NL8201871A - Werkwijze voor het modificeren van de oppervlakken van flexografische drukplaten. - Google Patents
Werkwijze voor het modificeren van de oppervlakken van flexografische drukplaten. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8201871A NL8201871A NL8201871A NL8201871A NL8201871A NL 8201871 A NL8201871 A NL 8201871A NL 8201871 A NL8201871 A NL 8201871A NL 8201871 A NL8201871 A NL 8201871A NL 8201871 A NL8201871 A NL 8201871A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- weight
- photosensitive
- polymer
- butadiene
- treatment solution
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G03—PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
- G03F—PHOTOMECHANICAL PRODUCTION OF TEXTURED OR PATTERNED SURFACES, e.g. FOR PRINTING, FOR PROCESSING OF SEMICONDUCTOR DEVICES; MATERIALS THEREFOR; ORIGINALS THEREFOR; APPARATUS SPECIALLY ADAPTED THEREFOR
- G03F7/00—Photomechanical, e.g. photolithographic, production of textured or patterned surfaces, e.g. printing surfaces; Materials therefor, e.g. comprising photoresists; Apparatus specially adapted therefor
- G03F7/26—Processing photosensitive materials; Apparatus therefor
- G03F7/40—Treatment after imagewise removal, e.g. baking
- G03F7/405—Treatment with inorganic or organometallic reagents after imagewise removal
Landscapes
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Inorganic Chemistry (AREA)
- Organic Chemistry (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- General Physics & Mathematics (AREA)
- Photosensitive Polymer And Photoresist Processing (AREA)
- Materials For Photolithography (AREA)
Description
- 1 - * ƒ
v Reg.No. 117.142/AvdA/JvdB
i t
Werkwijze voor het modificeren van de oppervlakken van flexo- ; grafische drukplaten.
j De uitvinding heeft betrekking op een werk wijze voor de oppervlaktebehandeling van fotogevoelige flexo-grafische drukplaten. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op de oppervlaktebehandeling van flexografische druk-5 platen waarin de fotogevoelige laag een polymeer van een ge conjugeerde diolefine-koolwaterstof bevat. Nog meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een oppervlaktebehandeling met broom van een fotogevoelige elastomere laag die een polymeer van een geconjugeerde diolefine-koolwaterstof be-10 vat.
Fotogevoelige flexografische drukplaten worden steeds belangrijker in de drukkerswereld. Bijzonder nuttige materialen voor het vervaardigen van zulke flexografische drukplaten omvatten: materialen die additie-polymeri-15 seerbare, ethenisch onverzadigde verbindingen, foto-initiato-ren en als polymere bindmiddelen hetzij blokcopolymeren zoals styreen-butadieen-styreen- en styreen-isopreen—styreen-poly-meren, hetzij butadieen/acrylonitril-polymeren met facultatieve carboxylgroepen bevatten. De eerstgenoemde materialen 20 die in commercieel gebruik zijn zijn in het bijzonder toepasbaar met op alkohol of alkohol-acetaat gebaseerde inkten.
De laatstgenoemde materialen welke nieuw zijn voor de drukkerswereld zijn in het bijzonder toepasbaar met op koolwaterstof ...... gebaseerde inkten.
25 De hierboven beschreven flexografische druk platen alsmede die vervaardigd uit andere natuurlijke of synthetische polymeren van geconjugeerde diolefine-koolwaterstof-fen vereisen na beeldsgewijze belichting en ontwikkeling in het algemeen een behandeling om de kleverigheid van het reliëf-30 drukoppervlak te verminderen. Zowel chloor- als broom-behande- 8201871 v \ 4 - 2 - lingen zijn bekend om de kleverigheid van de laag te verminderen. De'broombehandeling is doeltreffend gebleken bij flexo-grafische drukplaten en in het bijzonder bij die flexografi-sche drukplaten wélke een butadieen/acrylonitril-oolymeer met 5 facultatieve carboxylgroepen bevatten. De broombehandelings- oplossingen vereisen in het algemeen ergens in de bereiding daarvan het hanteren van zuur, zure dampen en/of vrij elementair broom in de vloeibare of gasvormige toestand. Voor de ! veiligheid van het personeel is het- wenselijk de hantering van 10 zulke aggressieve en gevaarlijke reagentia te elimineren.
Een doel van de onderhavige uitvinding is i het verschaffen van een werkwijze voor het behandelen van flexografische drukplaten die het gebruik van een afzonderlijk zuur en van vrij broom elimineert. Nog een doel is een zodanigti • 15 werkwijze te verschaffen die uitvoerbaar is over een pH-traject: van ongeveer neutraal tot zuur. Nog een doel is een zodanige • . werkwijze te verschaffen waarin droge vaste componenten van ; de behandelingsoplossing stabiel en gemakkelijk verkrijgbaar ! | zijn en gecombineerd kunnen worden ter verschaffing van een 20 stabiel mengsel dat in de droge toestand kan worden bewaard j voorafgaand aan menging met water en daaropvolgend gebruik als broombehandelingsmiddel.
