NL8202405A - Storingsveilige communicatie-inrichting voor het overdragen van meervoudige berichten. - Google Patents

Storingsveilige communicatie-inrichting voor het overdragen van meervoudige berichten. Download PDF

Info

Publication number
NL8202405A
NL8202405A NL8202405A NL8202405A NL8202405A NL 8202405 A NL8202405 A NL 8202405A NL 8202405 A NL8202405 A NL 8202405A NL 8202405 A NL8202405 A NL 8202405A NL 8202405 A NL8202405 A NL 8202405A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
input
message
words
function
output
Prior art date
Application number
NL8202405A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Gen Signal Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Gen Signal Corp filed Critical Gen Signal Corp
Publication of NL8202405A publication Critical patent/NL8202405A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B61RAILWAYS
    • B61LGUIDING RAILWAY TRAFFIC; ENSURING THE SAFETY OF RAILWAY TRAFFIC
    • B61L7/00Remote control of local operating means for points, signals, or track-mounted scotch-blocks
    • B61L7/06Remote control of local operating means for points, signals, or track-mounted scotch-blocks using electrical transmission
    • B61L7/08Circuitry
    • B61L7/088Common line wire control using series of coded pulses
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B61RAILWAYS
    • B61LGUIDING RAILWAY TRAFFIC; ENSURING THE SAFETY OF RAILWAY TRAFFIC
    • B61L27/00Central railway traffic control systems; Trackside control; Communication systems specially adapted therefor
    • B61L27/70Details of trackside communication
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04LTRANSMISSION OF DIGITAL INFORMATION, e.g. TELEGRAPHIC COMMUNICATION
    • H04L1/00Arrangements for detecting or preventing errors in the information received
    • H04L1/08Arrangements for detecting or preventing errors in the information received by repeating transmission, e.g. Verdan system

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Communication Control (AREA)
  • Time-Division Multiplex Systems (AREA)

Description

50 654 -1- ** ***-. '-*£
Storingsveilige communicatie-inrichting voor het overdragen van meervoudige berichten.
De uitvinding heeft betrekking op een digitale communica-tie-inrichting en meer in het bijzonder op een storingsveilige digitale communicatie-inrichting, dat wil zeggen een inrich-ting , uitgevoerd voor het overdragen van storingsveilige 5 signalen over niet-storingsveilige communicatieverbindingen.
De voordelen van digitale communicatie-inrichtingen bij nauwkeurige ©oranunicatie Van .irtEormatitei, is voldoende bekend uit de literatuur. De statische eigenschappen van vele commu-nicatiesystemen leidt uiteraard tot de noodzaak voor meer en 10 meer gecompliceerdheid, alsook tot de noodzaak om te pogen steeds lagere foutwaarschijnlijkheden te bereiken. Het betref-fende foutniveau, dat in een communicatiesysteem kan worden aanvaard, is uiteraard afhankelijk van het type door te ver-binden informatie. Bekend is bijvoorbeeld, dat digitaal inge-15 deelde spraak een relatief aanvaardbaar foutniveau heeft.
Op het gebied van verkeersregeling (bijvoorbeeld bij spoor-wegen of dergelijke verkeersmiddelen) was het gebruikelijk om niet-storingsveilige informatie vanuit een besturingscen-trum door te verbinden met buitengelegen voorzieningen 20 (schakelaars, signalen, enz.), hetwelk vereist, dat de storingsveilige funkties ter plaatse worden uitgevoerd. Indien de communicatie op storingsveilige wijze zou kunnen worden uitgevoerd, ook wanneer de verbinding zelf niet storings-veilig is, zouden aanzienlijke besparingen kunnen worden be-25 reikt. In niet-communicatiesystemen zijn bij het ontwerpen pogingen ondernomen om te waarborgen, dat het optreden van een storing of fouten "storingsveilig" zijn doordat het systeem zodanig is uitgevoerd, dat de waarschijnlijkheid, dat een fout leidt tot een minder beperkende toestand, wordt 30 beperktl tot een zeer gering aantal onwaarschijnlijke toe-standen. In een systeem, dat 100% storingsveilig is, kunnen fouten worden aanvaard, doch deze fouten ieiden tot een regeltoestand, die niet gevaarlijker is dan in het geval, dat de fout niet was opgetreden. De fout neigt derhalve te 35 resulteren in een meer Beperkende toestand in plaats van in een minder beperkende toestand.
Door de gecompliceerdheid van de thans beschikbare regel- 8202405 £ ’ ' — 2— • t. Δ systemen is er geen kwantitatieve maat voor het meten van de mate, waarin een systeem storingsveilig is. Er zijn evenwel technieken ontwikkeld, die kunnen worden gebruikt voor het vergroten van de waarschijnlijkheid, dat een bepaalde compo-5 nent of groep componenten storingsveilig is. E£n bijzonder gebied, dat de aandacht heeft getrokken, is dat vaii het doorverbinden van storingsveilige informatie over niet-storings-veilige communicatieverbindingen. Een systeem voor het uit-voeren van deze funktie is bekend uit het U.S.A. octrooi-10 schrift 4.090.173 van de aanvraagster.
In dit systeem is een bepaald bericht samengesteld uit een paar woorden, waarvan de ene het complement van de andere is en die gescheiden zijn door een scheidingspatroon teneinde de bericht*'woorden zelf gemakkelijk te kunnen iden-15 tificeren. In deze bekende inrichting wordt -hoewel zij in staat is tot het overdragen van elk van een aantal van 64 berichten, een bericht-woord van 6 bits gebruikt voor het overdragen van een geringer aantal berichten door de geldige woorden te beperken tot woorden, die een konstante verhou-20 ding tussen de tekens (logische 1) en spaties (logische 0) hebben. In het voorbeeld uit het genoemde octrooischrift heeft elk woord van 6 bits twee merken, waardoor 15 ver-schillende berichten kunnen worden doorgegeven met behulp van een enkel paar woorden. Voor dit bericht waren 12 bits 25 nodig, te weten 6 voor elk woord plus in het voorbeeld uit dit octrooischrift 4 bits, twee voor elk scheidingspatroon, voor een totaal van 16 bits. Hoewel het beperken van de woordopbouw het rendement van het systeem omlaag brengt, staat hiertegenoverUh&t voordeel, dat de waarschijn-30 lijkheid tot het identificeren van fouten wordt vergroot doordat elk woord, dat niet de gespecificeerde verhouding tussen merken en spaties heeft, duidelijk kan worden geiden-tificeerd als een fout.
Hoewel het uit genoemde octrooischrift bekende communica-35 tiesysteem zeer goed werkt, bestaat de wens απ.λ, het communi-catiesysteem zodanig te verbeteren, dat het geschikt is tot het uitzenden van meer dan 15 verschillende berichten, als-ook tot het bundelen, zodat meer dan €en bericht tegelijker-tijd kan worden overgedragen.
40 Het uit genoemd octrooischrift bekende systeem kan ge- 8202405 -3- \ " 4 bruik maken van afzonderlijke logica of direkte logica zoals een microprocessor en in het laatst genoemde geval bijvoor-beeld besturingsprogramma's identificeren teneinde te waar-borgen, dat het microprocessorelement niet meer waarschijn-5 lijk de oorzaak van fouten is dan elk van de andere componen-ten. De beperkte capaciteit van het beschreven systeem voor-ziet evenwel niet in de overdracht van multipele berichten.
De uitvinding heeft derhalve ten doel een storingsveilige communicatie-inrichting te verschaffen, die geschikt is tot 10 het overdragen van multipele berichten. Verder beoogt de uitvinding een dergelijke inrichting te verschaffen, die nauwgezet kan worden aangeduid met storingsveilig niet tegen-staande het feit, dat de communicatieverbinding, die een zender en een ontvanger onderling verbindt niet-storingsvei-15 lig is. In de hieronder beschreven inrichting is gebruik ge-maakt van een aantal technieken voor het vergroten van de storingsveilige kwaliteften, E§n van deze technieken is de cycluscontrole.
Digitale systemen, in het bijzonder binaire, zijn kwets-20 baar voor "vastzittende bits" tenzij zij zijn uitgerust met speciaal ontworpen storingsveilige logica. Daar de uitvinding ten doel heeft munt te slaan uit de voordelen van commercieel beschikbare microprocessors in zoverre deze inrichtingen worden gebruikt, is het duidelijk dat zij geen 25 gebruik maken van storingsveilige logische elementen. De cycluscontroletechniek, gebruikt als veiligheidsmaatregel . tegen de vastzittende bits, verschaft een gemakkelijkevtoets , dat alle inrichtingen kunnen worden gestuurd naar hun beide toestanden, waarmede gewaarborgd is, dat een vast-30 zittende bit-fout niet is opgetreden. Dit wordt bewerkstel-ligd door het verwerken van informatie tezamen met haar logisch complement, zodat alle inrichtingen in de verwer-kingsstroom worden gestuurd naar hun beide toestanden.
Een tweede gebruikte techniek is diversiteit. Dit is 35 in het bijzonder van belang bij het gebruik maken van in de handel beschikbare microprocessors, daar een gestoord or-gaan in een geheugenplaats- of opdrachtdecodeerinrichting kan resulteren in een onjuist uitvoeren van een programma.
Door meer dan Sen programmasegment te gebruiken voor het uit-40 voeren van dezelfde taak en een volledige overeenstemming 8202405 ·' -4-
< V
in de resultaten van alle kritische punten te vereisen, wordt een onjuist uitvoeren zonder deze onjuistheid te herkennen tot een minimum beperkt. Voor een goed gebruik van diversi-teit moeten er geen gemeenschappelijke elementen in de diver-5 se systemen zijn, die zouden kunnen leiden tot compenserende fouten.
Niet-'tegenstaande deze twee technieken zouden evenwel indien twee lijnen aan een ingangs- of een uitgangspoort (port) van een microprocessor onderling verbonden werden 10 als gevolg van een isolatiefout, cyclus- en diversiteit-controle deze fout niet bekend doen worden. Bijgevolg wordt een poorttest, die overeenkomst vertoont met de poorttest beschreven in het bovengenoemde octrooischrift, gebruikt voor het detecteren van fout van dit type.
15 Volgens de uitvinding bevat de storingsveilige communica-tie-inrichting een conventionele communicatieverbinding, die een gevarieerd aantal vormen kan aannemen en een ver-binding vormt tussen een zender en een ontvanger. De zender reageert op ingangsinformatie, hieronder verder aangeduid 20 met funkties, en bevat een ingangskiezer.: De ingangskiezer kan de funkties groeperen voor een gemakkelijk coderen en levert de gegroepeerde funkties aan een logische codeer-keten. De logische codeerketen levert behalve het gecodeerde bericht bovendien signalen aan de ingangskiezer voor de 25 tijdsregeling, enz.
Elke andere ingang aan de communicatie-inrichting ver-schijnt aan een andere ingangslijn en wel in binaire vorm als een spanningsniveau, dat hetzij boven, hetzij onder een vastgestelde drempelwaarde ligt. Voor het vereenvoudi-30 gen van het codeerproces wordt het aantal ingangslijnen ge-groepeerd, waarbij elke groep bestaat uit een vastgesteld aantal ingangslijnen. In het gegeven uitvoeringsvoorbeeld bestaat elke groep uit acht ingangslijnen. Derhalve zijn er N·-groepen (waarin N ^ 1) , welk aantal gelijk is aan het 35 aantal ingangslijnen, gedeeld door acht. Elk van de groepen levert. derhalve een digitaal woord, waarin elke bit een andere ingangslijn voorstelt. De logische codeerketen tast de groepen beurtelings af en levert voor elke groep een ander bericht. Het bericht bestaat uit een bericht-woord 40 en een complement, gescheiden door een bepaald bitpatroon.
8202405 ' j i -5-
Bovendien wordt elke groep geidentificeerd door een adres en derhalve voegt het door de codeereenheid geleverde bericht ook een adres toe aan de gecodeerde seriestroom, die de uitgang van de logische codeerketen vormt.
5 Voor het uitvoeren van de aftasting van de ver- schillende groepen levert de logische codeerketen ,r-'*·’;.
:vrijgeef- signalen aan de verschillende groepen teneinde de verschillende groepen hun korresponderend digitaal woord te kunnen laten voortbrengen.- Bijgevolg verschaft 10 de logische codeerketen voor elk van de verschillende groepen een andere vrijgeeflijn. De logische codeerketen is kenmerkend geschikt tot het behandelen van een bepaald gekozen maximum aantal M verschillende groepen en derhalve verschaft de logische codeerketen M verschillende vrij-15 geefsignaallijnen. Elk van de lijnen, die daadwerkelijk gebruikt worden, wordt gekoppeld met §€n van de groepen.
Indien er ongebruikte vrijgeeflijnen zijn, wordt een gekozen ongebruikte vrijgeeflijn aangesloten op een vastge-stelde potentiaal. Door de codeereenhfeidlogica wordt 20 behalve het opeenvolgend verschaffen van vrijgeef- of openingssignalen aan de verschillende groepen, ook de vastgestelde potentiaal gedetecteerd aan de gekozen en ongebruikte vrijgeeflijn, die gebruikt wordt door de logische codeerketen voor het bepalen van het aantal verenig-25 de groepen. Deze informatie wordt ook gebruikt door de logische codeerketen teneinde vast te stellen wanneer een aftasting van de groepen is voltooid.
Verder bevat de codeerlogica een poorttestinrichting voor het testen van de codeerlogica-ingangspoort teneinde 30 te waarborgen, dat de ingangspoort op betrouwbare wijze de hieraan afgegeven signalen volgt. De poorttestinrichting bevat een buffer, die is aangesloten op de ingangspoort, waarvan de toestand wordt geregeld door de codeerlogica.
Op gekozen tijdsstippen wordt de toestand van de buffer 35 gecontroleerd en vervolgens door de logische codeerketen afgelezen teneinde de poorttestbewerking vrij te geven.
Deze bewerking verschaft controlewoorden en zoals later nog duidelijk zal worden, zijn de juiste controlewoorden essentieel voor een normale werking.
40 Twee halve groepen, die elk een lengte van vier bits 8202405 . \ -6- hebben, vormen tezamen een groep, die derhalve in haar ge- » I · heel bestaat uit acht bits. Elk systeem is in staat tot het overdragen van 16 groepen voor een totaal van 128 bits.
De systeeraafmeting wordt ingevoerd aan de logische codeer-\ 5 keten, waar zij gebruikt wordt om vast te stellen of de logische codeerketen al dan niet het verwachte aantal invoer-woorden heeft ontvangen. Indien dit niet het geval is duidt dit uiteraard op een fouttoestand. Bovendien leidt de poort-test wanneer zij voltooid is tot de opslag van §en of meer 10 controlewoorden, die de uitkomsten van de test aangeven.
Zoals later nog duidelijk zal worden, maakt de logische codeerketen gebruik van de controlewoorden/ geleverd in de poorttest, teneinde vast te stellen of de test al dan niet had plaatsgevonden.
15 De wijze, waarop de verschillende groepsingangen worden behandeld, dat wil zeggen de wijze, waarop de poten-tiaal wordt afgetast en het digitale signaal wordt geleverd, is meer uitgebreid beschreven in de samenhangende U.S.A. octrooiaanvrage 225.813 van de aanvraagster.
20 De logische codeerketen voert ook de zogenaamde UART-funktie uit, die bestaat uit het opbouwen en uitvoeren van het samengestelde bericht. De funktie van het opbouwen en uitvoeren van het bericht door de logische codeereenheid berust op de bovengenoemde controlewoorden. Bij de afwezig-25 heid van het juiste aantal, de juiste volgorde en de juiste waarde van deze controlewoorden, wordt geen enkel bericht overgedragen of alleen een ongeldig bericht (dat door de decodeereenheid niet wordt geaccepteerd) overgedragen. Ver-der worden de controlewoorden wanneer zij eenmaal gebruikt 30 zijn gewist, zodat voor hiernavolgende berichten hierna volgende controlewoorden vereist zijn. Op deze wijze wordt de momentele werkings- of geschiktheidstoestand van de codeereenheid weergegeven in de overgedragen berichten.
Een belangrijk kenmerk van deze uitvinding is 35 derhalve, dat de controlebewerking resulteert in informatie, die essentieel is voor een juiste uitvoer. Deze uitvoerin-richting wordt programma^gestuurd, doch wanneer zij geladen is, is het uitgangsprogramma incompleet. Het zijn de controlewoorden, die tijdens het ingangsproces worden ingevoerd, 40 die het uitvoerprogramma completeren.
8202405 fi Jr
* I
r ' . -7-
De decodeermoduul bevat een logische UART-decodeer-logica, storingsveilige poorten, teweten e§n voor elke kor-responderende groep in een bijbehorende codeermoduul, en decodeercontrolelogica. In principe stript de UART de 5 scheidings-, start- en stop-bits en laat 8 bitswoorden door, waarvan paren korresponderen met een bericht-woord, dat zowel een waar woord als een complement woord kan zijn.
In het geval van systeemadreswoorden wordt door de decodeermoduul een controlebewerking uitgevoerd teneinde te waarbor-10 gen, dat ware en complement woorden daadwerkelijk zijn zoals verwacht en worden de ware en complement woorden vergeleken ‘ met een plaatselijk uitgelezen adres.
In het geval van bericht woorden worden de ware en complementaire aard geverifieerd. De twee gecodeerde 15 woorden van acht bits in elk bericht"woord worden gedecodeerd teneinde twee halve groep-woorden van vier bits en vier bits van groepadressen te verschaffen. Deze worden ingevoerd in storingsveilige stapels en uitgevoerd naar de storingsveilige poorten. Nadat geverifieerd is, dat de storingsveilige 20 poorten hebben uitgelezen hetwelk was ingeschreven, keert de decodeermoduul terug teneinde een andere groep te ver-werken. Tijdens het verwerken in de logische decodeereenheid wordt een reeks controlewoorden gevormd. Deze worden gelijk-tijdig doorgelaten naar een logische decodeercontroleketen 25 voor een gelijktijdige verwerking. Indien de reeks controlewoorden een geschikt patroon vomit, wordt door de logische decodeercontroleketen een eenduidig signaal afgegeven, dat gebruikt wordt voor het regelen van de voeding aan de storingsveilige: poorten.
30 De uitvinding zal hieronder nader worden toege- licht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met bijbehorende logische schema's zijn weergegeven, waarbij overeenkomstige componenten met 35 dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid.
Hierin toont: fig.l een blokschema van een codeermoduul volgens de uitvinding, fig.2 schematisch een hoofddeel uit fig.l, dat de 40 codeerprocessor, het systeemadres en klemmenpaar testhulp- 8202405 -8- i 'λ t i systeem toont, fig.3 schematisch een kenmerkende halve groep-invoer-' eenheid, fig.4A een tabel/ dat de invoerinformatie en korres-5 ponderende gecodeerde uitvoer weergeeft, fig.4B de opbouw van een kenmerkend berichtsamen- stel, fig.5A-5C logische schema's van het codeerprocessor-programma, 10 fig.6 een blokschema van een kenmerkende decodeer- moduul volgens de uitvinding, fig.7 schematisch een hoofddeel uit fig.6, dat de berichtdecodeerprocessor, de controledecodeerprocessor en de UART weergeeft, 15 fig.8A-8G logische schema's van het decodeerproces- sorprogramma, en fig.9 een schema van een kenmerkende poortschakeling, die en detail een enkele bitpositie hiervan toont.
De in fig.l blokschematisch weergegeven codeefmoduul 20 volgens de uitvinding bevat een invoerkiezer 10 en een logische codeereenheid 20. De invoerkiezer 10 bestaat uit drie hulpsystemen, te weten de poorttesteenheid 11, de systeemadreseenheid 12 en de funktieinvoereenheden 13. De funktieinvoereenheden 13 zijn direkt aangesloten op de 25 ingangslijnen 14, terwijl een andere funktie-eenheid is verschaft voor elke 8 ingangslijnen, en elke funktie-eenheid bestaat uit twee halve funktie-eenheden, die elk korrespon-deren met een halve groep. Zoals in fig.l is weergegeven, wor-den aldus de ingangslijnen 14 gegroepeerd in 4 lijnen per 30 halve groep zodanig, dat een groep 15 wordt gekoppeld met halve groepen 15A en 15B, waarbij elke groep bestaat uit 4.Llijnen. Evenzo bestaat de groep 16 uit halve groepen 16A en 16B, waarvan elke halve groep 4 !.andere lijnen bevat.
De invoerkiezer· 10 is gekoppeld met de logische 35 codeereenheid 20 via een aantal signaallijnen, een zes bit-adres/funktieverzamellijn 17, een testcyclus-stuurleiding 18 en een invoerkeuzeverzamellijn 19. De invoerkeuzeverza-mellijn 19 is ook verbonden met een systeemmaatindicator zoals nog nader zal worden uiteengezet. De logische codeer-40 eenheid 20 zelf verschaft in aanvulling op de bovengenoemde 8202405 -9- i \ ingangen en uitgangen van de invoerkiezer 10 een digitale signaalstroom aan een uitgangspen, welke stroom korrespon-deert met het gecodeerde bericht, en ontvangt verder een bitfrekwentieklokingang.
