NL8203111A - Inrichting voor het op het dak van een auto meevoeren van een zeilplank. - Google Patents

Description

JK 638-1—Ned *. >

Inrichting voor het op het dak van een auto meevoeren van een zeilplank.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het op het dak van een auto meevoeren van een zeilplank, en welke inrichting voorzien is van een op het dak van de auto aan te brengen draagstel.

5 Een dergelijke inrichting is zeer algemeen bekend.

Bij een uitvoeringsvorm, van de bekende inrichting, bestaat deze uit een op het dak van de auto aan te brengen bagagerek, ook wel imperial genoemd.

Bij de bekende inrichting wordt de zeilplank eenvoudig met 10 riemen of banden op het cp het dak van deautc&angebrachte draagstel vastgezet.

Daarbij treedt in de regel het bezwaar op, dat de zeilplank in de lengterichting niet voldoende ten opzichte van het draagjstel is geblokkeerd, zodat de zeilplank bij plotseling 15 remmen van de auto naar voren toe van het draagstel kan losschieten, hetgeen aanleiding kan zijn tot zeer ernstige verkeersongevallen.

De uitvinding beoogt dit bezwaar van de bekende inrichting te ondervangen.

20 De inrichting volgens de uitvinding vertoont daartoe het kenmerk, dat het draagstel is voorzien van twee eindkappen, welke de beide uiteinden van de zeilplank tenminste ten dele kunnen omvatten en welke met al of niet elastische verbindingsmiddelen met 'het draagstel zijn of kunnen worden gekop-25 peld.

Door het toepassen van de twee eindkappen wordt op een eenvoudige wijze een zeer doelmatige borging van de zeilplank in de langsrichting daarvan ten opzichte van het de zeilplank ondersteunende draagstel of bagagerek verkregen.

30 Bij een doelmatige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, zijn de beide kappen aangebracht op een lang- 8203111 _2_ . 1 ’ ' - 2 - -η " werpig gestel, dat een ligplaats vomit voor de te vervoeren zeilplank, en verder voorzien is van middelen om het gestel’ op het draagstel vast te zetten.

* · *

Bij deze uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uit-5 vinding, kan het draagstel op gunstige wijze de vorm hebben van het op zichzelf bekende bagagerek of imperial.

Het gestel, waarmede de beide eindkappen zijn verbonden, kan op verschillende wijzen op het ondersteunde .draagstel of bagagerek worden vastgezet.

10 Op gunstige wijzp worden de middelen, met behulp waarvan het gestel op het ondersteunende draagstel of bagagerek kan worden vastgezet, gevormd door twee, naar elkaar toe omgezette, en tegen veerkracht in van elkaar afbeweegbare haken of hakenparen, met behulp waarvan het gestel op de draag-15 staven van het draagstel of het bagagerek kan worden vastgeklemd.

Bij een verdere uitvoeringsvorm van de uitgevonden inrichting is het koppelpunt of zijn de kojbpelpunten van tenminste één kap met het gestel in de lengterichting daarvan verstelbaar 20 zodanig, dat daarmede de inrichting op eenvoudige wijze kan worden aangepast aan de lengte van de te vervoeren zeilplank.

Volgens een verder kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding zijn langs de langsrand van de ligplaats van de zeilplank op het gestel aanslagen aangebracht, en welke het 25 zijdelings verschuiven van de zeilplank op het gestel kunnen verhinderen.

Op gunstige wijze kunnen deze aanslagen tenminste ten dele , in de dwarsrichting ten opzichte van het gestel verplaatsbaar zijn.

30 Bij een bijzonder doelmatige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de aanslagen tenminste ten dele haakvormig uitgevoerd, zodanig, dat met het naar de op het gestel aangebrachte zeilplank toe bewegen van de aanslagen 820 3 1 1 1 . i .

- 3 - · t <r o de haakvormige bovendelen van deze aanslagen de zeilplank aan de bovenzijde omvatten en het van het gestel af omhoog * bewegen' van de zeilplank verhinderen.

Op gunstige wijze kunnen de aanslagen tenminste ten dele 5 door veerkracht naar de ligplaats van de zeilplank op het gestel worden toegedrukt zodanige, dat een eventuele speelruimte tussen de zeilplank en de aanslagen voortdurend wordt weggenomen.

Om een eventuele speelruimte tussen de zeilplank en de 10 deze in langsrichting opsluitende eindkappen steeds weg te nemen is tenminste ëën der kappen tegen veerkracht in van de andere kap af beweegbaar, zodanig dat de zeilplank tussen de kappen kan worden ingeklemd.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de 15 hand van de tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 is een bovenaanzicht van dit uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 2 is een zijaanzicht van de inrichting volgens de lijn A-A van fig. 1.

Zoals in de tekening is weergegeven, wordt de inrichting 20 gevormd door een gestel, bestaande uit twee langsstaven 1, welke met dwarsstaven 2 en 3 met elkaar zijn verbonden.

De dwarsstaven bestaan op niet verder in.de tekening weergegeven wijze elk uit telescopisch in elkaar verschuifbare delen, en welke ten opzichte van elkaar kunnen worden ver-25 grendeld om het gestel aan de breedte van de te vervoeren zeilplank te kunnen aanpassen. Op de beide dwarsstaven 2 en 3 is de zeilplank 4 afgesteund en wordt tegen zijdelings verschuiven op hèt gestel geblokkeerd door de ópstaande' aanslagen 5 en 6, waarvan de aanslagen 5 zich boven het hoekpunt 30 van de aansluitingen yan de langsstaven 1 met de dwarsstaaf 2 bevinden, terwijl de inslagen 6 op de achterste dwarsstaaf 3 zijnaangebracht en daarlangs verplaatsbaarzijn om de zeilplank te kunnen opsluiten.

Vanaf de bovenzijde van de aanslagen 5 en 6 verlopen de 35 elastische banden 7, met behulp waarvan de zeilplank 4 82 0 3 1 1 1 . 4 .

* * ............... " * * ' — · ....... ' ’ · · ------ op de dwarsstaven 2 en 3 gedrukt gehouden wordt.

De beide uiteinden van de zeilplank zijn opgesloten in de » kappen 8 en 9, welke met de banden 10 en 11 met resp. de voorste en de achterste uiteinden van de langsstaven 1 5 zijn gekoppeld.

In de beide banden 11 zijn trekveren 12 opgenomen, welke de zeilplank tussen de beide kappen 8 en 9 ingeklemd houden.

Meer centraal langs de onderzijde van de langsstaven 1 zijn de buizen 13 aangebracht, welke aan de achterzijde 10 zijn voorzien van vast aan de buizen 13 aangebrachte haken 14. Aan de voorzijde van de buizen 13 zijn deze voorzien van haken 15 welke in de buizen verschuifbaar zijn en door in de buizen aangebrachte, en niet verder in de tekening weergegeven trekveren, naar de haken 14 worden toegetrokken.

15 Het gestel 1· is met behulp van de onder veerkracht staande haken 14 en 15 vastgeklemd op twee eindstaven van het op het dak van de schematisch aangegeven auto aangebrachte bagagerek (imperial) 17.

Voor het aanbrengen van het gestel 1 op het bagagerek 17 20 worden eerst de vaste haken 14 om de meer naar achter gelegen draagstaaf van het'bagagerek gebracht en vervolgens de voorste, verende haken uit de buizen 15 naar voren getrokken en om de meer naar voren gelegen draagstaaf van het bagagerek gehaakt.

25 Ook is het' mogelijk om eerst de voorste verende haken om een meer naar voren gelegen draagstaaf te haken en vervolgens de beide langsstaven tegen veerkracht van de zich in de buizen 13 bevindende trekveren in naar achteren toe te trekken om vervolgens met een neerwaartse beweging de achterste 30 haken 14 om een draagstaaf te haken.

8203111 -s-

Claims (10)

1. Inrichting voor het op het dak van een auto meevoeren van een zeilplank, gevormd door een op het dak van de auto aan te. brengen draagstel, met het kenmerk, dat dit draag-stel is:voorzien van twee eindkappen, welke de beide uitr 5 einden van de zeilplank tenminste ten dele kunnen omvatten, en met al of niet elastische verbindingsmiddelen met het draagstel zijn of kunnen worden gekoppeld.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beide kappen zijn aangebracht aan een langwerpig gestel, 10 dat een ligplaats vormt voor de te vervoeren zeilplank en voorzien is van middelen om het gestel op het draagstel vast te zetten.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het draagstel de vorm heeft van een bagagerek. 15

4. Inrichting volgens conclusie 2pf3rmet het kenmerk, dat de vastzetmiddelen gevormd worden door twee, naar elkaar toe omgezette, en tegen veerkracht in van elkaar afbeweegbare haken of hakenparen, met behulp waarvan het gestel op twee 20 draagstaven van het draagstel kan worden vastgeklemd.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het koppelpunt of de koppelpunten van tenminste één kap met het gestel in de lengterichting daarvan verstelbaar is ter aanpassing van de inrichting aan de 25 lengte van de te vervoeren zeilplank.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat langs de langsrand van de ligplaats van de zeilplank op het gestel aanslagen zijn aangebracht, welke het zijdelings vérschuiven van de zeilplank op het gestel 30 kunnen verhinderen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de 8203111 - 6 - v' C aanslagen tenminste ten dele in dwarsrichting ten opzichte van het- gestel verplaatsbaar zijn. *

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met-het kenmerk, dat de aanslagen tenminste ten dele haakvormig zijn uitge-5 voerd, zodanig, dat met het naar de op het gestel aangebrachte zeilplank toebewegen van de aanslagen, de haakvormige bovendelen van deze aanslagen de zeilplank aan de bovenzijde omvatten en het van het gestel af omhoogbewegen van de zeilplank verhinderen.

9. Inrichting volgens 'conclusie 6, 7 of 8, met het kenmerk, dat de aanslagen tenminste ten dele door veerkracht naar de ligplaats van de zeilplank op het gestel worden toegedrukt.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met 15 het kenmerk, dat tenminste een der kappen tegenn veerkracht in van de andere kap afbeweegbaar is, zodanig, dat de te vervoeren zeilplank tussen de beide kappen kan worden inge- t klemd. 8203111