NL8202474A - Inrichting voor het snel vastmeren van een drijvende installatie aan een verankerde zee-installatie. - Google Patents
Inrichting voor het snel vastmeren van een drijvende installatie aan een verankerde zee-installatie. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8202474A NL8202474A NL8202474A NL8202474A NL8202474A NL 8202474 A NL8202474 A NL 8202474A NL 8202474 A NL8202474 A NL 8202474A NL 8202474 A NL8202474 A NL 8202474A NL 8202474 A NL8202474 A NL 8202474A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- wheels
- arm
- installation
- sets
- sea
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B63—SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
- B63B—SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING
- B63B22/00—Buoys
- B63B22/02—Buoys specially adapted for mooring a vessel
- B63B22/021—Buoys specially adapted for mooring a vessel and for transferring fluids, e.g. liquids
Landscapes
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Ocean & Marine Engineering (AREA)
- Bridges Or Land Bridges (AREA)
- Earth Drilling (AREA)
- Lock And Its Accessories (AREA)
- Gears, Cams (AREA)
- Catching Or Destruction (AREA)
- Load-Engaging Elements For Cranes (AREA)
- Tires In General (AREA)
Description
-1- . , 823137/Ke/cd
Korte aanduidingj Inrichting voor hei snel vastmeren van een drijvends installstie aan een verankerde zee-installatie.
Door Aanvraagster wordt als uitvinder genoemdj Guy Holiert DET-AM/iFE
De uitvinding heeft be trekking op een inrichting voor het snel vastmeren van een drijvende installatie aan een zee-installatie die een in hoofdzaak vaste positie heeft ten opzichte van de zeebodem, en waarmee de drijvende installatie wordt verbonden door middel van 5 een stijve arm.
De drijvende installatie kan een schip zijn en de zee-installa-tie een meerboei die verankerd is op een bepaalde afstand vanaf de kust. De zee-installatie kan 00k een toren zijn, een dukdalf een oscillerende kolom, een aanlegsteiger, een tank enz. Het kan 10 00k een boei zijn voor het laden en/of lossen van de lading van een schip, een installatie van waaraf operaties worden uitgevoerd of gecontroleerd zoals boren in de zeebodem, winning van aardoliepro-dukten enz. De drijvende installatie kan 00k een centrale zijn voor de winning van warmte-energie uit zee of een drijvende fabriek voor 15 de behandeling en opslag van aardolieprodukten.
Er zijn reeds systemen bekend voor het vastmeren van een schip aan een constructie zoals een drijvende steiger of een oscillerende kolom, met gebruikmaking van draaiende armen. Dergelijke systemen worden bijvoorbeeld beschreven in het Franse octrooischrift 1.403*493 20 en in de Amerikaanse octrooischriften 3*354*479 en 3*908,212. Bij deze systemen bevindt zich bovenop de meerconstruetie een stijve arm die vast verbonden is met het schip en daarvan een verlenging vormt voorbij de voorsteven op de plants waar hij bij het stampen en slin-geren omheen draait. Teneinde de draailng mogelijk te maken van de 25 arm en van het schip om de vertikale as van de constructie, wordt de verbinding tussen de arm en de meerconstructie gerealiseerd met behulp van een schamier, met kogellegers of rollegers, dat draai-tafel of orientatiering wordt genoemd.
Dergelijke inrichtingen vertonen het belangrijke bezwaar dat 30 het snel vastmeren en losmaken van het schip, met de eigen middelen van dat schip, niet mogelijk is op een in beweging zijnd watervlak.
Het plaatsen van de arm waarmee het schip is verlengd op de zee-installatie met gebruikmaking van een draaiende tafel vereist gewoon- 8202474 * » ? » -2- lijk aware hijsinrichtingen huiten het schip, zoals drijvend? kranen, en de vereiste plaatsingsnauwkeurigheid kan slechts worden verkregen op een aeer kalm watervlak. In het algemeen wordt deze plaatsing uit-gevoerd op een scheepswerf, op een rasing watervlak en wordt het 5 geheel dat gevormd wordt door de boei, de arm en het schip, gesleept naar de plaats van gehraik waar de verahkering wordt uitgevoerd.
Set verankeren van een dergelijk geheel is erg moeilijk, vereist het optreden van meerdere en werkschepen, en moet worden uitgevoerd in een meteorologiseh "venster” van grote omvang. Door het gehraik van 10 de inrichting volgens de oitvinding, waarmee het mogelijk is om snel op zee een schip vast te leggen aan de hoei of de drijvende kolom, kan de installatie in twee stadia op zijn plaats worden gehracht, waarhij het eerste stadium een klassieke verankeringsoperatie is van de hoei of de plaatsing van de oscillerende kolom, en de tweede een 15 snelle meeroperatie van het schip aan deze reeds verankerde hoei of deze oscillerende kolom.
Door het gehraik van de inrichting volgens de oitvinding kan ook een snelle ontkoppeling worden gemaakt tussen het schip en de hoei, waarhij deze laatste op zijn plaats hlijft, zonder heschadi-20 ging van de voomaamste onderdelen waarait de meerinrichting hestaat, terwijl met de inrichting volgens het Franse octrooischrift 2.442«759 de snelle ontkoppeling vemietiging van de handen veronderstelt.
Deze door de oitvinding gehoden mogelijkheid is nieuw in verge linking met de momenteel hekende inrichtingen en is van groot helang voor 25 het gehruik van dergelijke drijvende installaties die vastgemeerd worden aan zee-installaties, in het hijzonder in verhand met de exploi-tatie van onderzeese aardolie, in die gehieden van de wereld waar de zee het gehele jaar door hetrekkelijk kalm is (Golf van Mexico, Indonesia), maar waar van tijc^ot tijd een uitermate sterke versto-30 ring ontstaat, zoals hijvoorheeld een cycloon. Dergelijke, af en toe optredende verstosingen oefenen op installaties die op hun plaats moeten hlijven, zoals het geval is hij de huidige techniek, helastin-gen oit die niet van dezelfde maat zijn als die welke worden onder-vonden onder de gehruikelijke oceanologische omstandigheden. Het 35 loont in dat geval kortstondig de exploitatie te onderhreken door het schip vrij te maken en door slechts de hoei op zijn plaats te laten, die een massa vertegenwoordigt die in het algemeen 100 x kleiner is dan die van het schip. Het is ook uitermate lonend wanneer men, om herstelwerkzaamheden te kunnen uitvoeren op het schip waar 8202474 ' -3- zich de installaties bevinden voor bet bebandelen van de aardolie, dit scbip alleen naar een scheepswerf te kunnen sturen inplaats van bet gebeel van scbip, arm en boei naar de werf te zenden nadat de verankeringslijnen en de slangverbindingen met de bodem zijn losge-5 maakt.
Tenslotte wordt door de inricbting volgens de uitvinding, in tegenstelling tot de inricbting volgens bet Franse octrooisehrift 2*394*443» bet gebruik voorkomen van verbindingslijnen die dienen voor bet geleiden van het schip om het meren uit te voeren.
10 Het voomaamste oogmeik van de uitvinding is het realiseren van een nieuwe draaiende inricbting die de verbinding tot stand brengt van een scbip aan een zee-ins t alia tie die gekoppeld is met tenminste een vast punt van de bodem van de zee, met bebulp van een stijve arm waarmee bet scbip op boge zee snel kan worden vastgemeerd en losge-15 maakt zonder andere middelen dan die welke door dat scbip worden ge-dragen.
Bij deze inricbting is Sin van de einden van de stijve arm t met bet scbip verbonden door een schamierverbinding, waarvan de as in hoofdzaak horizontaal is, om bet omhoog en omlaag brengen van 20 die arm mogelijk te maken, terwijl het andere einde een verbindings-orgaan draagt, dat uitgerust is met geleidingsmiddelen die samenwer-ken met een loopweg waarmee de zee-installatie is uitgerust. Het verbindingsorgaan wordt gevormd door middelen voor het tijdelijk op-licbten van de geleidingsmiddelen, teneinde ofwel het neerzetten en 25 vervolgens vastbouden van bet verbindingsorgaan op de loopweg moge-lijk te maken, na bet laten zakken van de stijve arm met bet oog op bet meren, ofwel bet vrijmaken van bet verbindingsorgaan om bet op-lichten mogelijk te maken van de stijve arm tijdens bet losgooien van de zee-installatie.
30 Be uitvinding zal hiema worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van een ui tvoeringsvoorbeeld.
Fig. 1 is een bovenaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de inricbting volgens de uitvinding, waarbij sommige bijzonderbeden in doorsnede zijn weergegeven volgens een horizontaal vlak; 35 fig* 2 is een aanzicht, gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn I-I in fig. 1; fig. 3 is een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1; fig. 4 en 5 laten schematiscb twee andere uitvoeringsvormen van de loopbaan zien.
8202474 -4-
In fig. 1, 2 en 3 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven van de inrich ting voor het vastleggen en loswerpen volgens de uitvinding, waarbij een drijvende installatie 1, zoals een schip, vastgemeerd is rondom een zee-installatie 2, zoals een drijvende boei, die met 5 de zeebodem is verbonden door verankeringslijnen 3, 3a» 3b, 3o, waarbij de hoogte van de zee schematisch aangeduid wordt door de lijn 4*
De inrichting omvat een stijve arm 3 in kruisvorm, samengesteld uit twee vorken 6 en 7· Be twee armen 6a en 6b van de vork 6 hebben 10 bet uiteinde tussen zich in van de drijvends installatie 1, waarmee de arm scbamierend is volgens een in hoofdzaak horizon tale as met behulp van legers 8 en 8a. De twee armen 7a en 7b van de vork 7 hebben een verbindingsorgaan tussen zich in dat wordt gevormd door een toriscfce ring 9» met voordeel vervaardigd uit een gebogen stalen buis, 13 waarmee de arm kan schamieren volgens een in hoofdzaak horizon tale as met behulp van legers 10 en 10a.
De twee vorken 6 en 7 vormen twee stukken van de stijve arm in elkaars verlengde, die zo verbonden zijn dat 44n van de stukken coaxLaal kan draaien ten opzichte van het andere, door twee coaxiale 20 legers 11 en 12, en twee aanslagen 13 en 14 die de trek- en drukkrach-ten opnemen die op de stijve arm worden uitgeoefend door de bewe-gingen van de drijvende installatie 1 ten opzichte van de zee-instai-latie 2.
De ring 9 draagt geleidingsmiddelen, met voordeel gevormd door 23 twee stellen wielen met luchtbanden, aangeduid door 13 tot 150 en 16 tot 16 j, die samenwerken met een ronde construetie die een loopweg 17 vormt die, in het weergegeven voorbeeld, de vorm heeft van een rand waarmee de .boei 2 is uitgerust. In fig. 2 en 3 omvat deze ronde constructie 17 twee afgeknot kegelvormige wanden 18 en 19 boven el- 30 kaar, met de basis naar elkaar gericht zodat een rondlopende uitste-kende kant 20 wordt gevormd. Zo wordt de loopweg opgebouwd uit twee loopbanen die aangeduid zijn door de verwijzingscijfers 18 resp.19*
De ring 9 wordt om de dubbelconische constructie 17 geplaatst, in het vlak van de uitstekende kant 20, zodat de wielen 15 tot 15j, 35 die aangebracht zijn aan het bovenste gedeelte van de ring en over de omtrek daarvan zijn verdeeld, maar meer in het bijzonder aangebracht zijn naar buiten en naar binnen ten opzichte van de arm om de krachten op te nemen als gevolg van het naderen en zich verwijde-ren van het schip ten opzichte van de boei, bij voorkeur loodrecht 8202474 ' ' --5- komen te rusten tegen de bovenste kegelvormige wand 18. De wielen 16 tot 16j, die aan het onderste deel van de ring zijn aangebracht en op dezelfde wijze zijn verdeeld ala de wielen 15 tot 150» komen bij voorkeur loodreoht te rusten tegen de onderste kegelvormige wand 19.
5 De wielen 16 tot 16 j zijn met de ring 9 verbonden door middel van excentriekassen 21 waarvan de draailng bij voorkeur wordt be-stuurd door een hydraulische bedieningsinrichting 22, tot gevolg beeft dat ze verder van de wand 19 af of dichterbij de wand komen. Men ziet in fig. 5 dat bet wiel 16 in de stand 16p aanligt tegen de 10 wand 19 met een voorspanning die een indrukking veroorzaakt van de band, terwijl deze in de stand 16r op afstand ligt van de wand 19, naar buiten ten opziohte van de dubbelkegelvonaige constructie 17 voorbij de cirkelvormige uitstekende kant 20. Wanneer de wielen 16 tot 16j ziob bevinden in de dichtbij gelegen stand 16p verkrijgt 15 men een vergrendeling van de koppeling van de arm 5 op de boei 2. Wanneer ze op afstand l^en, in de stand 16r, is bet daarentegen mogelijk dat de arm 5 omlaag gaat of weer omhoog.
Fig. 2 toont 00k de stijve arm 5 in de stand 5n en de ring 9 in de stand 9?» welke standen ze innemen ofwel v66r het vastmeren 20 van het schip 1 op de boei 2, ofwel na bet losmaken van de boei.
De handeling die het mogelijk maakt de arm tussen deze twee standen 5 on 5n omhoog of omlaag te brengen wordt bestuurd door de lier 25 die zorgt voor het op- of afwikkelen van de kabel 24 die verelengd is met een spin, waarvan de twee stukken 25 en 25a be-25 vestigd zijn aan de twee armen en fb van de voorste vork 7 van de arm door middel van ijzerbeslag 26 en 26a. Cm de component van de trekkracht op de kabel als gevolg van de massa van de arm te ver-minderen,. is de lier geplaatst op een verhogingsoonstructie 27 die op het voordek 28 van het schip 1 is geinstalleerd. Ter vergemakke-30 lijking van de handelingen van het plaatsen van de banden van de wielen 15 tot 15d op de bovenste kegelvormige wand 18 van de ronde constructie 17» kan de ring 9» die in de weergegeven uitvoerings-vorm een draaias heeft, tijdens de handelingen van het omhoog- en omlaag brengen van de arm 5 in een in hoofdzaak horizontals stand 35 worden gehouden door het zwaartepunt ervan lager te brengen, dankzij stukken ballast 29 en 29a die opgehangen zijn aan het einde van de armen 30» aan de zwenkbare ring 9 bevestigd bij 31 en 31a, welke ballaststukken aan de ring 9 een slingerstabiliteit verlenen.
In fig. 3 is een voorbeeld weergegeven van het detail van de 40 uitvoering van de mechanismen waardoor elk van de wielen 15 tot l5j 8202474 • 4 -6- verbonden zijn met de ring 9· Het wiel 15, dat hier getekend is met glijlegers 32 en 33» kan draaien om de fusee 34 die het verlengde voxmt van de as 35» waarvan de hartlijn verschoven is ten opzichte van de hartlijn van de fusee om een excentriek te voxmen, zodat door 5 draaixng van de as 35 in de ene richting het wiel op grotere afstand kan worden gehracht van de kegelwand 18 die de loopweg ervan voxmt, terwijl door draailng in de andere richting het wiel weer tegen de wand kan komen te liggen· Deze plaatsing geeft de mogelijkheid om, terwijl de verhinding tussen de boei en het schip tot stand wordt 10 gehracht·, een hesohadigd wiel te vervangen gedurende een periods waarin de toestand van de zee dat toestaat. Wanneer alle wielen 15 tot 15J zich in de werkstand hevinden tegen de loophaan die wordt gevormd door de wand 18, maakt het heschreven mechanisms het mogelijk om 5ln van de wielen op te lichten om het af te nemen en te vervangen. 15 Yanzelfsprekend geldt hatzelfde voor de wielen 16 tot 163, waarvan elk van. de excentriekassen 21, die hoofdzakelijk dienen om de ring 9 van de arm 5 te vergrendelen op de dubbelconische construetie 17 van de boor 2, 00k kan worden gebruikt om slechts έέη ervan op te lichten ten opzichte van de loopbaan, teneinde de demontage en ver-20 vanging uit te voeren.
Het in draaiing brengen van de as 35 kan met voordeel worden uitgevoerd door het bewegen van de eindloze schroef 36 die eveneens gelegerd is in het huis 37 dat aan de constructie van de ring 9 is bevestigd door bouten 38 enz# Deze eindloze schroef stelt het tand-25 wiel 39 in werking dat vast verbonden is met de as 35·
Het laten werken van de eindloze schroef 38 kan met de hand worden uitgevoerd of door een niet weergegeven elektramotor of een hydranlische motor.
Overigens is elk van de binnenwanden 40 van de op de wielen 30 15 aangebrachte banden 41 door middel van slangen 42» 45 ©& de draai- koppeling 44 verbonden met een gemeenschappelijk centraal punt 45 voor het opwekken en regelen van de druk, met het oog op het aanpassen daarvan aan de belasting die op deze banden terecht komt in afhankelijkheid van de toestand van de zee.
35 De werking van het aldus heschreven systeem is gemakkelijk te begrijpen.
Terwijl de boei 2 tevoren op de betreffende plaats is veran-kerd, komt het schip 1 aan om te worden vastgemeerd. Het schip is voorzien van zijn stijve verbindingsarm .5 die in de stand 5x hangt 8202474 -7- * aan de kabel 24· Het schip manoeuvreert om de ring 9 aan de aim boven de boei 2 te brengen. De wielen 16 tot 16 j die aangebracht zijn onderaan de ring 9 zijn tevoren in de stand 16r gebracht door het in draaiEng brengen van de hydraulisohe inrichtingen 22, zodat 5 ze een grotere cirkel omschrijven dan de cirkel van de uitstekende rand 20 van de twee kegelvormige wanden 18 en 19 van de constructie 17 op de boei. Zo kan de stijve arm door de lier 23 omlaag gebracht worden vanuit de stand 5r in de stand 5 tot de wielen 15 tot 15d de bovenste kegelvormige wand 18 raken. Op dat moment bevinden de 10 wielen 16 tot 16j zich tegenover de wand 19 onder de omtreksrand 20 en kan de vergrendeling van de ring 9 op de constructie 17 worden uitgevoerd door het bedienen van de hydraulisohe inrichtingen 22 die, doordat ze de excentriekassen 21 in draaixng brengen, deze laatste aandrukken tegen de wand 19 met samendrukking van de banden 15 dearvan.
Tijdens de omlaag gaande beweging van de arm 3 kan de ring 9 die de banden draagt en die een horizontale draaias heeft, in een in hoofdzaak horizontale stand worden gehouden dankzij de ballast-stukken 29 en 29a die er een slingerstabiliteit aan geven en bij 20 kalme zee zorgen voor een vrijwel gelijktijdig contact van de banden van de wielen 15 tot 150 tegen demand 18 waartegen ze terecht komen. liettemia maakt de veerkracht van deze luchtbanden en de kegelvorm van de ontvangende constructie het mogelijk om deze koppelingsmanoeuvre onder goede omstandigheden uit te voeren, zelfs als de boei 1 en 23 het schip 2, die onder invloed ataan van de deining, lights bewe-gingen ten opzichte van elkaar uitvoeren, en als de ring 9 niet nauw-keurig geplaatst is in de hartlijn van de boei op het moment waarop ze elkaar raken· la het neerzetten van de bovenste wielen 13 tot 13d en het in de werkstand vergrendelen van de onderste wielen 16 tot 16j 30 door afstandbediening vanaf het schip, is het meren van het schip 1 aan de boei 2 voltooid. Yanaf dat moment ondergaat het schip 1 onder de gecombineerde invloeden van de wind, de stroming en de golven, krachten die de neiging hebben het schip van de boei 2 te verwijderen. Deze trekkrachten worden op de boei overgebracht doordat de wielen 35 15 tot I5f en 16 tot 16f die zich aan de voorkant van de ring 9 fc©-vinden tegen de kegelvormige wanden 18 en 19 drukken, waarbij de luchtbanden worden gecomprimeerd die verder worden ingedrukt naarmate de crop uitgeoefende kracht groter is. De wielen I5g tot 15j en 16g tot 16j die zich aan de achterkant van de ring 9 bevinden worden 40 daarentegen ontlast en de luchtbanden ervan, die een voorspanning 8202474 * * -8- ' krijgen op het moment van het meren, hebben de neiging hnn cirkel-vorm weer aan te nemen, zonder evenweX het contact met de loopbanen 18 en 19 te verliezen.
Wanneer het schip, onder invloed van de regelmatige bevegingen 5 van de deining, een steigerende beweging ondergaat, brengt de ver-plaatsingsneiging van het schip in de rich ting van de boei 2 met zich mee dat de wielen I5g tot 153 en I6g tot 16j die zich aan de achterkant van de ring 9 bevinden, worden belast, met compressie van de banden die dan worden ingedrukt evenredig met de belasting 10 die erop tereeht komt. Op dezelfde manier worden de wielen 15 tot 15? en 16 tot I6f die zich vooraan de ring bevinden, ontlast en hebben de banden ervan de neiging om hnn ronde vorm weer aan te nemen, waarbij de aanvahkelijke voorspanning verloren gaat zonder echter, zelfs voor extreme belastingen, het contact met de loopbanen 15 18 en 19 te verliezen.
Wanneer de richtingen van de wind en van de stroming verande-ren, draait het schip 1 am de hartlijn van de boei 2 en neemt het een nieuwe stand in. De wielen, die in draailng worden gebracht, lopen over de twee rolbanen 18 en 19· be vastzetting zoals die met 20 de inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen maakt het oak mogelijk om in zekere mate de stand- en rolbewegingen van de boei 2 los te maken van die van het schip 1,. dankzij de extreme schar-niering van de arm 5 in de vorm van de legers 8 en 8a voor de ver-binding met het schip 1, en eventueel dankzij de scharoierwerking 25 die tot stand komt door de verbindingslegers 10 en 10a met de ring 9 die de wielen draagt.
Evenzo is het mogelijk om desgewenst de rolbewegingen van het schip los te maken van die van de boei door een schamierwerking van de twee vorken 6 en 7, waaruit de arm 5 bestaat, tot stand te 50 brengen, hetgeen kan worden gerealiseerd door de legers 11 en 12 en de aanslagen 15 en 14 die geplaatst zijn volgens de lengteas van die arm.
Wanneer het schip 1 zijn ankerplaats aan de boei 2 most ver-laten, zorgt afstandbediening van de hydraulische inrichtingen 22 55 voor het gelijktijdig radiaal vrijmaken van de onderste wielen 16 tot 16j, waardoor de arm vanuit de stand 5 naar de stand 5*? kan worden opgelicht. De banden van de wielen 15 tot I5j verlaten hnn loop-baan, de ring 9 wordt losgemaakt en het schip 1 is vrij.
De voordelen van de uitvinding arloeien in wezen voort uit de 8202474 "♦ -· -9- mogelijkheid snel een schip vast te meren aan sen reeds verankerde boei en bet naar wens los te maken, bij matige toestanden van de zee die statistisoh frequent voorkomen.
Met de inricbting volgens de uitvinding kan ook een periodiek 5en preventief onderhoud worden verzorgd van de verbindingsorganen arm-boei ter pkaatse van de wielen en de legers ervan, zonder deze - verbinding te raoeten verbreken, door een defect wiel, zoals hier-boven is gebleken, te demonteren terwijl de andere wielen in de werkstand blijven, en bet dan te vervangen door een ander goed 10 wiel.
De inricbting voor bet snel meren en losgooien van een schip is speciaal toepasbaar bij de bouw van installaties voor de tijde-lijke produktie van aardolie uit een onderzeese windplaats, waar de verankerde boei de flexiebele verbindingsleidingen 46 tot 46g 15 draagt tussen de onderzeese putkoppen en de oppervlakte, en waar bet scbip een reservoirscbip is dat voorzien is van installaties voor de behandeling van deze produktie.
Baartoe kan, zoals weergegeven in fig. 1 en 2, de overbrenging van de produktie naar het scbip 1 worden uitgevoerd met bebulp van 20 de draaikoppeling 47; de vaste pijpen 4s die hangen aan de kabels 49 en 50 om een draaiende arm te vormen, en de buigzame pijpen 51> 52 en 55 waardoor de continuf teit bewaard kan worden van de over-brengingsleiding ondanks de relatieve bewegingen van de boei, van de beide vorken 6 en 7 van de stijve arm 5» en van bet schip 1.
25 Br is een uitvoeringsvorm bescbreven waarvan wordt gemeend dat bet de bests uitvoering is van de inricbting voor bet snel vastmeren volgens de uitvinding. De uitvinding is ook toepasbaar bij andere uitvoeringsvormen die wielen gebruiken met elastiscbe stroken, ge-dragen door een stijve arm in bet verlengde van het schip, en die 50 samenwexken met een ronde loopweg waazmee de verankerde zee-instal-latie is uitgerust, en in bet bijzonder bij een uitvoeringsvoorbeeld waar de loopweg, inplaats van opgebouwd te zijn uit twee kegelvormige warden die tegen elkaar liggen om een kraag te vormen, bestaat uit minstens twee afgeknot kegelvormige warden 18* en 191 die met de 55 kleine basis van elkaar afgekeerd zijn zodat een groef ontstaat waarin de ring kan worden opgenomen die de wielen draagt, zoals sche-matisch weergegeven in fig. 4·
Ook is het binnen het kader van de uitvinding mogelijk ronde loopwegen te gebruiken waarvan de wand een concave of convene vorm 40 heeft, voor de geleidingsmiddelen of wielen 15 tot I5j en 16 tot 16j 8202474 -10- (wanden 18” en 19” in. fig. 5) inplaats van de hierboven beschreven loopwegen met kegelvormige wanden.
% -Gonclusies- 8202474
Claims (11)
1, Inrich ting voor het snel vastmeren van een drijvende instal-latie (1) aan een zee-installatie (2) die gekoppeld is met tenminste 44n vast punt pp de hodem van de zee en waarmee de drijvende instal-latie (1) verbonden is door middel van een arm (5), waarbij 44n 5 van de einden van die arm (5) verbonden is met de drijvende installa-tie (1) door een schamierverbinding (8, 8a) waarvan de as in hoofd-zaak horizontaal is, terwijl het andere einde van de arm (5) een ver-bindingsorgaan draagt dat uitgerust is met geleidingsmiddelen (15, 16) die samenwerken met een ronde loopweg (17) waarmee de zee-10 installatie is uitgerust, met het kenmer k,dat door mid-deXen (21, 22) voor het tijdelijk terugzetten van de geleidingsmiddelen (15 tot 15j» 16a tot 16j) die gedragen worden door het ver-bindingsorgaan (9), het genoemde orgaan (9) op de loopweg (1j) kan worden neergezet of ervan kan worden afgenomen, na het omlaag brengen 15 van de , arm (5) met het oog op het vastmeren, ofwel het vrij- maken van het orgaan (9) om de atijve arm (5) te kunnen optillen tij-dens het losmaken van de zee-installatie (2). 2* Inrich ting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk dat de geleidingsmiddelen die gedragen worden door het verbindings-20 orgaan (9) dat het einde vormt van de arm (5) worden gevormd door twee stellen wielen (15 tot 150; 16 tot 163) die voorzien zijn van luchtbanden, waarbij de hartlijnen van de wielen van elk van de stellen zo zijn geplaatst dat de wielen aanliggen tegen afzonderlijke warden (18, 19) van de loopweg waarop ze in de neergezette stand 25 lopen-r
5· Inrich ting volgens conclusie 2, met h'et kenmerk dat de twee stellen wielen (15 tot 153$ 16 tot 16 j) boven elkaar zijn aangebracht en samenwexken met een bovenste wand (18) re spelt-tievelijk een onderste wand (19) van de loopweg (17)· 30 4· Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de loopweg (17) bestaat uit twee boven elkaar liggende kegelvor-mige warden (18, 19, fig* 3> 18’» 19N 8· 4) die samenwerken met de respektieve twee stellen wielen (15 tot I5j; 16 tot 16j).
5. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk 35 dat de loopweg (17) bestaat uit twee afgeknot kegelvormige wanden 8202474 -12- « - * (18, 19; fig· 5) waarvan de basis Tan elkaar a%ekeerd zijn ora een kraag te vormen.
6. Inrichting volgens conclusie 2, m e t be t kenmerk dat de loopweg bestaat uit tenminste twee afgeknot kegelvormige 5 wanden (18* en 19») waarvan de kleine bases van elkaar afgekeerd zijn om een groef te vormen.
7· Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de loopweg (17) bestaat uit twee concave wanden (18*, 19*; fig.5) of convene wanden, die respektievelijk samenwerken met de twee stel-10 len woolen (15 tot I5j, 16 tot 16j).
8· Inrichting volgens conclusies 1 t/m 7, me t het kenmerk dat de geleidingsmiddelen die gedragen worden door het verbindingsorgaan (9) dat het einde vormt van de stijve arm, worden gevormd door twee stellen wielen (15 tot I5j» 16 tot 16j) die voor-15 zien zijn van massieve veerkrachtige banden, waarbij de hartlijnen van de wielen van elk van de stellen zo zijn geplaatst dat de wielen aanliggen tegen de wanden (18,19) waarop ze lopen in de gemeerde stand van de drijvende installatie. 9» Inrichting volgens 56n der conclusies 2-8, met het 20 kenmerk dat de middelen voor het tijdelijk oplichten van de geleidingsmiddelen (15 tot I5j, 16 tot 16j) samenwerken met wielen die bestemd zijn om te lopen op de loopweg (17) waarmee de zee-installatie (2) is uitgerust, welke wielen aangebracht zijn op excen* triekassen (21) die op afstand in draailng kunnen worden gebracht 25 zodat de wielen gelijktijdig radiaal kunnen worden losgemaakt naar het uitwendige van het verbindingsorgaan (9) waardoor ze worden gedragen·
10. Inrichting volgens der conclusies 2 tot J, le t het kenmerk dat de middelen voor het tijdelijk oplichten van de 50 geleidingsmiddelen (15 tot I5j» 16 tot 16j) samenwerkend met het stel wielen (16 tot 16j) dat bestemd is om te lopen op de onderste wand (19) van de loopweg waarmee de zee-installatie (2) is uitge-mst, welke wielen aangebracht zijn op excentriekassen (21) die met afstandbediening in draailng kunnen worden gebracht om gelijktijdig 55 de wielen te kunnen vrijmaken in de richting van het uitwendige van het verbindingsorgaan (9) waardoor ze worden gedragen.
11. Inrichting volgens 6£n der conclusies 2 tot 10, met het kenmerk dat elk van de geleidingswielen (15 tot 15j) 8202474 r - *· -15- die bestemd zijn om te lopen op de bovenste wand (18) van de loopweg (17) waarmee de zee-installatie (2) is uitgerust, bevestigd is aan het verbindingsorgaan (9) door middel van een exeentriekas (55) die ter plaatse kan worden gedraaid in een richting waardoor, wanneer 5 de verbinding tussen de zee-installatie (2) en de drijvende instal-latie (1) tot stand gebraoht wordt, het corresponderende wiel (15) op af stand gebraoht wordt van de wand (18) waardoor de loopbaan er-van wordt gevormd, terwijl de andere wielen in de wexkstand blijven, en waarbij door draailng in de andere richting dat wiel weer tegen 1q de loopweg (18) kan worden aangelegd.
12. Inrich ting volgens oonclusie 1, m e t het kenmerk dat het andere einde van de aim (5) die verbonden kan worden met de zee-installatie (2) vorkvomnig is verbreed, waarbij de twee armen van de vork het verbindingsorgaan (9) dragen, waarmee ze zijn ver-15 bonden door een schamierverbinding (10, 10a) waarvan de hartlijn evenwijdig is aan het vlak van het verbindingsorgaan (9).
15· Inrich ting volgens oonclusie 1,met· het kenmerk dat de arm (5) wordt gevormd door twee stukken (6 en 7) die in el-kaars verlengde liggen en ten opzichte van elkaar kunnen draaien, 2o waarbij de verbinding tussen die stukken wordt verkregen door ten-minste twee coaxiale legers (11, 12) en twee aanslagen (13, 14) die de compressie- en trekkrachten opnemen die op de arm (5) worden uit-geoefend door de relatieve bewegingen van de zee-installatie (2) en van de drijvende installatie (1). 25 Η· Inrich ting volgens oonclusie 1, met het kenmerk dat het verbindingsorgaan een ring (9) is die schamiert aan het einde van de arm en uitgerust is met tenminste een ballaststuk (29, 29a) waardoor het zwaartepunt ervan wordt verlaagd ten opzichte van de schamieras, zodanig dat tijdens de handelingen van het omlaag 50 en omhoog brengen van de arm (5), het verbindingsorgaan (9) een slin-gerstabiliteit vertoont waardoor het in hoofdzaak in de horizontale stand wordt teruggebracht.
15· Inrichting volgens oonclusie 2, met het kenmerk dat de kamers van de luchtbanden (4) door middel van leidingen (42, 55 43) en draaikoppelingen (44) verbonden zijn met een gemeenschappelijke installatie (45) waardoor ze op druk worden gebracht en de druk wordt ingesteld, met het oog op het instellen van de druk van de banden (41) tegen de belasting die erop wordt uitgeoefend in afhaukelijkheid van de toestand van de zee. 8202 474
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
FR8112214A FR2507994A1 (fr) | 1981-06-22 | 1981-06-22 | Dispositif d'amarrage rapide d'une installation flottante a une installation marine ancree |
FR8112214 | 1981-06-22 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8202474A true NL8202474A (nl) | 1983-01-17 |
Family
ID=9259749
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8202474A NL8202474A (nl) | 1981-06-22 | 1982-06-18 | Inrichting voor het snel vastmeren van een drijvende installatie aan een verankerde zee-installatie. |
Country Status (9)
Country | Link |
---|---|
JP (1) | JPS584685A (nl) |
BR (1) | BR8203627A (nl) |
CA (1) | CA1192452A (nl) |
ES (1) | ES513321A0 (nl) |
FR (1) | FR2507994A1 (nl) |
GB (1) | GB2103166B (nl) |
IT (1) | IT1214440B (nl) |
NL (1) | NL8202474A (nl) |
NO (1) | NO159646C (nl) |
Families Citing this family (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4580986A (en) * | 1983-07-19 | 1986-04-08 | Single Buoy Moorings, Inc. | Mooring system comprising a floating body having storage capacity e.g. a tanker and a buoy anchored to the sea bottom |
FR2594090A1 (fr) * | 1986-02-11 | 1987-08-14 | Technip Geoproduction | Dispositif d'amarrage separable en charge entre une installation marine et une installation flottante |
IT1221933B (it) * | 1987-07-02 | 1990-08-31 | Tecnocompositi Spa | Sistema d'ormeggio per attracchi offshore |
GB8908097D0 (en) * | 1989-04-11 | 1989-05-24 | Hampton James E | Mooring system |
Family Cites Families (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4114556A (en) * | 1977-06-13 | 1978-09-19 | Chicago Bridge & Iron Company | Rigid mooring arm hook-up system |
FR2442759A1 (fr) * | 1978-11-14 | 1980-06-27 | Inst Francais Du Petrole | Dispositif d'amarrage d'une installation flottante a une installation marine ancree |
-
1981
- 1981-06-22 FR FR8112214A patent/FR2507994A1/fr active Granted
-
1982
- 1982-06-18 NL NL8202474A patent/NL8202474A/nl not_active Application Discontinuation
- 1982-06-18 NO NO822033A patent/NO159646C/no unknown
- 1982-06-21 IT IT8221954A patent/IT1214440B/it active
- 1982-06-21 BR BR8203627A patent/BR8203627A/pt unknown
- 1982-06-21 ES ES513321A patent/ES513321A0/es active Granted
- 1982-06-22 JP JP57106289A patent/JPS584685A/ja active Pending
- 1982-06-22 GB GB08218040A patent/GB2103166B/en not_active Expired
- 1982-06-22 CA CA000405717A patent/CA1192452A/fr not_active Expired
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
ES8304860A1 (es) | 1983-03-16 |
ES513321A0 (es) | 1983-03-16 |
IT8221954A0 (it) | 1982-06-21 |
FR2507994A1 (fr) | 1982-12-24 |
GB2103166A (en) | 1983-02-16 |
FR2507994B1 (nl) | 1984-08-10 |
GB2103166B (en) | 1985-02-06 |
BR8203627A (pt) | 1983-06-14 |
NO159646C (no) | 1989-01-25 |
NO822033L (no) | 1982-12-23 |
JPS584685A (ja) | 1983-01-11 |
CA1192452A (fr) | 1985-08-27 |
IT1214440B (it) | 1990-01-18 |
NO159646B (no) | 1988-10-17 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
AU742804B2 (en) | Movement absorbing transferring system | |
US4841895A (en) | Mooring system | |
EP0059499B1 (en) | Mooring system comprising a floating storage capacity anchored to the ocean floor | |
US9567039B2 (en) | Fairlead for guiding an anchoring chain and intended to be provided to anchoring equipment on the floor of a floating platform | |
US9708040B2 (en) | System for transferring a fluid product and its implementation | |
US5339760A (en) | Apparatus for securing a vessel to a submersible mooring buoy | |
AU624056B2 (en) | Offshore loading system | |
US20040237869A1 (en) | Connector for articulated hydrocarbon fluid transfer arm | |
KR19990087092A (ko) | 바다에 선박을 정박시키기 위한 시스템 | |
US7367278B2 (en) | Device of a towing pin for guiding a cable on board a vessel | |
US3409055A (en) | Apparatus for handling liquid cargo | |
AU2007350722A1 (en) | Mooring system | |
NO145532B (no) | Anordning til forbindelse av et tankskip med et taarn eller en soeyle i sjoeen. | |
NL8202474A (nl) | Inrichting voor het snel vastmeren van een drijvende installatie aan een verankerde zee-installatie. | |
US11708132B2 (en) | Mooring assembly and vessel provided therewith | |
NL2008207C2 (en) | A method of providing access between a floating vessel and a marine structure. | |
US4480575A (en) | Device for rapidly mooring a floating installation to an anchored marine installation | |
US20040211485A1 (en) | System for transferring oil from an offshore platform to a tanker | |
WO2011042535A1 (en) | Calm buoy | |
AU2011213355B2 (en) | System for handling a transfer device | |
SU1247547A1 (ru) | Устройство дл перекрыти ствола шахты (его варианты) | |
GB2123775A (en) | Mooring ships | |
JPS6374793A (ja) | 繋留システム | |
NO322760B1 (no) | System for overforing av olje fra en offshoreplattform til et tankskip | |
JPS5970287A (ja) | 一点係留装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |