NL8202383A - Douchesysteem. - Google Patents

Description

t * r -1- l VO 3402 Douchesysteem.

De uLtvinding heeft betrekking op een douchesysteem voor reini-gingsdoeleinden.

Bij de meeste douchesystemen heeft de sproeikop een afvoer, wel-ke op enige af stand ligt van de regel- of mengkraan, welke bij sommige 5 installaties in de verwarmingsinrichting is opgenomen. De toevoerpijp loopt van de bedieningskraan naar de sproeikop en vormt een dode tak, waarin water achterblijft tussen een op elkaar volgend gebruik van de douche. De toevoerpijp kan vast of flexibel zijn, afhankelijk van het dcudiesysteem.

10 In bepaalde gevallen is het achterblijven van een watervolume in de toevoerpijp ongewenst. Een van de redenen, die overheerst, is dat de zogenaamde Legionella Pneumophila bacterie in de watertoevoer werd gevonden, welke gedijd bij temperaturen van ongeveer 35°C. De Legionnaire bacteriebesmetting ontstaat door het aanzuigen van waterdruppels op 15 vochtige lucht, waarin de bacterie zich bevindt.

Dienovereenkomstig wordt verondersteld, dat infectiebronnen ontstaan in de a'fvoer van een douche, wanneer omstandigheden in het achtergebleven volume in de toevoerpijp gunstig zijn voor een snelle groei van de bacterie.

20 Volgens de uitvinding wordt voorzien in een douchesysteem voor reinigingsdoeleinden, met een spuitklep, welke bevestigd in het laagste punt van de watertoevoerpijp, welke leidt naar de sproeikop, welke spuitklep een hoi lichaam omvat met een valklep, welke in een kamer kan be-wegen ten opzichte van een klepzitting of een poort, welke naar de af-25 voer loopt, welke kamer in verbinding staat met het inwendige van de toevoerpijp, waarbij de valklep van de klepzitting wordt afgedrukt welke zich bevindt in die kamer en onderworpen is aan de fluldumdruk in de toevoerpijp, welke valklep op de zitting wordt afgesloten wanneer water door de toevoerpijp heenloopt, terwijl bij stilstand op een zeer lage 30 stroomsnelheid de valklep automatisch opent ten opzichte van de klepzitting, waardoor de poort wordt geopend en water in de kamer en de toevoerpijp via de valklep naar de afvoer kan wegstromen.

Bij deze uitvoeringsvorm van een spuitklep, welke automatisch werkt als gevolg van de fluidumsnelheid door de toevoerpijp, welke naar 35 de sproeikop loopt, zal water, dat anders in deze pijp en sproeikop achterblijft bij het sluiten van de douche worden afgevoerd, dan wel wordt 8202383 ϊ ·» -2- het verzamelen van water daarin voorkomen bijv. wanneer de regel·-of meng-kraan niet geheel is afgesloten of lek optreedt.

Bij een doucheinstallatie voor reinigingsdoeleinden bevindt de uitlaat van de valklep zich boven de vloer bijv. die van de doucheruimte 5 of de bodem van een bad voor de afvoer van water. Het kleplichaam kan zodanig zijn uitgevoerd, dat afvoer desgewenst in een bepaalde richting kan plaatsvinden.

Bij voorkeur omvat de afvoerklep een veer, welke op de valklep werkt, waarbij de druk, welke door de veer op de valklep wordt uitgeoefend, 10 · instelbaar is.

Door deze maatregel kan de afvoerklep worden aangepakt aan de fluidumdruk van een bepaalde doucheinstallatie.

Voorts kan een zelfde ontwerp en een zelfde snelheid worden toe-gepast bij verschillende doucheinstallaties.

15 Bij voorkeur is het kleplichaam aan het einde, dat op enige afstand ligt van de spuituitlaat voorzien van een van schroefdraad voor-ziene holle verdikking voor het verbinden van de afvoerklep aan de toe-voerleiding via een T-stuk. De twee overliggende verbindingen van het T-stuk kunnen resp. gekoppeld zijn in de flu! dumb aan tussen de regel— of 20 mengkraan en de toevoerpijp in een gunstige lage stand.

Bij een dergelijke maatregel kan de afvoerklep gemakkelijk worden gemonteerd bij bestaande doucheinstallaties, welke in·bestaande instal-laties worden gewijzigd.

Het kleplichaam kan doelmatig een in hoofdzaak cylindrisch li-25 chaam omvatten met een verbinding naar de toevoerpijp aan een uiteinde, waarbij de valklep axiaal kan bewegen over een spil, welke concentrisch in de zitting is gemonteerd, welke zich bevindt binnen het kleplichaam. tussen de verdikking en de afvoer.

De kamer binnen het kleplichaam en welke daardoor is gevormd, 30 is cylindrisch. De valklep is ringvormig en gemonteerd op de kop van de spil. De zitting is ringvormig en kan samenwerken met de valklep, terwijl de afvoerpoort zich uitstrekt' tussen de spil en de zitting.

Er bestaat een kleine ringvormige ruimte tussen de valklep en de wand van de kamer, zodat een lek of spuitraject wordt gevormd in de 35 kamer langs de valklep wanneer deze zich in de open stand bevindt, doch welke ruimte beperkt is, zodat bij het toestramen van water in de kamer, de afvoer beperkt is voor het verhogen van de druk, welke dan groter is 8202383 4' ♦ -3- dan die, welke wordt uLtgeoefend op de klep, zodat de valklep op de zitting sluit.

Deze uitvoeringsvorm en wijze van werken is eenvoudig en voor-ziet in een autamatische afvoer van de toevoerleiding van de sproeikop, 5 zodat de gebruiker geen andere maatregelen behoeft te nemen. Voorts is geen enkele wijziging nodig in de regel- of mengkraan.

De zitting, de uitlaatpoort en de ondersterming voor de spil worden bij voorkeur gevormd door een fitting, welke zich bevindt hinnen het einde van het kleplichaam, dat op afstand ligt van de verdikking. De 10 zitting omvat een in hoofdzaak cylindrisch lichaam, dat is afgedicht en geschroefd is in het kleplichaam.

Het zittingorgaan heeft een ringvormig eindvlak, dat de klep-zitting vormt, alsmede een axiale boringen, welke radiaal binnenwaarts ten opzichte van de zitting verlopen en door het zittingorgaan ter vorming 15 van de uitlaatpoort. Centraal in het zittingorgaan is een gesloten boring aanwezig, waarin de klepspil wordt gesteund, terwijl een veer' tussen de klepspil en het zittingorgaan is aangebracht. Deze veer is een schroef-veer7 waarvan’ een einde zich bevindt in de gesloten boring en welke zich daarin bevindt binnen de klepspil.· 20 Bedoelde gesloten boring in het zittingorgaan geleidt zowel de klepspil bij de axiale beweging als- vormt deze een huis voor de veer.

Het zittingorgaan kan gemakkelijk uit het kleplichaam worden verwijderd voor schoonmaak, inspectie of onderhoud, zo dit gewenst is.

Een uitvoeringsvorm van het douchesysteem met een afyoerklep 25 volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht, Daarin toont: .figuur 1 een langsdoorsnede van een uitvoeringsvorm van een af- voerklep? figuur 2 een aanzicht van het zittingorgaan in de richting IX 30 van figuur 1? figuur 3 een doorsnede van het zittingorgaan volgens een vlak III-III in figuur 2; figuur 4 een langsdoorsnede van een andere uitvoeringsvorm van een afvoerklep overeenkomstig die, weergegeven in figuur 1, 2 en 3; en' 35 figuur 5, 6, 7 en 8 schematise]! aanzichten van een douchesys teem voor reinigingsdoeleinden volgens de uitvinding.

De in figuur 1, 2 en 3 weergegeven spuiklep omvat een kleplichaam 8202383 * -4- 1, een zittingorgaan 2, een valklep 3, we Ike wordt gesteund op een spil 4, welke gemonteerd is in het zittingorgaan 2. Het kleplichaam 1 heeft een van schroefdraad voorziene holie verdikking 5 aan een einde ter verbinding van een niet weergegeven toevoerpijp, welke verbonden is met 5 desproeikop ter vorming van een ingang 6 voor water in de toevoerpijp.

Het lichaam 1 onxvat een kamer 7 van in hoofdzaak cylindrische vorm, waarin de valklep 3 is aangebracht en naar de open stand in figuur 1 kan worden bewogen, dan wel naar een gesloten stand, waarbij deze samen-werkt met een ringvormig eindvlak 8 van het zittingorgaan 2, dat de zit-10 ting voor de valklep 3 vormt. Er bestaat een kleine ringvormige raimte 9 tussen de omtreksrand van de valklep 3 en de binnenwand van de kamer 7.

De valklep 3 is een ringvormige schijf of ring, welke op de kop van de spil 4 in een groef daarvan is gemonteerd.

Het zittingorgaan 2 is net een eind opgenomen in het kleplichaam 15 1 en werkt met schroefdraad daarmee samen. Het zittingorgaan heeft een eindflens 10, welke een binnenwaartse rand heeft, die kan samenwerken met. een O-ringafdichting 11, welke zich bevindt tussen het zittingorgaan en het kleplichaa.

Het zittingorgaan 2 heeft een centrale axiaal zich uitstrekkende 20 gesloten boring 12, en een kleine tegenboring 13 bevindt zich in de bo-dem van de boring voor het opnemen van een einde van een schroefveer 14.

In de boring 12 is de klepspil opgenomen en kan daarin glijden, terwijl het eind van de klepspil een gesloten boring 15 heeft, waarin het andere einde van de veer is opgenomen. De valklep wordt. door de veer 14 opge-25 drukt in de weergegeven open stand.

Het zittingorgaan 2 is voorzien van vier doorgaande boringen 16 welke aan een einde aansluiten op de bodem van het zittingorgaan ter vor— ming van een spuitopening 17 en waarvan het andere einde een poort vormt nabij de zitting 8, welke afsluitbaar is door de valklep 3.

30 De poort kan worden gevormd door een ringvormige opening, waar bij de spil wordt gesteund door een mof of buisvormig orgaan, dat een naaf vormt met radiale ruggen van spaken, welke verbonden zijn met het buitenste mofvormige gedeelte van het zittingorgaan.

Het kleporgaan 1 en het zittingorgaan 2 kunnen uit gegoten mes-35 sing of een ander geschikt materiaal zijn vervaardigd, waarbij de spil bij voorkeur eveneens van koper is, terwijl de valklep bestaat uit rubber of een ander elastomeer of plastisch materiaal. Het kleplichaam en het 8202383 -5- Λ -* zittingorgaan kunnen op de buitenvlakken geplateerd zijn.

Figuur 4 toont een andere uitvoeringsvorm van een spuiklep overeenkomstig de juist beschrevene, waarbij dezelfde verwijzingscijfers voor gelijke delen zijn gebruikt. Met deze gewijzigde uitvoeringsvorm 5 heeft de spuiklep middelen, waardoor de druk waarbij deze werkt in een installatie kan worden gevarieerd om te worden aangepast aan de drukom-standigheden, welke in de installatie heersen.

Het kleplichaam 1 neemt het zittingorgaan 2 op en de valklep. is gemonteerd door de spil 4, terwijl een uiteinde van de veer 14 opge-10 nomen is in de kleine boring 13.

De instelling omvat een van schroefdraad voorziene steun 18 welke door een schroefdraadboring in het zittingorgaan 2 loopt en uit-mondt in een boring 15, terwijl het andere einde van de veer 14 is opge— nomen in een van een flens voorzien kapeinde 19 van de steel 18. De steel 15 18 is zelfblokkerend door een dwarse plastic plug 20, welke reikt in een uitsparing van de van schroefdraad voorziene schacht van de steel 18 en welke wrijvend samenwerkt met de binnenschroefdraad.

De kop 21 van de steel 18 reikt buiten het eindvlak van het zittingorgaan 2 en heeft een dwarssleuf, zodat de steel door een geschikt 20 aandrijfmiddel kan worden gedraaid.

Door het draaien van de steel 18 zal de druk,welke op de valklep door de veer 14 wordt uitgeoefend worden ingesteld om de tegendruk te verminderen of te vergroten, zodat deze kan worden aangepast aan de waterdruk in de inlaat 6 wanneer de klep in werking is in een nog te 25 beschrijven installatie.

De valklep is opgenomen in een douchesysteem voor reinigings-doeleinden in de laagste stand van de watertoevoerleiding naar de sproei-kop van de douche. Verschillende opstellingen zijn mogelijk en voorbeel-den zijn schematisch weergegeven in de figuren 6, 7, en 8.

30 De'installatie volgens figuur 5 is een meervoudige douche, zoals deze wordt gebruikt in instituten, scholen, hospitalen of dergelijke.

In een dergelijke installatie is elk van de sproeikoppen 22 verbonden met een vaste opgaande pijp 23 voor de toevoer van gemengd heet en koud water' vanaf de toevoerpijp 24, hetgeen wordt geregeld door een geschikte stop-35 kraan 25. De temperatuur van het gemengde water in de gemeenschappelijke toevoerpijp 24 wordt op afstand van de sproeikoppen geregeld door een geschikte meng- of regelkraan 26.

8202383 -6-

Voor elke douchekop is de pijp 27, welke leidt naar eeh betref— fende stopkraan 25 aangesloten in het laagste punt, waar een T-stuk 28 aanwezig. is voor het verbinden van de opgaande pijp 23.' De onderste ana 29 van het T-stuk is gekoppeld met de inlaat 6 van een spuiklep 30 zoals 5 boven omschreven. De afvoer van de klep 30 is naar omlaag geficht,ten--einde na gebruik achterblijvend water in de pijp 27,de opgaande pijp 23 en de douchekop 22 te spuien.

:¾ · Een andere doucheinstallatie voor reihigingsdoeleihden is weer*> gegeven in figuur 6 waar de sproeikop 31 bevestigd is aan een opgaande 10 tcaroerpijp 32, welke zich achter een bord of scherm 33 bevindt. Een' watermeng- en regelkraan 34, welke verbonden is naar de toevoer voor warm en koud water is op bet: bord 33 gemonteerd en kan door de gebruiker worden bediend. De opgaande toevoerpijp 32 strekt zich iiit vanaf het niveau van de klep 34 en heeft een T-stuk 35 via een been waarvan gemengd 15 water van de klep 34 wordt toegevoerd naar de opgaande pijp 32·. Via het andere been van het T-stuk 35 kan water worden gespuid naar een Bocht 36, welke door een Roppeling 37 verbonden is met de inlaat van de spui— klep 30 op het bord onder de mengkraan. De afvoer van de klep 3Q kan Bijv, naar een niet weergegeven bad lopen.

20 De doucheinstallaties voor reinigingsdoeleinden, weergegeven' in figuur 7 en 8, zijn in beginsel gelijk aan die, welke is.beschreven in figuur 6 en kan kort worden omschreven.

Bij elke installable is de sproeikop 38 yerbonden op een glijrail 39 door een geschikte steun 40, waarbij de hoogte en de richting van de 25 kop 38 ingesteld kan worden boven de bijbehorende meng— en regelkraan 41. Elke kop 38 is door een flexibele pijp 22 verbonden met de betreffende klep, waarbij de lengte beperkt is om bochten of dergelijke onder het' laagste punt waar de watertoevoer plaatsvindt, te voorkomen.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 8 is eeh flens 43 verbon·^ 30 den met de uitlaatpijp 44 van de klep 41. De flens 43 is verbondenmet een been van een T-stuk 45, waarvan het andere been verbonden is met een flexibele pijp 42. Het onderste been van het T-stuk 45 is verbonden met de spuiklep 30.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 9 is de spuiklep 3Q direkt 35 aan de uitlaat 46 verbonden, welke zich bevindt in de meng— en'regelkraan 41 waarvandaan de toevoer 47 naar de douchekop gescheiden is op een' niveau boven de spuiklep 30.

8202383 -7-

Bij de verschillende uitvoeringsvormen met een spuiklep is de werking daarvan als volgt.

De spuiklep 30 is normaal in de open stand volgens figuur 1 en 5 wanneer geen stroming of doorsijpelen van water in de kamer 7 plaats— 5 vindt. De valklep 3 wordt opengehouden door de druk van de veer '14 .

Onder deze omstandigheden zal water boven het niveau van de spuiklep, in het bijzonder in de pijpleiding naar de sproeikop in de kamer 7 komen. Van de kamer zal het water langs de valklep 3 sijpelen via de spleet 9 en komt dan in eeipoort waar het water door de iiitlaat 17 kan afvloeien. 10 Wanneer bij het douchen een stroming ontstaat, zal de pijp, · welke leidt naar de douchekop zich vullen en zal water in de kamer 7 komen. Als gevolg van de beperking door de spleet 9 zal de druk in de \ kamer 7 oplopen, totdat deze voldoende groot is om de druk van de veer 14 te overwinnen, waarbij dus de valklep de zitting 8 afsluit.

15 Wanneer de valklep gesloten is, zal geen water worden gespuid wanneer de douche in gebruik is. Het sluiten van de kraan am de stroom te onderbreken, zal de druk in de kamer 17 zakken totdat de veerkracht groter is en de valklep in de open stand komt, waarbij de hiervoor Be— doelde spuiwerking automatisch plaatsvindt.

20 Uit het voorgaande blijkt de eenvoud van bediening en de auto- matische funktie zonder dat bepaalde delen van het" systeem moeten worden' bediend.

Het is duidelijk, dat de vorm van het spuikleplichaam in over-eenstemming kan worden gebracht met het douchesysteem door een juiste 25 plaats van de afvoer en/of de verdikking, waarbij het gespuide water naar de afvoer wordt gericht.

8202383

Claims (8)

1. Douchesysteem voor reinigingsdoeleinden voo^zien van een watertoevoerpi jp, welke naar de douchekop leidt, met het kenmerk , dat een. spuiklep (30) is aangebracht in het laagste pmt van de toevoerpijp, 5 welke spuiklep een hoi lichaam (1) omvat met een afvoer (17) en een inlaatkamer (7), een valklep (3) gemonteerd is in de kamer (7), welke kan bewegen ten opzichte van een klepzitting (8) voor het openen en slui— ten van een uitlaatpoort (16), welke loopt naar de afvoer' (17), verende middelen .(14) op de valklep (3) werken en een kracht uitoefenen am de 10. valklep (3) open te houden voor water in de inlaatkamer (7),zodat dit langs de valklep (3) kan wegsijpelen via een spleet (9), waardoor de watertoevoerpi jp via de uitlaat (17) kan warden gespuid, welke valklep (3) bewee'gbaar is na een gesloten stand op de klepzitting, waardoor de utlaatpoort (16) wordt gesloten wanneer de druk in de inlaatkamer . (7) IS groter is dan de veerdruk, welke op de valklep (3Γ wordt uitgeoefend.

2. Douchesysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het kleplichaam(l) een in hoofdzaak cylindrische inlaatkamer (71 begrenst en de valklep (3) gemonteerd is op een spil (4), welke concentrisch op het kleplichaam (1) wordt gesteund en axiaal kan bewegen tussen een 20 eerste en tweede stand, welke korresponderen met de geopende en gesloten stand van de klep.

3. Douchesysteem volgens conclusie 2, met hefrkenmerk, dat de valklep (3) ringvormig is en gemonteerd is op de spil (41, waarbij de beperkte doorlaat (9) een ringvormige spleet is tussen de omtrek van de 25 valklep en de cylindrische binnenwand van het kleplichaam (1).

4. Systeem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de klep— zitting (8), de uitlaatpoort (16) en de spilondersteuning gevormd worden door het zittingorgaan (2), dat zich bevindt binnen het kleplichaam (II op enige afstand van de inlaatkamer (7).

5. Systeem volgens condusie 4, met het kenmerk, dat het zit tingorgaan (2) een centrale gesloten boring (121 cravat, waarin de spil (4) wordt gesteund op een schroefveer (14)., welke werkt tussen het zit— tingorgaan (2) en de spil (4) .

6. Systeem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een uitein— 35 de van de veer (14) is opgenomen in het einde van een gesloten boring (15), welke axiaal binnen de spil (41 bevindt.

7. Systeem volgens conclusie 6, met hetlkenmerk, dat het zitting— 8202383 r ^ -ν' -9— orgaan (2) een instelorgaan (18) heeft, waarvan een einde (19}.· reikt in het einde •'van de gesloten boring (12) van het zittingorgaan (2) en samenwerkt met het andere einde van de veer (14), waarbij een instelorgaan (18) beweegbaar is ten opzichte van het zittingorgaan (2) voor het 5 varieren van de kracht, welke door de veer (16) op de valklep (3Γ wordt uitgeoefend.

8. Systeem. volgens conclusies 1-7, met hetkenmerk, dat de water— toevoerpijp (23, of 32, of 42) een opgaande toevoerpijp is, welke ver-bonden is met de douchekop (22V,of 31, of 38) en een waterregelklep 10 (25, of 34, of 41) omvat, waarbij de spuiklep (30) in de toevoerpijp is gemonteerd voor het spuien van water in de opgaande toevoerpijp, wanneer de regelklep is gesloten. 8202383 \