NL8202453A - Afname-apparaat voor een melkstel van een melkmachine, in het bijzonder voor een grupstal. - Google Patents

Description

1« i if - \

W 1035-18 Ned.dB/LvD

Afname-apparaat voor een melkstel van een melkmachine, in het bijzonder voor een grupstal.

De uitvinding heeft betrekking op een. op verschillende plaatsen 5 van de melkleiding en de vacuumleiding van een melkmachine in een grupstal aansluitbaar apparaat voor het aanleggen en afnemen van een melkstel bij een koe, bestaande uit een in hoofdzaak vertikaal opgehangen cilinder met zuiger, waarbij het melkstel door middel van een hefkoord is verbonden met de zuiger, en de ruimte in de cilinder aan een zijde van de zuiger 10 via een, in een afgesloten cilinderdeel opgenomen electronische stuurinrichting bedienbare vacuumklep, door middel van een vacuumbuis van het apparaat op de vacuumleiding aansluitbaar is.

Dergelijke afnameapparaten zijn bekend. In verband met de afstand tussen de uier: van de koe en de plaats van het apparaat bij de gebruiker:.· ·' 15 lijke stand van de koeien in een grupstal, waarbij de melkleiding en de vacuumleiding zijn aangebracht aan de vertikale balken die het dak van de stal dragen,, is de lengte van het hefkoord vrij groot. Teneinde het melkstel na het heffen door de zuiger vrij van de grond te doen hangen, moet dan ook de cilinder lang zijn voor een voldoende lange zuigërslag, 20 zodat het ondereinde van de cilinder zich bij de gewoonlijk lage grupstallen (hoogte 2 meter ter plaatse van de vertikale balken) dicht bij de grond bevindt. Daarmee komt echter het koord in de werkstand dicht bij de grond te hangen, met het gevaar dat het melkstel bij het automatisch afnemen de grond raakt (vervuiling).

25 De uitvinding beoogt dit gevaar op te heffen.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het hefkoord is verbonden met de bovenzijde van de zuiger en het boveneinde van de cilinder verlaat en vervolgens via een geleidingselement naar omlaag verloopt waarbij de vacuumruimte van de cilinder beneden de zuiger is gelegen.

30 Het hefkoord verloopt nu veel steiler en daardoor wordt het melkstel bij het heffen directer en steiler bewogen.

Het zou op zichzelf mogelijk zijn de cilinder van het bekende afname-apparaat om te keren om het zelfde effect te bereiken. Dan echter 35 bevindt zich de electronische stuurinrichting aan het ondereinde en moeten de vacuumtoevoer en

Vde electrische bedrading aan de cilmderbuitenzijde naar omhoog naar de voeding electrischeVworden gevoerd, die zich nabij de melk- en vacuumleiding bevindt. De bedrading wordt dan gemakkelijk mechanisch beschadigd en/of aangetast door de stalatmosfeer of reinigingsvloeistoffen, waarbij kort-40 sluiting zou kunnen optreden. Bovendien zou de electrische stuurinrichting 8202453 - 2 - ». * dan blootstaan aan sterkere slingerbewegingen en stoten, met eveneens kans op beschadiging.

In een voorkeursuitvoeringsvorm vein het apparaat volgens de uitvinding, verloopt de vacuumbuis binnen door de cilinder tot nabij de 5 bodem van de cilinderruimte onder de· zuiger en daarbij afgedicht door de zuiger heen.

Het is ook mogelijk het apparaat zo uit te voeren, dat de vacuumbuis binnen door::de cilinder verloopt als een veerkrachtige, gespiraliseer-de buis, waarvan het ondereinde vast met de zuiger is verbonden en afgedicht 10 via een opening in de zuiger in verbinding staat met de cilinderruimte onder de zuiger. Daarbij moet echter Met vacuum een wat grotere kracht uitoefenen wegens de elasticiteit van de gespiraliseerde buis, die tracht de zuiger omhoog te bewegen.

Een andere mogelijke uitvoeringsvorm.'is die waarbij de vacuum-15 buis aan het cilinderboveneinde overgaat in een door een binnenmantel in de cilinder gevormde vacuumruimte, die nabij de bodem van de cilinderruimte onder de zuiger via een opening in deze binnenmantel met deze cilinderruimte in verbinding staat.

Tenslotte kan de uitvoering zo zijn, dat het afgesloten cilinder-20 deel met de electronische stuurinrichting en de vacuumklep zich onder de bodem van de onder de zuiger gelegen cilinderruimte bevindt.

Hierbij heeft: men de bovengenoemde nadelen, die eventueel kunnen worden opgeheven door om de buiten de cilinder lopende bedrading nog een deze omhullende buitenmantel aan te brengen, of door de bedrading door de vacuum-25 buis te voeren.

Aan het boveneinde van het afname-apparaat zijn onderdelen aangebracht voor verbinding tussen de vaste melk- en vacuumleidingen en de melk- resp. vacuumslang die voeren naar het melkstel. Tevens zijn daar de pulsator voor de regeling van de melkmachine en de melkstroomindicator, die 30 het melken doet ophouden wanneer de van de koe komende melkstroom gemiddeld kleiner dan ongeveer 0,16 kg/min wordt, aangebracht.

De cilinder van het apparaat wordt bij voorkeur door middel van een er aan bevestigde haak of beugel opgehangen aan de onderste leiding, die gewoonlijk de vacuumleiding is. De aansluiting aan de leidingen kan 35 met kranen en een electrische plug plaatsvinden. Gemakkelijker kan echter de aansluiting worden verkregen met een plaatsingshandgreep (in de handel bekend als Twingrip), die met het cilinderboveneinde is verbonden en welke handgreep aansluitorganen voor aansluiting op de melkleiding en op de vacuumleiding en electrische aansluitingen heeft, zodanig dat door het verloopti 40 inwendige van de handgreep een melkkanaalV op het einde waarvan de melkslang 8202453 t l .-3- van het melkstel aansluitbaar is. Bij plaatsing van de handgreep op de leidingen komen dan automatisch alle verbindingen tot stand. Men verkrijgt dan een compacter en lichter geheel wanneer de melkstroomindica-tor:; een.in een bijbehorende opening in de handgreep, uitmondend in 5 het melkkanaal, afdichtend opgenomen onderdeel is, voorzien van twee in het melkkanaal stekende electroden, die aan. de buitenzijde van het onderdeel electrisch zijn verbonden met de electronische stuurinrichting in . de cilinder van het apparaat.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand 10 van de tekening, waarin enige uitvoeringsvoorbeelden van he^afname-apparaat volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig, 1 toont een deel van een grupstal met koe waarbij een melkstel door middel van het afname-apparaat volgens de uitvinding is aangesloten..

1 Fig. 2 tot 5 tonen schematisch verschillende uitvoeringsvormen 15 van de cilinder van het afname-apparaat.

Fig. 6 toont een bij het afname-apparaat toegepaste speciale, geïntegreerde melkstroom-indicator.

Fig. 1 toont een deel van een grupstal, waarbij tussen de vloer 1 en het dak 2 daarvan vertikale staanders of draagbalken 3 aanwezig zijn.

20 Aan deze draagbalken zijn in hoofdzaak horizontaal bevestigd een melkleiding 4 en een vacuumleiding 5. Telkens tussen de standplaats van twee koeien kan een op zichzelf bekende handgreep 6 op deze leidingen worden aangesloten waarbij deze handgreep 6 bijvoorbeeld door middel van een snapverbinding tegen openingen ter plaatse in de leidingen 4 en 5 kan worden geplaatst.

25 Daardoor wordt de melkleiding 4 verbonden met een melkslang 7, waarvan het ene einde, is verbonden met de handgreep 6 en het andere einde met het melkstel 8, en een vacuumslang 9 verbonden met de vacuumleiding 5 en het melkstel 8. De electrische verbinding wordt met de pluggen 45 gemaakt.

Met het vacuum-kanaal in de handgreep is verder een buigzame vacuum-buis 10 30 verbonden(fig.2)waarvan het andere einde is verbonden met een hefcilinder 11 van het afname-apparaat. Deze cilinder is met een beugel 12 opgehangen aan, in het weergegeven geval, de vacuumleiding 5. In de voorkeurs-uitvoerings-vorm van de hefcilinder volgens fig.2 heeft deze een zuiger 13, welke zuiger een afdichtmanchet 14 draagt waardoor de zuiger afgedicht op en neer be-35 weegbaar is in de cilinder 11.Tevens verloopt de vacuumbuis 10 via een niet weergegeven afdichting door de zuiger. Met het boveneinde van de zuiger 13 is een hefkoord 14 verbonden dat naar omhoog verloopt via een hefkoordgeleider 15, aan het boveneinde de cilinder 11 verlaat, dan verloopt over een katrol 16 en vervolgens naar omlaag naar het melkstel 8.

40 Aan het boveneinde van de cilinder 11 is een ruimte 17 aanwezig, waarin de 8202453 \ * - 4 - niet-weergegeven electronische stuurinrichting en een vacuumklep zijn opgenomen. Deze ruimte 17 bevindt zich tussen het bovendeksel 18 van de cilinder en een- tussenwand 19. De hefkoordgeleider 15 bevindt zich tussen de wanden 18 en 19 en belet aanraking tussen het hafkoord en de electron!ca 5 in de ruimte 17.

De rest van de cilinder 11 beneden de ruimte 17 wordt door zuiger 13 verdeeld in een ruimte 20 boven de zuiger en een ruimte 21 onder de zuiger. De vacuumbuis 10 verloopt door de ruimte 17 naar een kamer 22, gelegen onder de tussenwand 19. Van deze kamer 22 verloopt centraal 10 door de cilinder 11 een verder deel 23 van de vacuumbuis, dat met speling verloopt door de zuiger 13 en de afdichtmanchet 14 tot dicht bij de bodem 24 van de hefcilinder.

Wanneer de handgreep 6 wordt verbonden met de leidingen 4 en 5 en de electrische verbinding wordt gemaakt, waarbij het melkstel 8 wordt 15 verbonden met de spenen van de koe, wordt het melken in werking gesteld en wordt de melk via de melkslang 7 gevoerd naar de melkleiding 4. De vacuumklep in de ruimte 17 staat in een zodanige stand, dat atmosferische druk heerst zowel in de ruimte 23 boven als de ruimte 21 onder de zuiger. Wanneer de bij het apparaat behorende melkstroom-indicator aangeeft dat 20 de koe is uitgemolken geeft deze een signaal aan de electronische stuurinrichting, waardoor de vacuumklep wordt versteld en vacuum wordt gezogen in de ruimte 21 onder de zuiger. Daardoor beweegt de zuiger naar omlaag en wordt het hefkoord 14 in de cilinder getrokken en daarmee het ermee verbonden melkstel 8 naar omhoog, hetgeen mogelijk is doordat tegelijk met het 25 genoemde signaal ook het vacuum in. het melkstel is opgeheven, zodat dit van de uier af valt. Doordat nu, in tegenstelling met het bekende afname-apparaat, het hefkoord naar het boveneinde van de hefcilinder 11 loopt en niet naar het ondereinde daarvan, beweegt het melkstel vrijwel direct van de uier naar omhoog en bestaat geen gevaar dat het over de grond sleept.

30 In fig. 3 is een andere uitvoeringsvorm weergegeven, waarin gelijke of overeenkomstige onderdelen als in Fig. 2 met de zelfde verwqzingscijfers zijn aangegeven. Zo heeft men hier ook de hefcilinder 11 met zuiger 13 en hefkoord 14. De centrale vacuumbuis 23 van fig.2 is hier vervangen door een gespiraliseerde elastische leiding 25, waarvan het boveneinde vla de tussenwand 35 19 afgedicht is aangesloten op het ondereinde van de vacuumbuis 10. Het ondereinde van de vacuumleiding 25 is via de zuiger 13 verbonden met de ruimte 21 onder de zuiger. Ook hier wordt bij het veroorzaken van een vacuum in de ruimte 21 onder de zuiger het hefkoord 14 ingetrokken.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 is de vacuumverbinding tussen 40 de vacuumbuis 10 in de ruimte 17 en de ruimte 21 onder de zuiger 13 8202453

V

V

- 5 - verkregen doordat het ondereinde van de buis 10 in de ruimte 17 via de tussenwand 19 is verbonden met een kamer 22 onder de tussenwand. Deze kamer 22 is verbonden met een holle buisvormige vacuumruimte 26, gevormd door een binnenwand 27 verlopend van de bodem van de kamer 22 evenwijdig 5 aan de wand van de cilinder 11 tot aan de bodem 24 van de cilinder.

Nabij deze bodem is een opening 28 in deze binnenwand 27 gevormd.

Tenslotte is nog een mogelijke, hoewel niet de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm weergegeven in fig. 5. Daarbij bevindt de ruimte 17 voor de electronica en de klep zich in het onderste deel van de hefcilinder 11.

10 Daarboven bevindt zich de ruimte 21 onder de zuiger 13 en boven de zuiger de ruimte 20. De vacuumbuis 29 loopt nu van de aansluiting via de bovenwand 18 met het buigzame deel 10 boven de cilinder, op ongeveer de zelfde wijze als volgens fig. 2 via de zuiger 13 tot dicht bij een tussenwand 30 die de ruimte 21 scheidt van de ruimte l7. De electrische voeding 15 kan dan door de vacuumbuis worden gelegd.

In fig. 6 is de verplaatsbare handgreep 6 van het afname-appa-raat op grotere schaal weergegeven. Bij deze handgreep behoort een huis 31 dat met een knevel 32 en schroeven zoals 33 kan worden vastgeklemd op de melkleiding 4 en de vacuumleiding 5. Dit huis 31 is hol en heeft een niet 20 weergegeven schuif, die door aansluitflenzen 34 en 35 aan de handgreep 6 naar beneden wordt verschoven wanneer de handgreep met dit huis wordt verbonden. Er is dan een doorgaande verbinding tussen de melkleiding 4 en de flens 34 en ook tussen de vacuumleiding 5 en de flens 35. Wordt het afname-apparaat, verbonden met de handgreep 6, van het huis 31 afgenomen, dan 25 geschiedt dit zodanig, dat de niet weergegeven schuif wordt verplaatsten daarbij de openingen uit de leiding 5 en 6 afsluit. In de flens 34 bevindt zich een niet weergegeven kanaal dat doorloopt in het bovenbeen 36 van de handgreep en verder in het aanvatdeel 37 van de handgreep tot in een spruit 38 waarmee de melkslang 7 kan worden verbonden. Evenzo 30 bevindt zich in de flens 35 een kanaal dat is aangesloten op een spruit 39 waarop de vacuumslang 9 kan worden aangesloten.

In het melkkanaal in de delen 36, 37, 38 is nu, in het weergegeven geval in de bocht tussen de delen 36 en 37, een niet weergegeven opening in de buitenwand van de handgreep aangebracht waarin een plug 35 40 kan worden geplaatst. Bij voorkeur zijn de handgreep en de plug van kunststof vervaardigd, zodanig, dat de plug 40 bij het inbrengen in de handgreep de opening afdicht. De plug 40 draagt twee electroden die bij insteken van de plug in de opening in het melkkanaal uitsteken. De electroden 41 zijn door middel van electrische geleiders 42, 43 verbonden met 40 de electronische stuurinrichting in de ruimte 7 van de hefcilinder. De 8202453 \ t -· $ — werking is zodanig,, dat in de stuurinrichting een signaal optreedt wanneer de gemiddelde melkstroom door het melkkanaal daalt beneden een doorstroom-hoeveelheid van ongeveer 0,16 Kg per minuut. De aansluitverbinding tussen de electroden 41 en de geleiders 42,43 kan nog met de weergegeven 5 kap 44 worden afgedekt.

Hiermee heeft men een zeer compacte melkstroomindicator verkregen. Uiteraard kan ook een bekende melkstroomindikator bij het afname-apparaat worden aangebracht.

10 » ++ --- 8202453

Claims (6)

1. Op verschillende plaatsen van de melkleiding en de vacuum-leiding van een melkmachine in een grupstal aansluitbaar apparaat voor het aanleggen en afnemen van een melkstel bij een koe, bestaande uit een in hoofdzaak vertikaal opgehangen cilinder met zuiger, waarbij het melk- 5 stel door middel van een hefkoord is verbonden met de zuiger, en de ruimte in de cilinder aan een zijde van de zuiger via een, in een afgesloten cilinderdeel opgenomen electronische stuurinrichting bedienbare vacuum-klep, door middel van een vacuumbuis van het apparaat op de vacuumleiding aansluitbaar is, met het kenmerk, dat het hefkoord(14)is verbonden met de 10 bovenzijde van de zuiger (13) en het boveneinde (18) van de cilinder (13) ' verlaat en vervolgens via een geleidingselement (16) naar omlaag verloopt, waarbij de vacuumruimte (2D· van de cilinder beneden de zuiger is gelegen.

2. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vacuumbuis (23) binnen door de cilinder (11) verloopt tot nabij de 15 bodem (24) van de cilinderruimte (21) onder de zuiger (13) en daarbij afgedicht door de zuiger heen verloopt.

3. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de vacuumbuis binnen door de cilinder (11) verloopt als een veerkrachtige gespira-liseerde buis (25) waarvan het ondereinde vast met de zuiger (13) is 20 verbonden en afgedicht via een opening in de zuiger in verbinding staat met de cilinderruimte (21) onder de zuiger.

4. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vacuumbuis (10) aan het cilinder_boveneinde overgaat in een door een binnen-mantel (27) in de cilinder (11) gevormde vacuumruimte (22) f die nabij de 25 bodem (24) van de cilinderruimte (21) onder de zuiger via een opening (28) in deze binnenmantel (27) met deze cilinderruimte in verbinding staat.

5. Apparaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het afgesloten cilinderdeel (17) met de electronische stuur- 30 inrichting en de vacuumklep zich onder de bodem (30) van de onder de zuiger gelegen cilinderruimte (21) bevindt.

6. Apparaat volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een verplaatsingshandgreep met het cilinderboveneinde is verbonden, welke handgreep aansluitorganen voor aansluiting op de melkleiding en op de 35 vacuumleiding heeft, zodanig dat door het inwendige van de handgreep een melkkanaal verloopt, op het einde waarvan de melkslang van het melkstel aansluitbaar is en aan de handgreep een melkstroomindicator is aangebracht, 8202453 η* " > - 8 - met het kenmerk, dat de melkstroomindicator een in een bijbehorende opening in de handgreep (6) , uitmondend in hét melkkanaal, afdichtend opgenomen aridercteeL^O) is, voorzien van twee in het melkkanaal stekende electroden (41),· die aan de buitenzijde van hetronderdeel-èiectrisch zijn. 5 verbonden (42, 43) met de electronische stuurinrichting in de cilinder van het apparaat. 8202453