

T r *

Stelsel voor het steunen, van een ondergebitprothese op een onderkaak..

De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor het steunen van een ondergebitprothese op een onderkaak.

Een dergelijk stelsel waarvan aanvrager .

5 geen voorbeelden bekend zijn, kan als een oplossing worden gezien van het probleem dat een ondergebitprothese herhaaldelijk moet worden aangepast aan de vorm van de bovenzijde van de onderkaak welke vorm verandert door slinken van het lichaam van het onderkaakbeen. Dit slinken heeft onder an- 10 dere zijn oorzaak in de druk die de gebitprothese uitoefent op het botweefsel, in het bijzonder bij bijten en kauwen. Anders dan bij een bovengebitprothese waarbij ook het harde gehemelte wordt belast, kan deze druk niet worden verdeeld over andere stijve weefsels dan het onderkaakbeen zelf. Bij 15 overschrijding van een kritische waarde leidt een op botweef sel uitgeoefende verhoogde druk op den duur tot resorptie van het botweefsel. Klaarblijkelijk wordt de bedoelde kritische waarde van de uitgeoefende druk in de beschreven omstandigheden gemakkelijk overschreden.

20 De hier voorgestelde oplossing van het geschetste probleem berust op het inzicht dat botweefsel niet resorbeert bij uitoefening daarop van een trekkracht aan het botvlies. In tegendeel wordt dan juist het botweefsel tot groei aangezet.

25 Het stelsel volgens de uitvinding bewerk stelligt een verlaging van de uitgeoefende druk tot beneden de kritische waarde door althans voor een gedeelte de kauwen bijtkrachten om te zetten in een op het botvlies uitgeoefende trekkracht.

30 Volgens de uitvinding is het stelsel ge- 8204659 i « - 2 - kenmerkt door een basisplaat die een gebogen reep is van metaal met een centraal gedeelte waarvan de hartlijn in vlakke projektie een boog is over een koorde van 34 mm 5 met een pijl die 8 mm of 10 mm bedraagt; een steg- of brugonderdeel met aangrij-pingsorganen voor grijporganen in een ondergebitprothese; een stel pijlers die staande op het centrale gedeelte van de basisplaat het steg- of brugonderdeel 10 dragen; een stegbevestigingsorgaan voor elk van de pijlers; en een stel kortikalis-schroeven waarmee de basisplaat tegen het ondervlak van de onderkaak kan worden 15 bevestigd op plaatsen aan weerszijden van de pijlers.

Opmerkelijk is dat de gevonden maten voor de in het stelsel onontbeerlijke basisplaat goed gedefinieerd kunnen zijn. De boog met een pijl van 8 mm over een koorde van 34 mm is bepalend voor een basisplaat voor vol-20 wassenen van het mannelijk geslacht en de boog met een pijl van 10 mm over een koorde van 34 mm is bepalend voor een basisplaat voor volwassenen van het vrouwelijk geslacht.

De pijlers verlagen de op het bot uitgeoefende drukkracht door deze mede over te brengen op de 25 kortikalis-schroeven hetgeen resulteert in een trekkracht op het botvlies dat aan de onderzijde van de onderkaak over de basisplaat heen is teruggelegd. Bij voorkeur bestaat het stel pijlers uit vier pijlers die zijn voorzien van uitwendige schroefdraad voor bevestiging van de pijler in het 30 botweefsel van de onderkaak, en van inwendige schroefdraad in de voet voor een schroefverbinding met de basisplaat en van uitwendige schroefdraad op het kopeind voor het stegbevestigingsorgaan.

In deze voorkeursuitvoering geeft de voor 35 bevestiging van de pijler in het bot van de onderkaak op 82Ü 4 6 5 9 --- ··" : ··; ·.* ψ * - 3 - de pijler aangebrachte uitwendige schroefdraad een deel van de uitgeoefende drukkracht direkt door aan het botweefsel, echter onder uitoefening van een druk die beneden de kritische waarde ligt. Het andere deel van de uitgeoefende druk-5 kracht wordt via de voldoend stijve basisplaat omgezet in een trekkracht aan het botvlies.

De basisplaat, de pijlers, de kortikalis-schroeven en het steg- of brugonderdeel zijn met voordeel vervaardigd van een goud/platina-legering 18—5 (18 karaats 10 goud met 5% platina). Dit materiaal paart mechanische sterkte met bewerkbaarheid en is compatibel met de verschillende weefsel en lichaamsvloeistoffen waarmee het stelsel in situ in aanraking komt.

In de voorkeursuitvoering omvat het stel-15 sel volgens de uitvinding enkele eenvoudige hulpstukken die bij de plaatsing van de basisplaat, de pijlers en het steg-of brugonderdeel in het onderkaakbeen met voordeel worden aangewend.

De kenmerken van deze hulpstukken en in 20 het algemeen van enkele varianten van het stelsel volgens de uitvinding worden hierna gegeven in een beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding welke beschrijving verwijst naar een tekening waarin fig, 1 een perspektivisch aanzicht is van 25 een samenstel volgens een eerste uitvoeringsvoorbeeld; fig. 2 een bovenaanzicht is van een basisplaat die tot een samenstel volgens de uitvinding behoort; fig. 3 een bovenaanzicht is van een an- 30 dere basisplaat; fig. 4 een zijaanzicht is van de basisplaat volgens fig. 2; fig. 5a én 5b een bovenaanzicht, respek-tievelijk een zijaanzicht tonen van een boor- en tapmal in 35 het stelsel volgens de uitvinding; ♦ ► - 4 - fig. 6 een dwarsdoorsnede is van de boor- en tapmal volgens fig. 5a/b; fig. 7 een andere dwarsdoorsnede is van de boor- en tapmal volgens fig. 5a/b; 5 fig. 8 een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, is van een richttoestel volgens de uitvinding; fig. 9 een pijler toont in het samenstel volgens fig. 1; fig. 10 een voorkeursuitvoering toont 10 van het steg- of brugonderdeel in het samenstel volgens de uitvinding; en fig. 11 een dwarsdoorsnede laat zien van een voorkeursuitvoering van een lijnstuk in het steg- of brugonderdeel.

15 Fig. 1 toont in een van een fotografie afgeleide tekening een aanzicht van het samenstel volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvoorbeeld met de basisplaat 1, vier pijlerschroeven 2, 3, 4 en 5 en zeven kortikalis-schroeven 6 tot en met 12, en het geassembleerde steg- of 20 brugonderdeel 13 zoals het samenstel er zou uitzien na mon tage in de onderkaak. De tekening is iets groter dan ware grootte.

De basisplaat is in een uitvoering voor volwassen mannen in vlakke projektie op ongeveer twee maal 25 ware grootte getekent in fig. 2. De vier plaatsen waar een pijler bevestiging vindt, zijn gecentreerd op de hartlijn van de reep 20 van de goudlegering 18-5 die de basisplaat vormt. Tussen de uiterste plaatsen voor een pijler vormt de hartlijn een boog over een koorde a van 34 mm met een 30 pijl b van 8 mm. Ter bevestiging van de pijlers zijn op de bevestigingsplaatsen slobgaten 21 tot en met 24 aangebracht waarvan de langsrichting wijst naar het middelpunt van de genoemde boog. De slobgaten 21 tot en met 24 dienen voor het doorlaten van een schroef ter bevestiging van de pijler 35 aan de basisplaat. Rondom de gaten is een afschuining in het 3204659 .-5- ΐ materiaal van de basisplaat 20 aangebracht om een in voorkomend geval scheve stand van de pijler ten opzichte van de basisplaat te verwerken met een bij de afschuining passende schroefkop.

5 Verder zijn in de basisplaat ronde gaten 25 tot en met 31 aanwezig voor het doorlaten van een korti-kalisschroef ter bevestiging van de basisplaat op de onderkant van het onderkaakbeen, direkt achter de kin (kortikalis verwijst naar de harde schil van het onderkaakbeen dat een 10 sponsachtige kern heeft). Ook van deze gaten zijn de randen afgeschuind zodat de schroefkop althans enigszins kan verzinken in het lichaam van de basisplaat. Deze ronde gaten, zeven in getal, liggen aan weerszijden van de pijlerbeves-tigingsgaten 21 tot en met 24. De gaten 27, 28 en 29 zijn 15 gecentreerd op de beschreven boog. De gaten 25, 26 en 30, 31 zijn respektievelijk aangebracht op een vleugeldeel van de basisplaat waarvan de hartlijn raakt aan de boog.

Fig. 3 toont de basisplaat 35 in de uitvoering voor volwassen vrouwen. De inrichting is analoog aan 20 die van de in fig. 2 getoonde basisplaat 20 met dien ver stande dat hier de pijl c van de boog over de koorde a de lengte van 10 mm heeft.

Fig. 4 toont de basisplaat volgens fig.

2 in een projektie loodrecht op de projektie in fig. 2. Het 25 vlak van de basisplaat 20 is in een symmetrische vorm ge bogen die past bij de vorm van de onderkant van het onderkaakbeen. Juist door deze gebogen vorm zullen de pijlers ten opzichte van de basisplaat altijd enigszins scheef staan. De in fig. 4 aangegeven vorm is een standaardvorm die voor 30 alle volwassen mannen dezelfde is. Ook voor vrouwen is de vorm van de basisplaat een standaardvorm.

Fig. 5a en 5b tonen respektievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht tegen de bolle kant van een boor- en tapmal 40 die een hulpmiddel is bij het in de in het 35 onderkaakbeen aanbrengen van een samenstel van de basisplaat, 8204659 é · - 6 - de pijlers en de kortikalisschroeven. Door de in de boor- en tapmal 40 aangebrachte openingen die korresponderen met de gaten in de basisplaat, worden in het onderkaakbeen van onderaf gaten geboord en getapt voor de kortikalisschroeven. Hier-5 toe is de mal 40 voorzien van doorlopende gaten 41 tot en met 47 die rechtstandig zijn vanuit het platte ingangsvlak 48 van het lichaam van de mal 40. Het uitgangsvlak 49 van de mal 40 is gevormd als een replika van de tegen het onderkaakbeen te plaatsen zijde van de basisplaat 20. Dit betekent 10 dat twee mallen nodig zijn, een voor mannen en een voor vrou wen. De gaten 41 tot en met 47 voor het voorbereiden van de plaatsing van de kortikalisschroeven hebben een diameter die overeenstemt met die van de tap. Voor de geleiding van een boor kunnen in de tap geleidingsgaten 41 tot en met 47 vul-15 stukken 50 worden gestoken. Een dergelijk vulstuk 50 is ge tekend in fig. 7 die een doorsnede toont volgens VII-VII in fig. 5a. De binnendiameter van het vulstuk 50 stemt overeen met de buitendiameter van de te gebruiken boor. Het gat in het vulstuk 50, de eigenlijke boormal, heeft bijvoorbeeld 20 een diameter van 2 mm en het gat 46 in het lichaam van de boor- en tapmal 40 een diameter van 3 mm, hetgeen geschikte maten zijn voor kern en draad van kortikalisschroeven.

Het aanbrengen van de doorlopende gaten in het onderkaakbeen voor de pijlers kan onder een scheve 25 hoek plaatsvinden met het ingangsvlak 48 van de mal 40. Daar toe verschaft de mal 40 geleidingsvlakken voor een richt-toestel dat hierna wordt beschreven. De dienovereenkomstige gaten in de mal hebben een langwerpige doorsnede en hun asrichting staat scheef op het ingangsvlak. Dit laatste is voor-30 gesteld in de doorsnede van de mal, centraal door het gat 51, die is getekend in fig. 6. In deze doorsnede heeft het lichaam van de mal 40 een verdiept bovenvlak 52 dat een deel is van een cilindervlak. De verdieping ligt tussen twee evenwijdige geleidingsvlakken 53 en 54. Deze geleidingsvlakken 35 zijn gericht volgens de lengteas van de langwerpige doorsnede 3204659

,.·-::ι ·-.' '-·. -·'· ’TÏ’J

ί·' - 7 - van dè gaten, zoals het gat 51, in de mal 40.

Fig. 8 toont het richttoestel 60 met als contra-orgaan van een bovenvlak als het bovenvlak 52 het holle steunvlak 61 dat dus past op de verdiepte boven-5 vlakken in de mal 40. Het steunvlak 61 is het werkvlak van het aambeeld 62 van het als een schuifmaat tweedelig uit-gèvoerde richttoestel 60. Zijdelings past het aambeeld 62 in de verdiepingen in de mal 40 tussen bijvoorbeeld de ge-leidingsvlakken 53 en 54 waardoor het richttoestel alleen 10 draaibaar is om een langsas van de mal 40, dat wil zeggen een as evenwijdig aan de raaklijn aan de boog volgens welke de mal 40 is gevormd, en wel in het midden van een gat, zoals 51. Het aambeeld 62 is daartoe voorzien van vlakke wangen die het cilindervormige werkvlak 61 loodrecht snijden. Te-15 genover het aambeeld 62 staat in het richttoestel 60 een stift 63 die schuifbaar is in een met het aambeeld 62 vast verbonden bus 64. Zowel het aambeeld 62 als de stift 63 zijn voorzien van een doorlopend gat 65, respektievelijk 66, welke doorlopende gaten in eikaars verlengde liggen en een 20 diameter hebben die overeenkomt met de buitendiameter van de trap voor een als een schroef uitgevoerde pijler.

Om het doorlopende gat 65 in het aambeeld 62 geschikt te maken voor een boor, kan daarin een pasbus 67 worden gestoken die op voordelige wijze deel kan uitmaken 25 van een revolverkop 68 met als tweede kaliber een doorlopend gat 69 met de diameter van het doorlopende gat 65, dus met de buitendiameter van de tap.

In de stift 63 bevindt zich een onder tegendruk van een veer 73 verplaatsbare pasbus 70 met dezelfde 30 binnendiameter als de pasbus 67 in het aambeeld 62.

Op de stift 63 is een schaalverdeling 71 ’aangebracht die het richttoestel geschikt maakt om te dienen als schuifmaat voor het opmeten van de hoogte van het onder-kaakbeen. Deze hoogtemaat is van belang voor de te kiezen 35 lengte van de pijlers die uiteindelijk worden geplaatst in 8204659 * » - 8 - met behulp van het richttoestel door het onderkaakbeen geboorde en van schroefdraad voorziene gaten. De stift 63 is in de bus 64 verplaatsbaar met behulp van een instelmecha-niek 72.

5 Fig. 9 toont in uiteengenomen toestand een uitvoeringsvoorbeeld van een pijler 80 zoals die in samengestelde vorm is getekend in fig. 1. In de schacht van een pijlerschroef 81 met buitenschroefdraad 82 is in de met de basisplaat 1 (fig. 1) te verbinden voet een gat met 10 binnenschroefdraad voor een verbindingsschroef 84 aange bracht. Het kopeind van de schacht van de pijlerschroef 81 is een schroefeind 85 met in het kopvlak een gat 86 met binnenschroef draad waarin een sluitschroef 87 past. De lengte van het schroefeind 85 is voldoende om daarop een kraagstuk 15 te zetten dat bestaat uit twee delen 88, 89 die achtereen volgens op het kopeind van de pijler worden geplaatst, waarbij het eerst te plaatsen deel is voorzien van binnenschroefdraad die past op de buitenschroefdraad op het kopeind van de pijler, waarbij de sluitschroef 87 het als tweede te 20 plaatsen deel van het kraagstuk op het kopeind kan beves tigen.

Het als tweede te plaatsen bovendeel 89 van het kraagstuk is een element van het steg- of brugonder-deel 13 (fig. 1). Aan het bovendeel 89 worden een of twee 25 steggen gesoldeerd nadat daarvan de maat is bepaald in situ.

Het onderste deel 88 van het kraagstuk is uitgevoerd met een konisch bovenvlak en een binnenschroef-draad die past op het schroefeind 85. Het bovendeel 89 van het kraagstuk is uitgevoerd met een door een op het 30 konische bovenvlak van het onderste deel 88 passende holte,

Op deze wijze kan het bovendeel tijdelijk, namelijk voor het construeren van het steg- of brugonderdeel na het nemen van de maat, achterwege blijven zonder dat de respektieve-lijke schroefeinden evenveel hinderlijke opstakels vormen 35 in de mondholte waarin zij uitsteken. Het tot het kopvlak van 8204659 % t · - 9 - het schroefeind reikende lichaam van het onderste deel van het kraagstuk verhindert dat.

In fig. 3 is een voorkeursuitvoering van het steg- of brugonderdeel getekend. In deze uitvoering kan 5 het steg- of brugonderdeel direkt op de pijlers worden ge monteerd. De einden van de lijnstukken 91, 92, 93 vallen in sleuven in het onderste deel van het kraagstuk en zijn daarin opgesloten door het bovendeel 94, 95, 96, 97 van het kraagstuk. Tenslotte is het kraagstuk gesloten met een sluit-10 schroef 98, 99, 100, 101.

De steggen of lijnstukken 91, 92, 93, 94 hebben in doorsnede bij voorkeur een druppelvorm en worden op maat geknipt en geplaatst in een tempo met de operatie waarbij de pijlers en de basisplaat worden geplaatst. De lijn-15 stukken zijn aangrijpingsorganen voor grijporganen in de ondergebitprothese.

De pijlers zijn zolang dat het steg- of brugonderdeel in de mondholte vrij ligt om daarop een ondergebitprothese te kunnen klemmen. De druppelvorm van de lood-20 rechte doorsnede van de lijnstukken (fig. 11) is juist ge kozen met het oog op deze klemming.

Een variant van de voorkeursuitvoering is het voorzien van de einden van de lijnstukken met verwijdingen die kunnen vallen in overeenkomstige verruimingen 25 aan het eind van de inkepingen in het onderste deel van het kraagstuk.

Bij voorkeur zijn alle onderdelen van steunstelsel vervaardigd van goud 18-5, dat is 18 karaats goud, gelegeerd met 5% platina. Deze legering is compatibel 30 met de lichaamsweefsel en -vloeistoffen en heeft de verlangde eigenschappen op het punt van bewerkbaarheid en sterkte.

Het steunstelsel volgens de uitvinding laat een hoge mate van standaardisatie toe. De voor het aanbrengen van de onderdelen van het stelsel in het onder 35 kaakbeen benodigde tijd kan bijgevolg beperkt blijven. Dit is * · 8204659 - 10 - van groot belang omdat het hier gaat om een niet onbeduidende chirurgische ingreep. De enige onderdelen die in verschillende lengtematen voorhanden moeten zijn, zijn de pijlerschroe-ven en de lange kortikalisschroeven die tussen de pijler-5 schroeven kunnen worden geplaatst.

8204659

Claims (15)

1. Stelsel voor het steunen van een ondergebitprothese op een onderkaak, gekenmerkt door een basisplaat die een gebogen reep is 5 van metaal met een centraal gedeelte waarvan de hartlijn in vlakke projectie een boog is over een koorde vein 34 mm en . met een pijl die 6 mm of 10 mm bedraagt; een steg- of brugonderdeel met aan-grijpingsorganen voor koppelorganen in een ondergebitprothese; 10 een stel pijlers die staande op het centrale gedeelte van de basisplaat het steg- of brugonderdeel dragen; een stegbevestigingsorgaan voor elk van de pijlers; en 15 een stel coit icalisschroeven waarmee de basisplaat tegen het ondervlak van de onderkaak kan worden bevestigd op plaatsen aan weerszijden van de pijlers.

2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stel pijlers bestaat uit vier pijlers 20 die zijn voorzien van uitwendige schroefdraad voor bevestiging van de pijler in het bot van de onderkaak, van inwendige schroefdraad in de voet voor een schroefverbinding met de basisplaat en van uitwendige schroefdraad op het kopeind voor het stegbevestigingsorgaan.

3. Stelsel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het stegbevestigingsorgaan omvat een kraagstuk uit twee delen die achtereenvolgens op het kopeind van de pijler worden geplaatst, waarbij het eerst te plaatsen deel is voorzien van binnenschroefdraad die past op de buiten-30 schroefdraad op het kopeind van de pijler, en een sluit- schroef die het als tweede te plaatsen deel van het kraagstuk op het kopeind kan bevestigen.

4. Stelsel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het als tweede te plaatsen deel van het 35 kraagstuk bij montage deel uitmaakt van het steg- of brugonder- 8204659 * deel dat door solderen of lassen is samengesteld uit vier van dé bedoelde kraagstukdelen en drie verbindende lijnstukken die de aangrijpingsorganen vormen.

5. Stelsel volgens conclusie 3, 5 met het kenmerk, dat het als eerste te plaatsen deel van het kraagstuk al naar zijn positie in het steg- of brugonderdeel één of twee inkepingen heeft in zijn bovenvlak die elk dienen voor het opnemen van een vrij eind van een lijnstuk dat een aangrijpingsorgaan vormt, waarbij het als tweede te plaatsen 10 deel dient als opsluitorgaan van het lijnstuk of van de twee lijnstukken in de inkeping of inkepingen.

6. Stelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat in het als tweede te plaatsen deel van het kraagstuk inkepingen zijn aangebracht die aansluiten aan 15 de in het als eerste te plaatsen deel aanwezige inkepingen.

7. Stelsel volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de inkepingen binnenwaarts zijn uitgestulpt om een dienovereenkomstige verwijding van het eind van het lijnstuk te kunnen omvatten.

8. Stelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het als tweede te plaatsen deel van het kraagstuk is voorzien van binnenschroefdraad die op de buitenschroefdraad van het kopeind van een pijler past en zo de sluitschroef vormt.

9. Stelsel volgens één van de conclu sies 1 tot en met 8, met het kenmerk, dat de lijnstukken in loodrechte doorsnede een druppelvorm hebben voor samenwerking met een veerklem, waarbij de veerklem is bevestigd in het lichaam van een ondergebitprothese.

10. Stelsel volgens één van de conclusies 1 tot en met 9, met het kenmerk, dat de onderdelen zijn vervaardigd van goud 18-5 (18 karaats goud, gelegeerd met 5 % platina).

11. Stelsel volgens één van de voor- 35 afgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hulpstukken bij 8204659 * t het monteren van de basisplaat en de pijlers in een onderkaak omvatten een boor- en tapmal en een richttoestel die op elkaar zijn afgestemd, waarbij de boor- en tapmal éénzijdig een replica van de naar het aansluitvlak met de onderkaak ge-5 richte zijde van de basisplaat is, de boor- en tapmal in de richting van zijn hoogte is voorzien van doorlopende gaten voor het geleiden van een tap bij het tappen van draad in voorgeboorde gaten in de onderkaak conform de plaatsen van de cörticalis-schroeven op de basisplaat en van geleidingsvlak-10 ken aan weerszijden van een doorlopend gat conform de plaat sen van de pijlers op de basisplaat en een orgaan om in samenwerking met een contra-orgaan van het richttoestel verdraaiing van het richttoestel om een langsas van de boor- en tapmal toe te laten, waarbij verder holle inzetstukken aanwezig zijn 15 voor geleiding van een boormal in de tapgeleidingsgaten en waarbij het richttoestel nog is voorzien van wangen die bij juiste plaatsing het richttoestel zijdelings passend tussen de geleidingsvlakken in de boor- en tapmal houden boven het doorlopende gat, en waarbij de doorlopende -gaten tussen de 20 geleidingsvlakken voor het richttoestel een langwerpige dwars doorsnede hebben met de lengterichting overeenkomstig de zwaai van het richttoestel.

12. Stelsel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het richttoestel omvat een boormal en 25 een tapmal die in een revolverkop zijn samengebracht, welke revolverkop lineair verplaatsbaar is opgenomen in een beugel met een instelbare wijdte tegenover een boorgeleider.

13. Stelsel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de boorgeleider een bus is die tegen 30 de veerdruk in een huis op een eind van de beugel verplaats baar is en die een buitendiameter heeft die met de tapbuiten-diameter overeenstemt.

14. Stelsel volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat op de beugel een schaal is aangebracht 35 voor aflezing van de wijdte vein de beugel tussen de revolver- 8204659 kop en het huis van de boorgeleider.

15. Stelsel volgens conclusie 12, 13 of 14, met het kenmerk, dat het contra-orgaan van het richt-toestel is aangebracht aan de arm van de beugel die de steun-5 arm van de revolverkop is. 8204859