NL8203770A - Opblaasinrichting. - Google Patents

Description

*

Opblaasinrichting» : In de laatste jaren heeft de olie-industrie een aantal semi-onderdompelbare booreilanden toegepast in ge-bieden waar drijvende ijsbergen voorkomen. Deze ijsbergen wor-den opgaspoord door radar en de werkzaamheden vereisen dat een 5 booreiland vrij van zijn afmeersysteem gemaakt wordt en van de boorplaats afgevoerd wordt wanneer een ijsberg nadert binnen een bepaalde afstand. Om de boortijd maximaal te maken, is het gewenst om een snelle, bij voorkeur ogenblikkelijke methode te ontwikkelen om booreilanden vrij te maken van hun afmeersyste-10 men. Zulk een onmiddellijke ontkoppelmethode omvat het toepas- sen van lineairvormige patronen in een toestel om explosief de ankerkettingen van het booreiland te breken. Zulk een toestel en werkvijze zijn beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 11+8.257· In het kort wordt de snij-inrichting met gevormde 15 springladingen, welke elektrisch worden ontstoken vanaf de boor- tor envloer, geklemd aan elk van de ankerkett ingen van het booreiland. Tervijl het mogelijk is om deze toestellen aan te brengen op de ankerkettingen op een afstand van de boortoren om afwezigheid van beschadigen wan huidplaten te verzekeren, 20 vereist dit aanbrengen door een duiker, of anders, langdurig onderdcanpelen van de springladingen met daardoor verminderen van de betrouwbaarheid bij het ontsteken van de ladingen. Het is daarom gewenst om de springladingen boven de draadleiders van de boortoren te plaatsen, welke opstelling waarborgt een snel 25 verdelen van de ladingen, maximale betrouwbaarheid van het ont steken van de springladingen en minimale waarschijnlijkheid van door elkaar raken van de kettingen in de draadleiders na door-breken. Deze opstelling plaatst echter de springladingen onder water zeer dichtbij de poten van de boortoren, waardoor de be-30 kleding van de poten wordt blootgesteld aan de vernietigende krachten veroorzaakt door de explosie van de ladingen. Aange-zien de constructieve samenhang van de poten van de boortoren noodzakelijk is om het drijfvermogen van de boortoren te hand- 8203770 « i - 2 - haven, is een middel voor het verzwakken van de effecten van de schokgolf en gashellen van de explosie onder water noodza-kelijk.

De uitgevonden ophlaasverzwakker omvat een 5 dubhelwandige constructie met een inwendige cilindervormige om hulling omgeven door een in hoofdzaak concentrische, cilindervormige uitwendige omhulling, waarbij een luchtruimte hiertus-sen aanwezig is. De verzwakker is opgesteld rondom het toestel met gevormde springladingen op de ankerketting boven de draad-10 leider en dichtbij een kolom of poot van een boortoren. Bij ontsteken van de lading vervormt de resulterende explosie plas-tisch de binnenomhulling en wordt beperkt door de uitwendige omhulling, waarbij de luchtruimte de overdracht tegengaat van de explosieve schokgolf naar de uitwendige omhulling en in 15 hoofdzaak vrij plastische expansie van de inwendige omhulling mogelijk maakt. De golvende gasbellen gevormd door de gasvormige ontploffingsprodukten onder hoge druk en afkomstig van de lading worden ook gehouden binnen de uitwendige omhulling en opnieuw gericht in een richting welke in hoofdzaak evenwijdig is aan de 20 kolom van de boortoren. Terwijl de uitgevonden ontploffingsver- zwakker geconstrueerd zou kunnen worden uit twee continue cilin-ders, die aan elk einde afgedicht zijn door ringvormige platen, omvat terwille van het gemak van installeren de hierna te beschrijven ontploffingsverzwakker twee half cilindervormige 25 stelsels welke scharnierend met elkaar verbonden zijn, waarbij de stelsels als een schelp rondom de ketting en het explosieve snijtoestel worden gesloten en aan elkaar worden gehecht tegen-over de plaats van het scharnier. Het scharnier en de beves-tigingsmiddelen zijn ontworpen voor gelijke sterkte ten opzieh-30 te van de hoepelsterkte van de uitwendige omhulling van de ont ploffingsverzwakker .

De uitgevonden ontploffingsverzwakker zal nader worden beschreven in de volgende beschrijving van voorkeurs-uitvoeringsvormen die aangegeven zijn in de tekening.

35 Figuur 1 is een bovenaanzicht van een eerste 8203770 i *- - 3 - uitvoeringsvorm van de uitgevonden ontploffingsverzwakker.

Figuur 2 is een doorsnede langs de lijn A-A

van figuur 1.

Figaur 3 is een zijaanzicht van het schar-5 nierstelsel van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1.

Figuur k is een zijaanzicht van het beves-tigingsstelsel van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1.

Figuur 5 is een schematische langsdoorsnede van de ontploffingsverzwakker volgens figuur 1 aangebracht op TO een boortoren buitengaats.

Figuur 6 is een bovenaanzicht van een tweede voorkeursuitvoering van de uitvinding.

Figuur 7 is een doorsnede langs de lijn B-B

van figuur 6.

. 15 Figuur 8 is een schematische langsdoorsnede van de ontploffingsverzwakker volgens figuur 6 en opgehangen aan de ankerketting van een boortoren buitengaats.

Beschrijving van een eerste uitvoeringsvorm.

In de figuren 1 en 2 omvat de ontploffings-20 verz-wakker 10 twee halve, recht-cirkelvormige, cilindervormige stelsels 12 en 12'. Het stelsel 12 omvat een inwendige omhul-ling 1k en een concentrische uitvendige omhulling 16, waarbij de omhullingen 1U en 16 bij hun naburige zijdelingse einden met elkaar verbonden zijn door zijplaten 18 en 20 en aan hun nabu-25 rige axiale uiteinden door top en onderplaten 22 en 2b. Zijde lingse plaatsteunen 19 zijn toegepast om de verbinding van de zijplaten 18 en de inwendige omhulling 1¾ te versterken, ter-wijl zijdelingse plaatsteunen 21 zijn toegepast bij de verbinding van de zijplaten 20 hiermee. Op soortgelijke wijze omvat 30 het stelsel 12' een inwendige omhulling 1b’ en een uitwendige

omhulling161 die aan hun zijdelingse naburige einden aan elkaar zijn geheeht door zijplaten 18' en 20’ en aan hun naburige axiale uiteinden door top en bodemplaten 22' en 2b'. Zijdelingse plaatsteunen 19' en 21' zijn toegepast om de verbinding 35 tussen de zijplaten 18' en 20' met de inwendige omhulling 1V

8203770 ·* *· -k - te versterken. Alle onderdelen van de stelsels 12 en 12' zijn bij voorkeur van staal en zijn aan elkaar gehecht door lassen om luchtdichte kamers 26 en 26’ te vormen. De stelsels 12 en 12’ begrenzen de boring 28.

5 Aan 66n zijde van de ontploffingsverzwakker 10 zijn de stelsels 12 en 12' met elkaar verbonden door een schamierstelsel 30 welke in detail is aangegeven in figuur 3.

Het schamierstelsel 30 bestaat uit een aantal scharnierblokken 32 en 32f die zijn gesteund met scharniersteunplaten 3^ en 3V , 10 die om en om gelast zijn op de uitwendige omhulling 16 en de uit wendige omhulling 16*. Een stalen staaf 36 met schroefdraad aan beide einden is gestoken door de in elkaars verlengde gele-gen boringen van de scharnierblokken 32 en 32', vaarna moeren 38 en 38' hierop geschroefd zijn. Als gevolg van de aanwezig-15 h.eid van het schamierstelsel 30 kunnen de stelsels 12 en 12' worden geopend en gesloten als een schelp.

Aan de tegenovergestelde zijde van de ont-ploffingsverzwakker 10 ten opzichte van het schamierstelsel 30 omvat het vastzetstelsel k0 naburige flenzen k2 en k2' welke 20 gelast zijn aan de uitwendige omhullingen 16 en 16' en gesteund zijn door flensvormige plaatsteunen kb en hk' welke gelast zijn aan hun betrokken flenzen k2 en k2' en uitwendige omhullingen 16 en 16’. Tussen elk stelsel van flensvormige plaatsteunen zijn bouten k6 met zeshoekige koppen gestoken door gaten in de 25 flenzen k2 en h2' en moeren U8 zijn hierop geschroefd en aange- draaid nadat de ontploffingsverzwakker 10 rondom een ankerketting is aangebracht.

In figuur 5 is de ontploffingsverzwakker 10 schematisch aangegeven als aangebracht bij een buitengaatse boor-30 toren. De ontploffingsverzwakker 10 is bevestigd aan de kegel- vormige monding βθ van een draadleider 62. De niet getekende bevestigingsmiddelen kunnen bestaan uit bouten voor het samen-schroeven van flenzen op de ontploffingsverzwakker 10 en de kegelvormige monding 60, klemmechanismen of andere bekende be-35 vestigingsmiddelen. De spaken 6k van de draadgeleider 62 geleiden 8203770 - 5 - de ankerketting 66 wanneer deze wordt gevierd voor het plaatsen ran het anker van de boortoren. Vanzelfsprekend zijn een aantal ankers toegepast op een boortoren, waarbij een ontploffingsver-zwakker wordt toegepast op elke ankerketting. De draadgeleider 5 62 is als volgens de tekening bevestigd aan de kolom 68 van de boortoren op zeer korte afstand, in vele gevallen een afstand van minder dan 90 cm. Het snijtoestel 70 met gevormde springla-dingen is bevestigd aan de ankerketting 66, waarbij niet gete-kende ontstekingsdraden leiden naar het boortorendek. Indien 10 niet beschermd, kan het ontsteken van zulk een toestel 70 grote schade veroorzaken aan de kolom 68 van de boortoren, in het bijzonder door het feit dat de draadgeleider 62 zich onder de waterlijn bevindt en de explosieve kracht van het toestel JO door het water wordt overgedragen tussen het toestel 70 en de 15 kolom 68. Echter zal de ontploffingsverzwakker 10 de explosieve kracht van het toestel JO op de hierna te bespreken wijze be-perken. In het kort, wanneer het snijtoestel met gevormde springlading ontstoen wordt, zal de schokgolf de inwendige om-hullingen 1 en Ik1 plastisch buitenwaarts vervormen tegen de 20 uitwendige omhulling 16 en 16 * welke de overblijvende, niet verstrooide energie van de schokgolf beperkt en de schommelende gasbel afkomstig van de explosie opnieuw richt in de richting evenwijdig aan de kolom 68 van de boortoren om beschadigen hier-van te vermijden.

25 Het beschermen van een elastische constructie (in dit geval de rompplaten van de kolom 68 van de boortoren) tegen belasting onder water vereist beschouwen van twee belas-tingsmechanismen. De aanvankelijke belasting van de rompplaten heeft plaats bij de aankomst van de explosief opgewekte schok-30 golf aan het vooroppervlak van de platen, met vervolgens afbui- gen en terugkaatsen van de golf aan het grensvlak tussen water en staal. De platen zullen met een aanvankelijke snelheid rea-geren en snel ontlasten als gevolg van traagheidseffecten van het naburige water. Opnieuw belasten volgend op de schokgolf 35 vindt plaats totdat de kinetische energie van de platen is omge- 8203770 - 6 - zet in energie voor potentiele rek. Volgend op de aanvankelijke schokbelasting van de rompplaten, belast bet bewegen van bet naburige water de platen weer als gevolg van de expansie en schommelen van gasbellen met boge druk en bestaande uit gasvor-5 mige produkten van de ontplofte lading. Dit laatstgenoemde effect eindigt na verloop van tijd doordat bet eigen dri jfver-mogen de bel naar het wateroppervlak voert.

Twee mechanismen zijn daarom noodzakelijk om de dynamische structurele belasting van de platen van de boor-10 torenkolom te verminderen: een mechanisme voor bet verminderen van de aanvankelijke schoksterkte en een tweede mecbanisme voor het opnieuw ricbten van de beweging van bet water als gevolg van expansie van de gasbel.

De onderhavige uitvinding is gericht op beide 15 bovengenoemde problemen en lost deze op eenvoudige wijze op. De schokgolf afkomstig van de explosie konrt in aanraking met de inwendige omhulling 14 en 1V van de ontploffingsverzwakker 10.

Tervijl een uit een laag bestaande omhulling "transparant" zal zijn voor de schokgolf, dat wil zeggen dat de kracht van de 20 schokgolf vanaf bet water aan een zijde van de omhulling zou worden overgedragen aan de andere zijde van de omhulling, leve-ren de luchtkamers 26 en 26' geen steun voor de omhullingen 1 en 1 ^4-1. Aldus vervormt het betrekkelijk ductiele staal van de inwendige omhulling 1^ en 1U' plastisch radiaal buitenwaarts 25 tegen de uitwendige omhullingen 16 en 16', waardoor de energie van de schokgolf wordt verstrooid bij het vervormingsproces door deze energie om te zetten in energie voor plastische belasting.

De uitwendige omhullingen 16 en 16' zijn ontvorpen om elke over-blijvende, niet verstrooide kinetische energie te absorberen 30 zonder aanzienlijke plastische vervorming. De waterbeweging als gevolg van de schommelende gasbel wordt opnieuw gericht door de nog altijd in takt zijnde uitwendige omhulling 16 en 16' naar een weg welke in hoofdzaak evenwijdig is aan de boortorenkolom, waardoor de dynamische druk van de waterbeweging wordt opgeheven.

35 De afmeting en de sterkte van de ontploffings- ...........

8203770 - 7 - verzvakker 10 vorden hepaald door de mate van de te verzvakken ontploffing. Om hijvoorheeld een lineair gevormde lading van 3200 gram per foot te verzvakken "bij de constructie volgens het hovengenoemde Amerikaanse octrooisehrift lf.llj-8.257, vaarhij 5 het explosieve materiaal 1,162 pond RDX (cyclotrimethyleentri- nitramine, hexahydro-1,3,5-trinitro-5-triazine, cycloniet, hexogeen, Tlf vaarvan de formule is C^HgNgOg) is en een invendige omhulling van 30 inch uitvendige diameter hij een vanddikte van een halve inch hij een hoogte van 70,5 inch en een uitvendige 10 omhulling met een uitvendige diameter van lf2 inch en dezelfde vanddikte en hoogte als de invendige omhulling kan vorden toege-past. De invendige omhulling is hij voorkeur van ASIM kvaliteit A 53 constructiestaal vanvege zijn hoge ductiliteit en toelaat-hare rek, vaarhij de uitvendige omhulling van dezelfde staal-15 kvaliteit is. Andere onderdelen van staalplaat kunnen hij voor keur zijn van ASTM kvaliteit A36, SAE 1020 staal. Als hierhoven hij de constructie hesproken, is de verzvakker gemaakt van tvee scharnierende en met elkaar koppelhare delen, vaarhij de schar-nierpen gemaakt is van tenminste 160 KSI staal en de houten 20 een minimale kvaliteit 8 hehhen. Het lassen van alle onderdelen vordt hij voorkeur uitgevoerd door aanhrengen van meervoudige lagen hij toepassen van een elektrode met veinig vaterstof. Vanzelfsprekend dienen heide delen van de verzvakker op lucht-dichtheid onderzocht te vorden. De helangrijkste ontverpeisen 25 zijn tveevoudig: dat de invendige omhulling voldoende ahsor- herende capaciteit heeft voor plastische helasting en dat de uitvendige omhulling sterk genoeg is als geheel (met inhegrip van het schamierstelsel en het koppelingsstelsel) om scheuren of volledige vemietiging tegen te gaan.

30 Gedetailleerde heschrijving van een tveede voorkeur suit voering.

In de figuren 6, 7 en*8 is een tveede voorkeur suit voering van de uitgevonden ontploffingsverzvakker aan-gegeven en zal nu vorden hesproken.

35 De ontploffingsverzvakker 110 omvat, zoals de 8203770 * - 8 - ontploffingsverzwakker 10, twee halve recht-cirkelvormige cilin-drische stelsels 112 en 112'. Het stelsel 112 bestaat uit een inwendige omhulling 11U en een uitwendige omhulling 116, waarbij de omhullingen 11U en 116 met elkaar zijn verbonden bij hun 5 nahurige zijdelingse einden door zijplaten 118 en 120 en aan hun nahurige axiale einden door top en hodemplaten 122 en 12b. Zijdelingse plaatsteunen 119 en 121 zijn toegepast om de ver-hindingen tussen de zijplaten en de inwendige omhulling te ver-sterken. In tegenstelling tot de top en hodemplaten bij de ver-10 zwakker 10, leveren de platen 122 en 12b de functie van het op- hangen van de verzwakker 110 aan de ahkerketting en het geleiden van het einde van de doorgesneden ketting vanaf de bodem van de verzwakker na het doorsnijden. Daarom is de topplaat 122 half-cirkelvormig in plaats van half-ringvormig en is voorzien van 15 een hierin gesneden spleet 127 met een in geringe mate grotere dwarsdoorsnede dan de halve doorsnede van de ketting van waaraf de verzwakker 110 zal worden opgehangen. De bodemplaat 12^, die half-ringvormig is als de bodemplaat 12b heeft een kleinere inwendige diameter welke werkt als deel van een kettinggeleiding 20 welke hierna zal worden beschreven. Op de onderzijde van de top plaat 122 zijn een aantal ophang-verstevigingsplaten 123 op gelijke afstand langs de omtrek van elkaar opgesteld rond de binnenomtrek van de inwendige omhulling 11U voor het steunen van de topplaat 12b om bij te dragen bij het ophangen van de ont-25 ploffingsverzwakker 110 aan de ankerketting. Lippen 125 voor het richten van de ketting zijn ook bevestigd aan de onderzijde van de topplaat 122 loodrecht op de spleet 127. Aan de bodem van de verzwakker 110 is een half kegelvormige kettinggeleider 129 gelast aan de binnenomtrek van de inwendige omhulling 11b 30 en de binnenrand van de bodemplaat 12b.

Het stelsel 112' is een spiegelbeeld van het stelsel 112 waarbij alle onderdelen corresponderen met die van het stelsel 112 en waarbij alle onderdelen van beide stelsels zijn gemaakt van staal en aan elkaar zijn gelast als bij de 35 stelsels 12 en 12' van de ontploffingsverzwakker 10.

8203770 ♦ > i ..-9 -

De stelsels 112 en 112' begrenzen een boring 128 en luchtkamers 126, 126', 131 en 131T.

Aan een zijde van de verzwakker 110 zijn de stelsels 112 en 112’ met elkaar gekoppeld door een scharnier-5 stelsel 130 welke identiek in ontwerp en constructie is aan bet schamierstelsel 30. Eveneens is het koppelstelsel 1U0 identiek in ontwerp en constructie aan bet koppelstelsel U0, zodat daar-om bet overbodig is out de stelsels 130 en 1U0 bier te beschrijven. ffadat de ontploffingsverzwakker 110 aangebracht is om een anker-10 ketting wordt bet koppelstelsel 1^0 gekoppeld.

Figuur 8 toont de verzwakker 110 scbematiscb opgehangen aan een ankerketting 66 over de kegelvormige monding 60 van de draadgeleider 62 welke bevestigd is aan de boortoren-kolom 68 van een buitengaatse boortoren. Deze plaats, boewel 15 hoger dan die van de verzwakker 10, is nog beneden de waterlijn gelegen. De schakelaar 66a van de ketting 66 bevindt zich ge-deeltelijk binnen de spleet die gevormd wordt wanneer de spleten 127 en 127' tegen elkaar worden geplaatst. De schakel 66b, die loodrecbt staat op de schakel 66a, wordt op zijn plaats gebouden 20 door de ricbtlippen 125 en 125’ zodat de ketting 66 en bet snij- toestel 70 met gevormde springladingen hieraan opgehangen, ge-centreerd zijn binnen de ontploffingsverzwakker 110. Dit een-treren is gewenst om de explosiekracbt van de springladingen van het snijtoestel 70 gelijkmatig te verdelen over de inwendige 25 ombullingen 11^- en 11 b-f. Nadat de ketting 66 door het toestel 70 is doorgesneden, blijfb de verzwakker 10 opgehangen aan bet bovengedeelte van de ketting, terwijl het onmiddellijk beneden de snede gelegen deel van* ketting nit de verzwakker 10 wordt geleid door de kettinggeleiders 129 en 129', waarna het gesneden 30 gedeelte beweegt door de draadgeleider 62 zodat de boortoren vrij is om afgevoerd te worden van elk naderend gevaar. De ont-ploffingverzwakker 110 evenals de verzwakker 10 beperken de be-lasting op de boortorenkolom 68.

Opgemerkt wordt dat de luchtkamers van beide 35 uitvoeringsvormen drijfvermogen leveren aan de verzwakkers 8203770 ♦ - 10 - waardoor deze onder water gemakkelijker te hanteren zijn.

De uitgevonden ontploffingsverzwakkers ku.nn.en-, hoewel beschreven met betrekking tot explosieve toestellen voor het snijden van ankerkettingen, op andere wijze worden 5 gebruikt. De uitvinding kan worden toegepast om explosieve kracht onder water te verzwakken wanneer bet gewenst is om scbade aan construeties nabij een exploderende lading te beperken. Bij-voorbeeld kan de uitvinding worden toegepast bij bergingswerk-zaamheden of het verwijderen van ongewenste, tijdelijke construc-10 tiedelen van een buitengaatse boortoren nadat deze op zijn plaats is opgesteld* Deze toepassingen spreken voor de deskun-dige vanzelf,

Binnen de beschreven uitvoeringsvormen zijn variaties mogelijk zonder de uitvindingsgedachte te verlaten.

15 Bijvoorbeeld kunnen twee cirkelvonnige cilinders als omhullingen worden gebnaikt in plaats van toepassen van scharnieren en koppelmiddelen om een schelpconstructie tot stand te brengen, of een bolvormige verzwakker met een dubbele omhulling kan worden gebouwd. Dergelijke wijzigingen spreken vanzelf voor de deskun-20 dige.

8203770

Claims (16)

1. Inrichting voor het verzwakken van de vernietigande effecten van een explosie onder water, gekenmerkt door een inwendige omhulling welke de bron van de explosie in 5 hoofdzaak omgeeft, een uitvendige omhulling welke de inwendige omhulling in hoofdzaak omgeeft en een watervrije ruimte tussen de inwendige en uitwendige omhullingen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarhij de inwendige omhulling plastisch vervormhaar is als gevolg van de 10 explosie.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarhij de inwendige omhulling en de uitwendige omhulling beide in hoofdzaak cilindervormig zijn en in hoofdzaak concentrisch zijn. k. Inrichting volgens conclusie 2, waarhij de 15 inwendige omhulling bestaat uit twee half-cilindervormige delen en de uitwendige omhulling bestaat uit twee half-cilindervormige delen, waarhij elk inwendig deel bevestigd is aan maar radiaal 'gescheiden is van een uitwendig deel om een halve, recht-cirkel-vormig, cilindervormig stelsel te vormen, waarhij de beide stel- 20 sels hij aan elkaar hechten een recht cirkelvormig, cilindervor mig stelsel vormen.

5· Inrichting volgens conclusie waarhij de halve, recht-cirkelvormige, cilindervormige stelsels aan een zijde gekoppeld zijn door een schamier en aan de andere zijde 25 door een koppeling.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarhij de halve- recht-cirkelvormige, cilindervormige delen van de uitwendige omhulling van een materiaal zijn dat voldoende hoepel-sterkte heeft om de overhlijvende kracht van de explosie te 30 heperken zonder aanzienlijke vervorming nadat de inwendige om hulling plastisch vervormd is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarhij het schamier en de koppeling in hoofdzaak dezelfde treksterkte hehhen als de hoepelsterkte van de uitwendige omhulling.

8. Inrichting volgens conclusie Tj waarhij 8203770 4Γ <·* - 12 - alle onderdelen gemaakt zijn van staal.

9. Een ontploffingsverzwakker onder water be-staande uit een eerste, half recht-e irkelvormig , cilindervor-mig stelsel met een half cilindervormige inwendige omhulling, 5 een in hoofdzaak concentrische half-cilindervormige buitenom- hulling, zijplaten welke de zijdelingse einden daarvan verbinden en eindplaten welke de axiale einden daarvan verbinden, een tweede half-recht-cirkelvormig, cilinder-vormig stelsel met een halve cilindervormige inwendige omhulling, een in hoofdzaak 10 concentrische half cilindervormige uitwendige omhulling, zijpla ten welke de zijdelingse einden daarvan verbinden en eindplaten welke de axiale einden daarvan verbinden, waarbij de eerste en tweede stelsels eerste en tweede in hoofdzaak luchtdichte kamers begrenzen, waarbij een scharnier de beide stelsels koppelt aan 15 een zijde en een koppeling bestemd om de beide stelsels aan elkaar te koppelen aan de zijden tegenover het scharnier.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de inwendige omhullingen van plastisch vervormbaar materiaal zijn.

11. Inrichting volgens conclusie 10 waarbij de inwendige omhulling versterkt zijn aan hun verbindingen met de zijplaten door een aantal zijdelingse plaatsteunen.

12. Inrichting volgens conclusie 10 waarbij elk van de eindplaten half ringvormig is, waarbij de inwendige 25 diameter in hoofdzaak gelijk is aan de diameter van de inwendige omhulling en de uitwendige diameter in hoofdzaak gelijk is aan de diameter van de uitwendige omhulling.

13. Inrichting volgens conclusie 10 waarbij de eindplaten aan het axiale topeinde van de omhullingen een 30 half-cirkelvormige dwarsdoorsnede hebben en voorzien zijn van een diametraal gerichte spleet met in hoofdzaak gelijke lengte en gesneden in elk van de topplaten, waarbij de spleten op elkaar aansluiten wanneer de koppeling gekoppeld is. 1U. Inrichting volgens conclusie 13» voorzien 35 van een aantal ophangplaatsteunen bevestigd aan de onderzijde van 8203770 -13- de topeindplaten en de binnenvand van de invendige oxnhullingen.

15. Inrichting volgens conclusie 10 vaarbij de bodenqjlaten half-cirkelvormig zijn, vaarbij de invendige diameter daarvan in hoofdzaak minder is dan de diameter van de 5 invendige omhulling en de uitvendige diameter daarvan in hoofdzaak gelijk is aan de diameter van de uitvendige omhulling.

16. Inrichting volgens conclusie 15 voorzien van een half kegelvormige kettinggeleider bevestigd aan de binnenzijde van de omhulling en de invendige diametrale maat van 10 elk van de bodemeindplaten, vaardoor derde en vierde in hoofd zaak luchtdichte learners vorden begrensd. " IT. Inrichting volgens conclusie 9 waarbij de invendige omhullingen plastisch vervormbaar zijn als gevolg van een explosie onder vater en vaarbij de uitvendige omhullingen 15 voldoende hoepelsterkte bezitten om de overbidjvende kracht van de explosie te veerstaan zonder aanzienlijke vervorming nadat de invendige omhullingen plastisch vervormd zijn.

18. Inrichting volgens conclusie 17 vaarbij de scharnier en de koppeling in hoofdzaak dezelfde treksterkte 20 hebben als de hoepelsterkte van de uitvendige omhulling.

19. Inrichting volgens conclusie 18 vaarbij alle onderdelen van staal zijn. 8203770