5 In een bijzondere uitvoeringsvorm volgens de uit- vinding is de logische codeereenheid 20 voorzien van drie poorten (aansluitklemmeneenheden) van acht bits. De poort 1 is gekoppeld met het adres van 6 bits en de funktiever-zamellijn 17. Twee andere bits van de poort 1 worden ge-10 bruikt voor systeemadreskeuze en worden derhalve verbonden met de invoerkeuzeverzamellijn 19. De invoerkeuzeverzamel-lijn 19 omvat ook 8 bits van een verdere poort voor het afzonderlijk kiezen van vier groepen of acht halve groepen. Tenslotte sturen twee bits van de derde poortregeling de 15 poorttestlogica (en omvatten derhalve twee aanvullende leidingen in de invoerkeuzeverzamellijn 19), waarbij twee aanvullende bits een tijdsregelingverschaffdi: aan de funktie-ingangen en tenslotte de laatste bit van deze poort de uit-gang is. De bitfrekwentieklokingang in fig.l wordt gebruikt 20 voor het onderbreken van de processor aan het begin van elk modembaud interval. In het alternatieve geval zou de bit-snelheid kunnen worden geregeld met een tijdregelinrichting, opgenomen in de processor, indien de bitsnelheid konstant zou zijn. Door gebruik te maken van een externe klok zoals 25 in fig.l wordt de taak van het voldoen aan verschillende bitsnelheidseisen vereenvoudigd.
Fig.2 toont een gedetailleerd blokschema, dat behalve de codeerlogica 20, de poorttestinrichting 11 bevat benevens de systeemadresinrichting 12.
30 Fig.2 toont de configuratie van een INTEL 8748 (8048 microprocessor). Niet^tegenstaande de voordelen van het gebruik van een microprocessor (waarbij duidelijk zal zijn, dat behalve het type 8048 ook andere microprocessors kunnen worden gebruikt) zal het voor de vakman verder ook 35 duidelijk worden, dat de uitvinding niet beperkt is tot het gebruik van microprocessors, doch in plaats hiervan ook kan worden gebruik gemaakt van andere digitale processors .
Het systeemadreshulpsysteem 12 bestaat uit een paar 40 6 bits-adresbuffers 12-1 en 12-2. Twee bits van de poort 1 8202405 -10- uitgang zijn respektievelijk aangesloten op een vrijgeef-ingang van de buffers 12-1 en 12-2, zodat de buffers selec-tief kunnen worden vrijgegeven. De adresbuffers 12-1 en 12-2 kunnen worden geladen met een bijzonder bitpatroon, 5 dat het systeemadres op elke geschikte wijze aangeeft.
Elk van de 6 bits-ingangen van elk van de buffers 12-1 en 12-2 is via een weerstand R gekoppeld met een complement-lijn 21.. Bovendien kan elke ingang selectief gekoppeld zijn met een ware leiding via een brug 22. Bij de afwezigheid !0 van een brug op elke bijzondere plaats is de ingang aan de adresverzamellijn identiek met de toestand van de com-plementleiding 21. Anderzijds zal voor de bitingangen, waar-in een brug is geschakeld, de toestand van de ware leiding 22 de invloed van de complementleiding 21 overheersen door 15 de aanwezigheid van de weerstand. Volgens een gegeven aspect van de uitvinding wordt in elk systeemadres gebruik gemaakt van een "twee uit zes” code, zodat twee bruggen zijn aangebracht voor elk van de buffers 12-1 en 12-2.
Zoals nog later duidelijk zal worden, wisselen aan de uit-20 gang van de microprocessor de bitposities 3 en 4 van de poort 2 elk van potentiaal waarbij zij niet met elkaar in fase zijn zodanig, dat wanneer de ware verzamellijn 22 in een bepaalde toestand is, de ware versie van het systeemadres beschikbaar is aan de uitgang van de buffers 25 12-1 en 12-2, terwijl overeenkomstig wanneer de complement leiding 21 in dezelfde gespecificeerde toestand is, het complement van het systeemadres beschikbaar is aan de uit-gangen van de buffers 12-1 en 12-2. Daar de adres/funktie-verzamellijn 17 slechts zes bits breed is, worden de bit-30 posities 6 en 7 van de poort 1 gebruikt voor het opeenvol-gend vrijgeven van de adresbuffers 12-1 en 12-2. Voor het uitlezen van het systeemadres op zowel ware als complemen-taire wijze moet derhalve elke buffer tweemaal worden vrijgegeven door het op geschikte wijze regelen van de uitgang 35 van de posities 6 en 7 van poort 1. De wijze, waarop de processor deze uitgangen regelt, zal na het onderstaande duidelijk worden.
Fig.2 toont verder het poorttesthulpsysteem 11, dat een zes bits poorttestbuffer 11-1 bevat, die gekoppeld 40 is met de adres/funktie-verzamellijn 17, die gestuurd wordt 8202405 -11- door octale teller/decodeereenheid 11-2. Deze achttalige teller/decodeereenheid 11-2 heeft twee ingangen van de microprocessor (in het bijzonder de bitpositie 0 en 1 .van poort 2) en bij bekrachtiging hiervan wordt de teller 5 teruggesteld zodat het decodeerorgaan 6 bepaalde uitgangs-bits, bijvoorbeeld allemaal nullen levert. Hierna wordt wanneer de klokleiding wordt gepulseerd de inhoud van de teller verhoogd met e£n telling en derhalve levert de teller-decodeereenheid 11-2 een reeks bitbombinaties 10 000001/ 000010/ ehz. tot en met 100000, die opeenvolgend worden ingevoerd in de poorttestbuffer 111 en beschikbaar komen aan de poort 1, de bitposities 0 tot 5 via de adres-funktieverzamellijn 17. Zoals later nog duidelijk zal worden, wordt het poorttesthulpsysteem 11 gebruikt voor 15 het verifieren, dat de poort 1-bitpositie Ottot en met 5 daadwerkelijk signalen "waarneemt", die verschijnen over de adres/funktie-verzamellijn 17.
Zoals. verder in fig.2 is weergegeven, worden het ware verzamellijnsignaal 22 en het complementsignaal 21 20 afgegeven aan funktie-eenheden 13. Evenzo is de verzamel-lijn-poortuitgang van de microprocessor, die acht leidingen omvat, gemeenschappelijk aangesloten op de funktie-eenheden 13. Daar de decodeermoduulcapaciteit in dit uitvoerings-voorbeeld vier groepen of acht halve groepen is, zal bij 25 bekrachtiging van §§n van de acht leidingen een bepaalde halve funktiegroep worden vrijgegeven. In het geval, dat een bepaalde codeermoduul minder dan acht halve funktie-groepen heeft, wordt §§n of meer van de signaallijnen aan de ingangskeuzeverzamellijn 19 niet verenigd met een halve 30 funktiegroep. Een van deze leidingen, te weten die van de laagste orde (welke orde wordt bepaald door de bitpositie, waarop de leiding is aangesloten) wordt aangesloten op een referentiepotentiaal, bijvoorbeeld de negatieve potentiaal, weergegeven voor de systeem maatverbinding. Zoals later 35 nog duidelijk zal worden, wordt hiervan door de processor gebruik gemaakt voor het vaststellen van het aantal aangesloten halve groepen en derhalve het aantal via de adres/-funktie-verzamellijn 17 te verwachten woorden.
Een kenmerkende eenheid van de funktie-eenheden 13 40 bestaat uit een halve groep zoals is weergegeven in fig.3.
8202405 .- -12-
Met betrekking tot fig.3 wordt opgemerkt, dat het overgrote deel van deze inrichting wordt beschreven in de samenhangende U.S.A. octrooiaanvrage No. 225.813, waarnaar wordt verwezen. Meer in het bijzonder verklaart deze toe-5 passing de wijze, waarop de stand van de kontakten wordt overgebracht naar een digitale uitgang aan de aan- sluitklemmen, aangeduid met 0.....3 aan de rechter rand in fig.3. Niet weergegeven in de bovengenoemde toepassing zijn de leidingen 31, 32 met hun bijbehorende bruggen, 10 hetzij J1 en J2 en Jl' of J2', die de uitgang van de poorten N1 en N2 koppelen met respektievelijk de leidingen 31 en 32, de transistoren 135 en 134 met hun bijbehorende ketens of de aansluitkontakten 4 en 5 zoals in fig.3 rechts is weergegeven. Deze laatst genoemde ketens worden gebruikt 15 voor het leveren van adresbits, die een bepaalde funktie-groep identificeren. De groepsadreskeuze wordt tot stand gebracht door gebruik te maken van hetzij Jl of J2 en hetzij Jl' of J2' in twee halve groepen voor een totaal van vier bits. Daar zowel waar als complementair 20 nodig zijn, identificeren de vier bits 8 groepen.
In het kort gezegd, wordt door de storingsveilige kontaktisolatie-keten uit fig.3 gedetecteerd of er al dan niet een potentiaal is aan de ingangsklemmen II tot 14.
Zoals in de genoemde toepassing is uiteengezet, worden 25 de ware en complementsignalen met onderling wisselende potentiaal ingevoerd aan de poorten N1 en N2 op een ver-sprongen wijze, dat wil zeggen wanneer de potentiaal van het ware signaal dp een logisch hoog niveau is, zal de potentiaal van het complementsignaal op een logisch laag 30 niveau zijn en omgekeerd. De andere ingang aan de poorten N1 en N2 is de keuze ingang, dit is een van de leidingen in de ingangkeuzeverzamellijn 19 die een bepaalde halve groep identificeert. Gedurende het aftasten van de verschil-lende funktie-eenheden wordt derhalve slechts §en halve 35 groep tegelijkertijd vrijgegeven door de aanwezigheid van haar bijzondere keuze-ingang. Bij de gekozen halve groep wordt krachtens de wisselende ware en complementingangen aan de poorten N1 en N2 de lichtemissiediode hierdoor ge-stuurd. De complementdiode Dc en ware diode D^ leveren 40 afwisselend lichtpulsen, die gericht zijn naar bijbehorende 8202405 *· : -i3- complementaire en ware fotodetectors D'c en D't. Deze fotodetectors worden gekoppeld bij het poorten en schakelen van ketens teneinde afwisselend positieve en negatieve potentialen aan te sluiten op respektievelijk de Xeidingen 5 en X^ voor het seXectief voeden van de brugvormige keten, waarop deze Xeidingen zijn aangesioten. AX naar geXang een potentiaaX aX dan niet beschikbaar is aan de ingangsklem- men II......14, zuiien de bijbehorende Xichtemissiedioden ......D4 een optische uitgang afgeven, die synchroon is 10 met hetzij de ware, hetzij de compiementaire ingangspuisen. Bijgevoig zuiien de bijbehorende fototransistoren 131.....134 in de geieidingstoestand komen en hun bijbehorende uitgangs- kontakten, respektieveiijk 4......0, laag synchroon trekken met hetzij de ware, hetzij de compiementaire tijdregelsig-15 naien. Op soortgeiijke wijze zai ai naar geiang de bruggen J1 en J2 en J1' of J2' zijh verbonden de potentiaaX aan de adresaansiuitkiemmen 5 en 4 iaag synchroon gaan met hetzij de ware, hetzij de compiementaire ingangspuisen. Dienover-eenkomstig zai de potentiaalverandering aan de μitgaήgs- 20 klemmen 3.....0 respektievelijk de stand van de ingangsklem- men II........14 weergeven en derhalve de stand van de kontakten ......C^, terwijl de verandering van de poten tialen aan de uitgangsklemmen 5 en 4 een bepaalde adres-groep identificeren. Daar de keten op compiementaire wijze 25 wordt gestuurd zai behalve het herhalen van deze informatie aan deze uitgangsklemmen door deze uitgangsklemmen zoweX ware aXs compiementaire aanwijzingen van de informatie worden verschaft. Deze informatie wordt gebruikt door de processor voor decodeerbewerkingen zoaXs hieronder nog nader 30 zai worden uiteengezet.
Fig.4A toont een kenmerkend voorbeeid van de verschUr lende invoermogeXijkheden in 6 bits met de bijbehorende ge-codeerde uitgangen. ZoaXs in fig.4A is weergegeven, zijn de 16 verschillende 4 bits-ingangen aangegeven in de linker 35 kolom met betrekking tot de uitgangsklemmen 0......3 van de funktie-eenheden. De uitgangsklemmen 4 en 5 zijn informatie-onafhankelijk en identificeren enkei de bijbehorende groep, zodat een groep adressen wordt verschaft door het aaneen-schakeien van een uit twee bits bestaand halve groep-adres, 40 waarvan de keten in fig.3 is weergegeven. Een bepaalde zes 8202405 -14-.
bitsingang kan derhalve e£n van de 16 ingangen van 4 bits in de kolommen 0 tot 3 zijn, behorende bij een van de vier adresingangen in de kolommen 4 en 5. De korresponde-rende gecodeerde woorden worden geidentificeerd, bijvoor-5 beeld in de linker kolom in fig.4A. Door de wijze, waarop de funktie-eenheden worden gestuurd, dragen de uitgangs- klemmen 0......5 uiteraard behalte de ware informatie en het ware groepsadres ook de complementaire informatie en het complementaire adres, die louter het complement zijn 10 van de informatie, geidentificeerd in fig.4A. Evenzo zal zoals nog nader duidelijk zal worden een bepaald informatie- en groepadreswoord evenzo het complementaire gecodeerde woord leveren, dat eveneens het complement is van het korresponderende woord, weergegeven in fig.4A. Daar zes 15 bits, gecodeerd met een uit ^-code, slechts vijftien verschillende combinaties verschaffen, wordt gebruik gemaakt van een andere codering voor de zestiende bitcombinatie, die is opgebouwd uit een enkel teken (logische 1), omgeven door spaties (logische 0). Het bovenstaande is een voor-20 beeld van beveiliging tegen "vastzittende bits" aan zowel de ingang als uitgang, daar elke bitpositie cyclisch wordt herhaald. Verder heeft de processor in aanvulling op haar funkties de ware en complementaire versie van verschillende ingangen, hieraan aangeboden en is werkzaam voor het 25 verhinderen van de overdracht van gecodeerde woorden, die korresponderen met ingangen, die niet in ware en complementaire vorm zijn. Deze toestand kan anders dan door een ketenstoring ontstaan in het geval, dat de kontaktstand wordt veranderd. Daar de ware en complementaire aftastingen 30 in tijdsopeenvolging plaatsvinden, zal het niet verrassend zijn te constateren, dat het kontakt in de ene stand is gedurende de periode, waarin het ware signaal verschijnt, en in de andere stand gedurende de tijdsperiode, waarin een complementair signaal verschijnt, zodat aan de codeerlogica 35 ingangen worden verschaft, die niet in ware en complementaire vorm zijn.
Alvorens nader in te gaan op de werking van de microprocessor volgt eerst een beschouwing van fig.4B, die een kenmerkend dragerbandbericht toont, geleverd in antwoord 40 op ingangen vanuit een ingangscombinatie van twee groepen.
8202405 r -- -15-
Zoals in fig.4B is weergegeven, omvat het bericht een raster-identificatiesignaal, een groepadres, twee systeemadressen, zowel waar als complementair,- een groep I-adres, een ware groep I-funktie, een complementaire groep I-funktie, en 5 groep Il-adres- en funktiewoorden, zowel waar als complemen-tair (voor funktie). Direkt na het beeindigen van het bericht wordt begonnen met het volgende bericht. De beteke-nis van de in fig. 4B gebruikte letter- en cijferaanduidin-gen is onderaan fig.4B aangegeven. Het rasterstartpatroon 10 bevat een aantal rastertekens. In het gegeven uitvoerings-voorbeeld volgens de uitvinding werd gebruik gemaakt van twee woorden van tekens ter aanduiding van het begin van een raster of bericht. Elk woord heeft start- en stopbits, die acht tekens insluiten. Een groepadres is eveneens opge-15 bouwd uit acht bits benevens twee insignificante bits, een start- en een stopbit, die een "2 uit 6"-gecodeerd woord omsluiten. Een systeemadres WAAR omvat 20 bits met een beginspatie en een eindteken ter afbakehing van het systeem-adres. Het systeemadres bevat twee woorden, elk in een 20 "2 uit 6"-code. Zoals in fig.4B is weergegeven, is het eerste systeemadreswoord 000110, terwijl het tweede systeem-adreswoord 100001 '.is. De aaneenschakeling van' de systeem-adreswoorden vormt het systeemadres. De systeemadreswoorden zijn gescheiden door het twee bits-groepsadresteken, een 25 stopteken en een stopspatie. Een systeemadres WAAR wordt gevolgd door een systeemadres COMPLEMENT, waarin ter zijde van de startspaties en stoptekens die identiek zijn, elke bit een complement van het korresponderende bit is. Het eerste woordsysteemadres, dat 000110 was, heeft bijvoor-30 beeld een korresponderende 5 bits in het COMPLEMENT-systeemadres, dat 111001 is. Hetzelfde geldt voor het tweede woordsysteemadres. Het bericht uit het voorbeeld bestaat uit een groep I-funktiewoord WAAR en COMPLEMENT, en een groep II-funktiewoord WAAR en COMPLEMENT. Elke groep heeft 35 een groepadres. Alle groepwoorden beginnen met een start-spatie en eindigen met een stopteken. Elk groepfunktiewoord is opgebouwd uit twee halve groep-woorden. De eerste halve groep voor groep 1 is 100010. Zoals blijkt, vormen de korresponderende bits in het complement inderdaad het comple-40 ment. Elk half woord bevat ook een groepsadres. Het eerste 8202405 ·. · : -i6- halve woord in groep 1 heeft het groepsadres 11 en het tweede halve woord heeft een groepsadres 10 teneinde groep 1110 of 710 te identificeren. Hetzelfde is uiteraard van toepassing op de groep II-funkties met zowel WAAR als 5 COMPLEMENT. Daar een systeem tot 16 groepen kan onderbren-' gen, zou een raster 80 woorden kunnen bevatten, te weten vijf voor elke groep.
Het leveren van de serie-uitgang, hetwelk de funktie van de codeermoduul is, afgenomen aan bit 7 van poort 2, 10 is aangesloten op een modem.
Zoals in fig.2 is weergegeven, wordt een bitfrekwen-tieklokpuls gebruikt voor het onderbreken van de processor via de flipflop 40, die gekoppeld is met de onderbreekin-gang INT . Hoewel niet essentieel, is dit gunstig, daar 15 hierdoor een externe bitfrekwentie~-klokpuls kan worden toegelaten voor het instellen van de boudfrekwentie van de codeermoduul. De door de microprocessors uitgevoerde funkties worden bepaald door het codeerhoofdprogramma, voorgesteld in fig.5A en 5B, en een onderbrekingsbehandelingsdeel zoals 20 weergegeven in fig.5C, welk laatstgenoemd programma na elke onderbreking door de bitfrekwentieklokpuls wordt opge-vraagd. Zoals nog duidelijk zal worden, wordt het hoofd-programma continu doorlopen (uiteraard behalve tijdens de onderbreekbewerking), waarbij de eerste funktie 50 dient 25 voor het in de startstand brengen van de poorten en stuur-lijnen, dit is het instellen van de bituitgang van elk van de poorten op 0.
De funkties 51 en 52 worden eenmaal uitgevoerd als deel van de startbewerking en hierna niet meer opnieuw 30 uitgevoerd tenzij de processor opnieuw wordt gestart. Het woordtesthulpprogramma zelf, alsook de test voor het woord-testhulpprogramma is behandeld in de samenhangende U.S.A. octrooiaanvrage No. 241.819 van de aanvraagster, waarnaar hiertoe kan worden verwezen. Het woordtesthulpprogramma 35 verifieert een candidaatwoord door dit te vergelijken met een referentiewaarde onder gebruikmaking van bijvoorbeeld een exclusieve OF-bewerking of opdracht. De eerste en laatste opdracht in dit hulpprogramma wijzigt het candidaatwoord als bewijs dat de test hierop werd uitgevoerd. Het 40 hulpprogramma wordt getest wanneer met de uitvoering van het 8202405 -17- e » a hulpprogramma wordt gestart en eenmaal gedurende elk berichfe· raster. De test wordt uitgevoerd door de referentiewaarde in te stellen op -1 en een testwoord aan de test te onder-werpen. De eerste opdracht doet bij het wijzigen van het 5 woord dit woord ~ . aangroeien tot nul. Xndien het test woord niet nul is, .zal de test in gebreke blijven en de uitvoer van de "in gebreke"-uitgang zal de testwaarde, gecomplementeerd en verhoogd met 1 zijn. Deze uitkomst wordt gebruikt voor het instellen van een wijzer, die ge~ 10 bruikt wordt in het volgende programmasegment. Indien de waarde niet correct is, zal het volgende programmasegment niet correct verlopen, daar een ander programmasegment haar wijzer onafhankelijk zal instellen.
De volgende funktie, te weten de funktie 52, wist 15 en test het informatiegeheugen. Dit wordt bewerkstelligd door het informatiegeheugen te vullen met tevoren bepaalde waardenen vervolgens de inhoud te sommeren. Voor een suc-cesvol uitvoeren moet deze som correct zijn. Deze funktie is meer volledig beschreven in de bovengenoemde samenhan-20 gende U.S.A. octrooiaanvrage 241.819, zodat een verdere beschrijving van deze funktie hier overbodig wordt ge-acht.
, De funktie 53 voert de poorttest uit. De processor bekrachtigt eerst de terugstellijn en klokt vervolgens 25 de teller. De toestand van de buffer wordt uitgelezen over de adres/funktie-verzamellijn 17 en wordt gebruikt voor het leveren van een controlewoord. Bij het testen van elke bit van de poort wordt een reeks controlewoorden geleverd. De reeks controlewoorden worden vastgehouden 30 voor later gebruik zoals nog zal worden uiteengezet.
Hierna wordt met de funktie 54 de systeemmaat uitgelezen. De processor voert deze funktie uit door het opeenvolgend aftasten van de potentiaal aan elk van de vrijgeeflijnen in de verzamellijn 19. De orde (bitpositie) 35 van de vrijgeeflijn met de gekozen potentiaal wordt gemak-kelijk herleid tot een aantal groepen of halve groepen, welke parameter bewaard wordt.
Met de funktie 55 wordt vervolgens het systeemadres uitgelezen door het opeenvolgend vrijgeven van de buffers 40 12-1 en 12-2 teneinde het systeemadres, WAAR en COMPLEMENT
8202405 -18- uit te lezen. Ook worden met deze funktie het groepadres en systeemadres gecodeerd en wordt de UART-zendbuffer gevuld met het gecodeerde adres.
Vervolgens wordt met de funktie 56 elke halve groep, 5 WAAR en COMPLEMENT uitgelezen en de uitkomst gecodeerd. Voor het uitlezen van WAAR en COMPLEMENT behoeft enkel het bitpatroon op de adres/funktie-verzamellijn 17 te worden afgetast, die een ingang vormt aan een processor, zowel in WAAR- als COMPLEMENT-perioden. Hierna wordt met 10 de funktie 57 de ingang getest teneinde vast^te stellen of de twee woorden al dan niet complementair zijn. Vervolgens wordt met de funktie 58 vastgesteld of de ingang al dan niet geldig is, dat wil zeggen of de twee woorden wer-kelijk complementair zijn. Indien zij complementair zijn, 15 wordt met de funktie 59 een zendbuffer gevuld met het juiste groepadres en het gecodeerde woord. Anderzijds • zal indien is vastgesteld, dat de ingang niet geldig is, met de funktie 60 de zendbuffer worden gevuld met nul-waarden. In beide gevallen wordt vervolgens met de funktie 20 61 vastgesteld of een UART-bedieningsprogramma al dan niet vraagt voor UART-bediening. Wanneer niet een derge-lijke UART-vraag te verwachten is, wordt met de funktie 62 vastgesteld of alle halve groepen zijn uitgelezen. De processor volgt het spoor, waarvan de halve groep is uit-25 gelezen en vergelijkt de zojuist uitgelezen halve groep met de systeemm&at (bepaald met de funktie 54). Wanneer is vastgesteld, dat alle halve groepen zijn uitgelezen, wordt met de funktie 53 een wijzer ingesteld op de eerste halve groep en wordt teruggekeerd voor het opnieuw uitvoeren van 30 de funktie 56. Indien alle halve groepen niet zijn uitgelezen, wordt de funktie 56 opnieuw uitgevoerd met de volgende halve groep in volgorde.
Wanneer teruggekeerd bij de funktie 61 een UART-bedieningsvraag te verwachten was, springt het programma 35 naar de funktie 64 (zie fig.5B.).
In fig.5B wordt met de funktie 64 vastgesteld of dit een vraag voor een nieuw raster is. Zoals later nog duidelijk zal worden, wordt met het onderbrekingsbehande-lingsprogramma vastgesteld wanneer een raster is voltooid 40 en wordt een kenteken ingesteld voor het opvragen van een 8202405 -19- » " nieuw raster. Dit is het kenteken, dat gecontroleerd wordt. met de funktie 64 teneinde vast te stellen of een vraag naar een nieuw raster al dan niet is te verwachten. Indien dit niet het geval is, wordt met de funktie 65 de UART-5 programmabuffer gevuld met de inhoud van de zendbuffer.
De zendbuffer en de.UART-programmabuffer houden vijf woor-den, die een volledige groep vormen: een groepadres, WAAR-en COMPLEMENT-woorden voor beide halve groepen. Na het uitvoeren van de funktie 65 loop het programma terug naar 10 de funktie 56 voor het iiitlezen van de volgende halve groep-ingang. (De hoofdprogrammazendbufferwijzer wordt vrijgehouden, terwijl de UART-vraag is bediend. Zij wordt onveranderd gebruikt wanneer de funktieaftasting wordt hernieuwd.) 15 Anderzijds zal indien met de funktie 64 is vastge- steld, dat er een vraag voor een nieuw raster is, met de funktie 66 weer het woordtesthulpprogramma worden getest.
In wezen is de funktie 66 identiek met de funktie 51.
Hierna zal het programma terugvoeren naar de funktie 53.
20 Bij gevolg worden door het codeerhoofdprogramma uit fig.5A en 5B de halve groepen continu is volgorde uitgele-zen en de zendbuffer gevuld. Bij opvraag met de UART wordt haar programmabuffer geladen vanuit de zendbuffer. Gedu-rende dit proces wordt het testwoordhulpprogramma continu 25 getest, terwijl ook poorttesten worden uitgevoerd telkens wanneer een nieuw raster wordt uitgezonden. Op elk tijds- . stip gedurende het uitvoeren van deze funkties kan ‘deze bewerking tijdelijk worden tegengehouden door een onder-breking. Het onderbrekingsbedieningsprogramma is weerge-30 geven in fig.5C.
De eerste funktie 66 van het onderbrekingsbehande-lingsprogramma bestaat uit het .springen naar de volgende taak voor een berichtbit. De betreffende opdracht, waarnaar toe wordt gesprongen, wordt vastgesteld met een controle-35 woord, en de controlewoordwijzer wordt geregeld met het onderbrekingsprogramma teneinde een correct ingedeeld bericht te leveren.
Meer in het bijzonder worden de controlewoorden, bewaard als deel van de poorttest (zie twee bladzijden 40 terug) in volgorde gebruikt voor het adresseren van program- 8202405 -20- mareeksen, te weten een voor elke taak. Indien de klemmen-groeptest succesvol was, zal de reeks controlewoorden geschikte op^rachten adresseren voor het zenden van een geldig bericht. Elke verandering van de verwachte reeks 5 controlewoorden zal leiden tot een niet-correcte taakvolg-orde en een ongeldig bericht (korresponderende met een storingsveilige werking). Het UART-programma is derhalve :wanneer het gevuld is zoiider de controlewoorden incompleet en alleen compleet met de controlewoordreeks.
10 De verschillende taken, die . . het onderbrekings- behandelingsprogramma direkt kon \ adresseren, zijn de taken 0 tot 3. De taak 0 verschaft een enkele rasterpuls, die in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in fig.4A, bestaat uit een teken. Wanneer dit is uitgevoerd 15 . keert het onderbrekingsbehandelingsprogramma terug naar het hoofdprogramma. Uiteraard moet de processor het spoor volgen van het aantal rastertekens, dat wordt overgedragen en gebruikt dit voor het regelen van de taakwijzer. Nadat twee woorden van tekens zijn overgedragen, wordt de inhoud 20 van de wijzer verhoogd naar taak 1. Wanneer de inhoud van de taakwijzer op de juiste wijze is verhoogd, is de volgende sprong naar taak 1, die met de funktie 69 een startpuls levert, die in het gegeven uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in fig.4A, een spatie is. Na het leveren van deze spatie 25 keert het onderbrekingsbehandelingsprogramma terug naar het hoofdprogramma, waarna de taakwijzer wordt ingesteld voor de eerste bit van het woord. Het woord kan een groep-adres, systeemadres of een van de groepwoorden zijn, die alle bij wijze van voorbeeld in fig.4A zijn weergegeven.
30 Bij de volgende onderbreking van de microprocessor voert de wijzer het programma naar taak 3, waar met de funktie 70 e§n bit van het groepwoord wordt geleverd. Hier-na wordt met de funktie 71 vastgesteld of het gehele woord is uitgezonden. Indien dit niet het geval is, keert het 35 programma terug naar het hoofdprogramma. Telkens wanneer een programmabit wordt uitgezonden, wordt de taak 3 uitgevoerd totdat met de funktie 71 wordt vastgesteld, dat het gehele woord is uitgezonden. Op dit tijdstip wordt met de funktie 72 bepaald of een groep van vijf woorden is uitge-40 zonden. Indien dit niet het geval is, wordt met de funktie 8202405 « * -21- » 73 de wijzer zodanig geregeld, dat zij wijst naar taak 1. Hierna of na de volgende onderbreking wordt taak 1 of funktie 68 uitgevoerd voor het leveren van een stopbit. Hierna wordt de wijzer op geschikte wijze zodanig geregeld, dat 5 zij wijst naar de taak 2, enz. in de juiste volgorde totdat op een zeker punt met de funktie 72 wordt vastgesteld, dat een groep van vijf woorden is uitgezonden. Op dit tijdstip wordt het programma gericht op de funktie 74 teneinde te vragen om de UART-programmabuffer te laden vanuit de micro-10 processorzendbuffer. Met de funktie 75 wordt vastgesteld of alle groepen zijn uitgezonden. Dit vereist weer een referentie naar de systeemmaat. Indien alle groepen niet zijn uitgezonden, zal hierna van het onderbrekingsbehande-lingsdeel worden teruggekeerd naar het hoofdprogramma ten-’ 15 einde een aanvullende groep van vijf woorden uit te zenden.
Dienovereenkomstig worden vijf aanvullende woordgroepen ingevoerd in de UART-programmabuffer tot op een zeker punt met de funktie 75 wordt vastgesteld, dat alle groepen zijn uitgezonden. Nadat met de funktie 76 de controlewoordtabel 20 wordt gewist, die oorspronkelijk gevuld werd met de funktie 53 als gevolg van de poorttest, wordt met de funktie 77 een nieuw raster opgevraagd, dat wil zeggen een kenteken inge-steld en vervolgens keert het programma terug naar het hoofdprogramma. Wanneer dit kenteken is ingesteld, waarbij 25 uiteraard de volgende maalesn UART-bedieningsopvraag is gedaan, zal met de funktie 64 worden vastgesteld, dat dit een opvraag is voor een nieuw raster met geschikte behande-ling.
Opgemerkt wordt, dat de funktie 74, waarmede een 30 lading voor de UART-programmabuffer wordt opgevraagd, een kenteken is, dat onderzocht wordt met de funktie 61 teneinde vast te stellen of een UART-vraag al dan niet te verwachten is. Daar met de funktie 76 de controlewoordtabel wordt gewist, is voor een juiste werking van het UART-35 programma een nieuwe controlewoordtabel vereist, waarmede gewaarborgd wordt, dat fouten niet zullen worden gemaskeerd door een "oude" controlewoordtabel.
Met het onderschrift in fig.5C is aangegeven, dat het onderbrekingsbehandelingsprogramma de volgende uit te 40 voeren taak volgt. Elke taak is afgebakend met een afzonder- 8202405 ; -22- lijk hulpprogramma, doch het onderbrekingsbehandelingsprogram-ma vereist een adres voor het passende hulpprogramma. Dit adres wordt afgetrokken van de controlewoordtabel, die ver-schaft is gedurende de invoerverwerking en gewist is 5 (met de funktie 76) aan het eind van elk raster. Indien de controlewoordtabel of een invoer hierin ongeschikt is, zal het onderbrekingsbehandelingsprogramma het juiste hulpprogramma voor de taak niet adresseren en de juiste berichtindeling niet worden gevolgd, waardoor de decodeer-10 eenheid het bericht, of' tenminste het niet-correcte deel hiervan, niet zal accepteren.
Na het bovenstaande zal het duidelijk zijn, dat het bij wijze van voorbeeld in fig.4A weergegeven bericht is samengesteld en uitgezonden. Opgemerkt wordt, dat de inde-15 ling een zeer hoge nauwkeurigheid verschaft totdat er een eenduidige groep systeemadressen aanwezig is, eendui-dige adressen voor elke groep binnen een systeem, een beperkt aantal geldigev/woorden (in dit uitvoeringsvoor-beeld een "2 uit 6"-code) en informatie-overdracht, die 20 woorden in ware en gecomplementeerde vorm dragen. Zoals nog later duidelijk zal worden, wordt door de decodeer-eenheid het ontvangen bericht voor elk van deze elementen getest alvorens het bericht wordt aanvaard.
25 BERICHTDECQDEERMQDUUL
De berichtdecodeermoduul is blokschematisch weergegeven in fig.6 en meer en detail in fig.7 en 8. De in fig.6 blokschematisch voorgestelde berichtdecodeermoduul bevat een berichtdecodeerlogica 100, een controlewoord-30 decodeerlogica 101, een storingsveilige klemmengroepregel-eenheid 102, storingsveilige poorten 103, een storingsveilige stuureenheid 104 en een UART 105. In het algemeen worden door de berichtdecodeereenheid de berichten logisch gedecodeerd en opdrachten uitgezonden (in een specifiek 35 uitvoeringsvoorbeeld een relaiskeuze, of met andere woorden informatie) aan een specifieke storingsveilige poort of poorten en ook controlewoorden uitgezonden naar de controlewoorddecodeereenheid voor het verifieren van een juiste werking. De controlewoorddecodeereenheid verifieert • 40 of de controlewoorden correct zijn en in dit geval geeft 8202405 : -23- zij een storingsveilig signaal af aan een storingsveilige stuureenheid 104 teneinde de toevoer van storingsveilige voeding aan de storingsveilige poorten vrij te geven voor het effectief maken van de opdrachten, Meer in het bijzon-5 der wordt een serie-bitstroom ontvangen op de dragerband door de UART 105. De UART stript scheidingsbits, start-en stop-bits van de serie bitstroom en telkens wanneer een woord wordt samengesteld levert zij een onderbreking aan de berichtdecodeerlogica 100 en draagt zorg, dat het aan 10 de decodeerlogica beschikbare berichtwoord verder wordt verwerkt. De storingsveilige poortregeling verschaft een storingsveilige poortselectie en poortadreslevering. De storingsveilige poorten bevatten grendelketens en stuur-ketens voor opdrachten, grendelingen voor poortadressen, 15 en invoerpoorten voor het uitlezen van de standen van de grendelketens en stuurketens. De controlewoorddecodeer-eenheid 101 verwerkt de controlewoorden, ontvangen vanuit de berichtdecodeerlogica 100 en levert in antwoord op een juiste controlewoordreeks een eenduidig signaal, bijvoor-20 beeld een tevoren bepaalde frekwentie. De frekwentie wordt gedetecteerd door de storingsveilige stuureenheid 100, die een potentiaal afgeeft aan de storingsveilige poorten voor het vrijgeven van hun uitgangen. De storingsveilige stuureenheid is zodanig uitgevoerd, dat haar uitgangspoten-25 tiaal nergens anders beschikbaar is in de berichtdecodeer-moduul.
Zoals later nog duidelijk zal worden, is een storingsveilige poort voorzien voor elke groep (twee halve groepen) en korrespondeert derhalve met acht funkties of uitgangen.
30 Relais-stuurorganen, vervat in de uitgangspoorten, zijn ge-isoleerd van de andere logische elementen, bij voorkeur door tfassenkomst van optischi-gekoppelde isolatoren, zodat relais, gestuurd door relaisstuurorganen, kunnen worden bekrachtigd door een signaalsysteemvoeding in plaats van * 35 de elektronische systeemvoeding. In het algemeen bestaat de signaalsysteemvoeding uit een batterij. Zoals in fig.6 is t weergegeven, reageert de berichtdecodeerlogica 100 ook op de stand van de storingsveilige poorten en bij voorkeur op de uitgang hiervan met betrekking tot de ingangen aan 40 de berichtdecodeerlogica 100 voor het testen van een bepaal- 8202405 : -24- * > de relatie. Deze verbindingen zouden bijvoorbeeld kunnen worden bedraad met een verschoven of vaststaande vervorming van de informatie, zodat de decodeereenheid kan verifieren, dat zij de momentele poortuitgang gebruikt en niet een 5 signaal, hieraan verschaft door de berichtdecodeerlogica 100. De storingsveilige poorten 103 bevatten ook grendel-ketens voor poortadressen en opdrachten, welke grendel-ketens geklokt worden door de storingsveilige poortuitlees-puls, afgegeven door de storingsveilige poortregelketen.
10 Drie^-standenbuffers of inverteerelementen in de storingsveilige poorten geven de inhoud van de grendelketensin* te ?iezen in de decddebrlogica 100 . . . vrij ter controle.
De stand van een opdrachtbuffer wordt gedetecteerd in de relaisstuurketen/ zodat de relaisstuurketen wordt ge-15 controleerd in aanvulling op de buffer.
Fig.7 toont meer en detail de berichtdecodeerlbgica 100, de controlewoorddecodeerlogica 101, de storingsveilige poortregelketen 102 en de verbindingen van deze keten^net de UART 105. De berichtdecodeerlogica 100, 20 de controlewoordlogica 101, de storingsveilige poortregelketen en adresbuffer kunnen zijn uitgevoerd met conventio-nele, in de handel beschikbare ketenelementen.
De werking van de keten uit fig.7 wordt hieronder nader uiteengezet. Bij het aanschakelen van de voeding 25 wordt de processor 100 gestart gedurende het eerst ontvan-gen raster. Indien geen bericht is ontvangen zal de processor 100 enkel wachten. Gedurende de normale werking rea-geert de processor 100 op onderbrekingen vanuit de UART 105, verwerkt de berichtwoorden en voert testbewerkingen 30 uit teneinde te waarborgen, dat alle uitgangen correct zijn. In het verloop van deze verwerking leest de processor 100 de systeemmaat aan het begin van elk berichtraster via de invoer/uitvoer-uitbouwketen 100B. Volgens fig.4B zijn de eerste vijf, uit acht bits opgebouwde berichtwoorden 35 (de rastertekens, startspaties en stoptekens worden ge-stript door de UART en niet gezien door de processor 100) :.1- i een groepadres, het systeemadres waar en het systeem-adres complement, hetwelk vijf woorden van acht bits verschaft. Deze vijf woorden worden de eerste vijf bericht-40 woorden, die volgen op de ontvangst van het rasterpatroon.
8202405 -25-
Deze vijf woorden worden gebruikt in de processor 100 voor het leveren van controlewoorden. Opeenvolgend ontvangen woorden, dat wil zeggen de gegevens, worden geplaatst in een storingsveilige stapel, aangeduid met de berichtbuffer. 5 Elke groep, die een groepadres, alsmede ware en comple-mentaire funktiewoorden bevat, verschaft vijf uit acht bits opgebouwde berichtwoorden (het start-, spatie- en stopteken worden weer gestript door de UART). Deze vijf woorden, die behoren tot een enkele groep, worden gecon-10 troleerd op geldi'gheid, dat wil zeggen de toegewezen bits zijn elkaars complement. Na het uitvoeren van deze tests worden de grgepadresbits gescheiden van de funkties en worden de twee delen gecodeerd met een tabel onder ge-bruikmaking van een binair onderzoek. De groepadressen 15 worden gecodeerd teneinde storingsveilige poortadressen te leveren, die worden opgeslagen in een storingsveilige stapel, aangeduid met poortadresbuffer. De ware berichtwoorden worden gedecodeerd tot opdrachten en de comple-mentberichtwoorden worden gedecodeerd tot beelden. De 20 opdrachten en beelden worden opgeslagen in een storingsveilige stapel, aangeduid met opdrachtstapel. De toegewezen storingsveilige poort, dit is degene, geadresseerd met het groepsadres, wordt getest met een poorttesthulp-programma en na succesvolle voltooiing hiervan worden de 25 adressen en opdrachten afgegeven aan de geadresseerde storingsveilig poort.
Indien de groep van vijf berichtwoorden niet geldig was, zouden de woorden niet zijn gedecodeerd, doch zou anderzijds de poort zijn getest en vervolgens geladen van-30 uit de opdrachtstapel. Door gebruik te raaken van de stapel wordt het uitvoerverlies van het systeem verhinderd indien er een incidentele berichtuitval als gevolg van ruis op-treedt. Daar de stape]|storingsveilig is, wordt de inhoud vernietigd, wanneer zij gebruikt is, zodat de uitgang een 35 specifiek begrensde tijdsperiode wordt aangehouden.
Na het leveren van de opdrachten en de adressen en voordat de informatie daadwerkelijk wordt gebruikt, wordt de inhoud van de storingsveilige poort getest door deze in te lezen in de processor en controlewoorden op te bou-40 wen. Deze controlewoorden zullen alleen de juiste waarden 8202405 ’ -26- hebben,indien de poortadressen en opdrachten zoals uitgelezen · korresponderen met hun beelden. De gehele poortinhoud wordt herhaalde^Xijk gecontroleerd met een frekwentie/ waarmede onjuiste uitgangen zullen worden gedetecteerd in minder 5 tijd dan de aanspreektijd van een storingsveilige relais.
Aanvullende controlewoorden worden verschaft door het poorttesthulpprogramma, de systeemmaatinvoer en het . wissen van de storingsveilige stapeld. Deze controlewoor den worden geverifieerd in de controlewoordlogica en wor-10 den gebruikt voor het vrijgeven van de storingsveilige stuurketenprocessor voor het leveren van de storingsveilige voeddlng, vereist voor het bekrachtigen van de storingsveilige poorten.
In afhankelijkheid van de verwerkingsvolgorde in de 15 decodeerlogica wordt een reeks controlewoorden geleverd.
Aldus wordt een eerste reeks geleverd indien de verwer-king foutloos verloopt gedurende de ontvangst van een berichtraster. Een andere reeks controlewoorden wordt geleverd indien §en of meer berichten fouttief zijn ont-20 vangen, doch kunnen worden vervangen door korresponderende woorden vanuit de opdrachtbuffer. De reeks controlewoorden verschaft informatie over het type verwerking, uitgevoerd in de decodeerlogica. Het is duidelijk, dat de reeks controlewoorden, waargenomen door de decodeercontrole-25 woordlogica, vervolgenskan worden gebruikt voor het vaststellen of de verwerking heeft geresulteerd in geldige informatie, dat wil zeggen, hoewel de controlewoordenreeks niet vast is, zijn er weinig toelaatbare patronen of reeksen. De decodeercontrolewoordlogica verwerkt de con-30 trolewoorden op de wijze zoals beschreven in het U.S.A. octrooischrift 4.181.849 van de aanvraagster teneinde de afgestemde storingsveilige stuurketen al dan niet te bekrachtigen. De verwerking in de decodeerprocessor moet derhalve niet alleen een toestand in de decodeerprocessor 35 verschaffen, die op het eerste gezicht toelaatbaar is, doch de afzonderlijke decodeercontrolewoordlogica moet een toelaatbare toestand verschaffen onder gebruikmaking van verschillende informatie, verschillende apparatuur en ver-schillende logica (een voorbeeld van diversiteit) alvorens '40 een bruikbare uitgang (aan de poort) wordt verschaft.
8202405 : ; -27-
Een teller in de processor 100 telt ontvangen klok-pulsen en verschaft een tijdregelonderbreking indien de UART-onderbreking niet verschijnt op het verwachte tijds-stip. Tijdregelonderbrekingen treden op indien een UART-,5 onderbreking om de e§n of andere reden uitblijft. Indien een tijdregelonderbreking optreedt, wordt de volgende poort geladen vanuit de opdrachtbuffer en wacht voor de volgende onderbreking van de UART.
Alvorens meer en detail de werking van de decodeer-10 processor 100 uiteen te zetten, wordt eerst een nadere beschouwing gegeven aan de hand van fig.7, alsook fig.9, die een kenmerkende storingsveilige poortschakeling toont. Elke storingsveilige poort bevat een adresgrendelketen 200 en een opdrachtgrendelketen 203. Zoals in fig.9 is 15 weergegeven, heeft de adresgrendelketen een capaciteit van vier bits, terwijl de opdrachtgrendelketen een capaciteit van acht bits heeft. De uitgang van de adresgrendelketen 200 is aangesloten op de ingang van de driestanden-buffer 201. Een inschrijflijn geeft de adresgrendelketen '20 200 vrij, terwijl een uitleeslijn de adresbuffer 201 vrijgeeft. Aan de adresgrendelketen 200 wordt een ingang van vier bits afgegeven door de adresverzamellijn, die in fig.7 is aangeduid als poortadresverzaraellijn. De uitgang van de vier-'bitsbuffer 201 is aangesloten op de 25 groepsadresverzamellijn, die in fig.7 weer is aangeduid als poortadresverzameliijn. Deze configuratie geeft de storingsveilige poortregelketen 100B vrij voor het in-schrijven en uitlezen van poortadressen. Verder worden zoals fig.7 toont de ongebruikte laagste orde-poortadres-‘ 30 uitlees- en. inschrijfstuurlijnen aangesloten op een ge- kozen poterjtiaal, zodat de systeemmaat kan worden uitgele-zen met de decodeerprocessor 100 via de storingsveilige poortregelketen op soortgelijke wijze als die, gebruikt in de codeerketen.
35 Hoewel de decodeerprocessor 100 de coincidentie tus- sen haar opdrachtuitgang en die, geregistreerd in de storingsveilige poort, controleert, wordt deze controle op zodanige wijze uitgevoerd, dat de buffer, alsook de relaisstuurketens worden gecontroleerd. Hiertoe stuurt de 40 grendelketen 203 (zie fig.9) een acht bits-inverteerele- 8202405 : -28- ment,204. Elke uitgangsaansluiting van het inverteerelament 204 is aangesloten op een positieve potentiaal via een andere lichtemissiediode 205. Dienovereenkomstig is het inverteerelement 204 aangesloten op acht verschillende 5 lichtemissiedioden 205, hoewel er in fig.9 slechts e§n is weergegeven. Bij bekrachtiging zal de lichtemissiediode 205 een optisch signaal afgeven aan het fotodetectie-element 206, dat het hierop aangesloten inverteerelement 207 stuurt. Wanneer het fotodetectie-element 206 een op- 10 tisch signaal detecteert en het inverteerelement 207 zodanig stuurt, dat haar uitgang naar een logisch laag niveau gaat, zal het storingsveilige relais 208 worden bekrachtigd over een weg, die vanuit een leiding A via het storingsveilige relais naar het inverteerelement 207 loopt. De diode 208 15 is een stroomstootonderdrukker teneinde te verhinderen, dat een inductiestoot vanuit de relaisspoel afvloeit naar de stuurorganen. Door de diode 209 wordt de relais/diode-combinatie 208 gescheiden van de testketen (Ql), zodat de uitgang van het inverteerelement 207 naar een logisch 20 hoog niveau (5 volt) kan gaan indien storingsveilig + nul is. Over de leidingen A en B wordt een potentiaal-verschil van 5 volt opgebracht via de zenerdiode Z. De bronvoeding voor de leiding B verschaft de storingsveilige stuurketen 104, die deze potentiaal alleen levert in ant-25 woord op een bepaalde frekwentie-uitgang van de controle-woorddecodeerlogica 101. De wijze, waarop dit bepaalde signaal wordt geleverd, wordt nog nader uiteengezet. De storingsveilige stuurketen 104 is een frekwentiegevoelige inrichting voor het leveren van een storingsveilige pciten-30 tiaal, die niet de potentiaal is, verschaft door enigerlei voedingsbron in de berichtdecodeermoduul. Een voorbeeld van een storingsveilige decodeerinrichting is beschreven in het U.S.A. octrooischrift No. 3.995.173 van de aan-vraagster. Een verdere lichtemissiediode 210 is geschakeld 35 tussen de leidingen B en A in een keten, die een transistor Ql bevat. De basis van de transistor Ql is via een diode 211 aangesloten op de leiding A en is verder aangesloten op de uitgang van het inverteerelement 207 via een brede film-weerstand 212. De leiding B is ook aangesloten 40 op de uitgang van het inverteerelement 207 via een brede 8202405 : ' -29- film-weerstand 213. Indien de uitgang van het inverteer-elemt 207 voldoende laag wordt gestuurd, kan zij derhalve de transistor Q1 afknijpen. Indien de uitgang van het invert eer element 207 niet in voldoende mate wordt gestuurd, 5 kan de weerstand 213 de transistor Q1 in de geleidings-toestand houden. Anderzijds zal wanneer het inverteerele-ment 207 niet gestuurd wordt de transistor Q1 geleidend zijn en zal de lichtemissiediode een optisch signaal af-geven. In antwoord op een opdracht tot het aanspreken van 10 het relais R wordt derhalve het optische signaal van de lichtemissiediode 210 verwijderd. Een fotodiode 215 is optisch gekoppeld met de lichtemissiediode 210. De keten, waarin de optisch gevoelige diode 215 is geschakeld, geeft een ingang af aan een inverteertrap 202 die korrespondeert 15 met de grendeltrap 203, die de lichtemissiediode 205 stuurt. Wanneer het relais wordt bekrachtigd zal derhalve de diode 210 geen signaal leveren, zal de ingang van het korresponderende inverteerelement naar een logisch laag niveau gaan, en de uitgang ervan naar een logisch hoog 20 niveau gaan. Uiteraard wordt de buffer 203 vrijgegeven door het inschrijfsignaal en wordt het inverteerelement 202 vrijgegeven door het uitleessignaal juist als het geval was voor de buffers 200 en 201. Met betrekking tot de opdrachtinformatie wordt opgemerkt, dat de via het inver-25 teerelement 202 op de opdrachtverzamellijn gebrachte in-formatie de toestand van de relaisstuurketen weergeeft en niet uitsluitend die van de buffer 203.
De door de berichtdecodeerlogica 100 uitgevoerde bewerking en haar interactie met de storingsveilige poort-30 regelketen 102, de storingsveilige poorten 103 en de UART 105 zal nu worden uiteengezet aan de hand van fig.8A... 8G. Hiervan toont fig.8A het hoofdprogramma, terwijl fig.8b.. 8F de hulpprogramma1s voorstellen en in fig.8G het onderbrekingsbehandelingsprogramma is weergegeven.
35 Tijdens het verwerken van berichten .bevindt de deco- deereenheid zich in een van de vier standen 0, 1,2 of 3, welke standen als volgt zijn gedefinieerds stand 0; wachten voor rasterstart; stand 1: wachten voor de ontvangst van een geldig systeem- 40 adres; 8202405 t ί· ' · -30- stand 2: accepteren van nieuwe opdrachtberichten; stand 3: bediening poorten vanuit storingsveilige stapel.
In de loop van de verwerking kan de stand worden ingesteld of uitgelezen ter bevordering van de identifica-5 tie van de uit te voeren funkties.
Zoals in fig.8A boven is weergegeven, zal wanneer de processor 100 wordt gestart of herstart, met de funktie 110 het informatiegeheugen worden geladen met testwaarden. Met de funktie 111 wordt de inhoud van het informatiege-10 heugen gesommeerd en vastgesteld of deze test al dan niet is uitgevoerd. In het geval, dat de test is uitgevoerd, zal met de funktie 112 een woordtest worden uitgevoerd op het woordtesthulpprogramma en indien de test achterwege blijft, zal opnieuw worden gestart met het programma.
15 Het testen van het woordtesthulpprogramma en testen van het informageheugen is uitvoerig beschreven in de samen-hangende U.S.A. octrooiaanvrage No. 241.819 van de aanvraagster. Wanneer de testbewerkingen op de juiste wijze zijn uitgevoerd, wordt met de funktie 113 de opdracht-20 stapel (deel van het informatiegeheugen) gestart door haar inhoud op nul in te stellen. Met de funktie 114 wordt een tijdsvertraging verschaft alvorens de overige stappen worden doorlopen. De wijze, waarop de vertraging wordt tot stand gebracht en de redenen voor deze vertraging zijn 25 uiteengezet in de bovengenoemde samenhangende U.S.A. octrooiaanvrage No. 241.819. Nadat de vertraging heeft plaatsgevonden, wordt met de funktie 115 tijdelijk bezette geheugenplaatsen en identificatietekens gewist. Met de funktie 116 worden invoer/uitvoer-hulpprogramma1s ingevoerd 30 in het uitlees/inschrijf-geheugen. De funkties 110.......
116 omvatten een inleidingsprogramma, dat doorlopen wordt telkens wanneer de processor wordt gestart of herstart.
De funkties 117.......223 omvatten een wachtlus, die wordt uitgetreden in afhankelijkheid van een bijzonder voorval.
35 Indien bijvoorbeeld met de funktie 117 is vastgesteld, dat een storingsveilige stuurketen-opvrage is te verwachten, volgt een uittreding naar het hulpprogramma CHKPRT (controleren poort). Anderzijds zal indien met de funktie 118 is geidentificeerd, dat een bericht gereed is en een 40 machine in stand 1 is, een uittreding volgen naar het hulp- 8202405 -31- programma SYSADD (bij systeem optellen). Op soortgelijke wijze zal indien met de funktie 119 een gereed zijnd bericht wordt geidentificeerd en de machine in stand 2 is, een uittreding volgen naar het hulpprogramma NEWMSG 5 (nieuw bericht). Indien met de funkties 120 of 122 een gereed zijnd bericht wordt gedetecteerd met de machine in stand 3, of een ongunstig bericht met de machine in stand 2 of 3, zal worden uitgetreden naar het hulpprogramma POPBFR (bezetten buffer). Indien met de funktie 121 een 10 ongunstig bericht wordt geidentificeerd met de machine in stand 1, zal worden uitgetreden naar het hulpprogramma SYSADD. Tenslotte zal indien met de funktie 123 een laatste groep in het raster wordt geidentificeerd, een uittreding volgen naar een hulpprogramma ENDCHK (eindcontrole). De 15 zojuist genoemde hulpprogramma1s zijn meer en detail weer- gegeven in fig.8B......8F. Tijdens de ontvangst van een bericht ontvangt de decodeereenheid een onderbreking van hetzij haar bijbehorende UART, hetzij een interne kloktel-ler. Daar de verwerking in sterke mate afhangt van infor-20 matie, gevoerd vanuit het onderbrekingsbehandelingsprogram-ma (weergegeven in fig.8G), zal deze bewerking nu nader worden uiteengezet.
Zoals in fig.8G is weergegeven, wordt met de eerste funktie na het detecteren van een onderbreking, dit is de 25 ’ funktie 166 de ontvangende klokteller ingesteld voorhet vrijgeven van de teller teneinde de ontvangst van het volgende bericht te controleren. Hierna wordt met de funktie 167 vastgesteld of dit al dan niet een UART-onderbreking is. De betreffende processor, toegepast in een gunstige 30 uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, omvat de tijdregel-ingang, die zoals in fig.7 is weergegeven, gekoppeld is met een ontvangende klokpuls. De tijdregelketen kan worden ingesteld voor het verschaffen van een onderbreking na een gegeven aantal ingangen of klokpulsen. De tijdregelketen 35 wordt zodanig ingesteld, dat zij een onderbreking verschaft in een periode, die iets langer is dan de tijd, nodig voor het ontvangen van een berichtwoord. Indien het berichtwoord wordt ontvangen terwijl de tijdregelketen een tijdsrege-ling of telling uitvoert, wordt de tijdregelketen terugge-40 steld via de funktie 166.
8202405 -32-
Wanneer de onderbreking werd verschaft vanuit de UART, zal het programma overspringen naar de funktie 179, waarbij de processor een controle uitvoert voor een raster-puls met inwezen twee tekenwoorden. Indien dit het geval 5 is, wordt met de funktie 180 vastgesteld of de machine in stand nul is. Indien dit het geval is, wordt de overgang naar stand 1 toegewezen, daar de rasterpuls of de raster-markering is ontvangen. Derhalve wordt de funktie 181 uitgevoerd voor het in-stellen van de machine in stand 1.
10 De stand van de machine is enkel een telling, bewaard in een hulpregister, dat wordt ingesteld en/of uitgelezen in de loop van de verwerking. Onder deze omstandigheden wordt hiermede het onderbrekingsbehandelingsprogramma af-gesloten.
15 1 Anderzijds zal indien met de funktie 179 is vastge steld, dat het ontvangen woord niet een rasterpuls was, met de funktie 194 worden nagegaan of de stand overeenkomt met stand 1. Indien dit het geval is, zal het woord in de UART hetzij een groepadres, hetzij een systeemadres zijn 20 en worden geladen in een (berichtwoord) buffer. Indien het ontvangen woord niet de rasterpuls is en de machinestand niet 1 is, wordt met de funktie 182 vastgesteld of de machine in stand 2 is. De machine zal alleen stand 2 bereiken indien zoals nog later zal worden gezien een 25 geldig adres is ontvangen. Derhalve zal in dit geval de funktie 183 worden uitgevoerd teneinde het berichtwoord in de berichtwoordbuffer te brengen. Wanneer de buffer is geladen wordt met de funktie 186 vastgesteld of deze buffer vol is. Indien de buffer niet vol is, wordt hiermede 30 de verwerking afgesloten. Anderzijds zal indien de buffer niet vol is, de funktie 187 worden uitgevoerd teneinde de inhoud van de buffer over te dragen naar een tweede buffer. Dit laat de verwerking toe van de ontvangen berichtwoor-den, terwijl aanvullende woorden worden ontvangen en ge-35 laden in de eerstgenoemde buffer. Na de funktie 187 wordt de funktie 188 uitgevoerd voor het instellen van een "bericht gereed" identificatieteken. Dit is de wijze, waarop de wachtlus identificeert, dat een bericht gereed is. Onder deze omstandigheden wordt de onderbrekingsbehan-40 deling afgesloten.
8202405 ' ;
Anderzijds kan met de funktie 182 worden vastgesteld, dat de machine zich niet bevindt in stand 2 in dit geval wordt met de funktie 184 vastgesteld of de machine in stand 3 is. Stand 3 wordt bereikt indien een adres is ontvangen, 5 dat de toegewezen testbewerkingen niet doorloopt. In deze omstandigheden is zij niet toegewezen voor het accepteren van het bijbehorende bericht en derhalve wordt de funktie 185 uitgevoerd teneinde een dummy , (schijn) bericht in de buffer te brengen. Dit dummy bericht zal niet worden er-10 kend als geldig bericht door de decodeereenheid, doch deze verwerking houdt de systeemcomponenten in synchronisatie.
Na· het uitvoeren van de funktie 185 is de verwerking iden-tiek aan die, welke werd uitgevoerd na de funktie 183. Ten-slotte zal indien de machine geen rasterpuls herkend 15 en indien zij niet in de standen 1, 2 of 3 in antwoord op een UART-onderbreking, een fouttoestand worden geidenti-ficeerd en dienovereenkomstig de processor worden terug-gesteld.
In het geval, dat de onderbreking, die het onderbre-20 kingsbehandelingsprogramma opriep, niet verscheen als ge-volg van een UART-onderbreking, wordt de funktie 178 uitgevoerd teneinde vast te stellen of de machine zich al dan niet in stand nul bevond. Indien de machine in stand O is onder deze omstandigheden, is om de een of andere 25 reden een rasterpuls gemist, bijvoorbeeld als gevolg van een signaaluitval of andere willekeurige gebeurtenis. Teneinde dit systeem in de pas te houden, zal de rasterpuls worden gesimuleerd. Bijgevolg wordt een telling in stand gehouden en wordt met de funktie 169 gecontroleerd of de 30 telling niet gelijk is aan 1 of 2. Indien dit niet het geval is, wordt de funktie 172 uitgevoerd teneinde de telling gelijk te maken aan 1. Anderzijds zal indien de telling gelijk is aan 1 of 2, de funktie 171 worden uitgevoerd teneinde vast te stellen of de telling gelijk is aan 1.
35 Indien dit het geval is, wordt de funktie 173 uitgevoerd teneinde de telling gelijk te maken aan 2. Anderzijds zal indien de telling n.iet gelijk is aan 1 deze telling gelijk moeten zijn aan 2, hetwelk betekent, dat de tweede rasterpuls is gesimuleerd. Bijgevolg wordt met de funktie 40 171 de stand gelijk aan 1 ingesteld, de telling teruggevoerd 8202405 -34- naar nul en hiermede de verwerking afgesloten. De funkties 169.....173 kunnen derhalve §§n of beide woorden, die de rasterpuls bevat, si-muleren.
Indien anderzijds de tijdregelonderbreking optrad 5 wanneer de machine in stand 2 of 3 was, zal met de funktie 174 deze toestand worden herkend en met de funktie 175 een dummyberichtwoord worden ingebracht in de buffer.
Met de stand 2 of 3. wordt aangegeven, dat de machine be-richtwoorden verwacht, terwijl het aflopen van de tijd-10 regelketen betekent, dat het berichtwoord om de een of andere reden niet is ontvangen. Met de funktie 175 wordt derhalve een berichtwoord gesimuleerd. Hierna wordt met de funktie 176 gecontroleerd of de buffer vol is. Indien dit het geval is wordt de funktie 177 uitgevoerd om deze 15 buffer vrij te maken door de inhoud ervan over te dragen naar de tweede buffer. In aansluiting op de funktie 177 wordt de funktie 178 uitgevoerd voor het instellen van het "bericht gereed" identificatieteken. Anderzijds zal indien de buffer niet vol is, de verwerking worden afgesloten.
20 Met het onderbrekingsbehandelingsprogramma kan der halve de machine van stand 0 naar stand 1 worden gebracht na ontvangst van een rasterpuls of simulatie van een rasterpuls. Ook kan de machine een berichtwoord, of indien geen berichtwoord beschikbaar een dummyberichtwoord, laden 25 in de buffer, Verder zal zij de berichtbuffer vrijmaken door haar inhoud over te dragen naar een tweede berichtbuffer wanneer de berichtbuffer vol wordt en tegelijker-tijd het "bericht gereed" identificatieteken instellen ten-einde aan te geven, dat de verwerking is toegewezen.
30 Wanneer de wachtlus een toestand herkent met de "bericht gereed" identificatieteken-instelling terwijl de machine zich bevindt in stand 1, zal uit de wachtlus (zie fig.8A) worden getreden naar het hulpprogramma SYSADD (zie fig.8B).
35 ' Zoals weergegeven, worden met de funktie 124 de . groeps- en werktellers opnieuw ingesteld, waarbij de groepstellers het aantal ontvangen groepen zullen tellen, terwijl de werktellers worden gebruikt voor tijdelijke opslag. Met de funktie 125 wordt de controlewoordtabel 40 op nul ingesteld. Het gebruik van de inhoud van de contro- 8202405 -35- lewoordtabel zal nog later duidelijk worden. Met de funktie 126 wordt de inhoud van de tabel gesommeerd teneinde te verzekeren, dat zij op nul was ingesteld en voortvloeiende uit deze controle wordt een controlewoord nul ingeschreven.
5 Voor het op de juiste wijze voltooien van de verwerking, moet dit controlewoord korresponderen met de verwachte . waarde. Met de funktie 127 wordt een controlesommering van de decodeerteller uitgevoerd, die gebruikt wordt in het binaire onderzoek voor het decoderen van de berichtwoorden. 10 Als gevolg van deze controlesombewerking worden de controle-woorden 1 en 2 ingeschreven. Met de funktie 128 wordt de systeemgrootte uitgelezen (zie fig.7). Een korresponderend controlewoord wordt voorbereid. Met de funktie 129 wordt de systeemsnelheid uitgelezen op dezelfde wijze als met 15 de funktie 128 de systeemgrootte werd uitgelezen en wordt verder het controlewoord 4 ingeschreven. Met de funktie 130 wordt een controlebewerking uitgevoerd teneinde te zien of een ondeugdelijk bericht is ontvangen. De testbe-werking wordt uitgevoerd op de systeemadreswoorden WAAR 20 en COMPLEMENT en een ondeugdelijk bericht wordt -gedetec- teerd indien de gebruikte bits niet de geschikte betrekking vertonen. Wanneer een ondeugdelijk bericht niet is ontvangen, wordt met de funktie 131 het groepsadres uitgelezen, dat ontvangen wordt tezamen met het systeemadres en 25 wordt een controlewoord 5 ingeschreven. Vervolgens wordt met de funktie 132 het aan het systeem toegewezen adres geadresseerd (zie fig.7) en vergeleken met het ontvangen adres. Het woordtesthulpprogramma kan voor dit proces goed worden gebruikt. Vervolgens worden met de funktie 30 133 de woorden 6,7,8 en 9 ingeschreven teneinde de rela- tie weer te geven tussen het ontvangen systeemadres en het locaal gespecificeerde systeemadres. Met de funktie 134 wordt de machine in stand 2 gebracht, waarna met de funktie 135 de berichtbuffer opnieuw wordt gesteld en de 35 bewerking wordt getest.
Anderzijds zal indien een ondeugdelijk adres is ontvangen bij het uitvoeren van de funktie 130, met de funktie 136 de machine worden ingesteld in de stand 3. Dit zal resulteren in het negeren van de ontvangen berichtwoorden.
40 Dit is essentieel, daar de ongeschiktheid tot het verifieren 8202405 -36- van het systeemadres zou kunnen betekenen, dat het bericht niet werd gevoerd naar de decodeereenheid. Met de funktie 137 worden de controlewoorden 5.....9 ingeschreven. Deze controlewoorden geven de te volgen bepaalde verwerkings-5 weg aan. Zij verschillen van de controlewoorden 5 tot 9, ingeschreven met de funkties 131 en 133. Vervolgens wordt met de funktie 138 een bewerking uitgevoerd, die overeen-komt met die van de funktie 135 en waarmede de verwerking wordt afgesloten.
10 Met dit hulpprogramma worden derhalve de controle woorden 0 tot 9 voorbereid en geverifieerd, dat het ont-vangen groepadres wordt vergeleken met het locaal toege-wezen groeps- en systeemadres en wordt de machine ingesteld in stand 2 of 3 al naar gelang het systeemadres al dan 15 niet de systeemadrestest heeft doorlopen.
Wanneer het "bericht gereed" identificatieketen weer wordt ingesteld met de machine in stand 2 zal met de funktie 119 deze toestand worden herkend en het hulppro-gramma NEWMSG, weergegeven in fig.8C, worden opgevraagd.
20 Zoals fig.8C toont, wordt met de funktie 139 het ontvangen bericht getest teneinde te waarborgen, dat het juist gecodeerd is in de "2 uit 6" code. Bij de funktie 140 wordt afgetakt in afhankelijkheid van de uitkomst van de test en indien de test is doorlopen wordt met de funktie 25 141 het bericht gedecodeerd. Hierna wordt met de funktie 142 het gedecodeerde bericht getest teneinde te waarborgen, dat de berichtwoorden complementair zijn. Indien de test in gebreke blijft, wordt afgetakt naar het hulpprogramma POPBFR (teneinde de buffer te bezetten of de invoer in de 30 storingsveilige stapel uit te lezen). Wanneer de testbe-werkingen zijn doorlopen wordt met de funktie 143 de storingsveilige stapel op nul gesteld en getest. Met de funktie 144 worden nieuwe opdrachten ingevoerd in de. storingsveilige stapel. Hierna wordt met de funktie 145 de 35 bijbehorende poort getest. Zoals fig.7 en 9 tonen, kunnen de processor 100 sen.storingsveilige poortregeleenheid 100B beide adressen en opdrachten inschrijven in de storingsveilige poort, alsook adressen en opdrachten uit de storingsveilige poort uitlezen. De test storingsveilige poort 40 voert een reeks stappen uit, te weten een stap voor elk van 8202405 * -37- de acht funktiesyin de poort. In elke stap van de test '' wordt eSn van de adresbits en/of een van de opdrachtbits ingeschreven in de bijbehorende buffer. Vervolgens wordt de buffer uitgelezen teneinde te verifieren, dat de poort 5 op de juiste wijze reageert op haar ingangen. Het insehrij-ven en uitlezen wordt in een dermate korte tijdsperiode uitgevoerd, dat geen van de uitgangsrelais R zal aanspreken voor inschrijving in de opdrachtbuffer. Met deze test wordt derhalve geverifieerd, dat elk van de bitposities in de 10 poort onder besturing van haar ingang is. Verder wordt met deze test de levering van een controlewoord verschaft.
Bij de funktie 146 wordt afgetakt naar de testbewerkingen, uitgevoerd op de storingsveilige stapel en poort (funkties 143 en 145). Indien deze testbewerkingen niet zijn door-15 lopen, wordt de processor teruggesteld. Indien echter de testbewerkingen zijn doorlopen zal met de funktie 147 op-nieuw worden teruggesteld en de berichtbuffer worden ge-test.
Indien in de loop van het doorlopen van het hulp-20 programma NEWMSG een ongeldig gedecodeerd bericht werd ge-detecteerd, zal het hulpprogramma POPBFR worden uitgevoerd/ Deze funkties zijn voorgesteld in fig.SD. Met de funktie 148 wordt de storingsveilige poort getest en verder komt deze funktie geheel overeen met de funktie 145 zoals boven 25 beschreven. Met de funktie 149 wordt de poort geladen vanuit de stapel. Dit verschilt van de funktie 192, die de poort laadt vanuit de berichtbuffer. Het hulpprogramma POPBFR wordt doorlopen doordat om de Sin of andere reden het bericht niet als geldig werd beschouwd. Derhalve wordt 30 het eerder ontvangen bericht, dat werd ingeladen in de stapel (bij funktie 144) uitgelezen en gebruikt voor het laden van de poort. Hierna wordt met de funktie 150 de stapel verschoven teneinde nul-opdrachten te laden in het ingangs-niveau, waarmede gewaarborgd wordt, dat hun inhoud slechts 35 eenmaal kan worden gebruikt. In aansluiting op de funktie 150 wordt de funktie 151 uitgevoerd voor het verifieren van de poort- en stapelprocessen op de wijze overeenkomstig de funktie 146. Bij de funktie 152 wordt afgetakt en indien de poort- of stapelbewerkingen niet O.K. zijn, wordt de 40 processor teruggesteld. Anderzijds zal indien de testbewer- 8202405 -38- kingen zijn doorlopen, de funktie 153 worden uitgevoerd voor het opnieuw terugstellen en testen van de berichtbuffer.
Hetzelfde hulpprogramma kan worden doorlopen in het geval, dat met de funktie 120 het "bericht gereed" 5' identificatieteken, ingesteld met de machine in stand 3, wordt gedetfecteerd. Derhalve zal elk berichtwoord, dat ontvangen wordt met de machine in stand 3, resulteren in een uittreding uit de wachtlus naar het hulpprogramma POPBFR, waarin de tevoren ontvangen opdrachten (vanuit de 10 stapel) worden geladen in de poort in plaats van de be-richtwoorden. Een soortgelijk resultaat kan worden bewerk-stelligd via de funktie 122 met een "ondeugdelijk bericht" identificatieteken ingesteld in stand 2.
In de loop van de onderbrekingsbehandeling wordt 15 het aantal ontvangen groepen geteld en wanneer dit aantal groepen overeenkomt met de systeemgrootte, wordt een identificatieteken ingesteld, zodat de funktie 123 na ontvangst van elk van de berichtwoorden in de laatste groep erkend dat de laatste groep inderdaad is ontvangen. Op dit tijdstip 20 wordt het hulpprogramma ENDCHK doorlopen zoals in fig.8E is weergegeven. Wanneer het hulpprogramma ENDCHK is opge-roepen zal zoals fig.8E toont met de funktie 154 het aantal bewerkte groepen met de systeemgrootte worden verge-leken. Het aantal verwerkte groepen kan worden bepaald door 25 het tellen van het aantal malen, dat het hulpprogramma NEWMSG is opgevraagd. Dit kan verschillend zijn van het aantal andere groepen, doorlopen door het onderbrekingspro-gramma. Wanneer de grootte is vergeleken, blijft de verwer-king doorgaan, terwijl in het andere geval de processor 30 wordt teruggesteld.
Met de funktie 155 wordt de inhoud van de con-trolewoordtabel gesommeerd en de som bijgevoegd als het laatste controlewoord. Met de funktie 156 wordt een contro-lewoordpaar (woorden 3 en 4) verkregen voor de storings-35 veilige stuureenheid, waarna met de funktie 157 dit paar wordt afgevoerd naar de storingsveilige stuureenheid. Met de funktie 190 wordt de stand op nul gesteld, daar het raster nu is beeindigd. Hiermede is de verwerking beein-digd.
40 De naar de storingsveilige stuureenheid afge-
_ —A
8202405 -39- voerde controlewoorden hebben betrekking op het systeem-adres, de systeemsnelheid en systeemgrootte-ingangen. Deze controlewoorden worden gebruikt voor het instellen van de aanhoudduur van het relais van de stuureenheid en verschaf-5 fen een doortocht voor het leveren van de geschikte fre-kwentie, die wordt gedetecteerd en gebruikt voor het sturen van systeemuitgangen. De wijze, waarop de relais-aanspreek-tijd kan worden gevarieerd en de wijze, waarop de geschikte frekwentie-uitgang wordt geleverd door een paar controle- . 10 woorden, zoals die, toegevoerd aan de storingsveilige stuureenheid met de funktie 157, is uiteengezet in het U.S.A. octrooischrift No. 4.184.819 van de aanvraagster.
De enige nog niet besproken verwerking is die van het hulpprogramma CHKPRT, dat wordt opgeroepen na een 15 onderbreking vanuit de storingsveilige stuureenheid. De storingsveilige stuureenheid is bijvoorbeeld zodanig uit-gevoerd, dat zij deze controlebewerking elke 60 mmsec. oproept. Voor het in stand houden van de uitgang van de storingsveilige stuureenheid moet zij de juiste responsie 20 met dezelfde frekwentie ontvangen. De storingsveilige poortinhoud wordt getest door deze in te lezen in de deco-deereenheid voor het opbouwen van controlewoorden. De controlewoorden zullen alleen de geschikte waarden hebben indien de poortadressen en berichten zoals gelezen kor-25 responderen met hun beelden. Aldus worden met de funkties 158 en 159 de storingsveilige poortberichten getest, ter-wijl met de funkties 160 en 193 de adressen worden getest. Alleen indien beide testbewerkingen zijn doorlopen zal de funktie 161 worden uitgevoerd. Indien §en van de testbe-30 werkingen in gebreke blijft zal de processor worden terug-gesteld. Wanneer de testen evenwel zijn doorlopen, zal de funktie 161 worden uitgevoerd voor het leveren van een "ga"controlewoord. Alvorens dit plaatsvindt wordt evenwel eerst de funktie 162 uitgevoerd voor het sommeren van het 35 ongebruikte deel van de storingsveilige stapel. Indien dit deel daadwerkelijk ongebruikt is, moet de som bekend zijn en zal met de funktie 163 hierop een testbewerking worden uitgevoerd. Het in gebreke blijven van de testbewerking resulteert in een terugstelling van de processor. Wanneer 40 de testbewerking is doorlopen zal de funktie 164 worden 8202405 -40- uitgevoerd voor het leveren van het complement van het "ga" controlewoord, waarna met de funktie 165 het "ga" controle-woord en haar complement worden toegevoerd aan de storings-veilige stuureenheid. Door de storingsveilige stuureenheid 5 wordt het "ga" controlewoordpaar opgevraagd met een fre-kwentie, die voldoende is voor het detecteren van eventuele fouten in de poorten, waarbij een geschikte responsie is vereist, terwijl systeemuitgangen worden vrijgegeven indien de poorten de betreffende testbewerkingen niet doorlopen.
10 De bovenstaande beschouwing licht de wijze toe, waarop een serie-bitstroombericht wordt ontvangen, de informatieloze of adresdragende bits worden verwijderd in de UART, en de adressen en informatie wordt doorgelaten naar de processor 100, de wijze waarop de processor 100 15 deze informatie behandeld voor het leveren van adressen en berichten in gecodeerde vorm en deze adressen en berich-ten toevoert aan de storingsveilige poort. Bij de beschrij-ving van de storingsveilige poort is ook de wijze uiteenge-zet, waarop de berichten en adressen, ingevoerd in de 20 storingsveilige poort, werkzaam worden gemaakt voor het bekrachtigen van inrichtingen, die hierop kunnen zijn aangesloten, zoals relais R bij. de aanwezigheid van het storingsveilige voedingstoevoersignaal. Verder is in de beschrijving de wijze aangegeven, waarop het storings-25 veilige voedingstoevoersignaal wordt geleverd door de stuureenheid bij de aanwezigheid van de geschikte uitgang van de controlewoorddecodeerlogica 101, korresponderende met de storingsveilige processor 101 in fig.7. Ook is in de beschrijving aangegeven, dat in verschillende punten in het. 30 programma verschillende controlewoorden worden voortge-bracht. Op het tijdstip, waarop het controlewoord wordt voortgebracht zal de processor 100 de processor 101 signa-leren via het "controlewoord gereed" signaal, waarmede de storingsveilige stuureenheidprocessor 101 wordt onderbro-35 ken, waarna een terugkeer plaatsvindt naar een controle-woord-opvraag aan de processor 100. Hierdoor kan het controlewoord worden geplaatst op de controlewoord/bericht-verzamellijn en beschikbaar komen aan de storingsveilige stuureenheidprocessor 101. Wanneer de processor 100 haar 40 verschillende taken uitvoert, komen derhalve verschillende 8202405 -41- » ·* ' , controlewoorden beschikbaar aan de storingsveilige stuur-eenheidprocessor 101. De storingsveilige stuureenheidproces-sor 101 kan van het type zijn zoals beschreven in het U.S.A. octrooischrift No. 4.181.849 van de aanvraagster.
5 Zoals voor de vakman duidelijk zal zijn, wordt met de uit dit octrooischrift bekende inrichting zorggedragen voor het bekfcachtigen van een afgesterade storingsveilige stuur-eenheid met een specifieke frekwentie-ingang, gebaseerd op een aantal voorwaarden, waarvan een van deze voorwaarden 10 de ontvangst van geschikte controlewoorden is.
-conclusies- 8202405

Claims (6)

  1. f V -42- -Conclusies- 1.Berichtinformatieverwerkingsinrichting voor het accepteren van invoerinformatie en voor het indelen en uitvoeren van een bericht, dat representatief is voor deze informatie, welke inrichting bestaat uit een orgaan 5 voor het accepteren van de informatie, welk orgaan een testorgaan en een direct toegankelijk geheugen bevat, en uit een uitgangsorgaan, dat reageert op de opgeslagen informatie voor het indeien van een bericht, dat deze informatie bevat, met het kenmerk, dat het 10 uitvoerorgaan bestaat uit een programma.^ gestuurde inrichting, die een orgaan voor het opbergen van het programma bevat, en dat het testorgaan. in antwoord op de testbewer-king voor het uitvoerorgaan essentiele informatie inschrijft in het orgaan voor het opbergen van het programma. 15
  2. 2.Inrichting voigens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het uitvoerorgaan verder een orgaan bevat, dat reageert op de beeindiging van een bericht, voor het wissen van de ,deien van het orgaan voor het 20 opbergen van het programma, die zijn ingeschreven door het testorgaan.
  3. 3.Inrichting voigens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het testorgaan eXke informatiebit-25 positie, die de ingangspoorten accepteren, test, waarbij elke test een controXewoord verschaft, en dat het testorgaan de controlewoorden inschrijft in een tevoren bepaald ‘deeX van het direkt toegankelijke geheugen. 30
  4. 4.Inrichting voigens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat het uitvoerorgaan reageert op een programma, dat een taakkiezer voor het kiezen van e£n van een aantal potentiele taken bevat, en dat taken worden be- 8202405 ' -43- paald door begeleidende programmareeksen, geadresseerd door de controlewoorden.
  5. - 5.Digitale communicatie-inrichting, bestaande 5 uit een invoerorgaan en codeerorgaan in Sen station, met het kenmerk, dat het invoerorgaan een aantal van N invoergroepen bevat, waarin N een geheel getal, dat groter dan of gelijk aan Sen is, waarbij elke invoer-groep een vastgesteld aantal invoerlijnen bevat, voor het 10 uitvoeren van een eerste digitaalwoord- en haar complement, korresponderende met elke groep in antwoord op een vrijgeefsignaal, waarbij elke bit van het digitale woord korrespondeert met een andere invoerlijn, en dat het codeerorgaan bestaat uit een digitale multipoortprocessor 15 met een ingangspoort, die reageert op het invoerorgaan en een eerste uitgang voor het leveren van een gecodeerde digitale seriestroom, die voorstellingen van digitale woorden vanuit het invoerorgaan bevat, waarbij elke voorstelling een grotere bittelling heeft dan de bittelling 20 in het korresponderende eerste digitale woord, welke ge-( codeerde seriestroom ware en complementaire voorstellingen bevat, die korresponderen met het digitale woord en het complement, waarbij een tweede uitgang gekoppeld is met het invoerorgaan voor beurtelings afgeven van een vrijgeefsig-25 naal aan elk van de N invoergroepen.
  6. 6.Digitale communicatie-inrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk, dat het invoerorgaan verder een poorttestorgaan voor het testen van de 30 invoerpoort bevat, dat voorzien is van een derde uitgang aan de processor, met een buffer, een orgaan dat de derde uitgang koppelt met de buffer, en een brgaan, dat de buffer koppelt met de invoerpoort van de processor, en dat de processor een orgaan bevat voor het regelen van de 35 stand van de buffer en voor het afleiden van verschillende controlewoorden in antwoord op verschillende standen van de buffer, en een regelorgaan in de processor voor het uitvoeren van de gecodeerde digitale seriestroom indien de controlewoorden een vastgesteld patroon vormen. 8202405 -44- 7.1nrichting volgens conclusie 6, m e t het k e n m e r k, dat het orgaan, dat de derde uitgang koppelt met de buffer, bestaat uit een teller, en dat het orgaan voor het regelen van de stand van de buffer bestaat uit 5 een bufferregelsignaalgenerator en uit een kloksignaal- leveringsorgaan voor het sturen van de teller met een perio-diek signaal. 8.1nrichting volgens conclusie 5, die verdfer^een 10 systeemgrootte-bepalingsorgaan bevat voor het aangeven Van het aantal N, met het kenmerk, dat de tweede uitgangssignaallijnen bevat voor elk van de groepen, ..tot aan een vastgesteld aantal groepen M, waarin N kleiner is dan of gelijk aan M, een orgaan, dat tenminste een gekozen 15 lijn van de signaallijnen aansluit op een tevoren bepaalde potentiaal indien M groter is dan N, en een orgaan in de processor voor het bewaren van een voorstelling van het aantal N door te identificeren welke van de lijnen is aangesloten op de gekozen potentiaal indien dit het geval 20 is. 9.1nrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de processor een orgaan bevat voor het vergelijken van het aantal vrijgeefsignalen, verschaft 25 met het aantal N, en voor het doorgaan met het leveren van vrijgeefsignalen op. een andere vrijgeefsignaallijn totdat het aantal vrijgeefsignalen gelijk is aan N. 10.Inrichting volgens conclusie 5, m e t het 30 kenmerk, dat het invoerorgaan een orgaan bevat, dat reageert op een tijdregelsignaal en op elke vrijgeeflijn voor het leveren van een wisselend binair signaal, dat wisselt in de zin, bepaald door de toestand van elke in-voerlijn, waarbij het op het tijdregelsignaal reagerende 35 orgaan tevens reageert op het vrijgeefsignaal, en dat de tweede uitgang van de processor voorzien is van een paar lijnen, die de tijdregelsignalen voeren, en van een aantal lijnen, die elk in betrekking staan tot een specifiek aantal invoerlijnen, welk aantal lijnen e^nduidige vrij-40 geefsignalen voeren. 8202405' ; -45- 11.Inrichting volgens conclusie 5, m e t h e t k e n m e r k, dat de digitale uitvoerstroom tenminste een patroon van een eerste digitaal woord en een complement hiervan bevat, begeleid met een tevoren bepaalde meer bits-5 rasterreeks, die een bericht bevat, en dat de processor voorzien is van een poortcontrole-orgaan voor het contro-leren van de opereerbaarheid van de ingang in antwoord op het invoerorgaan voor het leveren van een controlebit-patroon in antwoord op de controleerbewerking, van een 10 orgaan, dat reageert op het invoerorgaan voor het leveren van een reeks van twee invoerwoorden voor elk van de groepen, van een orgaan voor het coderen en overdragen van voorstellingen van elk van de invoerwoorden uitsluitend indien de woorden complementair zijn, en van het orgaan 15 voor het coderen en overdragen en uitvoeren van de funktie in overeenstemming met het controlebitpatroon. 12.Digitale communicatie-inrichting, bestaande uit een decodeerlogica-orgaen,. een poortorgaan, een decodeer-20 logicacontrole-orgaan en een uitvoerorgaan in een ont-vangstation, met het kenmerk, dat het decodeer logica-orgasn; .> bestaan uit een eerste orgaan, dat reageert op de ontvangst van een eerste tevoren bepaald aantal berichtwoorden voor het verifieren, dat de eerste 25 aantal berichtwoorden complementair is aan een tweede aantal van de berichtwoorden, uit een tweede orgaan voor het decoderen van de berichtwoorden in een opdracht en het inschrijven van de opdracht en bijbehorend adres in het poortorgaan uitsluitend indien het eerste orgaan de 30 berichtwoorden verifieert, uit een derde orgaan, dat reageert op de ontvangst van een tevoren bepaald aantal berichtwoorden voor het leveren van een controlewoord, uit het poortorgaan, dat een bufferorgaan voor het opslaan van adres- en opdrachtbits, overgedragen door het decodeer-35 orgaan, bevat, uit een vierde orgaan in het decodeerlogica-orgaan voor het verifieren van de werking van het poortorgaan en voor het leveren van een verder controlewoord, en dat het decodeerlogicacontrole-orgaan uitsluitend reageert op de controlewoorden vanuit het decodeerlogica-40 orgaan indien de reeks controlewoorden een van een aantal 8202405 -* “ί r V -46- toegelaten controlewoordreeksen bevat voor het leveren van een geoorloofde uitgang, en dat het uitvoerorgaan gekop-peld is met het poortorgaan en de informatie hiervan herhaalk uitsluitend indien de geoorloofde uitgang aanwe-5 zig is. 13.Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het decodeerlogica-controle-orgaan de geoorloofde uitgang uitsluitend levert indien 10 zij opeenvolgend de controlewoorden krijgt toegevoerd binnen een vastgestelde tijdsperiode. 14.Inrichting volgens conclusie 12, m et het kenmerk, dat het tweede orgaan eveneens de 15 opdrachten en adressen inschrijft in het uitlees/inschrijf-geheugen telkens wanneer de berichtwoorden worden gedeco-deerd, en dat het decodeerlogica-orgaan een bufferorgaan bevat voor het inschrijven van opdrachten en adressen in het poortorgaan vanuit het uitlees/inschrijf-geheugen 20 indien het eerste orgaan in gebreke blijft de berichtwoorden te verifieren. 15.Inrichting volgens conclusie 14, m e t het kenmerk, dat het bufferorgaan het uitlees/-25 inschrijf-geheugen, · . ingeschreven door het tweede orgaan, wist. 8202405
NL8202405A 1981-06-15 1982-06-14 Storingsveilige communicatie-inrichting voor het overdragen van meervoudige berichten. NL8202405A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US27329981 1981-06-15
US06/273,299 US4471486A (en) 1981-06-15 1981-06-15 Vital communication system for transmitting multiple messages

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8202405A true NL8202405A (nl) 1983-01-03

Family

ID=23043358

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8202405A NL8202405A (nl) 1981-06-15 1982-06-14 Storingsveilige communicatie-inrichting voor het overdragen van meervoudige berichten.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4471486A (nl)
AU (1) AU546282B2 (nl)
CA (1) CA1187957A (nl)
GB (1) GB2100554B (nl)
NL (1) NL8202405A (nl)
ZA (1) ZA824066B (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4563762A (en) * 1981-06-15 1986-01-07 General Signal Corp. Vital communication system for transmitting multiple messages
JPS5846428A (ja) * 1981-09-11 1983-03-17 Sharp Corp 文章編集装置の停電保護用処理方式
US4831521A (en) * 1983-11-10 1989-05-16 General Signal Corporation Vital processor implemented with non-vital hardware
US4553200A (en) * 1983-11-10 1985-11-12 General Signal Corporation Modular output driver for vital processor systems
US4617662A (en) * 1983-12-12 1986-10-14 General Signal Corporation Vital message system with unique function identification
US5170401A (en) * 1988-06-02 1992-12-08 Rockwell International Corporation High integrity single transmission line communication system for critical aviation information
GB2223913A (en) * 1988-10-15 1990-04-18 Electronic Components Ltd Data communication system
US4949273A (en) * 1988-11-04 1990-08-14 General Signal Corporation Vital processing system including a vital power controller with forgiveness feature
US5050823A (en) * 1989-11-30 1991-09-24 General Signal Corporation Radio-based railway switch control system
US5142539A (en) * 1990-03-06 1992-08-25 Telefonaktiebolaget L M Ericsson Method of processing a radio signal message
US8301888B2 (en) * 2006-03-27 2012-10-30 Kyocera Corporation System and method for generating secured authentication image files for use in device authentication
US8296565B2 (en) * 2006-03-27 2012-10-23 Kyocera Corporation Communication protocol for device authentication
US20080037563A1 (en) * 2006-08-10 2008-02-14 Bernard Marc R Method and apparatus for automatically detecting and configuring service ports of an optical network terminal (ONT)
GB2527516B (en) 2014-06-23 2020-08-26 Nepesmo Ltd Improvements in and relating to sample collection

Family Cites Families (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3711836A (en) * 1970-09-10 1973-01-16 Dirks Electronics Corp Cyclic data handling systems
JPS5117261B1 (nl) * 1970-12-14 1976-06-01
US3766528A (en) * 1972-02-28 1973-10-16 Matsushita Electric Ind Co Ltd Pattern generating device
US3714636A (en) * 1972-05-01 1973-01-30 R Manly Automatic editing method with page formatting
US3886325A (en) * 1973-04-18 1975-05-27 Ibm Formatting for record-controlled machines
US3978449A (en) * 1975-01-27 1976-08-31 Computer Transmission Corporation Method and apparatus for in-band signalling in data transmission
US4149244A (en) * 1976-06-07 1979-04-10 Amdahl Corporation Data processing system including a program-executing secondary system controlling a program-executing primary system
US4070648A (en) * 1976-06-18 1978-01-24 Ncr Corporation Computer to computer communication system
US4090173A (en) * 1976-12-17 1978-05-16 General Signal Corporation Vital digital communication system
MX4130E (es) * 1977-05-20 1982-01-04 Amdahl Corp Mejoras en sistema de procesamiento de datos y escrutinio de informacion utilizando sumas de comprobacion
US4160240A (en) * 1978-01-13 1979-07-03 Motorola, Inc. Binary digital pager having an eight function code read-out
US4270168A (en) * 1978-08-31 1981-05-26 United Technologies Corporation Selective disablement in fail-operational, fail-safe multi-computer control system
US4368534A (en) * 1979-01-29 1983-01-11 General Signal Corporation Keyboard controlled vital digital communication system
US4334307A (en) * 1979-12-28 1982-06-08 Honeywell Information Systems Inc. Data processing system with self testing and configuration mapping capability
JPS5698051A (en) * 1980-01-07 1981-08-07 Hitachi Ltd Signal transmitting device of lsi component
US4307463A (en) * 1980-02-08 1981-12-22 General Signal Corporation Vital rate decoder

Also Published As

Publication number Publication date
US4471486A (en) 1984-09-11
GB2100554A (en) 1982-12-22
GB2100554B (en) 1985-07-24
CA1187957A (en) 1985-05-28
ZA824066B (en) 1983-04-27
AU546282B2 (en) 1985-08-22
AU8472082A (en) 1982-12-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8202405A (nl) Storingsveilige communicatie-inrichting voor het overdragen van meervoudige berichten.
AU608613B2 (en) Byte write error code method and apparatus
US4239151A (en) Method and apparatus for reducing the number of rejected documents when reading bar codes
US4541066A (en) Method and apparatus for checking the functions of a display system
NL195041C (nl) Werkwijze voor het testen van een signaleringskanaal alsmede een vitaal verwerkingsstelsel dat is ingericht voor continue verifiering van vitale uitgangen vanuit een spoorwegsignalerings- en besturingsstelsel.
US3564145A (en) Serial loop data transmission system fault locator
NL8101562A (nl) Foutdetectieketen voor een geheugeninrichting.
US3899968A (en) Print media identification code
US4959836A (en) Register robustness improvement circuit and method
US3377622A (en) High speed printer system including recirculating data and address registers
US4437166A (en) High speed byte shifter for a bi-directional data bus
SU1109073A3 (ru) Устройство дл контрол синхросигналов
GB2169114A (en) Vital processor v
CA1086863A (en) Method and apparatus for identifying faulty address decoders
CA1269177A (en) System for maintaining the hardware-software compatibility of modular communication systems
EP0130429B1 (en) Failure detection apparatus
CN1295283A (zh) 用于具有肯定确认的高速串行通信总线协议的方法以及装置
EP0073602A2 (en) Combining replicated sub-system outputs
US4943969A (en) Isolation for failures of input signals supplied to dual modules which are checked by comparison
JP2729491B2 (ja) 可変長文字列検出装置
US4265446A (en) Self configuring controller for the stacker area of a document sorting system
SU1439589A1 (ru) Устройство дл анализа данных
SU1596336A1 (ru) Устройство дл контрол двух последовательностей импульсов
KR930005567B1 (ko) 바코드디코더의 가드바(Guard Bar)검출시스템
SU1381605A1 (ru) Запоминающее устройство с коррекцией ошибок

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed