NL8202703A - Werkwijze en inrichting voor het afscheiden van vloeistoffiltraten, die vrij zijn van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting, uit vloeistofmengsels van de deeltjes. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het afscheiden van vloeistoffiltraten, die vrij zijn van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting, uit vloeistofmengsels van de deeltjes. Download PDF

Info

Publication number
NL8202703A
NL8202703A NL8202703A NL8202703A NL8202703A NL 8202703 A NL8202703 A NL 8202703A NL 8202703 A NL8202703 A NL 8202703A NL 8202703 A NL8202703 A NL 8202703A NL 8202703 A NL8202703 A NL 8202703A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
filtrate
channel
housing
pressure
mixture
Prior art date
Application number
NL8202703A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Cobe Lab
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cobe Lab filed Critical Cobe Lab
Publication of NL8202703A publication Critical patent/NL8202703A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D65/00Accessories or auxiliary operations, in general, for separation processes or apparatus using semi-permeable membranes
    • B01D65/08Prevention of membrane fouling or of concentration polarisation
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D25/00Filters formed by clamping together several filtering elements or parts of such elements
    • B01D25/12Filter presses, i.e. of the plate or plate and frame type
    • B01D25/172Plate spreading means
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D25/00Filters formed by clamping together several filtering elements or parts of such elements
    • B01D25/12Filter presses, i.e. of the plate or plate and frame type
    • B01D25/21Plate and frame presses
    • B01D25/215Construction of the filter plates, frames
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D61/00Processes of separation using semi-permeable membranes, e.g. dialysis, osmosis or ultrafiltration; Apparatus, accessories or auxiliary operations specially adapted therefor
    • B01D61/14Ultrafiltration; Microfiltration
    • B01D61/147Microfiltration
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D61/00Processes of separation using semi-permeable membranes, e.g. dialysis, osmosis or ultrafiltration; Apparatus, accessories or auxiliary operations specially adapted therefor
    • B01D61/14Ultrafiltration; Microfiltration
    • B01D61/22Controlling or regulating
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D63/00Apparatus in general for separation processes using semi-permeable membranes
    • B01D63/08Flat membrane modules
    • B01D63/082Flat membrane modules comprising a stack of flat membranes
    • B01D63/0822Plate-and-frame devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D2321/00Details relating to membrane cleaning, regeneration, sterilization or to the prevention of fouling
    • B01D2321/20By influencing the flow
    • B01D2321/2008By influencing the flow statically

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)
  • Separation Using Semi-Permeable Membranes (AREA)
  • Filtration Of Liquid (AREA)

Description

i -1- y - £
V
Werkwijze en inrichting voor het afscheiden van vloeistoffiltraten, die vrij zijn van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting, uit vloeistofmengseIs van de deeltjes.
t,
De uitvinding heeft betrekking op het afscheiden van vloeistoffiltraten, die vrij zijn van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting, uit vloeistofmengsels van de deeltjes.
Gebleken is, dat het uitrusten van een filtreerinrichting 5 met een microporeus membraan, met middelen voor het tijdens bedrijf werkzaam veranderen van de geometrie van het stromingskanaal voor het deeltjesmengsel of het filtraatkanaal een vergrote veelzijdigheid ver-schaft in het veranderen van verschillende regelparameters in de inrichting in aanspreking op de heersende of gewenste bedrijfsomstandigheden, 10 zoals de inlaatstromingssnelheid, de inlaatdeeltjesconcentratie en de filtreersnelheid, welke bedrijfsomstandigheden met de tijd of van een toepassing naar een andere kunnen veranderen. Een gewenste stromingssnel-heid voor het aan de inrichting leveren van het deeltjesmengsel kan bij-voorbeeld worden gehandhaafd, en de mate van afschuiving en andere re-15 gelparameters kunnen worden veranderd voor het optimaal maken van de stroming maar voorkomen van verstopping en wandbreuk van de deeltjes-cellen door het eenvoudig verstellen van de hoogte van het kanaal.
In voorkeursuitvoeringsvormen wordt de hoogte van het stromingskanaal voor het deeltjesmengsel, gericht naar het membraan, ver-20 anderd door het samendrukken van de membraanscheidingsinrichting, het-geen wordt uitgevoerd in een spanklem tussen een voorste plaat en een zuigerplaat, die verschuifbaar is gemonteerd volgens een hartlijn dwars op de voorste plaat, waarbij druk wordt uitgeoefend op de achterzijde van de zuigerplaat voor het veranderen van de samendrukking, uitgeoe-25 fend cp de scheidingsinrichting, de voorste plaat van de spanklem gaten daarin heeft, waar de poorten voor de membraanfiltreerinrichting 8202703 b * - 2 - doorheen lopen, welke spanklem een achterplaat bevat achter de zuiger-plaat, welke achterplaat afdichtend is verbonden met de zuigerplaat door een membraan voor het bepalen van een drukkamer tussen de achterplaat en de zuigerplaat, en vast is gemonteerd met betrekking tot de 5 voorste plaat, zodat verhogingen van de druk in de drukkamer het samen-drukken tot gevolg hebben van de filtreerinrichting tussen de zuigerplaat en de voorste plaat, waarbij de geometrie van het stromingskanaal wordt veranderd in aanspreking op veranderingen in een regelparameter van de scheidingsinrichting, welke regelparameter de drukval is in het 10 deeltjesmengselkanaal vanaf de inlaat naar de uitlaat, middelen zijn voorzien voor het waamemen van de drukval in het deeltjesmengselkanaal vanaf de inlaat naar de uitlaat, voor het waarnemen van de stromings-snelheid van het deeltjesmengsel in de scheidingsinrichting naar binnen en voor het handhaven van een evenredig verband tussen de drukval en 15 de stromingssnelheid van het deeltjesmengsel voor het veranderen van de hoogte van het deeltjesmengselkanaal, welk evenredig verband tussen de drukval en de stromingssnelheid van het deeltjesmengsel wordt gehand-haafd zolang de drukval zich beneden een voorafbepaalde hoogte bevindt, welke drukval op de voorafbepaalde hoogte wordt gehouden voor verho-20 gingen in de stromingssnelheid van het deeltjesmengsel boven die, over-eenkomende met de voorafbepaalde drukvalhoogte, waarbij de druk over het membraan op een voorafbepaalde hoogte wordt gehouden door het ver-stellen van de stromingssnelheid van het filtraat, de inlaatpoort voor het deeltjesmengsel is verbonden met een toegangsleiding voor een pa-25 tient, en het geconcentreerde deeltjesmengsel, dat de inrichting ver-laat, met een vervangingsfluidum wordt teruggevoerd naar de patient, waarbij de deeltjes gevormde elementen zijn en het filtraat plasma is.
Volgens een ander gezichtspunt verschaft de uitvinding een spanklem voor het vasthouden en samendrukken van een membraanschei-30 dingsinridating met een deeltjesmengselkanaal en een filtraatkanaal tussen een voorste plaat en een zuigerplaat, verschuifbaar gemonteerd volgens een hartlijn dwars op de platen, welke spanklem ook drukmidde-len bevat voor het veranderen van de druk, die werkt op het achteropper-vlak van de zuigerplaat voor het veranderen van de samendrukking van de 35 inrichting en de geometrie van een stromingskanaal in de scheidings- 8202703
ί A
- . - 3 - inrichting. In voorkeursuitvoeringsvormen heeft de voorste plaat gaten daarin, waar poorten van de scheidingsinrichting doorheen lopen, en be-vat de spanklem ook een achterplaat, door een membraan afdichtend ver-bonden met het achteroppervlak van de zuigerplaat voor het bepalen van 5 een drukkamer tussen de achterplaat en de zuigerplaat.
Volgens een ander gezichtspunt verschaft de uitvinding een scheidingsinrichting, voorzien van een membraan, gemonteerd in een huis voor het bepalen van een deeltjesmengselkanaal en een filtraatkanaal.
Het filtraatkanaal *heeft een stromingsvemauwing, zodat er een drukval 10 is langs de baan van de filtraatstroming, veroorzaakt door de filtraat-stroming. Dit is lijdelijk werkzaam voor het verkleinen van de verande-ringen in de druk over het membraan, hetgeen het gebruik mogelijk maakt van grote snelheidsvervallen in het stromingskanaal voor het deeltjes-mengsel, en dus grotere stroming langs het membraan. In bepaalde voor-15 keursuitvoeringsvormen bevat de stromingsvemauwing een middel met V-vormige groeven, gericht naar het membraan voor het verschaffen van V-vormige kanalen, die diepten hebben, die bij bovenstroomse gedeelten ondieper zijn dan bij benedenstroomse gedeelten, waarbij in andere voorkeursuitvoeringsvormen de stromingsvemauwing een middel bevat voor 20 het verschaffen van een oppervlak met ruwheid langs het filtraatkanaal, welk oppervlak voldoende groot is voor het toelaten van stroming tussen het oppervlak en het membraan, maar voldoende klein voor het verschaffen van de gewenste drukval, in andere voorkeursuitvoeringsvormen de stromingsvemauwing een stromingsbelemmering is, geplaatst in het fil-25 traatkanaal (bijvoorbeeld doek of vezelmateriaal), een aantal membranen aanwezig is, evenals een middel voor het bepalen van een filterkanaal, een stromingskanaal voor het deeltjesmengsel en een filtraatkanaal, ' welk middel voor het bepalen van het filtraatkanaal bestaat uit even-wijdige platen, het huis en een microporeus membraan een verandering 30 kunnen veroorzaken in de geometrie van het stromingskanaal voor het deeltjesmengsel in aanspreking op de uitoefening van een uitwendige kracht op het huis, welke verandering in geometrie een verandering in hoogte is, en het huis een vulplaat bevat in afdichtende aanraking met het microporeuze membraan.
35 Volgens een ander gezichtspunt verschaft de uitvinding ook 8202703 * » - 4 - een scheidingsinrichting, voorzien van een membraan, gemonteerd in een huis voor het bepalen van een deeltjesmengselkanaal en een filtraatka-naal. Wanneer een uitwendige kracht wordt uitgeoefend op het huis, is het gevolg daarvan een verandering van de geometrie van het deeltjes-5 mengselkanaal. Ook verschaffen het huis en het membraan inlaat- en uitlaatverdeelstukken voor het deeltjesmengsel, die voldoende groot zijn om daarmee samenhangende drukvallen te hebben, die voldoende klein zijn om het vaststellen mogelijk te maken van de drukval in het stro-mingskanaal voor het deeltjesmengsel door het uitvoeren van metingen in 10 uitwendige leidingen, verbonden met de poorten. In voorkeursuitvoerings-vormen is een aantal mambranen aanwezig, evenals middelen voor het bepalen van een filtraatkanaal, en een stromingskanaal voor het deeltjesmengsel, waarbij het middel voor het bepalen van het filtraatkanaal be-staat uit evenwijdige platen, het huis een vulplaat bevat in afdichten-15 de aanraking met het microporeuze membraan, en de verandering in geometrie een verandering in hoogte is.
Volgens een ander oogmerk verschaft de uitvinding een scheidingsinrichting, voorzien van een deeltjesmengselkanaal en een filtraatkanaal, bepaald door een membraan gemonteerd tussen een poortplaat en 20 een eindplaat. De omtrekken van de platen zijn aan elkaar gelast, en de inrichting kan een verandering veroorzaken in de geometrie van het deeltjesmengselkanaal of het filtraatkanaal in aanspreking op de uitoe-fening van een uitwendige kracht op de inrichting. In voorkeursuitvoe-ringsvormen is een aantal membraandraagplaten van kunststof aanwezig 25 tussen de poortplaat en de eindplaat, evenals een aantal deeltjesmeng-selkanalen, filtraatkanalen en membranen, en zijn de omtrekken van de platen aan elkaar gelast, waarbij twee membranen aanwezig zijn tussen elk paar membraandraagplaten, en een vulplaat aanwezig is voor het ver-schaffen van een afdichting met althans een membraan, welke inrichting 30 een verandering kan veroorzaken in de hoogte van de deeltjesmengselka-nalen in aanspreking op het uitoefenen van een uitwendige kracht op de poortplaat en de eindplaat.
Volgens een ander gezichtspunt verschaft de uitvinding ook een scheidingsinrichting, voorzien van een membraan, gemonteerd in een 35 huis voor het bepalen van een deeltjesmengselkanaal en een filtraat- 8202703 < Μ Η - 5 - kanaal. Het huis bevat een veerkrachtige vulplaat in afdichtende aan-raking met het membraan voor het veroorzaken van een verkleihing van de hoogte van een van de kanalen wanneer de vulplaat wordt samengedrukt.
In voorkeursuitvoeringsvormen is een aantal membranen, filtraatkanalen 5 en deeltjesmengselkanalen aanwezig, en bevat het huis een aantal even-wijdige platen, waarbij het deeltjesmengselkanaal wordt bepaald door een paar membranen, gescheiden door de veerkrachtige vulplaat.
Volgens een ander gezichtspunt verschaft de uitvinding een scheidingsinrichting, voorzien van een paar mierqporeuze membranen, 10 gemonteerd in een huis voor het bepalen van een stromingskanaal voor het deeltjesmengsel tussen de membranen en een paar filtraatkanalen, waarbij elk filtraatkanaal aan een Zijde wordt begrensd door een membraan.
Door het toepassen van twee membranen voor het bepalen van het deeltjesmengselkanaal, zijn beide qppervlakken met een groot gebied van het 15 stromingskanaal voor het deeltjesmengsel werkzaam bij het afscheiden van het filtraat. In een voorkeursuitvoeringsvorm is een aantal membranen, filtraatkanalen en deeltjesmengselkanalen aanwezig, en bevat het huis een aantal evenwijdige platen.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de 20 tekening, waarin: fig. 1 de scheidingsinrichting schematisch voorsteld, fig. 2 een ruimtelijk aanzicht is van de spanklem met daarin de scheidingsinrichting, fig. 3 een doorsnede is volgens de lijn III-III in fig. 2, 25 fig. 4 een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fig. 3, fig. 5 een ruimtelijk aanzicht is met uiteengenomen delen van de scheidingsinrichting, fig. 6 een ruimtelijk aanzicht is met uiteengenomen delen van een stel kanalen van de scheidingsinrichting, 30 fig. 7 een schematische vertikale doorsnede is van een ge- deelte van het stel kanalen volgens fig. 6, fig. 8 een aan fig. 7 gelijke doorsnede is na het uitoefenen van samendrukking op de scheidingsinrichting, fig. 9 een blokschema is van de electronische regeling van 35 de inrichting volgens fig. 1, en 8202703 I * - 6 - -t fig. 10 sen doorsnede is volgens de lijn X-X in fig. 6 van een andere uitvoeringsvorm van het plaatelement van de inrichting volgens fig. 5.
Verwijzende naar fig. 1 is een plasmaferese-inrichting 10 5 weergegeven voor het afscheiden van plasma (kleine bloedbestanddelen, zoals immunoglobuline, eiwit en andere proteinen) van de "gevormde elementen" (rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes) in het bloed van een patient, en het met een aanmaakfluidum naar de patient terugvoeren van de gevormde elementen. Deze behandeling heeft 10 nut in verschillende toepassingen, zoals het geneeskundig verwijderen van ziekteverwekkende stoffen, die zich bevinden in het plasmagedeelte van het bloed van een patient. De inrichting 10 bevat een bloedtoevoer-leiding 12 en een bloedterugvoerleiding 14 voor verbinding met aan de patient bevestigde leidingen. De leiding 12 heeft een druksensor 15 en 15 een bijbehorende druppelkamer 17 bovenstrooms van een peristaltische bloedpomp 16 voor het bewaken van de bloeddruk in de toe gangs lei ding 12. Met de leiding 12 is ook een voorraad van een het stollen tegengaand middel (niet weergegeven) verbonden. Benedenstrooms van de poop 16 be-vindt zich een bloedinlaatdruppelkamer 18 en de bijbehorende druksensor 20 19. De inrichting 20 voor het afscheiden van gevormde elementen heeft een bloedinlaatpoort 22 (voor het van de patient ontvangen van volle-dig bloed), een bloeduitlaatpoort 26 en een plasmafiltraatpoort 28. De bloedinlaatpoort 22 is door een leiding 24 verbonden met de uitlaat van de druppelkamer 18. De plasmapoort 28 is door een leiding 30 ver-25 bonden met een plasmadruppelkamer 32, een peristaltische plasmapomp 34 en een plasmaopvangzak 36. De plasmadruppelkamer 32 heeft een daarmee samenhangende druksensor 37. De scheider 20 wordt in een spanklem 38 gehouden, die hiema gedetailleerd wordt beschreven en de inrichting 20 samendruk voor het veranderen van de hoogte van de bloedkanalen daarin 30 door middel van druk, geleverd door een drukbron 40, die een drukkamer is met een zuiger, aangedreven door een schroefstang, verbonden met een regelmotor. De inrichting 38 heeft een klep 41 voor ontluchting. De bloeduitlaatpoort 26 is door een leiding 42 verbonden met een verbin-dingspunt 44, waar vervangingsfluidum uit een vervangingsvoorraadhouder 35 46 naartoe wordt gepompt door een peristaltische pomp 48. Het verbin- 8202703 < n - 7 - dingspunt 44 is door een leiding 47 verbonden met een terugvoerdruppel-kamer 43, voorzien van een bijbehorende druksensor 50. De uitlaat van de druppelkamer 43 is verbonden met een luchtbeldetector 52 en de te rugvoe rlei ding 14 naar de patient.
5 Verwijzende naar fig. 2 is de scheidingsinrichting 20 in gemonteerde toestand in de spanklem 38 weergegeven. De poorten 22, 26, 28 strekken zich uit door gaten in een voorste plaay 54, die vertikaal verschuifbaar is gemonteerd tussen zijdelingse dragers 56, 57. De inrich-ting 20 wordt tegen de voorste plaat 54 gehouden door een zuigerplaat 10 58, die zich, zoals getoond, gedeeltelijk uitstrekt voorbij een deksel-plaat 60.
Verwijzende naar fig. 3 blijkt, dat de zuigerplaat 58 cirkel-vormige zuigeruitsteeksels 62, 64 heeft, die zich vanaf het achteropper-vlak uitstrekken. Rollende membranen 66, 68 zijn verbonden met de eind-15 vlakken van de zuigeruitsteeksels 62, 64 door respectievelijk schroeven 70, 72 en cirkelvormige tegenhouders 74, 76. De omtrekken van de membranen 66, 68 zijn afdichtend qpgenomen tussen kappen 78, 80 en het binnenqppervlak van een achtexplaat 82. De achterplaat 82 heeft cilin-drische verdiepingen 84, 86 voor het opnemen van de twee zuigeruitsteek-20 sels en de bijbehorende tegenhouders. Een opnemende draaiverbinding 88 voor verbinding met de drukbron 40 staat in verbinding met de verdie-ping 86, waarbij de ontluchtingsklep 41 in verbinding staat met de ver-dieping 84. Een kanaal 90 verschaft verbinding tussen de verdiepingen 84, 86.
25 Verwijzende naar fig. 4 blijkt, dat de voorste plaat 54 een paar V-vormige groeven 92 heeft voor samenpassing met V-vormige uit-steeksels 94, die zich naar achter uitstrekken vanaf dwarsverlengingen van de zijdelingse dragers 56, 57. Pennen 96 strekken zich naar binnen uit vanaf de zijdelingse dragers 56, 57, van welke pennen de niet ge-30 dragen einden zich bevinden in vertikale groeven 98, die langs de zij-den van de voorste plaat 54 lopen. Gedeelten van de kap 78, de omtrek van het membraan 66 en de bijbehorende omtrek van de achterplaat 82 bevinden zich, zoals weergegeven, in uitsparingen 100, 102 in de zijdelingse dragers 56, 57.
35 Verwijzende naar fig. 5 is een ruimtelijk aanzicht met 8202703
• V
- 8 - uiteengenomen delen getoond van de scheidingsinrichting 20. De bloed-inlaatpoort 22, de bloeduitlaatpoort 26 en de plasma-uitlaatpoort 28 zijn gevormd aan de voorzijde van een poortplaat 104 van kunststof. Tussen de poortplaat 104 en een eindplaat 106 zijn zes stellen 108 van 5 plasma-bloed-plasma-kanalen aanwezig (in fig. 5 zijn slechts drie stellen weergegeven), waarvan elk stel 108 twee membraandraagplaten 110 bevat, verder twee microporeuze membranen 112 van kunststof (ongeveer 0,17 mm dik en met een gemiddelde poriengrootte van 0,6 ym) en een 0,10 mm dikke vulplaat 114 van polyetheen tussen de membranen 112. Na-10 burige plasma-bloed-plasma-kanaalstellen 108 delen een gemeenschappelij-ke membraan draagplaat 110. Verwijzende naar fig. 6 zijn de platen, membranen en vulplaat van een stel 108 weergegeven. Bloedkanalen B zijn verschaft tussen de membranen 112, en plasmakanalen P tussen de membraandraagplaten 110 en de membranen 112. Elke membraanplaat 110 is 15 gemaakt van acrylonitrielbutadi§nstyreen (ABS) en is ongeveer 2,90 mm dik, 22,23 cm lang en 8,26 cm breed. Gaten 116 in de platen 110 en gaten 130 on de membranen 112 liggen in lijn met de inlaatpoort 22 voor het verschaffen van de stroming van binnenkomend bloed vanuit de inlaatpoort 22 naar alle bloedkanalen B in de kanaalstellen 108. Gaten 20 118 in de platen 110 liggen op soortgelijke wijze in lijn met de bloeduitlaatpoort 26 en gaten 132 in de membranen 112 voor het verschaffen van een stroming van het geconcentreerde mengsel van gevormde elementen vanuit de bloedkanalen B naar de uitlaatpoort 26. Gaten 120 in de platen 110 liggen in lijn met de plasma-uitlaatpoort 28 en gaten 134 in 25 de membranen 112 voor het verschaffen van een stroming van plasma vanuit de plasmafiltraatkanalen P naar de plasma-uitlaatpoort 28.
In zowel het bovenste als onderste oppervlak van de platen 110 bevindt zich een aantal langwerpige, V-vormige groeven 122, geschei-den door drie evenwijdige ribben 124. Langs de omtrekken van de bovenste 30 en onderste oppervlakken 123 van de platen 110 en de gaten 116, 118, 120 en de groeven 122 omvattende, zijn ononderbroken afdichtkralen 126 aanwezig, die elk een half-bolvormige dwarsdoorsnede hebben met een straal van ongeveer 1,27 mm en zich boven of onder de vlakken van de oppervlakken 123 van de plaat 110 uitstrekken. Zoals is te zien in de 35 fig. 7 en 8, liggen de kralen 126 op de bovenste en onderste opper- 8202703 * - 9 - vlakken niet onderling in lijn. Soortgelijke ononderbroken afdichtkra-len 133 omgeven de gaten 120 in de plaat 110. V-vormige groeven 122 worden gevormd door oppervlakken, die hoeken van 45° maken met het op-pervlak 123 en ongeveer 10,16 mm breed zijn en 0,51 mm diep. Uiteinden 5 125 van plaatgedeelten tussen naburige groeven 122 (fig. 7 en 8) be- vinden zich ongeveer 0,08 mm boven of onder de oppervlakken 123. De bovenste oppervlakken van de ribben 124 bevinden zich op dezelfde hoog-te als het oppervlak 123. De groeven 122 eindigen nabij de plasma-uit-laatpoort 120 bij een dwarslopend plasma-uitlaatkanaal 128, dat plas-10 ma opvangt uit de groeven en het naar een elleboogkanaal 129 leidt, dat onder de afdichtkralen 133 doorloopt en in verbinding staat met het inwendige van het plasma-uitlaatgat 120 tussen de buitenoppervlak-ken 123. In de lengteeinden van de plaat 110 bevinden zich gaten 180 en uitsteeksels 182 voor samenpassing met overeenkomstige uitsteeksels 15 en gaten van naburige platen voor het tijdens het samenvoegen verschaf-fen van uitlijning.
Na samenvoeging worden gedeelten van de membranen 112, die de gaten 130 en 132 omgeven, met warmte afgedicht op tegenover liggende gedeelten van de platen 110 voor het verschaffen van inlaat- en uit-20 laatbloedverdeelstukafdichtingen en het voorkomen van lekken tussen de bloed- en plasmakanalen. De platen 110, de membranen' 112 en de vulpla-ten 114 worden bij elkaar gebracht. De afdichtkralen 126 verschaffen een goede afdichting tussen de vulplaten 114, de membranenll2 en de platen 110. De omtrekken van de platen worden aan elkaar gelast, zodat 25 gesmolten ABS van naburige platen 110 zich vermengd. Zoals is te zien in de fig. 7 en 8, bevinden de randen van de membranen 112 en de vulplaten 114 zich binnen de randen van de platen 110. Aan de einden van de stapel, vermengd zich gesmolten kunststof van de poortplaat 104 en de eindplaat 106 en de naburige draagplaten 110 op soortgelijke wijze voor 30 het zodoende verbinden en afdichten van de gehele stapel voor het vor-men van de inrichting 20. Gedeelten van de membranen 112 om de gaten 134 worden samengeperst door de ononderbroken afdichtkralen 133, gevormd cp de oppervlakken van de platen 110 om de gaten 120 voor het verschaffen van plasma-uitlaatkanalen, gescheiden van de bloeduitlaat-35 gaten 118. Hoewel gaten 135, dwarskanalen 139, elleboogkanalen 137 en 8202703 \ - 10 - afdichtkralen 141 (die soortgelijk zijn aan de gateix 120, de dwarskana-len 128, de elleboogkanalen 129 en de afdichtkralen 133) voor het ge-makkelijk vervaardigen en samenvoegen zijn aangebracht aan de inlaat-zijde van de plaat 110, is er geen aanwezig in de poortplaat 104 over-5 eenkomende met de plasmapoort 128, zodat dus het in de V-vormige groe-ven 122 qpgevangen plasma wordt geleid naar de gaten 120, die in ver-binding staan met de plasma-uitlaatpoort 28.
De poortplaat 104, de eindplaat 106, de membraandraagplaten 110 en de vulplaat 114 werken alle samen als een huis voor het met het 10 micrqporeuze membraan 112 bepalen van de plasma- en bloedkanalen.
Een bloedinlaatverdeelstuk, dat bloed uit de inlaatpoort 22 verdeelt naar de kanalen B is verschaft door de gaten 116, de membranen 112, de gaten 130 en de half-cirkelvormige en driehoekige verdiepingen, gevormd in de oppervlakken van de platen 110 om de gaten 116. Een bloed-15 uitlaatverdeelstuk is op soortgelijke wijze verschaft door de gaten 118, de membranen 112, de gaten 132 en de half-cirkelvormige en driehoekige verdiepingen, gevormd in de oppervlakken van de platen 110 om de gaten 118. Deze beide verdeelstukken zijn voldoende groot voor het veroorza-ken van drukvallen, die in voldoende mate kleiner zijn dan de drukval 20 langs de bloedstromingskanalen B voor het mogelijk maken van het vast-stellen van de verandering in druk langs de bloedstromingskanalen (¾) grond van metingen van de druk in uitwendige leidingen, verbonden met de bloedinlaat- en -uitlaatpoorten.
Tijdens bedrijf zijn de bloedtoegangsleiding 12 en terugvoer-25 leiding 14 verbonden met de patient. Binnenkomend bloed gaat door de leiding 12, de pomp 16 en de leiding 24 naar de inlaatpoort 22 van de scheidingsinrichting 20. Het bloed stroomt door de gaten 116 van de platen 110 en de gaten 130 van de-membranen 112 en gaat de bloedkanalen B binnen tussen de membranen112. Als gevolg van de afdichtingen van ge-30 deelten van de membranen 112 om de membraangaten 130 aan tegenover liggende gedeelten van de platen 110 om de gaten 116, is er geen stro-ming van binnenkomend bloed naar de plasmazijden van de membranen 112, tegenover de platen 110 tenzijde het door de membranen 112 gaat.
Gewoonlijk is de druk in de bloedkanalen B hoger dan de druk 35 in de plasmakanalen P aan de andere zijden van de membranen 112, en dit 8202703 ♦ - 11 - doet de membranen 112 tegen de uiteinden 125 van de platen 110 drukken voor het zodoende vormen van bloedkanalen B. Bestanddelen van het bloed, die kleiner zijn dan de porien van de membranen 112, gaan door de membranen 112 en stromen in de door de V-vormige groeven 122 en de tegen-5 over liggende cppervlakken van de membranen 112 gevormde kanalen naar beneden naar het dwarsuitlaatkanaal 128, het elleboogkanaal 129 en de plasma-uitlaatgaten 120 in de plaat 110. Op grond van de drukafdichting tussen de afdichtende kralen 133 en gedeelten van het membraan 112 om 10 de gaten 134, is er geen lek tussen de plasmakanalen P en de bloedkanalen B.
De gevormde elementen, die groter zijn dan de porien van het membraan 112, en andere bestanddelen, die niet door de membranen 112 gaan, stromen naar de bloeduitlaatgaten 132 in de membranen 112 en de 15 gaten 118 in de platen 110. Ook hier voorkomen de warmteafdichtingen tussen gedeelten van de membranen 112 om de gaten 132 en gedeelten van de plaat 110 om de gaten 118 het lekken van gevormde elementen in de plasmakanalen P. Er is een geleidelijke. verdieping aanwezig in de platen 110 in gedeelten om de gaten 116, 118, en de bloeddruk drukt over-20 eenkomstige gedeelten van het membraan 112 tegen de platen 110. De kanalen 128 zijn voldoende dun en de membranen 112 zijn voldoende stijf om het bij de gebruikte drukken blokkeren van de kanalen 128 door de membranen 112 te voorkomen.
Verwijzende naar fig. 1, stroomt het plasmafiltraat uit de 25 poort 28 door de leiding 30, de druppelkamer 32 en de pomp 34 naar de plasmaopvanghouder 36. Het geconcentreerde mengsel van gevormde elementen uit de uitlaatpoort 26 stroomt door de leiding 42 naar het ver-bindingspunt 44, waar vervangingsfluldum uit de voorraadhouder 46 wordt toegevoegd. Het aanmaalfluidum uit de voorraadhouder 46 wordt aan het 30 verbindingspunt 44 geleverd door de pomp 48 met een geregelde snel-heid die afhankelijk is van de bepaalde patient en de instelling van de electronische regeling voor de pomp 48. Het aanmaakfluidum kan bij-voorbeeld worden verpompt met een snelheid, die hoger ligt dan die van plasmaverwijdering wanneer het gewenst is een overmaat fluidum aan de 35 patient te geven voor het hoog houden van zijn bloeddruk voor het voorkomen van moeilijkheden, samenhangende met een lage bloeddruk. Het 8202703 , 4· m - 12 -
Aanmaakfluidum kan in bepaalde gevallen ook woorden verpompt met een lagere snelheid dan de plasmaverwij dering. Het geconcentreerde mengsel gevormde elementen en het aanmaakfluidum stromen door de leiding 47, de druppelkamer 43 en de luchtbelsensor 52 naar de terugvoerleiding 14 5 en vandaar naar de patient.
Tijdens plasmaferese wordt de pomp 16 bediend voor het tot stand brengen van een bloedstroming met een gewenste snelheid, dikwijls de maximaal bereikbare snelheid zander nadelige gevolgen voor de bepaal-de patient of het dichtklappen van het bloedvat, waaruit het bloed 10 wordt verwijderd. De afschuifsnelheid kan dan op een gewenste hoogte worden gehouden (dat wil zeggen voldoende hoog voor het voorkomen van verstopping van porien rnaar voldoende laag voor het voorkomen van hemo-lyse) door het verstellen van de hoogte tussen de membranen 112 en de bloedkanalan B door het regelen van de door de spanklem 38 op de schei-15 dingsinrichting 20 uitgeoefende samendrukking.
De volgende vergelijking omschrijft de afschuifsnelheid AS voor een volledig ontwikkelde stroming van een newton fluidum in een rechthoekig kanaal, waarbij de breedte voldoende groot is in vergelijking met de hoogte, zodat eindeffecten kunnen worden verwaarloosd.
20 »S = = γ»γ/3 Γ A. p\ 2/3 (1) h2w U / \ 12 ul / waarin: Q = stromingssnelheid van het fluidum in het rechthoekige kanaal, w - breedte van het kanaal.
25 h = hoogte van het kanaal, Δ P = drukval door het kanaal, u = viscositeit van het fluidum
Uit de eerste door de vergelijking (1) verschafte gelijkwaar-digheid blijkt, dat de afschuif-snelheid direct evenredig is met de stroming van het bloed, en omgekeerd evenredig met het kwadraat van de hoogte h van het kanaal. De tweede door de vergelijking (1) verschafte gelijkwaardigheid toant aan, dat de drukval door het kanaal in verband staat met en derhalve een maat is van de afschuifsnelheid en de kanaal-hoogte.
8202703 > - 13 -
Fig. 7 toont een kanaal B wanneer de druk van de bron 40 laag is en de bloedstroming betrekkelijk hoog. Fig. 8 toont hetzelfde kanaal wanneer de bloedstroming is afgenomen tot een punt, dat het verkleinen nodig zou maken van de bloedkanaalhoogte h voor het handha-5 ven van de gpwenste afschuifsnelheid voor de nieuwe omstandigheden. Dit wordt gedaan door het vergroten van druk van de bron 40, hetgeen een verhoging veroorzaakt van de druk tussen de achterplaat 82 en de zui-gerplaat 58 en de plaat 58 naar rechts (fig. 4) beweegt voor het zo-doende samendrukken van de scheidingsinrichting 20 tussen de plaat 58 10 en de voorste plaat 54. Een deel van het samendrukken wordt opgenoman door de membranen 112, en een ander deel door de vulplaten 114 en de platen 110 van de kunststof. Omdat de membranen 112 reeds wordt gedra-gen door de uiteinden 125, hebben veranderingen in de dikte van de in-richting 20 een verandering van de hoogte h tussen de membranen 112 tot 15 gevolg. Deze verandering in de dikte van de inrichting en dus de kanaal-hoogte wordt geregeld door de inrichting 10 door het bewaken en regelen van de drukval door de bloedkanalen B.
In fig. 9 is een electronische regeling 160 weergegeven ‘ voor het uitvoeren van een bepaald programma voor het bedienen van de 20 inrichting 10. Overeenkomstig dit programma wordt de hoogte h veranderd om een drukval Δ P tot gevolg te hebben vanaf te bloedinlaatpoort 22 naar de bloeduitlaatpoort 26 overeenkomstig de vergelijkingen (2) en (3): Δ P = [b, 133 kPa/ml/min). x Q^, door 40 <_ ^ 100 ml/min (2) 25 Δ P = 13,332 kPa door 160 < Q < 100 ml/min (3) B ^ waarin: de totale stroming van bloed is in de scheidingsinrichting 20.
De druk over het menbraan (T) nabij het uitlaateinde van de membranen 112 wordt gehandhaafd op 3,33 kPa tenzij de plasmastromings-30 snelheid Qp toeneemt tot 0,6 van terwijl wordt getracht een DOM te bereiken van 3,33 kPa. In dat geval wordt Op beperkt tot 0,6 van Qg.
De waarde van 3,33 kPa is gekozen als de uitlaat DOM omdat het een stroming tot gevolg heeft door de membranen 112, die aanvaardbaar is, waar- bij tezelfdertijd de druk over het membraan nabij de inlaat wordt gehou-35 den op of beneden 16,67 kPa hetgeen niet voldoende hoog is voor het 8202703 ♦ - 14 - veroorzaken van hemolyse of verstopping van de porien (de druk in de plasmakanalen P blijft langs de lengten daarvan nagenoeg gelijk).
Bij het uitvoeren van het hiervoor beschreven programma ontvangt een ΔΡ-regelsignaalgenerator 162 signalen van de bloedpomp 16 5 die een totale bloedstroming Q_ in de inrichting 20 aangeven, en ver-schaft een regelsignaal 4 P', dat de gewenste drukval aangeeft door de bloedkanalan B, aan een vergelijker 166 overeenkomstig de vergelij-kingen (2) en (3). Een digitale aftrekker 164 ontvangt signalen van de bloeddruksensor 19 die de druk aangeven van het bloed bij de inlaat 22 10 van de inrichting 20, en signalen van de terugvoerdruksensor 50 die de druk aangeven van het geconcentreerde mengsel gevormde elementen, dat de kanalen B bij de poort 26 verlaat, en verschaft een signaal Δ P dat de feitelijke drukval aangeeft door de kanalen B, aan de vergelijker 166. Indien Δ P' gelijk is aan Δ P, verschaft de vergelijker 166 signals len aan de motor van de drukbron 40 voor het op de heersende hoogte handhaven van de druk in de spanklem 38 voor het op de heersende waarde handhaven van de hoogten h in de bloedkanalen B.
Indien Δ P' 4 P met meer dan een voorafbepaalde waarde over-schrijdt, zendt de vergelijker 166 signalen naar de motor van de bron 20 40 voor het verhogen van de druk in de spanklem 38 voor het verkleinen van de hoogten h, zodat de feitelijke drukval Δ P wordt verhoogd om gelijk te zijn aan Δ P'. Indien Δ P' kleiner is dan Δ P met meer dan een voorafbepaalde waarde, zendt de vergelijker 166 signalen naar de motor van de bron 40 voor het verlagen van de druk in de spanklem 38 25 teneinde vergrote hoogten in de kanalen B tot gevolg te hebben. De drukbron 40 wordt bewaakt en geregeld voor het voorkomen van het door de spanklem 38 overschrijden van veilige drukgrenzen.
De digitale aftrekker 168 ontvangt signalen van de terugvoerdruksensor 50 die de druk aangeven in het geconcentreerde mengsel 30 gevormde elementen, dat de kanalen B bij de poort 26 verlaat, en signalen van de plasmadruksensor 37 die de druk aangeven van het plasma in de inrichting 20, en verschaft een uitgangssignaal DOM, dat de feitelijke over het membraan aangeeft nabij het uitlaateinde van de schei-dingsinrichting 20. Een generator 172 voor 0-regelsignalen (0 is gede-35 finieerd als Qp /Q^) ontvangt signalen van de bloedpomp 16 die de 8202703 . - 15 - bloedstroming Q in de inrichting 20 aangeven, en signalen van de plas-mapomp 34 die de plasmastroming door de membranen en uit de inrich ting 20 aangeven, en verschaft een regelsignaal RS aan een DOM-signaal modificerend orgaan 170. Wanneer Qp 0,6 van Οβ nadert, informeert het 5 signaal RS het DOM-signaal modificerende orgaan 170, die de plasmapomp 34 zodanig stuurt, dat Qp 0,6 niet overschrijdt. Indian 0,6 van Q niet nadert, stuurt het DOM-signaal modificerende orgaan de. plasma-pomp 34 zodanig, dat de gewenste DOM wordt bereikt.
Het mengsel, dat gevormde elementen bevat, behoeft niet voΙ-ΙΟ ledig bloed te zijn, zoals in plasamferese, zoals hiervoor beschreven, maar kan bestaan uit rode bloedcellen, witte bloedcellen en/of bloed-plaatjes, die zijn afgescheiden van volledig bloed en diep gevroren in een electrolytoplossing. Op soortgelijke wijze kan de inrichting ook worden toegepast voor het afscheiden van bacteria of culturen van ande-15 re cellen (bijvoorbeeld levercellen), die bij het afscheiden niet mogen worden vernietigd, en voor het afscheiden van neerslagen of andere deel-tjes met afmetingen die groter zijn dan de poriengrootte uit vloeistof-mengsels van de deeltjes.
Behaive het veranderen van de hoogte van de kanalen, kan de 20 kanaalgeometrie werkzaam worden veranderd door het veranderen van de breedte (uit de vergelijking (1) blijkt, dat de afschuifsnelheid voor een rechthoekig kanaal veranderd met zowel de hoogte als de breedte) of de gedaante van de kanalen, waarbij de zijden van een afscheidingsin-richting bijvoorbeeld kunnen worden samengedrukt voor het vergroten van 25 de kanaalhoogte en verkleinen van de kanaalbreedte of beweegbare tus-senwanden kunnen zijn voorzien voor het veranderlijk bepalen van de stromingskanalen.
De geometrie van de deeltjesmengselkanalen (bijvoorbeeld de bloedstromingskanalan B) kan door de kanalen heen regelmatig worden 30 veranderd in aanspreking op andere regeIprogramma1s behalve of in plaats van het handhaven van een evenredig verband tussen de drukval Δ P door het deeltjesmengselkanaal heen en de stroming van bloed in het deeltjes-mengselkanaal, zoals hiervoor beschreven. De andere programme's kunnen het maken van regelparameters van een van de volgende bedrijfsomstan-35 digheden omvatten: de drukval door de deeltjesmengselkanalen, de druk- 8202703 - 16 - val door de filtraatkanalen, de stroming van het deeltjesmengsel, de deeltjesconcentratie, de druk over het membraan en de stroming.
Ook kan de geometrie van de kanalen werkzaam of lijdzaam langs de lengten worden veranderd. i voor het qptimaal maken van de af-5 scheiding als een functie van de plaats langs de membranen. Dit is wenselijk omdat de stromingssnelheden en deeltjesconcentraties qp ver-schillende punten langs de membranen verschillen, en met deze verschil-lende stromingssnelheden en deeltjesconcentraties cptimale drukken over het membraan, snelheidsprofielen (loodrecht op het membraan) en deel-10 tjesconcentratieprofielen (loodrecht op het membraan) samenhangend voor het bereiken van de gewenste filtreersnelheid met vermijding van verstopping en deeltjesvernietiging. Een manier voor het bereiken van dit optimum is het werkzaam veranderen van de deeltjesmengselkanaalgeometrie langs het gehele kanaal in aanspreking op bedrijfsomstandigheden, zoals 15 de stromingssnelheid van het deeltjesmengsel, de concentratie van de deeltjes, de stroming door het membraan, de drukval in het deeltjes-mengselkanaal, de drukval in het filtraatkanaal, het drukprofiel over het membraan en daarlangs, het snelheidsprofiel in het deeltjesmengsel en het concentratieprofiel in het deeltjesmengsel. De gebruikte bedrijfs-20 omstandigheden worden de regelparameters voor de programma1s. Een andere manier voor het tot stand brengen van althans een gedeelte van de gewenste resultaten is het lijdzaam veranderen van de geometrie van het filtraatkanaal voor het veroorzaken van een gewenste drukval in het filtraatkanaal, zoals hiema gedetailleerd beschreven. Ook kan de geometrie 25 van het filtraatkanaal werkzaam worden veranderd in aanspreking op de bedri jfsomstandigheden (een manier voor het veranderen van de filtraat-kanaalgeometrie is het verschaffen van V-vormige groeven door een harmo-nikavormig deel), dat kan worden uitgezet of samengetrakken. Verande-ringen in de filtraatkanaalgeometrie veroorzaken veranderingen in de 30 filtraatdruk, die op hun beurt de DOM beinvloeden, die op zijn beurt de bedrijfsomstandigheden in het deeltjesmengselkanaal beinvloedt. De ge-wenst drukval in het filtraatkanaal is dus het verval, dat in samenwer-king met de drukval in het deeltjesmengselkanaal de voorkeurs DOM en andere bedrijfsomstandigheden geeft. Deze geometrieveranderingen in het 35 stromingskanaal voor het deeltjesmengsel en het filtraatkanaal, kunnen 8202703 4 - 17 - gezamenlijk of afzonderlijk worden gebruikt.
Door het aanbrengen van een stromingsvernauwing in de fil-traatstromingsbanen tussen de membranen e/n de draagplaten, kunnen lijd-zaam drukvallen door de filtraatstromingsbanen worden bereikt, die de 5 drukvallen benaderen door de bloedkanaalstromingsbanen voor het zo-doende mogelijk maken van het gebruik van hogere snelheidsvervallen in het stromingskanaal voor het deeItjesmengse1 en het zodoende mogelijk maken van een hoge stroming langs de gehele lengte van het membraan. Deze stromingsweerstand kan worden verschaft door het aan het boven-10 stroomse einde, waar de stroming minder is, ondieper maken van de V-vormige groeven, zoals weergegeven in fig. 10. Stromingsweerstand kan ook worden verschaft door het vervangen van de V-vormige groeven door een oppervlakteruwheid met voldoende afmeting voor het mogelijk maken van een stroming maar met voldoende lage afmeting voor het ver-15 schaffen van de gewenste drukval, of door het plaatsen van stromings-belemmeringen, zoals doek of vezelmateriaal tussen de membranen en de membraandraagplaten. De stromingsvernauwing kan ook zodanig zijn, dat in plaats van het verschaffen van een drukval, die die in de stro-mingsbaan van het bloedkanaal benadert, een drukval word- verschaft 20 voor het veranderen van de DOM langs het membraan in afhankelijkheid van de concentratie van gevormde elementen of van andere bedrijfsom-standigheden.
De druk over het membraan kan ook worden gehandhaafd door het veranderen van de stroming van het deeltjesmengsel naast het ver-25 anderen van de filtraarpomp, en kan ook worden veranderd door het veranderen van de hoogten van de deeltjesmengselkanalen. Andere Andere micropore uze membranen voldoen, en de vulplaten 114 kunnen worden verme-den door het verschaffen van de gewenste bloedkanaaldiepte door het met betrekking tot het oppervlak 123 lager maken van de uiteinden 125 30 van de V-vormige groeven 122.
De scheidingsinrichting 20 kan een willekeurig aantal Plasma-bloed-plasma-kanaalstelien 108 bevatten of zelfs alleen den plasmakanaal, dat door een enkel membraan is gescheiden van een bloedkanaal. Indien slechts een plasma-bloed-plasma-kanaalstel 108 is ge-35 wenst, zijn de membranendraagplaten 110 niet nodig, waarbij de membraan 8202703 - 18 - dragende V-vormige groeven 122 kunnen zijn voorzien op de inwendige oppervlakken van de poortplaat 104 en de eindplaat 106, die aan el-kaar kunnen worden gelast zoals naburige platen 110 aan elkaar zijn gelast, zoals weergegeven in de fig. 7 en 8.
5 Behalve het samendrukken van de inrichting 20 tussen de voorste plaat 54 en de zuigerplaat 58, kan de inrichting 20 aan deze platen zijn vastgezet en kan een vacuum worden uitgeoefend op de ver-diepingen 84,86 voor het doen uitzetten van de inrichting 20 voor het veranderen van de hoogte h van de bloedkanalen B.
10 Het is niet nodig, dat de gehele scheidingsinrichting wordt samengedrukt, waarbij tussen de poortplaat 104 en de eindplaat 106 een balgvormige inrichting kan zijn opgenomen voor het samendrukken van de rest van het huis (dat wil zeggen de vulplaten 114, de draagplaten 110 en de membranen 112) voor het veranderen van de hoogten van de deel-15 tjesmengselkanalen.
In plaats van de 0,10 mm dikke vulplaat 114 van polyetheen, kan gebruik worden gemaakt van een dikkere vulplaat of een vulplaat, die is gemaakt van een veerkrachtiger materiaal, bijvoorbeeld rubber, voor het verschaffen van een meegevender inrichting voor het mogelijk 20 maken van grotere veranderingen in de kanaalhoogte h.
824) 2 7 03

Claims (65)

1. Inrichting voor het afscheiden van een vloeistoffiltraat, dat vrij is van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting, uit een vloeistofmangsel van de deeltjes, gekenmerkt door een huis, voor- 5 zien van een deeltjesmengselinlaatpoort, van een deeltjesmengseluit-laatpoort en van een fi ltraatuitlaatpoort, door een micropore us mem-braan met porien met de voorafbepaalde afmeting, welk membraan is ge-monteerd in het huis voor het bepalen van een deeltjesmengselstromings-kanaal en een filtraatkanaal, welke kanalen elk aan een zijde worden 10 begrensd door tegenover liggende zijden van het membraan, waarbij het deeltjesmengselstromingskanaal in verbinding staat met de deeltjesmeng-selinlaatpoort en de deeltjesmengseluitlaatpoort, en het filtraatkanaal in verbinding staat met de filtraatuitlaatpoort, en door middelen voor het werkzaam veranderen van de geometrie van het deeltjesmengselstro-15 mingskanaal of van het filtraatstromingskanaal tijdens bedrijf van de inrichting.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het veranderen zijn bestemd voor het veranderen van de hoogte van het kanaal door het samendrukken van het huis.
3· C - 29 - kanalen aanwezig is, waarbij het huis een aantal evenwijdige platen bevat.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de middelen voor het samendrukken bestaan uit een spanklem, voorzien van een vaorste plaat met een eerste oppervlak voor aanraking van het huis, van een zuigerplaat met een tweede oppervlak voor aanraking van het huis en een oppervlak voor het opnemen van druk, welke zuigerplaat ver-25 schuifbaar is gemonteerd volgens een hartlijn dwars op het eerste oppervlak voor het aanraken van het huis, en van drukmiddelen voor het veranderen van de druk, die werkt op het oppervlak voor het opnemen van druk, waarbij het huis tussen de voorste plaat en de zuigerplaat is geplaatst waardoor het veranderen van de druk op het oppervlak voor 30 het opnemen van druk, de samendrukking op het huis veranderd en de hoogte veranderd.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk,dat de voorste plaat gaten daarin heeft, waar de deeltjesmengselinlaatpoort, de deeltjesmengseluitlaatpoort en de vloeistoffiltraatuitlaatpoort 35 doorheen lopen. 8202703
5. Inrichting volgens conclusie 3/ met het kenmerk, dat de iniddelen voor het samendrukken een achterplaat bevatten aan de andere zijde van de zuigerplaat ten opzichte van de voorste plaat, welke achterplaat afdichtend is verbonden met het oppervlak voor het ontvangen 5 van druk door een mambraan voor het bepalen van een drukkaxner tussen de achterplaat en het oppervlak voor het ontvangen van druk, en vast is gemonteerd voor het voorkomen van een beweging volgens de hartlijn vanaf de voorste plaat.
6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 10 middelen voor het veranderen, een mi dde l· > b e vat ten voor het veranderen van de geometrie in aanspreking op veranderingen in een of meer regel-parameters.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het middel voor het veranderen de hoogte verandert van het deeltjesmengsel- 15 stromingskanaal, waarbij de regelparameter de drukval is in het deeltjesmengselkanaal vanaf de inlaatpoort naar de deeltjesmengseluitlaat-poort.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het middel voor het veranderen een regelmiddel bevat, dat een middel omvat 20 voor het waamemen van het drukverschil tussen de deeltjesmengselin-laatpoort en de deeltjesmengseluitlaatpoort, een middel voor het waar-nemen van de stromingssnelheid in de inlaatpoort en een eerste verge-lijker voor het veranderen van de hoogte van het deeltjesmengselkanaal 25 voor het handhaven van een verband tussen het drukverschil en de meng-selstromingssnelheid.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het verband evenredig is, waarbij de eerste vergelijker dit verband kan handhaven zolang het drukverschil beneden een voorafbepaalde hoogte 30 ligt, en dit verschil op de voorafbepaalde hoogte kan handhaven bij verhogingen van de deeltjesmengselstromingssnelheid boven die, over-eenkomende met de voorafbepaalde hoogte.
10. Inrichting volgens een der conclusies 6-9, met het kenmerk, dat een vergelijker aanwezig is voor het handhaven van het 35 drukverschil van de vloeistof in het deeltjesmengselkanaal en de vloeistof in het filtraatkanaal. 8202703 i V - 21 -
11. Inrichting volgens een der conclusies 6-9, met het kenmerk, dat een filtraatpomp in verbinding staat met de fil-traatuitlaatpoort, waarbij een vergelijker is aangebracht voor het handhaven van het drukverschil van de vloeistof bij de deeltjesmengsel- 5 uitlaatpoort en de vloeistof bij de filtraatuitlaatpoort op een voor-afbepaalde hoogte door het verstellen van de stromingssnelheid van de filtraatpomp.
12. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een middel aanwezig is voor het verbinden van de deeltjesmengselinlaatpoort 10 met een toegangsleiding voor een patient, waarbij een verbindingspunt is verbonden met de deeltjesmengseluitlaatpoort, een middel aanwezig is voor het leveren van vervangingsfluidum aan dit verbindingspunt, en een leiding dit verbindingspunt verbindt met een terugvoerleiding voor de patient.
13. Inrichting volgens een der conclusies 1 en 6-9, met het kenmerk, dat de deeltjes bestaan uit rode bloedcellen, witte bloedcellen of bloedplaatjes, waarbij de porien in het microporeuze membraan in afmeting kleiner zijn dan deze deeltjes.
14. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de 20 deeltjes bestaan uit gevormde elementen, waarbij de porien in het microporeuze membraan in afmeting kleiner zijn dan deze gevormde elementen, en het filtraat bestaat uit plasma.
15. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het veranderen bestaan uit een middel voor het uitzetten 25 van het huis.
16. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geometrie langs de lengte van het kanaal veranderd.
17. Inrichting volgens conclusie 12 of 14, met het kenmerk, dat het middel voor het vervangingsfluldum een middel be vat voor het 30 leveren van het vervangingsfluidum met een snelheid, die verschilt van de snelheid van de filtraatstroming door de filtraatpoort.
18. Werkwijze voor het afscheiden van een vloeistoffiltraat, dat vrij is van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting uit een vloeistofmengsel van de deeltjes, gekenmerkt door het verschaffen van 35 een scheidingsinrichting, die een huis omvat, voorzien van een deel- 82 0-2 7 03 * * 4 -22- tjesmengselinlaatpoort, van een deeltjesmengseluitlaatpoort en van een filtraatuitlaatpoort, en’een microporeus membraan, dat in het huis is gemonteerd voor het bepalen van een deeltjesmengselstromingskanaal en een filtraatkanaal, waarbij elk kanaal aan een zijde wordt begrensd 5 door tegenover liggende zijden van het membraan, het deeltjesmengsel-kanaal in verbinding staat met de deeltjesmengselinlaatpoort en de deeItjesmengseluitlaatpoort, en het filtraatkanaal in verbinding staat met de filtraatuitlaatpoort, het leveren van het vloeibare deeltjes-mengsel aan de inlaat, het boven de gemiddelde druk in het filtraatka-10 naal houden van de gemiddelde druk in het deeltjesmengselkanaal, en het veranderen van de geometrie van het deeltjesmengselkanaal of het filtraatkanaal.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het veranderen tot stand wordt gebracht door het samendrukken van het huis. 15
20. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het samendrukken tot stand wordt gebracht door het verschaffen van een spanklem, voorzien van een voorste plaat met een eerste oppervlak voor het aanraking komen met het huis, en van een zuigerplaat met een tweede oppervlak voor het in aanraking komen met het huis en een oppervlak 20 voor het ontvangen van druk, welke zuigerplaat verschuifbaar is gemonteerd volgens een hartlijn dwars op het eerste oppervlak voor het in aanraking komen, waarbij het huis tussen de voorste plaat en de zuigerplaat wordt geplaatst, en de op het oppervlak voor het ontvangen van druk werkende druk wordt veranderd voor het veranderen van de samen-25 drukking op het huis en het veranderen van de geometrie.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de voorste plaat gaten daarin heeft, waar de deeltjesmengselinlaatpoort, de deeltjesmengseluitlaatpoort en de vloeistoffiltraatuitlaatpoort doorheen lopen.
22. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de spanklem een achterplaat bevat aan de andere zijde van de zuigerplaat ten opzichte van de voorste plaat, welke achterplaat afdichtend is verbonden met het oppervlak voor het ontvangen van druk door een membraan voor het bepalen van een drukkamer tussen de achterplaat en het 35 oppervlak voor het ontvangen van druk, waarbij de achterplaat vast is 8202703 - 23 - gemonteerd voor het voorkomen van een beweging volgens de hartlijn vanaf de voorste plaat.
23. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de geometrie wordt veranderd in aanspreking op veranderingen in een of 5 meer regeIpar ameters.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het veranderen het waamemen omvat van het drukverschil tussen de deeltjesmengselinlaatpoort en de deeltjesmengseluitlaatpoort, het waamemen van de stromingssnelheid in de inlaatpoort en het veranderen 10 van de hoogte van het deeltjesmengselkanaal voor het handhaven van een verband tussen het drukverschil en de mengselstromingssnelheid.
25. Werkwijze volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat het verband evenredig is, en wordt gehandhaafd zolang het drukverschil bene den een voorafbepaalde hoogte ligt, we Ik verschil op de voorafbe- 15 paalde hoogte wordt gehandhaafd bij toenemingen in de mengselstromingssnelheid boven die, overeenkomende met de voorafbepaalde hoogte.
26. Werkwijze volgens een der conclusie 18 en 23-25, met het kenmerk, dat een filtraatpomp is voorzien, die in verbinding staat met de vloeistoffiltraatuitlaatpoort, waarbij het drukverschil 20 van de vloeistof bij de deeltjesmengseluitlaatpoort en de vloeistof bij de filtraatuitlaatpoort op een voorafbepaalde hoogte wordt gehouden door het verstellen van de stromingssnelheid van de filtraarpomp.
27. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de deeltjesmengselinlaatpoort wordt verbonden met een toegangsleiding 25 voor een patient, waarbij de deeltjesmengseluitlaatpoort wordt verbonden met een verbindingspunt, dat ook is verbonden met een terugvoer-leiding voor de patient, en vervangingsfluidum wordt geleverd aan dit verbindingspunt.
28. Werkwijze volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat 30 het deeltjesmengsel bestaat uit bloed, waarbij de deeltjes gevormde elementen zijn en het filtraat plasma is.
29. Werkwijze volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat het leveren wordt gedaan met een snelheid, die verschilt van die van 35 het verwijderen van filtraat door de filtraatpomp.
30. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat 8202703 - 24 — het veranderen tot stand wordt gebracht door het uitzetten van het huis.
31. Werkwijze volgens conclusie 18,. met het kenmerk, dat de geometrie langs de lengte van het kanaal veranderd.
32. Spanklem voor het vasthouden en samendrukken van een 5 inrichting voor het afscheiden van een vloeistoffiltraat, dat vrij is van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting uit een vloeistof-mengsel van de deeltjes, met het kenmerk, dat de inrichting een huis omvat en een micrqporeus membraan, dat daarin is gemonteerd voor het bepalen van een deeltjesmengselstromingskanaal en een filtraatkanaal, 10 welk deeltjesmengselstromingskanaal in verbinding staat met de deel-tjesmengselinlaat- en -uitlaatpoorten van het huis, en welk filtraatkanaal in verbinding staat met een filtraatuitlaatpoort van het huis, waarbij de spanklem een voorste plaat omvat met een eerste oppervlak voor het in aanraking komen met het huis, een zuigerplaat met een 15 tweede oppervlak voor het in aanraking komen met het huis en met een oppervlak voor het ontvangen van druk, weIke zuigerplaat verschuifbaar is gemonteerd volgens een hartlijn dwars op het eerste oppervlak voor het in aanraking komen, en drukmiddelen voor het veranderen van de druk, die werkt qp het oppervlak voor het ontvangen van druk, waardoor het 20 huis tussen de voorste plaat en de zuigerplaat kan worden geplaatst met het membraan in hoofdzaak evenwijdig lopend met de voorste plaat en de zuigerplaat, en het door de drukmiddelen veranderen van de druk pp het oppervlak voor het ontvangen van druk de samendrukking op het huis veranderd en de geometrie van het deeltjesmengselstromingskanaal of 25 van het filtraatkanaal veranderd.
33. Spanklem volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat de poorten zich uitstrekken vanaf een gemeenschappelijk eindvlak van het huis, waarbij de voorste plaat gaten daarin heeft, waar de poorten doorheen lopen.
34. Spanklem volgens conclusie 32 of 33, met het kenmerk, dat de middelen voor het samendrukken een achterplaat bevatten aan de andere zijde van de zuigerplaat ten opzichte van de voorste plaat, welke achterplaat afdichtend is verbonden met het oppervlak voor het ontvangen van druk door een membraan voor het bepalen van een drukkamer 35 tussen de achterplaat en het oppervlak voor het ontvangen van druk, 8202703 / - 25 - waarbij de achterplaat vast is gemonteerd voor het voorkomen van een beweging volgens de hartlijn vanaf de voorste plaat.
35. Inridating voor het afscheiden van een vloeistoffiltraat, dat vrij is van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting uit een 5 vloeistofmengsel van de deeltjes, gekenmerkt door een huis, voorzien van een deeltjesinengselinlaatpoort, van een deeltjesmengseluitlaatpoort en van een filtraatuitlaatpoort, door een microporeus membraan, dat in het huis is gemonteerd voor het bepalen van een deeltjesmengselstro-mingskanaal, dat in verbinding staat met de deeltjesinengselinlaatpoort 10 en de deeltjesmengseluitlaatpoor, en door middelen voor het bepalen van een filtraatkanaal met het microporeuze membraan aan de zijde daarvan tegenover het deeltjesmengselstromingskanaal, en voor het verschaffen van een stromingsvernauwing in het filtraatkanaal voor het ver-oorzaken van een drukval langs de filtraatstromingsbaan voor het zodoen- 15 de lijdelijk veranderen van de druk over het membraan daarlangs.
36. Inrichting volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat het filtraatkanaal middelen bevat met V-vormige groeven, die zijn ge-richt naar het membraan voor het verschaffen van V-vormige kanalen, bedekt door het membraan, van welke groeven de diepten bij de boven- 20 stroomse gedeelten ondieper zijn dan bij de benedenstroomse gedeelten voor het verschaffen van de drukval.
37. Inrichting volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat het filtraatkanaal middelen bevat voor het verschaffen van een opper-vlak met ruwheid langs het filtraatkanaal, welke ruwheid voldoende 25 groot is voor het mogelijk maken van een stroming tussen het oppervlak en het membraan, maar voldoende klein voor het verschaffen van de drukval.
38. Inrichting volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat een stromingsbelemmering zich bevindt in het filtraatkanaal voor het 30 verschaffen van de drukval.
39. Inrichting volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de stromingsbelemmering een stuk doekmateriaal is.
40. Inrichting volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de stromingsbelemmering vezelmateriaal is.
41. Inrichting volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat 8202703 f - 26 - het huis en het microporeuze membraan een verandering kunnen veroorza-ken in da geometrie van het deeljtesmengselstromingskanaal in aanspre-king op het uitoefenen van een uitwendige kracht qp het huis.
42. Inri chting volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat 5 een aantal membranen, middelen voor het bepalen van filtraatkanalen, filtraatkanalen en deeltjesmengselstromingskanalen aanwezig zijn, waarbij het aantal middelen voor het bepalen van filtraatkanalen be-staat uit een aantal evenwijdige platen.
43. Inri chting voor het afscheiden van een vloeistoffiltraat, 10 dat vrij is van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting uit een vloeistofmengsel van de deeltjes, gekenmerkt door een huis, voorzien van een deeltjesmengselinlaatverdeelstuk, van een deeltjesmengseluit-laatverdeelstuk en van een filtraatuitlaatverdeelstuk, en door een microporeus membraan, dat is gemonteerd in het huis voor het bepalen 15 van een deeltjesmengselstromingskanaal en een filtraatkanaal, welke kanalen elk aan een zijde worden begrensd door tegenover liggende zi j-den van het membraan, waarbij het deeltjesmengselstromingskanaal in verbinding staat met het deeltjesmengselinlaatverdeelstuk en het deel-tjesmengseluitlaatverdeelstuk, het filtraatkanaal in verbinding staat 20 met het filtraatuitlaatverdeelstuk, de deeltjesmengselinlaat- en -uit-1aatverdeeIstukken voldoende groot zijn voor het veroorzaken van druk-vallen, die voldoende kleiner zijn dan de drukval door het deeltjesmengselstromingskanaal om metingen mogelijk te maken van de drukver-andering door het deeltjesmengselstromingskanaal op grond van metingen 25 van de druk in uitwendige leidingen, verbonden met de deeltjesmengsel-verdeeIstukken, en het huis en het microporeuze membraan een verandering kunnen veroorzaken in de geometrie van het deeltjesmengselstromingskanaal of van het filtraatkanaal in aanspreking qp het uitoefenen van een uitwendige kracht op het huis.
44. Inrichting volgens conclusie 43, met het kenmerk, dat een aantal membranen, filtraatkanalen en deeltjesmengselkanalen aanwezig is, waarbij het huis een aantal evenwijdige platen bevat.
45. Inrichting volgens conclusie 35 of. 41, met het kenmerk, dat het huis een vulplaat bevat in afdichtende aanraking met het micro-35 poreuze membraan. 8202703 - 27 -
46. Inrichting volgens conclusie 43 of 44, met het kenmerk, dat het huis een vulplaat bevat in afdichtende aanraking met elk micropore us membraan.
47. Inrichting volgens conclusie 41 of 43, net het kenmerk, 5 dat de verandering in geometrie een verandering in hoogte is.
48. Inrichting voor het afscheiden van een vloeistoffiltraat, dat vrij is van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting uit een vloeistofmengsel van de deeltjes, gekenmetkt door een huis, dat een poortplaat bevat, voorzien van een deeltjesmengselinlaatpoort, van een 10 deeltjesmengseluitlaatpoort en van een filtraatuitlaatpoort, en een eindplaat, en door een microporeus membraan, dat tussen de platen is gemonteerd voor het met het huis bepalen van een deeltjesmengselstro-mingskanaal en een filtraatkanaal, welk deeltjesmengselstromingskanaal in verbinding staat met de deeltjesmengselinlaatpoort en de deeltjes- 15 mengseluitlaatpoort, en welk filtraatkanaal in verbinding staat met de filtraatuitlaatpoort, waarbij de omtrekken van de platen aan elkaar zijn gelast.
49. Inrichting volgens conclusie 48, met het kenmerk, dat het huis een aantal membraandraagplaten van kunststof bevat tussen de 20 poortplaat en de eindplaat, waarbij een aantal microporeuze membranen aanwezig is voor het met het huis bepalen van een aantal deeltjesmeng-selstromingskanalen en filtraatkanalen, waarbij de omtrekken van de membraandraagplaten, de poortplaat en de eindplaat aan elkaar zijn gelast.
50. Inrichting volgens conclusie 48 of 49, met het kenmerk, dat het deeltjesmengselstromingskanaal wordt bepaald door twee membra-nen.
51.Inrichting volgens conclusie 48 of 49, met het kenmerk, dat een vulplaat is aangebracht, die een ononderbroken afdichting ver- 30 schaft langs de omtrek van althans een membraan.
52. Inrichting volgens conclusie 48 of 49, met het kenmerk, dat een verandering kan worden veroorzaakt in de hoogte van elk deel-tjesmengselkanaal of elk filtraatkanaal in aanspreking op het uitoefe-nen van een uitwendige kracht op de poortplaat en de eindplaat.
53. Inrichting volgens conclusie 48 of 49, met het kenmerk, 8202703 - 28 - dat het huis een middel bevat voor het verschaffen van een stromings-vernauwing in elk filtraatkanaal.
54. Inrichting voor het afscheiden van een vloeistoffil-traat, dat vrij is van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afme- 5 ting uit een vloeistofmengsel van de deeltjes, gekenmerkt door een huis, voorzien van een dee It jesmengse linlaatpoort, van een deeltjesmengsel-uitlaatpoort en van een filtraatuitlaatpoort, en door een microporeus membraan, dat is gemonteerd in het huis voor het bepalen van een deel-t jesmengse Is tromingskanaal en een filtraatkanaal, welke kanalen elk 10 aan een zijde worden begrensd door tegenover liggende zijden van het membraan, welke deeltjesmengselstromingskanaal in verbinding staat met de deeltjesmengselinlaatpoort en de deeltjesmengseluitlaatpoort, en welk filtraatkanaal in verbinding staat met de filtraatuitlaatpoort, waafbij het huis een veerkrachtige vulplaat bevat in afdichtende aan-15 raking met het microporeuze membraan voor het veroorzaken van een ver-kleining in de hoogte van een van de kanalen wanneer de vulplaat wordt samengedrukt.
55. Inrichting volgens conclusie 54, met het kenmerk, dat een aantal membranen, filtraatkanalen en deeltjesmengselkanalen aanwe- 20 zig is, waarbij het huis een aantal evenwijdige platen bevat.
56. Inrichting volgens conclusie 54 of 55, met het kenmerk, dat elk deeltjesmengselkanaal wordt bepaald door een paar membranen.
57.Inrichting voor het afscheiden van een vloeistoffil-traat, dat vrij is van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afme ting 25 uit een vloeistofmengsel van de deeltjes, gekenmerkt door een huis, voorzien van een deeltjesmengselinlaatpoort, van een deeltjesmengseluitlaatpoort en van een filtraatuitlaatpoort, en door een paar microporeuze membranen, dat met het huis is gemonteerd voor het bepalen van een deeltjesmengselstromingsbaan tussen de membranen en een paar fil-30 traatkanalen, aan een zijde begrensd door de membranen, welk deeltjesmengselstromingskanaal in verbinding staat met de deeltjesmengselinlaatpoort en de deeltjesmengseluitlaatpoort, en welke filtraatkanalen in verbinding staan met de filtraatuitlaatpoort.
58. Inrichting volgens conclusie 57, met het kenmerk , dat 35 er een aantal paren membranen, paren filtraatkanalen en dee11jesmengse1- 8202703
59. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het veranderen bestaat uit het veranderen van de hoogte van het deeltjes- 5 mengselstromingskanaal,. waarbij de regelparameter de drukval is in het deeltjesmengselkanaal vanaf de inlaatpoort naar de deeltjesmengseluit-laatpoort.
60. Werkwijze volgens een der conclusie 23-25 en 59, met het kenmerk, dat het drukverschil van de vloeistof in het deeltjes- 10 mengselkanaal en de vloeistof in het filtraatkanaal wordt gehandhaafd.
61. Inrichting volgens een der conclusies 23-25 en 59, net het kenmerk, dat de deeltjes bestaan uit rode bloedcellen, witte bloedcellen of bloedplaatjes, waarbij de porien in het microporeuze membraan een kleinere afmeting hebben dan de deeltjes.
62. Inrichting volgens conclusie 48 of 49, met het kenmerk, dat een verandering kan worden veroorzaakt in de geometrie van de deel-tjesmengselstromingskanalen of de filtraatkanalen in aanspreking op het uitoefenen van een uitwendige kracht op de inrichting.
63. Inrichting in hoofdzaak zoals in de beschrijving be- 20 schreven en in de tekening weergegeven.
64. Spanklem in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschre-ven en in de tekening weergegeven.
65. Werkwijze in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschre-ven en in de tekening weergegeven. 8202703
NL8202703A 1981-10-01 1982-07-06 Werkwijze en inrichting voor het afscheiden van vloeistoffiltraten, die vrij zijn van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting, uit vloeistofmengsels van de deeltjes. NL8202703A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US30748981A 1981-10-01 1981-10-01
US30748981 1981-10-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8202703A true NL8202703A (nl) 1983-05-02

Family

ID=23189998

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8202703A NL8202703A (nl) 1981-10-01 1982-07-06 Werkwijze en inrichting voor het afscheiden van vloeistoffiltraten, die vrij zijn van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting, uit vloeistofmengsels van de deeltjes.

Country Status (7)

Country Link
JP (1) JPS5870810A (nl)
CA (1) CA1198686A (nl)
DE (1) DE3236310A1 (nl)
FR (1) FR2513896A1 (nl)
GB (4) GB2112293B (nl)
IT (1) IT1152566B (nl)
NL (1) NL8202703A (nl)

Families Citing this family (19)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4980068A (en) * 1983-08-15 1990-12-25 Lavender Ardis R System, apparatus and method for continuously fractionating blood in situ
US4980054A (en) * 1983-08-15 1990-12-25 Lavender Ardis R System and method for mass transfer between fluids
JPS60183008A (ja) * 1984-03-02 1985-09-18 Shokuhin Sangyo Maku Riyou Gijutsu Kenkyu Kumiai プレートアンドフレーム型膜分離装置
JPS6145772A (ja) * 1984-08-07 1986-03-05 テルモ株式会社 血漿分離装置
FR2581316A1 (fr) * 1985-05-02 1986-11-07 Murisasco Antoine Procede et dispositif d'echanges plasmatiques automatiques controle par ordinateur integre
EP0208061A1 (de) * 1985-05-14 1987-01-14 Biotest Pharma GmbH Verfahren und Vorrichtung zur Gewinnung von Blutplasma
EP0341573A3 (de) * 1988-05-13 1990-05-09 Sartorius Ag Verfahren und Vorrichtung zur Filtration von Flüssigkeiten im Cross-Flow-Betrieb
FR2691911B1 (fr) * 1992-06-05 1994-11-25 Delmas Olivier Dispositif permettant l'obtention d'un surnageant de thrombocytes activés, procédé mettant en Óoeuvre le dispositif et surnageant obtenu.
GB9224468D0 (en) * 1992-11-23 1993-01-13 Bio Flo Ltd Fluid treatment system
GB2305370B (en) * 1995-09-19 1997-10-29 Asahi Medical Co Device for depletion of leukocytes
ATE553835T1 (de) * 2001-09-20 2012-05-15 Emd Millipore Corp Filtermodul
ES2356811T3 (es) * 2001-09-20 2011-04-13 Millipore Corporation Elemento de control de recorrido de un fluido para un módulo de tratamiento de fluido.
EP2785429A4 (en) 2011-11-30 2015-10-28 Wellstat Diagnostics Llc FILTRATION MODULE
US9081001B2 (en) 2012-05-15 2015-07-14 Wellstat Diagnostics, Llc Diagnostic systems and instruments
US9213043B2 (en) 2012-05-15 2015-12-15 Wellstat Diagnostics, Llc Clinical diagnostic system including instrument and cartridge
US9625465B2 (en) 2012-05-15 2017-04-18 Defined Diagnostics, Llc Clinical diagnostic systems
US9950321B2 (en) 2014-08-04 2018-04-24 General Electric Company Device for separation and collection of plasma
US10335078B2 (en) 2014-08-04 2019-07-02 General Electric Company Device for separation and collection of plasma
WO2016153428A1 (en) * 2015-03-23 2016-09-29 Nanyang Technological University Flow cell apparatus and method of analysing biofilm development

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DK434874A (da) * 1974-08-14 1976-02-15 Danske Mejeriers Maskinfabrik Filtreringsapparat
SE396017B (sv) * 1974-12-23 1977-09-05 Alfa Laval Ab Filtreringsforfarande, serskilt for ultrafiltrering
US4191182A (en) * 1977-09-23 1980-03-04 Hemotherapy Inc. Method and apparatus for continuous plasmaphersis
US4212742A (en) * 1978-05-25 1980-07-15 United States Of America Filtration apparatus for separating blood cell-containing liquid suspensions
DE2823057A1 (de) * 1978-05-26 1979-11-29 Bayer Ag Flachmembran-druckpermeationsmodul
IL58787A0 (en) * 1978-12-21 1980-02-29 Baxter Travenol Lab Disposable filter cell for membrane plasmapheresis
DE2925143C2 (de) * 1979-06-22 1983-11-17 Biotest-Serum-Institut Gmbh, 6000 Frankfurt Vorrichtung für die kontinuierliche Plasmapherese
US4318813A (en) * 1980-06-30 1982-03-09 Baxter Travenol Laboratories, Inc. Membrane plasmapheresis module
JPS5935631B2 (ja) * 1980-07-24 1984-08-29 テルモ株式会社 体液「ろ」過装置
NZ198268A (en) * 1980-09-03 1984-03-30 Memtech Lab Pty Ltd Removal of micron and sub-micron particles from fluid
BR8207763A (pt) * 1981-06-25 1983-07-19 Baxter Travenol Lab Aparelho de plasmaferese de membrana e processo utilizando um dispositivo controlador de fluxo de fluido para estabilizar a pressao de transmembrana

Also Published As

Publication number Publication date
GB2151943B (en) 1986-01-02
GB8504767D0 (en) 1985-03-27
GB8504768D0 (en) 1985-03-27
IT8223249A0 (it) 1982-09-14
IT1152566B (it) 1987-01-07
GB2151942B (en) 1986-01-02
DE3236310A1 (de) 1983-04-21
GB2112293B (en) 1986-01-02
GB8504766D0 (en) 1985-03-27
JPS5870810A (ja) 1983-04-27
CA1198686A (en) 1985-12-31
GB2151941A (en) 1985-07-31
GB2151942A (en) 1985-07-31
GB2112293A (en) 1983-07-20
GB2151941B (en) 1986-01-02
GB2151943A (en) 1985-07-31
FR2513896A1 (fr) 1983-04-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8202703A (nl) Werkwijze en inrichting voor het afscheiden van vloeistoffiltraten, die vrij zijn van deeltjes groter dan een voorafbepaalde afmeting, uit vloeistofmengsels van de deeltjes.
EP0302722B1 (en) Self-priming filter
EP2833942B1 (en) Syringe filter
US6010633A (en) Method of preventing air from becoming entrapped within a filtration device
US4517090A (en) Low volume, large area filters for IV or blood filtration
EP0057907B1 (en) Apparatus for separating blood components
US20050051486A1 (en) Biological fluid filtration apparatus
US8337700B1 (en) High capacity biological fluid filtration apparatus
JPH09500809A (ja) 自己下準備式フィルター装置
EP2554189B1 (en) Blood treatment filter
CA2679044A1 (en) A high capacity biological fluid filtration apparatus
EP0792182A1 (en) Multiple compartment filter
US4746436A (en) Membrane plasmapheresis apparatus and process which utilize a flexible wall to variably restrict the flow of plasma filtrate and thereby stabilize transmembrane pressure
US6251292B1 (en) Method of preventing air from becoming entrapped within a filtration device
EP0070738B1 (en) Plasmapheresis by reciprocatory pulsatile filtration
US5167817A (en) Transfer membrane apparatus
EP2445616B1 (en) Simulator device
GB2136314A (en) Filter and Method for Obtaining Blood Plasma Samples
EP0082187B1 (en) Membrane plasmapheresis apparatus
GB1146756A (en) Hemodialysis system
EP0104256B1 (en) Low volume, large area filters for iv or blood filtration
RU2153389C1 (ru) Мембранный фильтр и система для плазмафереза (варианты)
JPS64937Y2 (nl)
SU1090298A1 (ru) Аппарат дл концентрировани и разделени жидких пищевых продуктов
JPS62181057A (ja) 血液中の血漿試料を採取するための装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed