NL8203263A - Inrichting en werkwijze voor het afwerken door vouwen van een kledingstuk, in het bijzonder een broek-vormig kledingstuk. - Google Patents

Description

- 1 - \·- * Λ \

Inrichting en werkwijze voor het afwerken door vouwen van een kledingstuk, in het bijzonder een broek-vormig kledingstuk.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het afwerken ofwel persen van een kledingstuk in het bijzonder van een broek-vormig kledingstuk, zoals lange en korte broeken en dergelijke, 5 die broekspijpdelen bezitten die moeten worden voorzien van vouwen. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting met nieuwe en verbeterde middelen voor het afwerken van een kledingstuk, en voor het beter vormen van de vouwen daarin.

10 De inrichting volgens de onderhavige uitvinding is van het type zoals dit in het algemeen is beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.934.766; 3.883.051 en 3.866.808. Deze octrooischriften tonen inrichtingen waarbij een kledingstuk wordt afgewerkt door het aanbrengen 15 van hete lucht en stoom naar binnenliggende delen daarvan via een doorlaatbare zak, terwijl gebruik wordt gemaakt van tegenover elkaar liggende paren van expandeerbare en samentrekbare vouwbladen gedragen door een zich in lengterichting uitstrekkende zij-arm. Een buitenste 20 perskop voor het kruisdeel is eveneens weergegeven.

In onderscheid met deze octrooischriften heeft de onderhavige uitvinding primair betrekking op middelen voor het vouwen van lengtedelen van het kledingstuk en voor het dan beter afwerkend vormen van naden of vouwen 25 daarlangs. Eveneens is voorzien in een verbeterde pers-bewerking van het kruisdeel waarbij een paar tegenover elkaar liggende vleugelperskoppen wordt gebruikt.

Doordat de inrichting volledig automatisch stap voor stap werkt kan de produktie van een bedienende persoon 30 aanmerkelijk worden vergroot en, indien gewenst, kan hij een aantal inrichtingen gelijktijdig bedienen.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin: 35 fig. 1 schematisch een zijaanzicht toont van de inrichting volgens de uitvinding met daarin een door- 8203263 « » \ - 2 - laatbare zak in de niet opgeblazen stand/ vouwbladenparen voor elke pijp van het kledingstuk in een samengetrokken of gedeeltelijk ingeklapte stand voor het opnemen van het kledingstuk, en met een paar vouw-klemkoppen in de 5 "uit"-stand, ten opzichte van de vouwbladenparen; fig. 1A een gedeeltelijke doorsnede en aanzicht toont over een einddeel van de inrichting weergevende hoe de doorlaatbare zak kan zijn gemonteerd om zich uit te strekken vanaf een kop? 10 fig. 2 een vooraanzicht toont van de inrichting van fig. 1, waarbij de onderste vouw-klemkop is weerge-geven in een gedeeltelijk naar voren gebracht stand voor het vrijgeven van een uitstekend deel van het voetstuk van de inrichting',/ waarbij deze kop normaal naar boven 15 toe beweegt ofwel naar een af te werken kledingstuk met een geringere snelheid dan de neerwaartse beweging van de bovenste kop, zodanig dat beide een samenwerkende vouwstand tegelijkertijd bereiken; fig. 3 een zijaanzicht toont van de inrichting 20 van fig. 1 waarbij de doorlaatbare zak zich in de opgeblazen toestand bevindt binnen en langs het af te werken kledingstuk, waarbij de vouwbladparen zich in een geexpandeerde ondersteunende stand bevinden langs de binnenzijde van de pijpen van het af te werken kleding-25 stuk en het paar vouw-klemkoppen zich in samenwerkende vouwvormende standen bevindt langs de bijbehorende vouwbladparen; fig. 4 een gedeeltelijk aanzicht toont van een einddeel, op vergrote schaal, weergevende de constructie 30 en de montage van de vertikaal lopende drukmediumcilinder en van de blokkeringsmiddelen die zich bevinden nabij de tegenoverliggende einden van elk der vouwkoppen om deze in de vormstand ten opzichte van elkaar te brengen bij het kledingstuk als weergegeven in fig.' 3, waarbij tevens 35 de flexibele veerondersteuning is weergegeven gebruikt voor de aan het achtereinde aangebrachte bedienings-en blokkeringsmiddelen van de bovenste en onderste vouwkoppen; fig. 4A een horizontale doorsnede toont volgens 40 de lijn IVA-IVA van fig. 4 voor het in detail weergeven 8203263 iW. -v..> .. . .. ___...,.. ............ .

t * t \ - 3 - van de aanbrenging en de constructie van de veerring en de onderlegringntiddelen; fig. 5 een eindaanzicht toont volgens de lijn V-V van fig. 3 op dezelfde schaal als fig. 4, voor het 5 weergeven van de montage van de bovenste en onderste, vertikaal lopende mediumcilinders bij de vooreinddelen van de tegenover elkaar liggende paren vouwkoppen van fig. 3/ uit welke figuur een blokkeringscilinder en een bovenste deel van de bedieningscilinder zijn weggelaten 10 daar zij overeenkomen met die weergegeven in fig. 4; fig. 6 een gedeeltelijk zijaanzicht toont, op vergrote schaal, van de constructie en de montage van een binnenliggende vleugel of perskop voor het kruis-deel; 15 fig. 7 een bovenaanzicht toont, op vergrote schaal, over de buitenzijde van een vouwkop, waarbij delen zijn weggebroken voor het tonen van details van het stoomverwarmingssysteem en van de afstandsmiddelen; fig. 8 een zijaanzicht toont van de vouwkop>;/;.

20 van fig, 7, waarbij delen zijn weggebroken voor het weergeven van details van de constructie en van het gesloten, stoomverwarraingsbuizenstelsel dat zich lus-vormig erlangs uitstrekt, zoals eveneens blijkt uit fig.

10; 25 fig. 9 een doorsnede toont volgens de lijn IX-IX van fig. 7, welke figuur niet slechts een zich in dwarsrichting uitstrekkende drukmediumcilinder toont voor een paar verzwenkbare klembladen van elke vouwkop, maar tevens de plaatsing toont van de stoomverwarmings-30 buizen; fig. 10 schematisch, op kleinere schaal, het stooraverwarmingsstelsel toont voor het paar bovenste en onderste vouwkoppen voor de binnenzijde van de zak en voor lucht toegevoerd aan de zak; 35 fig. 11 een schema toont van de werkzame verbindingen voor het pneumatisch met de hand of automatisch tot stand brengen van een stapsgewijze werking van de inrichting door gebruik te maken van druk-mediumcilinders, door contactvingers bediende microklep-40 eenheden, terugslagkleppen, enz.; en 8203263 4 * \ - 4 - fig. 12 een schema toont van het elektrische circuit voor het tot stand brengen van de automatische werking van de drukmedium bediende mechamismen van fig. 11.

• In het bijzonder tonen de fig. 1 en 3 een 5 inrichting voor het afwerken van een kledingstuk, welke inrichting, overeenkomstig de schema's van de fig. 11 en 12, volledig automatisch stap voor stap wordt bediend, waarbij de werking eventueel met de hand kan worden onder-broken om bijv. een onjuiste aanbrenging van het kleding-10 stuk te corrigeren, waarna dan de inrichting opnieuw in bedrijf kan worden gesteld om de werking automatisch te voltooien. Indien gewenst kan echter de gehele staps-gewijze werking met de hand worden bestuurd door de bedienende persoon. Hierbij wordt dan gebruik gemaakt van 15 het bedieningspaneel N van fig. 3 en de regelpedalen O van de fig. 3 en 11 van de tekening.

De werkwijze omvat het aanbrengen van een door-laatbare kledingzak B over een zich in lengterichting uitstrekkende steumarm A (zie fig. 1 en 1A), met het 20 open monddeel ervan gemonteerd in een gegroefde flens of ring 16, die wordt gedragen door een vertikale kop of-wel ondersteuningsframe D (fig. 3). De kop D heeft een huis 15 dat een hete-lucht-opvangkamer vormt, die door een leidingstelsel .14 is verbonden met een ventilator H 25 in een hoofdondersteuningsframe of voetstuk C (zie fig. 1).

Een af te werken kledingstuk G (zie fig. 2 en 3) wordt aangebracht langs de ondersteuningsarm A zodanig dat de pijpen ervan zich uitstrekken langs de buitenzijde van corresponderende pootdelen van een doorlaatbare zak B.

30 De zak B wordt gedragen door paren bladen van een ex- pandeerbaar-samentrekbaar of samenklapbaar vouwbladsamenstel F, dat zich op dit tijdstip in een samengetrokken begin-stand kan bevinden als yreergegeven in fig. 1. Daarna worden bovenste" en onderste paren van vouwbladen 24 van 35 het samenstel F bediend door drukmediumcilinders P om de bladen te expanderen en het kledingstuk in een afwerkstand te brengen langs de doorlaatbare zak B. Op dit tijdstip kan verwarmde lucht, geleverd door een ventilator H en verwarmd door een warmtewisselaar E aangebracht binnen 40 het kanaal 14, vanuit het huis 15 worden gebracht in het 8203263 SF^"""^··'·..... ....................'3!:'" ..... Τϊγ:·' j..... ..............

- 5 - open einddeel van de zak B. Gelijktijdig met of onafhanke-li jk van de luchtinbrenging kan stoom in de zak B worden gebracht vanuit een verzamelleiding L en een buisstelsel S, dat wordt ondersteund over de lengte van de arm A.

5 Zoals weergegevn in fig. 1 zijn de bovenste en onderste delen van het stoomtoevoerstelsel S door middel van klemmen 21 aangebrabht op de ondersteuningsarm A.

Bij de volgende fase kan een paar van bovenste en onderste of tegenover elkaar liggende vouwkoppen I 10 en I* naar binnen en naar elkaar toe worden verplaatst en in aanraking met het kledingstuk G worden gebracht dat zich bevindt op nu geexpandeerde vouwbladen 24 van het bladsamenstel F. Elke vouwkop heeft een bijbehorend paar van zwenkbaar gemonteerde, zijdelings aangebrachte klem-15 bladen 29 (zie ook fig. 9). De bladen 29 worden verzwenk- baar vastgehouden door scharnieren 31 langs tegenover-liggende zijden van een zich in lengterichting uitstrekkend centraal basiselement 30 (zie ook fig. 2) om in hun open standen erlangs lopende samenwerkende V-sleuven 20 of groeven te vormen voor het opnemen van de vouwbladen en de kledingvouw. Wanneer elke kop I en 1' verplaatst wordt tot in aanraking met het kledingstuk G zal hij samenwerken met een paar vouwbladen 24 voor het vormen van een paar op afstand van elkaar liggende vouwen langs 25 , de ene zijde van elke pijp van het kledingstuk.

Zoals weergegeven in fig. 9 zal een bijbehorend vouwblad 24 van het samenstel F binnentreden in de groef of de V-vormige sleuf gevormd door elk klemblad 29 voor het opnemen van de vouw van een pijp van het kleding-30 stuk daarin. Dan wordt een sluitdruk uitgeoefend op de klembladen 29 door in dwarsrichting aangebrachte paren drukmediumcilinders 35, 35', voor het vormen van een paar vouwen langs elke broekspijp. Daarna worden de bovenste en onderste paren vouwbladen 24 van het samen-35 stel F teruggetrokken en ingetrokken, waarbij de kleding-vouwen op hun plaats blijven tussen elk klemblad 29 en het bijbehorende centrale voetelement 30 van elke vouwkop I, I1. Elk paar klembladen 29 van de bovenste en onderste koppen H is dan nagenoeg volledig gesloten 40 ten opzichte van het bijbehorende centrale element 30.

8203263 b V « - 6 -

Op dit tijdstip wordt de klemdruk op de klembladen 29 verhoogd voor het verkrijgen van een paar uiteindelijke mesvormige vouwen langs tegenover elkaar liggende zijden van de lengte van elke pijp van het kledingstuk G.

5 Voordat het vouwbladsamenstel F wordt terug- getrokken of ingetrokken kan een buitenste vleugel-perskop J worden verplaatst (zie fig. 1 en 3) tot persende aan-raking met een binnenste kop J' (zie ook fig. 6), terwijl het kledingstuk wordt ondersteund door de vouwbladen 24 10 van het samenstel F in hun geexpandeerde stand.

Na een geschikte verblijftijd tijdens welke de vouwdruk wordt gehandhaafd tussen de zijdelings aange-brachte bladen 29 en het centrale voetelement 30 van de koppen I en 1' worden de cilinders 35 en 35' bediend in 15 omgekeerde richting voor het openen van de bladen en het vrijgeven van de gevouwen delen van pijpen van het kledingstuk G. Hierop volgt een omgekeerde bediening van de drukmediumcHinders 25, 25', 45 en 45' voor het omlaag-brengen van de vouwkop 1' en het omhoogbrengen van de 20 vouwkop I ten opzichte van elkaar naar de uitgangsstand als weergegeven in fig. 1. Stoomverwarming wordt toege-voerd via gesloten, buisvormige circulatiestelsels V en V om de koppen I en 1' op een geschikte bedrijfstemperatuur te houden, liggend tussen ongeveer 138 en 143°C. Een 25 elektrische. verwarmingseenheid 77 is getoond om de buitenste vleugel van de perskop J voor het kruisdeel op ongeveer dezelfde temperatuur te houden. Nadat de vleugel-perskoppen J en J' eveneens zijn teruggebracht naar hun beginstand door middel van de mediumcilinders 70 en 82 30 (zie fig. 1 en 6), kan het dan gereed zijnde kledingstuk G worden verwijderd van het ingetrokken vouwbladsamenstel F en een volgend kledingstuk kan er ter behandeling op worden aangebracht.

Indien gewenst kunnen de pneumatisch of met 35 lucht bediende cilinders 35’ voor de onderste kop 1’ enkelwerkend zijn uitgevoerd. In dat geval zal een spiraal-veer worden aangebracht binnen elke. cilinder om met het voorste einde van de zuiger daarvan in aanraking te zijn zodat de cilinder naar zijn uitgangsstand terug zal keren 40 wanneer de postieve sluitdruk wordt opgeheven, waardoor 8203263 ' · - 7 - Λ het blad naar voren toe werd verplaatst. Bij de vouwbewer-king kan een geschikte vasthouddruk van ongeveer 2,8 kPa worden toegepast op de klembladen 29 door de cilinders 35, 35’. Na verwijdering van de vouwbladen 24 vanuit de 5 standen tussen de klembladen 29 en het centrale voetele-ment 30 door inklappen van het vouwbladsamenstel F, kan de sluitdruk op de klembladen 29 worden vergroot tot ongeveer 5,6 kPa voor het tot stand brengen van de uit-eindelijke vouwvormende bewerking. De vouwpersbewerking 10 kan ongeveer 12 seconden in beslag nemen en een tijd- schakelaar (zie fig. 12) kan worden gebruikt in het circuit welke een instelling mogelijk maakt van 1 tot 30 seconden, afhankelijk van het type weefsel. Een normale periode is tussen ongeveer 10 en 12 seconden.

15 Zoals blijkt uit de fig. 1, 1A en 2 van de tekening kan omgevingslucht worden toegevoerd via een filter 11 aan een omsloten luchttoevoerkamer 10, die wordt gevormd door plaatelementen die het basisframe C omsluiten. Zoals is aangegeven met de pijlen in fig. 1 wordt de 20 lucht, die in de kamer 10 binnentreedt, gebracht naar de ventilator H, die wordt aangedreven door middel van een motor 12 en een snaar 13. Op deze wijze wordt lucht onder druk in het huis 15 geperst. De lucht die vanaf de ventilator H door het kanaal 14 stroomt wordt verhit door 25 middel van de warmtewisselaar E, waaraan resterende stoom wordt toegevoerd, die terugkeert via de verzamel-leiding van de kop 1 (zie ook fig. 10) vanaf het buizen-stelsel S, dat zich uitstrekt langs de horizontale steunarm A.

30 Het stelsel S wordt ontlucht voor de continue of charge-gewijze toevoer van stoom via de doorlaatbare zak B uit nylon of een ander geschikt materiaal. In dit opzicht komt de constructie overeen met die weergegeven in het Amerikaanse octrooischrift 3.866.808. De toevoer 35 van stoom kan tot stand worden gebracht tezamen met de toevoer van hete lucht vanuit het huis 15 via het open achtereinde van de zak B.

' Zoals weergegeven in de fig. 1 en 10 wordt stoom onttrokken aan een ketel of een andere geschikte bron 40 en toegevoerd via de inlaat 18 aan een condensaatafschei- 8203263 - 8 - V * der en stoomtrap K. Stoom verlaat de bovenste kamer van de eenheid 17 via een stoomtoevoerleiding 91 en een klep 92 om binnen te treden in de stoomverzamelleiding L. Stoom verlaat eveneens een bodemdeel van de eenheid 17 via de 5 terugslagklep 19 om binnen de treden in de verzamelleiding L. Er zijn vier ledidingen weergegeven die zich uitstrekken vanaf de verzamelleiding L, waarbij drie ervan stoom toe-voeren aan het stelsel S terwijl een vierde een retour-leiding is, die is verbonden met de warmtewisselaar E en 10 met het T-stuk 90 om via de uitlaat 20 terug te keren naar een geschikte stoombron (zie eveneens fig. 1). Een derde leiding 86 loopt vanaf de afscheidingseenheid 17 via een terugslagklep 85 en is van flexibele constructie zoals uit nylon en geweven metaal.

15 Vanaf de klep 85 loopt de leiding 86, die is verbonden met een inlaatkoppeling van een gesloten in-direkt stoomverwarmingssfcelsel V voor de bovenste kop I (zie fig. 10) , we Ike verwarmingsstelsel wordt gevormd door een lusvormig gebogen metalen buis. Vanaf het bovenste 20 stelsel V loopt stoom via een flexibele metalen buis 87 naar een tweede gesloten indirekt stoomverwarmingsstelsel V voor de onderste kop 1' en vanaf deze kop via een flexibele buis 88 naar de stoomtrap 89 en van hieraf naar het verbindingsstuk 90 verbonden met de uitlaat 20. De 25 indirekte stoomverwarmingsstelsels V en V kunnen zijn vervaardigd uit een koperen metalen buis of uit een ander geschikt warmtegeleidend metaal en worden bij voor-keur in verwarmde toestand gehouden gedurende de gehele tijd dat de inrichting in bedrijf is zodanig dat de 30 twee vouwkoppen I en 1' op de geschikte vouwvormende temperaturen worden gehouden.

Lucht onder druk voor het bedienen van de drukmediumcilinders enz., wordt aan de inrichting toege-voerd via het inlaatstuk 65 (zie fig. 1 en 3) van een 35 filter, regelaar en smeereenheid R, dienende als pneuma-tische of luchtverdeelleiding. Perslucht vanuit de verdeelleiding R wordt via afzonderlijke leidingen 74 toegevoerd aan de vier cilinders van een samenstel P voor bediening van het vouwbladstelsel F op de wijze 40 als weergegeven in het Amerikaanse octrooischrift 8203263 * * - 9 - ι . ’ 3.866.808. Eveneens wordt perslucht door middel van de leidingen toegevoerd aan de drukmediumcilinders voor bediening van de vouwkoppen I en 1' en hun klembladen, evenals voor het tot stand brengen van de inwaartse en 5 uitwaartse beweging van de vouwkoppen. Opgemerkt zal worden dat de leiding 66 tussen de verdeelleiding R en de cilinders Xopen via een tijdschakelaar, klep- en druk-regelsamenstel 66a. Perslucht wordt toegevoerd aan de vleugelperscHinders van de koppen J en J' via leidingen 74.

10 Een vrijdragend frame M strekt zich naar voren toe uit en wordt ondersteund door het frame D voor het dragen of ondersteunen van de bovenste vouwkop I. Zoals in het bijzonder blijkt uit.de fig. 1, 2 en 3 strekt het vrijdragende frame M zich horizontaal naar voren 15 toe uit vanaf een paar naar boven toe lopende op afstand van elkaar liggende pootelementen 40 en een paar achter-waarts aangebrachte naar boven toe lopende pootelementen 41.

In voorwaartse richting is het geheel verder versterkt door een paar diagonaal lopende trekstangen 43/ die 20 zich uitstrekken vanaf een dwarselement 42 dat wordt ge-dragen door het paar frame-elementen 41, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 2. Een paar diagonale versterkingen 78 strekken zich uit tussen de achterste pootelementen 41 en hht vrijdragende frame M.

25 De bovenste vouwkop I wordt werkzaam ondersteund vanaf het frame M door een paar vertikaal lopende drumedium-cilinders 45 en 45', die zijn bevestigd aan het frame M en zijn voorzien van zuigerstangen 46 en 46’, die zich uitstrekken vanaf tegenover elkaar liggende einden van hun 30 huis. De achterwaarts aangebrachte pneumatische of lucht-cilinder 45 is flexibel verbonden met de kop I door een flexibel montagesamenstel T, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 4. De achterste cilinder 25 is eveneens flexibel verbonden met zijn kop I door een soortgelijk 35 samenstel Τ' (zie fig. 1). Hiertoe is een onderste kruis-stuk of element 48 klemmend aangebracht tegen het onder-einde van het huis van de cilinder 45 door een moer en kraagsamenstel 47, op zodanige wijze dat het onderste einddeel van de zuigerstang 46 hier doorheen vrij in en 40 uit kan bewegen. Het kruiselement 48 is bij zijn tegen- 8203263 --10- « overliggende einden voorzien van openingen waar doorheen zich een paar naar beneden toe lopende bouten of gelei-dingsdraadstangen 49 uitstrekken. Op elke stang 49 is een moer 49a geschroefd om het kruisstuk 48 daarop 5 vast te houden. Eveneens draagt elke geleidingsstang 49 een spiraalveer 50 waardoor normaal het element 48 weg wordt gedrukt van een bovenste ondersteuningskruiselement 44, dat door middel van de las w is bevestigd aan de zij-elementen van het steunframe M. Deze verende onder-10 steuning maakt het mogelijk dat het achtereinddeel van de kop I (en I') zich flexibel aanpast op de vorm van de pijp van het kledingstuk dat wordt afgewerkt. Hetzelfde type constructie wordt gebruikt voor het ondersteunen van de zuigerstang 26 van een vertikale drukmediumcilinder 15 25 voor het achtereinde van de onderste kruiskop I.

De voorste einddelen van zowel de kop I als van de kop 1' hebben een scharnierend gemonteerde constructie gezien vanaf het bovenste ondersteuningsframe M en vanaf het onderste ondersteuningsframe U onder de werking van 20 de zuigerstangen van de cilinders 45' en 25'. De constructie is in het bijzonder weergegeven in fig. 5 van de tekening. Elk steunframe M en 0 bezit een paar kussenblokken 52, die zich naar beneden toe uitstrekken vanaf zij-elementen van het betreffende frame en verzwenkbaar korte 25 lengten zwenkpennen of stangen 51 dragen, op zodanige wijze, dat de voorste einddelen van de koppen I en 1' vrij zijn om te verzwenken ten opzichte van hun onder-steuning op de steunframen M en U. Zoals blijkt uit fig. 5 is elk der zwenkpennen of -stangen 51 bijv. door middel 30 van de las w vastgezet op een kruisstuk of verbindings-element 48, een moer en kraagsamenstel 47 verbindt het huis van de drukmediumcilinder 45' of 25' met het kruisstuk 48 op zodanige wijze dat een vrij verschuifbare verplaatsing daar doorheen mogelijk is van de bijbehorende 35 zuigerstang 46' en 26'.

Zoals blijkt uit fig. 1 zijn de binnenste van schroefdraad voorziene einden van de zuigerstangen 26, 26', 46 en 46' verzwenkbaar verbonden met de centrale voetelementen 30 van elk der vouwkoppen I en 1' door 40 vorkelementen 37 die op hun plaats kunnen worden vastgezet 8203263 * - 11 - op de bijbehorende koppen door de las w.

Een secundair telescopisch vrijdragend frame M' (zie fig. 1, 3 en 6A) is in lengterichting instelbaar door middel van stelschroeven 76 voor het ondersteunen 5 van een pneumatisch cilinder 70 voor bediening van een bovenste kruiskop. De zuigerstang 71 van deze cilinder 70 is, evenals de zuigerstang 46 van de cilinder 45 flexibel verbonden met een buitenste ofwel bovenste vleugel-perskop J die hetzelfde type flexibele ondersteuning 72 bezit 10 als weergegeven in fig. 4, waardoor de kop J zich flexibel aan kan passen op het kruis van het kledingstuk G dat moet worden afgewerkt (zie de streeplijnen in fig. 3).

De kop J is weergegeven als een massieve cilinder en is voorzien van de elektrische verwarmingseenheid 77 waardoor 15 het gevaar van schokken mxnimaal is. Evenals het frame M wordt het steunframe M* bij zijn achtereinde ondersteund aan vertikale frame-elementen 40 en 41. Zoals weergegeven in de fig. 1 en 3 is een geleidingsstang of -pen 73 bevestigd op de plaat van het raontagesamenstel 72 en 20 strekt hij zich verschuifbaar uit door een geleidings-opening in het frame M* voor het verschaffen van een stabiele geleide inwaartse en uitwaartse verplaatsing van de buitenste vleugelperskop J.

Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 6 is 25 een binnenste, tegenover liggende vleugelperskop J' van rechthoekige vorm aangebracht op een uitstekend deel van het frame D door middel van een zich naar voren toe uitstrekkend steunarmframe 80. De kop J' kan zijn voorzien van een zachte weefselbekleding 84 en enigszins 30 flexibel zijn gemonteerd voor vergemakkelijking van aan-passing op de vorm van het betreffende kledingstuk.

De ondersteuning omvat een zich naar achteren toe uitstrekkende verbindingsstang 81, die verzwenkbaar is bevestigd bij zijn boveneinde, terwijl het uiteinde van 35 de stang verschuifbaar kan zijn ondersteund om zich uit te strekken door in lijn met elkaar liggende openingen in het frame 80. Een moer 81a, aangebracht op het onderste van schroefdraad voorziene einde van de stang 81 houdt deze op zijn plaats ten opzichte van het frame 80. Het 40 voorste deel van de perskop J' is verzwenkbaar bevestigd 8203263 - 12 - aan een zuigerstang 83 van een dubbelwerkende pneumatische cilinder 82, waarvan de ciUnder.eveneens is vastgezet aan het frame 80 door middel van een kraag en moersamenstel 79. Hierdoor kan de vleugelperskop J' zich verzwenkbaar 5 verplaatsen tegen de binnenzijde van het kruis van het af te werken kledingstuk G in een vorm passend met de buitenste of bovenste perskop J.

Elke drukmediumci Under 45, 45', 25 en 25' voor de naar binnen en naar buiten toe gaande beweging van 10 de vouwkoppen kan zijn voorzien van een veiligheids-blokkeringsmechanisme 60 (zie fig. 4 en 4A), die wordt bediend wanneer de twee vouwkoppen I, 1' zijn verplaatst naar een juiste vouwstand van het weefsel ten opzichte van de samenwerkende bladen 24 van het vouwbladsamenstel F. 15 De blokkeringsmechanismen 60 zijn geschikt om een te grote verplaatsing van de koppen I en I' te voorkomen waardoor beschadiging van de inrichting op zou kunnen treden evenals van het af te werken kledingstuk. Het ene blokkeringsmechanisme 60, dat kan zijn aangebracht 20, bij het achterste einddeel van de onderste vouwkop I', wordt bediend door een microvelgeenheid 96 (zie fig. 11), die dient als een hoofdregeling vanaf het standpunt van de andere drie blokkeringsmechanismen. Elk blokkeringsmechanisme 60 wordt bestuurd door een microvelgeenheid 25 95, 95', 96 en 96', voorzien van een uitstekende bedie- ningsvinger en gedragen door voorste en achterste eind-delen van de bovenste en onderste vouwkoppen I en I'.

De vingers zijn geschikt om in aanraking te komen met en om de druk-bediend te worden door een bij-30 behorend vouwblad 24 via het materiaal van het kledingstuk voor de toevoer van perslucht aan een drukmedium-cilinder van elke blokkeringseenheid 60.

In het bijzonder wordt de aandacht gevestigd op de fig. 4 en 4A die een blokkeringsmechanisme 60 35 tonen, dat van gelijke constructie is voor de achterste en voorste einddelen van de bovenste vouwkop I en voor de achterste en voorste einddelen van de onderste vouwkop 1' .

Zoals weergegeven is het huis van elke druk-40 mediumciUnder 67 bevestigd aan een ondersteuningselement 8203263 - 13 - 54 door een kraag en moersamenstel 53. De kraag strekt zich uit vanaf het ene einde van het huis van de blokkeringscilinder 67 via het kruisstuk 54 voor het opnemen van de eenheid en van de verschuifbare zuigerstang 58 daar 5 doorheen. Zoals weergegeven is het kruisstuk 54 nagenoeg centraal ervan bevestigd aan het einde van het huis van de drukmediumcilinder 43 door een uitstekende kraag en moersamenstel 62 waar doorheen de zuigerstang 46 zich werkzaam uitstrekt.

10 Een blokkeringszwenkarm 55 is aan het ene einde verzwenkbaar geraonteerd op de pen 56a voor het verzwenkbare beweging op een zich naar achteren toe uitstrekkende bout of stang 56. De bout 56 is bij zijn binneneinde door middel van een moer en onderlegringsamenstel 56b vastgezet 15 zodat hij zich uitstrekt vanaf een eind van het onderste kruiselement 54, dat zich bevindt tegenover het einde waar doorheen de zuigerstang 58 van de blokkeringscilinder 57 loopt. Het boveneinde van de zuigerstang 58 van de blokkeringscilinder 45 is voorzien van schroefdraad en 20 strekt zich werkzaam uit door de blokkeringszwenkarm 55.

Een moer 63 Verbindt het voorste einde van de zwenkarm 55 met het van schroefdraad voorziene einde van de zuigerstang 58 om daarmee te worden verplaatst. Een spiraalveer 59 is aangebracht op de zuigerstang 58 tussen het op een 25 vaste plaats aangebrachte kruisstuk 54 en de zwenkarm 55, zodat normaal de zwenkarm gedrukt wordt naar een bovenste diagonale stand op de zwenkpen 56a, zoals met de streep-stiplijnen aangegeven in fig. 4.

De zuigerstang 46 strekt zich uit door een 30 enigszins verlengde sleuf in de zwenkarm 55. Zoals eveneens weergegeven in de fig. 4 en 4a wordt een iets schuin geplaatste, vertikaal afgebogen, onderlegring of blokkerings-element 57 gedragen door de zuigerstang 46 tussen de binnenzijde van de zwenkarm 55 en een kraag 61 nabij het 35 samenstel 62. Normaal zal het blokkeringsveerelement 57 los passen op de zuigerstang 46 in een vertikaal ver-sprongen stand wanneer geen compressiekracht er op wordt uitgeoefend. Wanneer echter een compressiekracht op het element 57 wordt uitgeoefend tussen de kraag 61 en de 40 onderzijde van de zwenkarm 35 zal het element vlak worden 8203263 - 14 - gedrukt ten opziehte van de zuigerstang 46 en de zuiger-stang blokkeren tegen verdere verplaatsing. Dit gebenrt wanneer, zoals met getrokken lijnen weergegeven in fig. 4, positieve mediumdruk wordt uitgeoefend op de blokkerings-5 cilinder 67 zodat de zuigerstang 58 daarvan de zwenkarm 55 naar binnen toe drukt voor het comprimeren van de veer 59 en voor het samendrukken van het blokkeringselement 57 tussen de arm 55 en de kraag 61. Wanneer de positieve mediumdruk wordt opgeheven, zoals door een klep 64, zal 10 de veer 59 de zwenkarm naar zijn buitenste, diagonale stand drukken, zoals deze met streep-stiplijnen is weergegeven in fig. 4, waardoor de blokkerende werking van het element 57 wordt opgeheven en een bedienende verplaatsing mogelijk is van de zuigerstang 46 van de drukmediumcilinder 45 15 die de vouwkop bedient.

Elke drukmediumcilinder 45, 45', 25 en 25' voor de bediening van een kop is voorzien van hetzelfde type blokkeringsmechanisme 60, dat op dezelfde wijze is aange-bracht en werkt als het mechanisme bij de cilinder 45 en 20 dat wordt bestuurd door een contactvinger van een microklep 95, 95', 96 of 96' (zie het werkdiagram van fig. 11).

Bij gebruik van het circuit als weergegeven in fig. 11 werkt de inrichting zodanig, dat na de bekrachti-ging van de blokkeringscilinder 67, voor het positief 25 voorkomen van een verder ingaande verplaatsing van de vouwkoppen I en 1' ten opziehte van het kledingstuk G, een zekere tijdsperiode optreedt waarbinnen een volledig vouwen van de pijpen van het kledingstuk tot stand wordt gebracht door de koppen I en I'. Dit zal gebeuren nadat 30 de vinger van de bladterugtrekkende microklep 97 is bediend door de onderste vouwkop 1' bij het bereiken van zijn binnenste vouwstand voor het toevoeren van perslucht naar het bedieningscilindersamenstel P, voor het intrek-ken van de bladen van het vouwbladsamenstel F en het 35 doen terugkeren daarvan naar de oorspronkelijke, ten minste gedeeltelijk teruggetrokken uitgangsstand van fig. 1. Dit gebeurt een zekere tijd nadat de microkleppen 95, 95', 96 en 96' zijn bekrachtigd voor het bedienen van de blokkeringseenheden 60. Wanneer de microregelkleppen 40 95, 95', 96 en 96' zijn geopend voor het afvoeren van lucht 8203263 - 15 - nit de cilinders 67 van de blokkeringseenheden 60 z.ullen wij terugkeren naar hun uitgangsstand door de veer 59. Hierdoor zullen de zuigerstangen 26, 26', 46 en 46' vrij-gegeven worden door hun blokkeringselementen 57, zodat 5 zij dan kunnen worden bekrachtigd om de koppen I en 1' te verplaatsen naar hun achterste of buitenste standen ten opzichte van het kledingstuk G.

Om de drukmediumcilinders 45, 451, 25 en 25' ,voor de vouwkoppen I, 1' en de drukmediumcilinders 70 en 10 82 (zie fig. 11) voor de vleugelperskoppen J en J' te verplaatsen naar de persstanden toe en daar vanaf wordt lucht toegevoerd door flexibele slangen lopend vanaf de regeleenheid R (zie ook de fig. 1 en 3). De kleppen zorgen voor een omgekeerde stroming naar de cilinders 15 wanneer deze in tegengestelde richting moeten worden verplaatst.

De schema's van de fig. 11 en 12 tonen stelsels voor de automatische besturing van de werking van de inrichting. De inrichting kan automatisch worden bestuurd 20 door gebruik.te maken van tijdschakelaars, regelkleppen, schakelaars en door elektrische spoelen bediende kleppen enz., of door met de hand regelbare schakelaars en kleppen.

In fig. 11 komen de verwijzingscijfers overeen met de onderdelen van de inrichting als weergegeven in 25 de fig. 1-10. Opgemerkt kan verder worden, dat via de leiding 101 perslucht aan het circuit wordt toegevoerd, dat de leiding 102 loopt naar de microschakelaar voor de verplaatsende beweging en de leiding 103 naar de microschakelaar voor het intrekken van de bladen. De aan-30 duiding N.O. wijst erop dat de betreffende klep normaal open staat, terwijl de met N.C. aangegeven kleppen normaal gesloten staan.· Van deze vijf boven in het schema aangegeven kleppen dient de eerste voor het blokkeren, de tweede voor het intrekken, de derde voor het naar buiten 35 toe brengen en de laatste twee voor het uitoefenen van de persdruk.

Bij het schema van fig. 11 wordt aan de drukmediumcilinders 35' voor het onderste klemblad, slechts drukmedium toegevoerd voor het sluiten van de bladen 29, 40 zodat daarop een positieve mediumdruk kan worden uitge- 8203263 - 16 - oefend, terwijl in elke cilinder een veer is aangebracht om de bladen naar de open stand "te brengen wanneer de mediumdruk wordt opgeheven.

In het elektrische schema van fig. 12 wijst 5 de aanduiding N.C. op normaal gesloten schakelaars en de aanduiding N.O. op normaal open schakelaars. Van de groep schakelaars 0 (zie eveneens fig. 3) dient de schakelaar 110 voor het omschakelen van automatische of handbediening, resp. aangeduid met A en H. De tweede 10 schakelaar 111 dient voor het brengen van het vouwblad-samenstel F in de geexpandeerde stand bij handbediening.

De derde schakelaar 112 dient voor het brengen van stoom en lucht in de weefselzak en de vierde schakelaar 113 is de "aanM en "uit”-schakelaar. Bij het regelpaneel N, 15 weergegeven in fig. 3, is a een hoofdschakelaar, b een schakelaar voor het regelen van de lucht en stoomcombinatie, c een schakelaar voor het regelen van de verplaatsing, d een klembeproevingsschakelaar, e regelt de luchtdruk, f regelt de toegevoerde stoom, g is een drukknopschakelaar 20 om de aan de cylinders 35 en 35' toegevoerde persdruk van de lage op de hoge waarde te brengen, h is een regelaar voor een tijdschakelaar die de inrichting gesloten houdt, -i is een regelaar voor een tijdschakelaar die de terugtrek-tijd regelt en j is een drukknopschakelaar voor het regelen 25 van de tijd voor het expanderen van de bladen.

De vijf links in fig. 12 aangegeven schakelaar corresponderen met de kleppen, die zijn aangegeven boven in fig. 11 en waarvan de funktie hierboven is toegelicht.

Met 114. is aangeduid de instelbare tijdschakelaar, 30 voor het regelen van de klemtijd. Met 115 zijn de motoren van tijdschakelaars aangeduid. De tijdschakelaar voor het naar buiten toe brengen van de bladen is aangeduid met 116, de schakelaar voor het naar buiten toe brengen met 117 en de schakelaar voor het klemmen met 118. De lucht-35 bediende microschakelaar 119 dient voor de verplaatsing van de onderste pneumatische cilinders, en de schakelaar 120 voor het intrekken van de bladen.

- conclusies - 8203263

Claims (23)

1. Inrichting voor het afwerken van een kledingstuk omvattende een voetstuk, een zich in lengterichting uit-strekkende kledingstuk-ondersteunende arm gedragen door het voetstuk en geschikt voor het daarop aanbrengen van 5 een kledingstuk in een in langsrichting lopende afwerkings-stand en middelen voor toevoer van verwarmd afwerkings-medium langs het kledingstuk in zijn ondersteunde positie op de arm, me t het k e n m e r k, dat de inrichting een paar vouwkoppen omvat, draagmiddelen voor het plaatsen 10 van elk der vouwkoppen in een samenwerkende stand langs de genoemde arm, middelen voor verplaatsing van elk der vouwkoppen in en uit een samenwerkende stand ten opzichte van het door dd arm ondersteunde kledingstuk, en middelen gedragen door elk der vouwkoppen voor het in lengte vouwen 15 van delen van het kledingstuk en het vormen van een vouw daarlangs.

2. Inrichting volgens conclusie l, m e t het k e n m e r k, dat middeleh aanwezig zijn die samenwerken met ten minste e§n van de vouwkoppen voor het positief 20 begrenzen van de maximale verplaatsing daarvan naar een samenwerkende stand ten opzichte van het kledingstuk.

3. Inrichting volgens conclusie l of 2, m e t het k e n m e r k, dat de middelen voor het verplaatsen van 25 de vouwkoppen worden gevormd door drukmediumcilinders en door blokkeringsmiddelen die samenwerken met de drukmediumcilinders om een verdere verplaatsing daarvan te voorkomen wanneer §§n der vouwkoppen er door verplaatst is naar een samenwerkende stand ten opzichte van het kledingstuk.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het k e nm e r k, dat elk der vouwkoppen is voorzien van een paar klembladen die verzwenkbaar er op zijn gemonteerd voor verplaatsing in en uit een vouwvormende persstand langs het kledingstuk wanneer de vouwkoppen zich 35 in hun samenwerkende stand bevinden ten opzichte van het kledingstuk. 8203263 - 18 -

5. Inrichting volgens conclusie 4, m e t h e t k e n m e r k, dat elk der vouwkoppen eveneens een drukmedium-bediende cilinder heeft voor het zwenken van de klembladen op de aangegeven wijze.

6. Inrichting volgens e§n der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk der vouwkoppen is voorzien van middelen om, tijdens zijn verplaatsing naar het kledingstuk toe, de stand ervan in te stellen langs en ten opzichte van de omtrek van het kledingstuk.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het k e n m e r k, dat de middelen voor het instellen van de samenwerkende stand van de perskoppen middelen omvatten die flexibel scharnierbaar zijn verbonden tussen elk der vouwkoppen en de dragende middelen daarvoor.

8. Inrichting volgens e§n of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kleding-ondersteuningsarm vouwbladen omvat geschikt om in en buiten aanraking te worden gebracht met de binnenzijde van het kledingstuk en in samenwerkende tegenover elkaar 20 liggende stand ten opzichte van de vouwkoppen.

9. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vouwkoppen worden gedragen door de draagmiddelen in een tegenover elkaar liggende bovenste en onderste nagenoeg horizontale 25 stand ten opzichte van elkaar, waarbij de draagmiddelen voor de bovenste van de vouwkoppen worden gevormd door een in lengterichting lopend vrijdragend frame.

10. Inrichting volgens e£n of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat warmte- 30 verschaffende middelen worden gedragen door elk der paren vouwkoppen.

11. Inrichting volgens ein of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de druk-mediumcilinders werkzaam zijn aangebracht tussen elk 8203263 - 19 - der paren vouwkoppen en de draagmiddelen daarvoor om elk der koppen in en buiten samenwerkende stand te brengen met het af te werken kledingsstuk.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het 5. e n m e r k, dat elk der vouwkoppen een centraal element heeft en waarbij de door elk der koppen gedragen middelen een paar klembladen omvatten die scharnierend zijn ver-bonden en zich werkzaam uitstrekken langs het oentrale element, waarbij verplaatsingsmiddelen zijn verbonden 10 met het paar klembladen om deze in en buiten een vouwvormen-de persstand te brengen ten opzichte van en langs het oentrale element wanneer elk der vouwkoppen is verplaatst naar een samenwerkende stand ten opzichte van het af te werken kledingstuk.

13. Inrichting volgens β§η of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunarm is voorzien van vouwbladen geschikt om in aanraking te komen met de binnenzijde van het kledingstuk en in een tegenover liggende werkzame stand ten opzichte van de 20 vouwkoppen, waarbij middelen aanwezig zijn voor het ver-plaatsen van de vouwkoppen in eerste vouwende standen langs het kledingstuk en ten opzichte van de vouwbladen, waarbij verder middelen aanwezig zijn om de vouwbladen buiten aanraking te brengen met omgevouwen delen van het 25 kledingstuk en middelen worden gedragen door de vouwkoppen geschikt om daarna een uiteindelijke vouwvormende druk uit te oefenen langs de gevouwen delen van het kledingstuk.

14. Inrichting volgens conclusie 13, m e t het k e n m e r k, dat de middelen gedragen door de vouwkoppen 30 worden gevormd door drukmediumcilinders geschikt voor het eerst uitoefenen van een geringere vouwkracht op elk der koppen en het daarna uitoefenen van een hogere vouwvormende kracht daarop wanneer de vouwbladen buiten aanraking worden gebracht met de gevouwen delen van het 35 kledingstuk.

15. Inrichting volgens §§n of meer der voorgaande 8203263 - 20 - conclusies, met het kenmerk, dat de draagmidde-len voor het plaatsen van elk der vouwkoppen een in lengterichting lopend ondersteuningsframe omvatten voor elk der koppen, waarbij de middelen voor het verplaatsen 5 van de koppen worden gevormd door drukmediumcilinders en verbindingsmiddelen zijn aangebracht tussen de drukmediumcilinders en de vouwkoppen geschikt om een aanpas-sing mogelijk te maken van elk der vouwkoppen op de omtrek van het af te werken kledingstuk.

16. Inrichting volgens conclusie 15,met het k e n m e r k, dat de drukmediumcilinders zijn gemonteerd op de ondersteuningsframen en zijn voorzien van heen en weer beweegbare zuigermiddelen die zijn verbonden met en de vouwkoppen dragen.

17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, me t het kenmerk, dat een gesloten stoomtoevoerleidings-systeem zich uitstrekt langs elk der vouwkoppen voor het toevoeren van warmte daaraan.

18. Inrichting volgens een der conclusies 13 - 17, 20 met het kenmerk, dat een buitenste vleugelpers-kop werkzaam wordt gedragen om te kunnen worden verplaatst naar een persstand van het kruisdeel bij de buitenzijde van het kledingsstuk wanneer de vouwbladen in aanraking zijn gebracht met de binnenzijde van het kledingsstuk, 25 waarbij door de perskop en door de vouwkoppen middelen worden gedragen voor het verwarmen ervan.

19. Inrichting volgens conclusie 18, m e t het kenmerk, dat een binnenste vleugelperskop is aangebracht op de arm en geschikt is om in aanraking te komen 30 met de binnenzijde van het kledingstuk in een tegenover liggende stand ten opzichte van de buitenste vleugelperskop.

20. Inrichting volgens conclusie 19, m e t h e t kenmerk, dat de binnenste vleugelperskop is voorzien van middelen voor verplaatsing ervan in een nagenoeg 35 vormpassende aanraking met de binnenzijde van het kledingstuk. 8203263 - 21 -

21. Werkwijze voor het afwerken van een kledingstuk in het bijzonder een broekvormig kledingstuk, met het kenmerk, dat het kledingstuk in een horizon-tale longitudinale stand wordt gebracht op een doorlaat- 5 bare zak, elk pijpdeel van het kledingstuk inwendig wordt geexpandeerd voor het vormen van tegenover liggende vouwlijnen daarlangs, hete stoom en lucht worden toege-voerd door de zak naar de binnenzijde van het kledingstuk, het materiaal van het kledingstuk vanaf buiten wordt 10 gevouwen langs de vouwlijnen voor het vormen van eerste vouwen daarlangs, waarna uitwendig warmte wordt toegevoerd en een perskracht aan de eerste vouwen voor het vormen van uiteindelijke vouwen langs elk der pijpdelen.

22. Werkwijze volgens conclusie 21, m e t het 15 kenmerk, dat een inwendige expans iekracht wordt g.ehandhaafd langs de vouwlijnen wanneer de eerste vouwen worden gevormd en de inwendige expansiekracht wordt opgeheven wanneer uitwendige verwarming en een perskracht wordt uitgeoefend voor het vormen van de uiteindelijke 20 vouwen langs elk pijpdeel.

23. Inrichting en werkwijze als beschreven en/of weergegeven in de tekening. 8203263