NL8204615A - Werkwijze en koelinrichting voor het koelen van walsen van een walserij voor metaalband. - Google Patents

Description

'#· v—:·· HO 499

WERKWIJZE EN KOELINRICHTING VOOR HET KOELEN VAN WALSEN VAN EEN WALSERIJ VOOR METAALBAND

Door aanvraagster worden als uitvinders genoemd: H.R. Stieltjes te Castricum 5 S.J. Klasema te Heiloo F.J. der Weduwe te Castricum

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het onder toepassing van walskoeling walsen van metaalband met verbeterde vlakheid, waarbij nabij tenminste het laaste walstuig voor 10 meerdere breedtesecties van de metaalband, een voor de bandvlak-heid in ieder van die breedtesecties representatief signaal wordt opgenomen, en waarbij deze signalen worden gebruikt voor de regeling van de koeling van de werkwalsen en/of de steunwalsen per breedtesectie. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een 15 koelinrichting t.b.v. het uitvoeren van deze werkwijze voor het koelen van de waJsen van een bandwalserij, welke is voorzien van in langsrichting geplaatste sproeiorganen.

Bijvoorbeeld uit het Britse octrooischrift 1.160.112 is een inrichting bekend voor het opnemen van een voor de bandvlakheid 20 per breedtesectie representatief signaal, welk signaal gebruikt kan worden voor het regelen van instelgrootheden van een bandwalserij , teneinde de vlakheid van het gewalste metaalband te verbeteren.

Ook andere inrichtingen, dan de in genoemd octrooischrift beschrevene, zijn voor dit doel bekend.

25 Eerder is voorgesteld om dit opgenomen signaal te gebruiken voor de regeling van de koeling van werkwalsen en/of steunwalsen per breedtesectie, waardoor plaatselijk de walsdiameter zodanig kan worden beïnvloed dat hierdoor een verbeterde bandvlakheid wordt verkregen. Bij de eerder voorgestelde constructie zijn 30 daartoe de sproeiorganen per wals in één enkele rij opgesteld, waarbij elk sproeiorgaan is voorzien van een regelklep, welke in afhankelijkheid van de opgenomen signalen de toevoer van koel— \ 820 4 6 1 5 2 HO 499 vloeistof naar de sproeiorganen opent of afsluit.

Gebleken is dat met name bij de toepassing van deze bekende werkwijze op het walsen van staalbanden hiermee moeilijkheden kunnen ontstaan. Deze bezwaren vinden hun oorzaak in het feit dat bij het 5 afschakelen van de vloeistoftoevoer de temperatuur van de wals plaatselijk te hoog kan oplopen. Verder is gebleken dat op deze wijze een te • grove regeling kan worden verkregen.

De uitvinding bestaat nu daaruit dat bij de bekendgestelde werkwijze iedere gekoelde wals wordt gekoeld d.m.v. twee groepen, in 10 langsrichting van de wals opgestelde, rijen, naar de wals gerichte sproeiorganen, waarbij de sproeiorganen uit de eerste groep rijen en in secties verdeeld een instelbare hoeveelheid koelvloeistof sproeien, en die uit de volgende groep rijen een hoeveelheid koelvloeistof sproeien die per breedtesectie geregeld wordt in afhankelijkheid 15 van het voor die sectie gemeten signaal. Voor een nauwkeurige regeling dient elke breedtesectie klein te zijn. Op deze wijze is een basis-koeling van de wals gegarandeerd, terwijl vlakheidsregeling kan worden verkregen met een aparte serie regelbare sproeiorganen. Daartoe wordt bij de gebruikte inrichting volgens de uitvinding de eerste 20 groep rijen sproeiorganen per sectie instelbaar aangesloten op toe-voerleidingen voor koelvloeistof, terwijl de sproeiorganen van de volgende groep rijen elk via een regelklep op een toevoerleiding voor koelvloeistof zijn aangesloten, waarbij de regelklep is aangesloten op de signaalgever.

25 Uiteraard is het denkbaar om de regeling van de koelvloei stof t.b.v. de volgende groep rijen sproeiorganen uit te voeren met een type regelklep welk een continu regelbereik bezit. Gebleken is echter dat voor de praktijk een constructie voldoet waarmee de regeling van de hoeveelheid koelvloeistof voor de sproeiers van de 30 volgende groep rijen d.m.v. een aan/uit-regeling geschiedt.

Ongewenst hoge walstemperaturen en een voldoend ruim en gevoelig regelbereik blijken afhankelijk te zijn van de verdeling van de koelvloeistof over de meerdere rijen sproeiorganen.

Een toepassing van de uitvinding wordt nader geïllustreerd 35 aan de hand van een figuur. In deze figuur is een koelinrichting afgebeeld welke tegenover één van de werkwalsen van het laatste wals-tuig van een koudbandwalserij is opgesteld. Het betreft hier een

O

\ 8204615 jsp·"· » ______ 3 HO 499 koudbandwalserij voor de vervaardiging van staalblik bestemd voor verpakkingsdoèleinden, d.w.z. materiaal met een dikte in de orde van grootte van 0,15 - 0,70 mm dikte.

Tegenover de andere werkwals, van dit walstuig zijn soort-5 gelijke koelinrichtingen opgesteld.

In de fig. is niet afgebeeld de plaatsing van een orgaan voor het afgeven van een voor de bandvlakheid representatief signaal, noch het regelsysteem hetwelk dient voor de omzetting van dit signaal in commando's voor de koelinrichting. In principe 10 kunnen deze signaalopnemer en het signaal-verwerkingssysteem overeen komen met het beschrevene in het Britse octrooischrift no. 1.160.112. Van een kwarto walstuig is de onderste werkwals met verwijzingseijfer 1 schematisch aangegeven. De streeplijn 2 geeft de nominale baan van het walsgoed aan ten opzichte van de walsrollen.

15 Een spatscherm is met verwijzingseijfer 3 aangegeven. Twee sproeiers 4 en een sproeier 5 zijn naar werkwals 1 gericht. Zij vormen elk één exemplaar van een rij parallel met de as van werkwals 1 over de gehele breedte van deze werkwals opgestelde sproeiers. Door de sproeiers wordt water of een andere koelvloeistof versproeid, 20 waardoor werkwals 1 ter plaatse van een door de sproeiers bestreken breedtesectie wordt gekoeld. Andere breedtesecties worden door andere sproeierparen uit de rijen sproeiers bestreken en gekoeld.

De mate waarin gekoeld wordt is niet slechts bepalend voor de temperatuur per breedtesectie van wals 1, doch ook van de diame-25 ter ter plaatse. Bij een gekozen walsinstelling betekent dit dat d.m.v. de walskoeling de dikte van het walsgoed per breedtebaan kan worden beïnvloed. Met circa 43 sproeiers 4 en 21 sproeiers 5 is zodoende een gevoelige beïnvloeding van het vormverloop van het walsgoed over de breedte bereikbaar.

30 De sproeiercombinaties 4 en 5 zijn op een kastconstructie gemonteerd, welke zelf op een aantal toevoerleidingen 6, 6A en 6B voor koelwater is aangesloten. De diverse toevoerleidingen 6, 6A en 6B zijn aangesloten op kamers 8, 9 en 7 binnen de verdeelkast.

Met de sproeiers 4 wordt per sectie een instelbare basishoeveelheid 35 koelwater op walsrol 1 gesproeid, waardoor ook zonder sproeiwater afkomstig uit sproeiers 5 deze walsrol 1 niet boven een bepaalde

Q

I 8204615 - J

4 HO 499 grenswaarde kan uitkomen. De hoeveelheid koelwater die zo via sproeiers 4 op de walsrol 1 wordt gesproeid is afhankelijk van de walsomstandigheden en de gewenste hoogste temperatuur voor de walsrol.

5 Via leiding 6 wordt een hoeveelheid koelvloeistof naar kamer 8 gevoerd, vanwaar het per sproeier door een opening 10 naar een pneumatische regelklep 11 wordt geleid. Deze regelklep 11 is van het pneumatisch bediende aan/uit type, waardoor per breedte-sectie sproeier 5 al of niet een vaste hoeveelheid water uit een 10 kamer 8 toegevoerd krijgt.

De pneumatische regelklep 11 wordt bekrachtigd met perslucht via een stuurluchtleiding 12. Pneumatische regelkleppen zijn op zichzelf van bekende constructies en zijn algemeen in de handel verkrijgbaar. Een nadere beschrijving van klep 11 is daarom achter-15 wege gelaten. De stuurlucht wordt vanuit een voorraadkamer (niet getekend) via leiding 14 aan een magneetklep 13 toegevoerd. Vandaar wordt de stuurlucht via leiding 12 naar de regelklep 11 geleid.

Magneetklep 13, van een overigens ook in de handel algemeen bekend type, wordt bekrachtigd door een elektrisch signaal 15, 20 hetwelk na verwerking afkomstig is van een signaalopnemer van het in Brits octrooischrift no. 1.162.112 beschreven type.

Het zal duidelijk zijn dat al naar gelang het type metaal-band dat gewalst wordt, en de geconstateerde onregelmatigheden in de vlakheid daarvan, de uitvoering van de koelinrichting 25 kan worden aangepast. Bijv. kan hierdoor het aantal sproeiers 4 en 5, resp. de breedte van de breedtesecties worden gevarieerd.

Eventueel kan ook het aantal sproeiers 5 afwijkend worden gekozen van het aantal sproeiers 4.

Deze en dergelijke variaties zijn allen binnen het bereik van 30 de vakman en worden geacht binnen de omvang van de uitvinding te vallen.

O

\ 8204615 /5

Claims (4)

5 HO 499

1. Werkwijze voor het onder toepassing van walskoeling van walsen ^ van metaalband met verbeterde vlakheid, waarbij nabij tenminste het laatste walstuig voor meerdere breedtesecties van de metaalband, een voor de bandvlakheid in ieder van die breedtesecties representatief signaal wordt opgenomen, en waarbij deze signalen . worden gebruikt voor de regeling van de koeling van de werk-walsen en/of de steunwalsen per breedtesectie, met het kenmerk, dat iedere gekoelde wals wordt gekoeld door middel van twee groepen, in langsrichting van de wals opgestelde, rijen, naar de wals gerichte, sproeiorganen, waarbij de sproeiorganen uit de eerste groep rijen in secties verdeeld een instelbare hoeveelheid koelvloeistof sproeien, en die uit de volgende groep rijen een hoeveelheid koelvloeistof sproeien die per breedtesectie geregeld wordt in afhankelijkheid van het voor die sectie gemeten signaal.

2. Werkwijze volgens conlcusie 1, met het kenmerk, dat de regeling van de hoeveelheid koelvloeistof voor de sproeiers van de volgende groep rijen een aan/uit regeling is. ~

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat per breedtesectie een regelbare hoeveelheid koelvloeistof als basiskoeling door de eerste rij sproeiorganen kan worden ingesteld.

4. Koelinrichting voor het koelen van walsen van een bandwalserij voor metaalband, ten behoeve van de beheersing van de vlakheid van de metaalband, en welke is voorzien van in langsrichting geplaatste sproeiorganen, met het kenmerk, dat de sproeiorganen in twee groepen rijen zijn opgesteld, waarbij de sproeiorganen van de eerste groep rijen per sectie instelbaar zijn aangesloten op toevoerlei-dingen voor koelvloeistof, en de sproeiorganen van de volgende groep rijen elk via een regelklep op een toevoerleiding voor koelvloeistof zijn aangesloten, en waarbij de regelklep is aangesloten op een signaalgever. O j 8204615