Volgens de uitvinding wordt een werkwijze I verschaft voor het modificeren van de oppervlakken van flexo- t ! 25 grafische reliëfdrukplaten waarbij de reliëfs worden vervaar- i digd door beeldsgewijze belichting met actinische straling en vloeistofontwikkeling van de niet belichte gedeelten van een laag van een fotogevoelig elastomeer materiaal, omvattende j een polymeer van een geconjugeerde diolefine-koolwaterstof j 30 en een niet-gasvormige ethenisch onverzadigde verbinding die ! ten minste êên eindstandige ethenische groep bevat, met het ! - ' kenmerk, dat na droging het behandelde oppervlak, in een volg- __ orde naar keuze, wordt (1) nabelicht met een bron van actinische ! 35 straling, en (2) in aanraking gebracht met een waterige 8201871 %. w - 3 - * behandelingsvloeistof van een alkalimonopersulfaat en een bro-midezout gedurende ongeveer 15 seconden tot 40 minuten.
De in de werkwijze volgens de uitvinding gebruikte fotogevoelige elastomere materialen omvatten een 5 polymeer van een geconjugeerde diolefine-koolwaterstof, een niet-gasvormige, ethenisch onverzadigde verbinding, een organische, straling-gevoelige, vrije radicalen genererende foto-initiator of systeem alsmede andere hieronder besproken toevoegsels. De materialen kunnen worden gebriiikt in de vorm van 10 een laag of de laag kan worden gehecht aan buigzame dragers, of er kan een tijdelijke drager worden gebruikt. Een andere configuratie kan bestaan uit een dekvel en een polymere laag aan beide zijden van de fotogevoelige laag. Bruikbare buigzame dragers omvatten: kunststoffoelies en metaalvellen, open- of 15 gesloten cellige schuimen, samendrukbare rubberlagen of een combinatie van schuimen en rubberlagen met kunststoffoelies. Wanneer de combinatie drager wordt gebruikt grenst de kunststof-foelie in het algemeen aan de fotogevoelige laag. Een met polyamide beklede foelie, bijvoorbeeld polyester, zoals poly-20 ethyleentereftalaat, verschaft een geschikte tijdelijke drager. Voorbeelden van zulke dragers omvatten, maar zijn niet beperkt tot, polymere foeliedragers zoals polyethyleenterefta-laat, vlam-behandeld polyethyleentereftalaat, elektronen ontlading-behandeld polyethyleentereftalaat, polyimide, bij-25 voorbeeld foelie als beschreven in het Amerikaanse octrooi- schrift 3.179.634, enz., en dunne metalen dragers, zoals aluminium, vertind staal (dof of glanzend). De polymere dragers hebben in het algemeen een dikte van 0,025 tot 0,18 mm. De metalen dragers hebben in het algemeen een dikte van 0,25 30 tot 0,29 mm voor aluminium en van 0,20 tot 0,25 mm voor ver- i ! tind staal. Voorbeelden van schuimvormige dragers omvatten , - schuimen met open of gesloten cellen, bijvoorbeeld polyvinyl- j chloride, polyurethan, etheen-propeen-dieen-rubber, neopreen, enz. Voorbeelden van samendrukbare rubbers omvatten styreen/ 35 isopreen-blokcopolymeren, butadieen/acrylonitril-copolymeren, natuurrubber, enz.
8201871 - 4 - V * } -> ; Λ , De fotogevoelige materialen die hier worden beschreven zijn ontwikkelbaar in de niet belichte toestand in waterige, semi-waterige basische of oplosmiddel-oplossingen afhankelijk van het betrokken polymere bindmiddel of bindmidde·· 5 len aanwezig in het fotogevoelige materiaal. De fotogevoelige lagen hebben een dikte van ongeveer 0,013 tot 6,35 mm of meer.
Een wezenlijk bestanddeel van het fotogevoelige, elastomere materiaal is een elastomeer polymeer bindmiddel. Geschikte bindmiddelen omvatten natuurlijke of synthe-10 fcische polymeren van geconjugeerde diolefinekoolwaterstoffen. Voorbeelden van de bindmiddelen omvatten: 1,2-polybutadieen, 1,4-polybutadieen, butadieen/acrylonitril, butadieen/styreen, J blokcopolymeren van het A-B-A, bijvoorbeeld styreen-butadieen- styreen-blokcopolymeer, styreen-isopreen-styreen-blokcopolymeei:, 15 enz. en c'opolymeren van de bindmiddelen. De blokcopolymeren kunnen van het lineaire, radiale of sequentiële type zijn.
De voorkeursbindmiddelen zijn de styreen-isopreen-styreen-of styreen-butadieen-styreen-blokcopolymeren en butadieen/ acrylonitril/copolymeren met eventueel een carboxylgehalte.
20 Bruikbare lineaire blokcopolymeren volgens de uitvinding hebben ten minste ëën eenheid van de algemene formule A-B-A, waarin elke A een onafhankelijk gekozen niet-elastomeer polymeerblok met een aantal gemiddeld molecuulge-wicht (Mn) van 2000-100.000 en een glasovergangstemperatuur 25 boven 25°C is en B een elastomeer polymeerblok met een gemiddeld molecuulgewicht tussen ongeveer 25.000 en 1.000.000 en | een glasovergangstemperatuur beneden ongeveer 10°C is. De niet-elastomere blokken A met daartussen een elastomeer blok B omvatten tezamen de eenheid A-B-A die de copolymeren ver-30 tegenwoordigt die op unieke wijze geschikt zijn voor gebruik in combinatie met de fotopolymeriseerbare componenten in de - ' materialen volgens de uitvinding. Deze eenheid kan de gehele "" algemene formule van het copolymeer omvatten; zij kan worden gehangen aan een andere polymeerketen; of ze kan worden her-35 haald. Het is natuurlijk mogelijk de precieze aard van de ! eenheid binnen het kader van de uitvinding te variëren, bij- 8201871 - · · · -- * * · ---- ¢. ' - * -5 - % voorbeeld door gebruik te maken van twee verschillende niet-elastomere eindstandige blokken A of door blok- of ent-polymere . substituties in de blokken A en B te creëren. Bij voorkeur zijn de elastomere middenstukblokken B polymeren van alifatische 5 geconjugeerde diolefinen terwijl de niet-elastomere blokken A die zijn welke worden gevormd door polymeriseren van alkenyl aromatische koolwaterstoffen, bij voorkeur vinyl-gesubstitueerde · aromatische koolwaterstoffen, en nog liever vinyl-monocyclische aromatische koolwaterstoffen. De blokcopolymeren worden be-10 schreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.265.765 en het overeenkomstige Britse octrooischrift 1.000.090. Bijzonder be-voorkeurde soorten van de onderhavige copolymeren omvatten blokcopolymeren van polystyreen-eindstandige groepen verbonden doo.r een middenstuk van polyisopreen of polybutadieen, bijvoor- ! j 15 beeld polystyreen-polyisopreen-polystyreen of polystyreen- polybutadieen-polystyreen, waarbij het polydieen-blok 70 tot 90 gew.% van het blokcopolymeer vormt. Andere typische blok-j copolymeren die bruikbaar zijn in de onderhavige uitvinding j zijn polystyreen-polybutadieen-polystyreen- en polystyreen- i j 20 polyisopreen-polystyreen-blokcopolymeren die gehydrogeneerd i zijn volgens de Amerikaanse octrooischriften 3.431.323 en J 3.333.024. De gehydrogeneerde blokcopolymeren hebben het bij- I komende voordeel van verbeterde thermische en oxydatieve be- | i stendigheid. Enige resterende onverzadigdheid in gehydrogeneer- ! 25 de blokcopolymeren is echter wenselijk daar dan slechts zeer j kleine concentraties monomeer nodig zijn in de fotogevoelige j materialen om de oplosbaarheid in oplosmiddel na bloot- i | stelling aan actinische straling te verminderen. Nog andere ! typische blokcopolymeren die in de onderhavige uitvinding [ 30 bruikbaar zijn zijn die waarin de eindstandige blokken polyalkyl-styrenen zijn, bijvoorbeeld poly-(a-methyl-styreen)- I - j - ' polyisopreen-poly-(a-methyl-styreen), en die samengesteld uit ' i een veelheid van polymeerblokken, bijvoorbeeld polyisopreen- j polystyreen-polybutadieen-polystyreen-polyisopreen.
| 35 De aantal-gemiddelde molecuulgewichten voor | de blokcopolymeren kunnen worden bepaald door membraanosmometrie ,- * ί - 6 - \ onder toepassing van een gel-cellofaan 600 W membraan, gefabriceerd door Arro Laboratories, Inc., Joliet, IL en tolueen als oplosmiddel bij 29°C. De Mn voor de niet-elastomere poly-meer-blokken en de èlastomere polymeer-blokken worden bij 5 voorkeur als volgt bepaald: A. Het molecuulgewicht van het eerste blok (polystyreen) kan worden gemeten door gelpermeatiechromato-grafie (GPC) van een getermineerd monster, verwijderd onmiddellijk na de polymerisatie. Het chromatogram wordt geijkt 10 onder gebruikmaking van in de handel verkrijgbare polystyreen-| molecuulgewichtsstandaarden.
B. De Mn van het tweede blok (polyisopreen j of polybutadieen) kan worden bepaald op de volgende wijze: (1) meting door op geschikte wijze geijkte 15 GPC van de Mn van een monster van polystyreen-polyisopreen-(of polybutadieen-) diblok-polymeer, getermineerd en verwijderd onmiddellijk na de polymerisatie ervan, en (2) aftrekken van deze waarde van de Mn van het eerste blok als hierboven bepaald onder A.
] 20 C. De Mn van het derde blok (polystyreen) ! kan op dezelfde algemene wijze worden bepaald: (1) meting door op geschikte wijze geijkte GPC van de Mn van het monster van polystyreen-polyisopreen-(of polybutadieen-)-polystyreen-triblokpolymeer, en 25 (2) aftrekking van deze waarde van de Mn | van het diblokpolymeer verkregen onder B. hierboven. De blokcopolymeren worden vervaardigd door Shell Chemical Company en in de handel gebracht onder de merknaam "Kraton”
Bruikbare butadieen/acrylonitril-copoly-I 30 meren zijn hoogmoleculaire butadieen/acrylonitril-copolymeren (a) met een aantal-gemiddeld molecuulgewicht (Mn) in het tra-- ' ject van ca 20.000 tot ca 75..000, bij voor keur in het tra-• ject van ca 25.000 tot ca 50.000. De Mn voor de hier beschre- I ven polymeren kan worden bepaald door gelpermeatiechromato- i j 35 grafie onder gebruikmaking van een butadieenstandaard. Het | acrylonitrilgehalte van de polymeren varieert van ongeveer i 8201871 #*·.« ---------- t '* - 7 - * 10 tot ongeveer 50 gew.%, bij voorkeur van ongeveer 15 tot ongeveer 40 gew.%. Eventueel heeft het copolymeer een carboxyl-gehalte van 0 tot ongeveer 15 gew.%. Wanneer het copolymeer carboxylgroepen bevat is het carboxylgehalte bij voorkeur in 5 het traject van ongeveer 1 tot ongeveer 15 gew.%, liefst in ! het traject van ongeveer 2 tot ongeveer 10 gew.%. Het copoly- i meer is aanwezig in een hoeveelheid van ongeveer 55 tot 90 gew.%, betrokken op het totale gewicht van het materiaal, en bij voorkeur ongeveer 60 tot ongeveer 75 gew.%. Ten minste 10 ongeveer 55 gew.% van het copolymeer is nodig om een adequate J buigzaamheid en fysische integriteit te verschaffen aan de ί j fotogevoelige elementen, in het bijzonder voor flexografisché I platen.
I Carboxylgroepen kunnen in het hoogmolecu- | 15 laire copolymeer worden opgenomen door toevoeging aan het j polymerisatieproces van een carboxylhoudend monomeer, bijvoor- j beeld acrylzuur of methacrylzuur, of een monomeer dat kan | worden omgezet in een carboxylhoudende groep, bijvoorbeeld j maleïnezuuranhydride of methylmethacrylaat. Zulke polymeren | 20 zijn in de handel verkrijgbaar van verschillende zijden, bij- j voorbeeld van B. F. Goodrich Chemical Company onder de merk- ί /ff) ί naam Hycarv->.
t j Een ander wezenlijk bestanddeel van de foto- ! gevoelige materialen volgens de uitvinding is een niet-gas- • 25 vormige, ethenisch onverzadigde verbinding die ten minste êên | eindstandige ethenische groep bevat (b). Deze verbinding moet j in staat zijn een hoog polymeer te vormen door door vrije ! radicalen geïnitieerde keten-propagerende additiepolymerisatie en verenigbaar zijn met de hoogmoleculaire polymeren (a) als 30 hierboven beschreven. Ethenisch onverzadigde verbindingen die verenigbaar zijn met de blokcopolymeren van het A-B-A-type j - ' als hierboven beschreven worden beschreven in het Britse . ' j octrooischrift 1.366.769. Veel van deze monomeren worden hier- ; onder met name genoemd. Een klasse van geschikte ethenisch [ 35 onverzadigde verbindingen omvat onverzadigde esters van alko- i holen, in het bijzonder zulke esters van a-methyleencarbon- & 8201871 - 8 - zuren en gesubstitueerde α-methyleencarbonzuren, meer in het bijzonder zulke esters van alkyleenpolyolen en polyalkyleen-polyolen en het meest in het bijzonder alkyleenpolyoldi- en -tri-acrylaten en polyalkyleenpolyoldi- en -tri-acrylaten 5 bereid uit alkyleenpolyolen met 2 tot 15 koolstofatomen of polyalkyleenetherpolyolen of -glycolen met 1 tot 10 ether-bindingen.
De volgende specifieke verbindingen lichten deze klasse verder toe: ethyleenglycol-diacrylaat, diëthyleen-10 glycol-diacrylaat, glycerol-diacrylaat, glycerol-triacrylaat, trimethylolpropaan-triacrylaat, ethyleenglycol-dimethacrylaat, 1,3-propaandiol-dimethacrylaat, 1,2,4-butaantriol-trimethacry-laat, 1,4-cyclohexaandiol-diacrylaat, 1,4-benzeendiol-di-methacrylaat, 1,2-benzeendimethanol-diacrylaat, pentaërythri-15 tol-triacrylaat, pentaërythritol-tetramethacrylaat, 1,3-pro- paandiol-diacrylaat, 1,3-pentaandiol-dimethacrylaat, ρ-α,α-dimethylbenzylfenyl-acrylaat, t-butyl-acrylaat, N,N-diëthyl-aminoëthyl-acrylaat, diëthylaminoëthyl-methacrylaat, 1,4-bu-taandiol-diacrylaat, hexamethyleenglycol-diacrylaat, deca-20 methyleenglycol-diacrylaat, 2,2-dimethylolpropaan-diacrylaat, I tripropyleenglycol-diacrylaat, 2,2-di(p-hydroxyfenyl)propaan- j diacrylaat, 2,2-di(p-hydroxyfenyl)propaan-dimethacrylaat, J polyoxyethyl-2,2-di(p-hydroxyfenyl)propaan-triacrylaat | (molecuulgewicht 462), 1,4-butaandiol-dimethacrylaat, hexa- j 25 methyleenglycol-dimethacrylaat, 2,2,4-trimethyl-l,3-pentaandic1-j dimethacrylaat, 1-fenylethyleen-1,2-dimethacrylaat, tri- j methylolpropaan-trimethacrylaat, triëthyleenglycol-diacrylaat, ethyleenglycol-acrylaat-ftalaat, polyoxyethyltrimethylol-propaan-triacrylaat, diacrylaat- en dimethacrylaat-esters van 30 diëpoxy-polyethers afgeleid van aromatische polyhydroxy- i verbindingen zoals bisfenolen, novolakken en soortgelijke j ' ' verbindingen zoals die beschreven in het Amerikaanse octrooi- * j schrift 3.661.576, de bis-acrylaten en -methacrylaten van j polyethyleenglycolen met een molecuulgewicht van 200-500, etc, 35 Een andere klasse van geschikte ethenisch onverzadigde verbindingen omvat de verbindingen beschreven in^ « 8201871 - 9 - het Amerikaanse octrooischrift 2.927.022, bijvoorbeeld die met meerdere additiepolyraeriseerbare ethenische bindingen, in het bijzonder indien aanwezig in de vorm van eindstandige bindingen, en speciaal die waarin tenminste ëén en bij voorkeur 5 de meeste van zulke bindingen geconjugeerd zijn met een dubbel- gebonden koolstof, waaronder koolstof die dubbel gebonden is aan koolstof en aan heteroatomen, zoals stikstof, zuurstof en zwavel. De voorkeur wordt gegeven aan zulke materialen waarin de ethenisch onverzadigde groepen, in het bijzonder de vinyli-! 10 deengroepen, geconjugeerd zijn met ester- of amide-structuren.
; Specifieke voorbeelden van zulke verbindingen omvatten onver zadigde amiden, in het bijzonder die van a-methyleen-earbon-zuren, in het bijzonder met α,ω-diaminen en do<rzuurstof onderbroken α,ω-diaminen, zoals methyleen-bis-acrylamide', methyleen-15 bis-methacrylamide, ethyleen-bis-methacrylamide, 1,6-hexamethy- leen-bis-acrylamide, diëthyleentriamine-trismethacrylamide, bis(methacrylamidopropoxy)ethaan, β-methacrylamidoëthyl-methacrylaat, N-(β-hydroxyethyl)-β-(methacrylamido)ethylacry-laat en N,N-bis(e-methacryloxyethyl)acrylamide; vinylesters 20 zoals divinylsuccinaat, divinyladipaat, divinylftalaat, di- vinyltereftalaat, divinylbenzeen-1,3-disulfonaat en divinyl-butaan-1,4-disulfonaat, diallylfumaraat, etc.
Verdere ethenisch onverzadigde verbindingen | die gebruikt kunnen worden omvatten styreen en derivaten daar- 25 van: 1,4-diïsopropenylbenzeen, 1,3,5-triïsopropenylbenzeen; itaconzuuranhydride-adducten met hydroxyethylacrylaat (1:1), itaconzuuranhydride-adducten met vloeibare butadieen/acryΙοί nitril-polymeren die eindstandige aminogroepen bevatten, en itaconzuuranhydride-adducten met de diacrylaat- en dimethacry-! 30 laat-esters van diëpoxypolyethers, beschreven in het Amerikaan- ! se octrooischrift 3.661.576; polybutadieen- en butadieen/acrylo-· ! ' nitril-copolymeren die eindstandige en zijstandige vinyl-
> 'I
_; groepen bevatten; en onverzadigde aldehyden, zoals sorbaldehyde j (2,4-hexadienal).
! 35 Ethenisch onverzadigde verbindingen die in I water oplosbaar zijn of carboxyl- of andere alkali-reactieve.„__ 8201871 - 10 - groepen bevatten zijn bijzonder geschikt wanneer het gaat om waterige basisch ontwikkelbare systemen. Voorts kunnen de polymeriseerbare ethenisch onverzadigde polymeren volgens de Amerikaanse octrooischrifteü 3.043.805 en 2.929.710 en soort-5 gelijke materialen worden gebruikt, alleen of gemengd met andere materialen. Acrylzure en methacrylzure esters van adduc-ten van etheenoxyde en polyhydroxyverbindingen zoals die beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.380.831 zijn eveneens bruikbaar. De fotoverknoopbare polymeren beschreven 10 in de Amerikaanse octrooischriften 3.418.295 en 3.448.089 kunnen eveneens worden gebruikt.
De verhouding van het gewicht van het gebruikte blokcopolymeer tot het gewicht van de additiepolymeriseer-bare ethenisch onverzadigde verbinding die gebruikt wordt is 15 van 99:1.tot ongeveer 1:1.
De hoeveelheid onverzadigde verbinding die aanwezig is in een fotogevoelig materiaal dat een butadieen/ acrylonitril-copolymeer bevat dient in het traject van ongeveer 2 tot ongeveer 40 gew.% te zijn, betrokken op het totale 20 gewicht van het materiaal. De specifieke hoeveelheid voor ! optimale resultaten zal variëren afhankelijk van de gebruikte i j specifieke polymeren. Bij voorkeur is de hoeveelheid onver- ! zadigde verbinding van ongeveer 5 tot ongeveer 25 %.
j De ethenisch onverzadigde verbinding heeft J 25 bij voorkeur een kookpunt bij normale druk van ten minste on- i geveer 100 G. De meest geprefereerde ethenisch onverzadigde ί j verbindingen zijn triëthyleenglycol-diacrylaat, triëthyleen- glycol-dimethacrylaat, hexamethyleenglycol-dimethacrylaat en hexamethyleenglycol-diacrylaat.
30 De fotogevoelige materialen volgens de uitvin4- ding verstrooien actittische straling nagenoeg niet indien in de vorm van dunne lagen, als hierboven beschreven. Om een nage- ^ j ! noeg transparant mengsel te verzekeren, dat wil zeggen een j mengsel dat geen straling verstrooit, dienen de polymeerbind- ί 35 middelcomponenten verenigbaar te zijn met en bij voorkeur op-| losbaar te zijn in de ethenisch onverzadigde verbinding in de Λ* «·'· 8201871 - 11 - gebruikte verhoudingen.
Met "verenigbaar" wordt bedoeld het vermogen van twee of meer bestanddelen’ gedispergeerd te blijven in elkaar zonder enige beduidende mate van verstrooiing van 5 actinisehe straling te veroorzaken. Verenigbaarheid wordt vaak I beperkt door de relatieve hoeveelheden van de bestanddelen j en onverenigbaarheid blijkt door de vorming van een waas in I het fotogewelige materiaal. Een licht waas kan worden toege- | laten bij zulke materialen voor of tijdens de belichting bij i | io de vervaardiging van drukreliëfs, maar als een fijne detaille-[ ring gewenst is dient dit waas volledig te worden vermeden.
De gebruikte hoeveelheid van de ethenisch onverzadigde verbinding of van enig ander bestanddeel wordt derhalve beperkt tot die concentraties welke geen ongewenste lichtstrooiing of 15 wazigheid veroorzaken.
Een ander wezenlijk bestanddeel van de foto-gevoelige materialen volgens de uitvinding is een organisch, • stralingsgevoelig, vrije radicalen genererend systeem (c).
J Praktisch elk organisch, stralingsgevoelig, vrije radicalen j 20 genererend systeem dat polymerisatie van de onverzadigde ver-! binding initieert en de polymerisatie niet buitensporig termi- i neert kan worden gebruikt in de fotogevoelige materialen volgens de uitvinding. De term "organisch" wordt in de onderhavige aanvrage gebruikt om verbindingen aan te geven die koolstof 25 en één of meer van zuurstof, waterstof, stikstof, zwavel en j halogeen, maar geen metaal bevatten. Omdat procestransparanten | warmte doorlaten die zijn oorsprong vindt in conventionele bronnen van actinisehe straling en daar de fotogevoelige materialen gewoonlijk worden bereid onder omstandigheden die j 30 resulteren in verhoogde temperaturen zijn de voorkeur verdienende vrije radicalen genererende verbindingen thermisch in-' ” actief beneden 85°C en nog liever beneden 185°C. Ze moeten ! dispergeerbaar zijn in het materiaal in de mate die noodzake- ; lijk is voor het initiëren van de gewenste polymerisatie of | 35 verknoping onder invloed van de hoeveelheid straling geabsor- beerdtijdens betrekkelijk kortstondige belichtingen. Deze.......
β. 820 1 871 - 12 - initiatoren zijn bruikbaar in hoeveelheden van ongeveer 0,001 tot ongeveer 10 gew.% en bij voorkeur van ongeveer 0,1 tot ongeveer 5 %, betrokken op het totale gewicht van het oplos-tniddelvrije fotogevoelige materiaal.
5 Het vrije radicalen genererende systeem ab sorbeert straling binnen het traject van ongeveer 200 tot ongeveer 800 nm en heeft ten minste ëën component met een actieve stralingsabsorptxeband met molaire extxnctie-coëfficiënt van ten minste ongeveer 50 binnen het traject van ongeveer 10 250 tot ongeveer 800 nm en bij voorkeur ongeveer 250 tot onge veer 500 nm. Met de term ’’actieve stralingsabsorptieband" .
wordt bedoeld een band van straling die actief is bij het produceren van de vrije radicalen die noodzakelijk zijn om polymerisatie of verknoping van het onverzadigde materiaal 15 te initiëren.
Het vrije radicalen genererende systeem kan een of meer verbindingen omvatten die rechtstreeks vrije radicalen leveren indien geactiveerd door straling. Het kan ook meerdere verbindingen omvatten, ëën waarvan de vrije 20 radicalen oplevert na hiertoe genoopt te zijn door een sensi- i biliseermiddel dat geactiveerd wordt door de straling.
Een groot aantal van zulke vrije radicalen genererende verbindingen kan in de praktijk van de uitvinding | worden gebruikt en deze omvatten aromatische ketonen, zoals ! 25 benzofenon, Michler’s keton, | / 4,4*-bis(dimethylamino)benzofenon_/, I 4,4T-bis(diëthylamino)benzofenon, i 4-acryloxy-4’-dimethylaminobenzofenon, ! 4-acryloxy-4’-diëthylaminobenzofenon, I 30 4-methoxy-4,-dimethylaminobenzofenon, | 2-fenyl-2,2-dimethoxyacetofenon(2,2-dimethoxy-l,2-difenyl- ! ' ethanon), 2-ethylanthrachinon, fenanthrachinon, 2-t-butylan- | thrachinon, 1,2-benzanthrachinon, 2,3-benzanthrachinon, 2,3-dichloornafthochinon, benzil-dimethyl-acetaal, en andere j 35 aromatische ketonen; benzoïne. benzoïne-ethers zoals benzoïne- i ‘ i methylether, benzoxne-ethylether, benzoxne-isobutylether en ___ ü 820 1 871 v - 13 - benzoïne-fenylether, methylbenzoïne, ethylbenzoïne en andere benzoïnen, en 2,4,5-triarylimidazoly1-dimeren zoals 2-(o-chloorfenyl)-4,5-difenylimidazoly1-dimeer, 2-(o-chloorfeny1-4,5-di(m-methoxyfenyl)-imidazoly1-dimeer, 5 2-(o-fluorfenyl)-4,5-difenylimidazoly1-dimeer, ; 2-(o-methoxyfenyl)-4,5-difenylimidazolyl-dimeer, j 2-(p-me thoxyfeny1)-4,5-difenylimidazoly1-dimeer, 2,4-di(p-methoxyfeny1)-5-fenylimidazoly1-dimeer, 2-(2,4-dimethoxyfenyl)-4,5-difenylimidazoly1-dimeer, j 10 2-(p-methylmercaptofenyl)-4,5-difenylimidazoly1-dimeer, etc., ; als beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.479.185 j en 3.784.557 en in de Britse octrooischriften 997.396 en ΐ 1.047.569.
[ j De imidazolyldimeren kunnen worden gebruikt ] 15 met een vrije radicalen producerende elektronêndonor, zoals ! ! 2-mercaptobenzoxazool, Leuco Kristal Violet of tri(4-diëthyl- ! amino-2-methylfenyl)methaan. Sensibiliseermiddelen zoals i • Michler's keton kunnen worden toegevoegd. Diverse energie- I overdrachtskleurstoffen, zoals Bengaals Rose en Eosine Y kun- 20 nen eveneens worden gebruikt. Verdere voorbeelden van geschik-1 te initiatoren worden beschreven in het Amerikaanse octrooi- i schrift 2.760.863.
i
De fotogevoelige materialen kunnen ook een kleine hoeveelheid thermische additiepolymerisatie-inhibitor 25 bevatten, bijvoorbeeld 0,001 tot 2,0 %, gebaseerd op het I gewicht van het totale oplosmiddelvrije fotogevoelige mate- i riaal. Geschikte inhibitoren omvatten hydrochinon en alkyl- en aryl-gesubstitueerde hydrochinonen, 2,6-di-tert-butyl-4- i ! methylfenol, p-methoxyfenol, tert-butylpyrocatechol, pyrogallol, i I 30 β-nafthol, 2,6-di-tert-butyl-p-cresol, fenothiazine, pyridine, nitrobenzeen, dinitrobenzeen en de nitroso-dimeer-inhibitor-| ' ' systemen beschreven in het Amerikaanse octrooischrift __ __...... ‘ 4.168.982. Andere bruikbare inhibitoren omvatten p-toluchinon, j chloranil en thiazine-kleurstoffen, bijvoorbeeld Thionine i 35 Blauw G (Cl 52025), Methyleen Blauw B (Cl 52015) en Toluïdine
Blauw (Cl 52040). Zulke materialen kunnen worden gefotopolymeri- iiïfffViFS - 8201871 - 14 - seerd of foto-verknoopt zonder verwijdering van de inhibitor. De bevoorkeurde inhibitoren zijn 2,6-di-tert-butyl-4-methylfenol en p-methoxyfenol.
De zuurstof- en ozon-bestendigheid van de 5 drukreliëfs kan worden verbeterd door opneming in het foto- gevoelige materiaal van een geschikte hoeveelheid van verenig-I bare algemeen bekende antioxydantia en/of antiozonanten. Anti- ! oxydantia die in de onderhavige uitvinding bruikbaar zijn om vatten: gealkyleerde fenolen, bijvoorbeeld 10 2,6-di-tert-butyl-4-methylfenbl; gealkyleerde bis-fenolen, bijvoorbeeld 2,2-methyleen-bis-(4-methyl-6-tert-butylfenol); 1,3,5-trimethyl-2,4,6-tris-(3,5-di-tert-butyl-4-hydroxybenzyl)·· benzeen; 2-(4-hydroxy-3,5-di-tert-butylanilino)-4,6-bis-(n-. octylthio)-l,3,5-triazine; gepolymeriseerd trimethyldihydro-15 chinon' en dilaurylthiopropionaat.
Anti-ozonanten die in de onderhavige uitvinding gebruikt kunnen worden omvatten: microkristallijne was en paraffinewas; dibutylthioüreum; 1, ljS^-tetramethyl^-thio-ureum; Antiozonant AFD, een produkt van Nafton Co.; norbor-20 nenen, bijvoorbeeld di-5-norbomeen-2-methyladipaat, di-5-norborneen-2-methyltereftalaat; Ozon Protector 80, een produkt van Reichhold Chemical Co.; N-fenyl-2-nafthyl-amine; onverzadigde plantaardige oliën, bijvoorbeeld raapolie, lijnolie, saffloerolie; polymeren en harsen, bijvoor-25 beeld etheen/vinylacetaat-copolymeerhars, gechloreerd poly- etheen, gechloorsulfoneerd polyetheen, gechloreerd etheen/ j methacrylzuur-copolymeer, polyurethanen, polypentadiënen, polybutadiëen, van furfural afgeleide harsen, etheen/propeen/ dieen-rubber, diëthyleenglycol-ester van rosine en o-methyl-30 styreen/vinyltolueen-copolymeer. De ozonbestendigheid van het geproduceerde drukreliëf kan ook worden verbeterd door het te ontlaten bij verhoogde temperaturen voorafgaand aan gebruik, * ___ -- Desgewenst kunnen de fotogevoelige materialen ook niet-mengbare, polymere of niet-polymere, organische of 35 anorganische vulstoffen of versterkingsmiddelen bevatten, welke nagenoeg transparant zijn bij de golflengten gebruikt_______ 8201871 - 15 - voor het belichten van de laag van het fotogevoelige materiaal en welke geen actinische straling verstrooien, bijvoorbeeld polystyreen, de organofiele siliciumdioxyden, bentonieten, silica, poedervormig glas, colloïdale koolstof, alsmede diver-5 se types van kleurstoffen en pigmenten. Zulke materialen wor- | den gebruikt in hoeveelheden variërend met de gewenste eigen- | schappen van de elastomere materialen. De vulstoffen zijn I bruikbaar bij hèt verbeteren van de sterkte van de elastomere I laag, het verminderen van de kleverigheid en voorts als kleur- j 10 middelen.
| De fotogevoelige laag bevat bij voorkeur een j verenigbare weekmaker om de glasovergangstemperatuur van het bindmiddel te verlagen en selectieve ontwikkeling te vergemakkelijken, De weekmaker kan zijn elk van de gebruikelijke | 15 weekmakers die verenigbaar zijn met de polymere bindmiddelen.
Onder de gebruikelijke weekmakers zijn dialkylftalaten, alkyl-fosfaten, polyethyleenglycol, polyethyleenglycolesters en l· polyethyleenglycolethers. Andere bruikbare weekmakers omvat- ! ten oliezuur, laurinezuur, enz. Polyesters zijn geprefereerde ) * 20 weekmakers, bijvoorbeeld polyethyleensebacaat, enz. De week- j maker is in het algemeen aanwezig in een hoeveelheid van j 1 tot 15 gew.%, betrokken op het gewicht van de totale vaste i stof van het fotogevoelige materiaal.
i j De fotogevoelige materialen volgens de uit- 25 vinding kunnen op elke geschikte wijze worden bereid door menging van de bestanddelen, dat wil zeggen (a) het polymere | bindmiddel, (b) de daarmee verenigbare ethenisch onverzadigde < ; verbinding en (c) het vrije radicalen genererende systeem.
i ; Bijvoorbeeld stroombare materialen kunnen worden gemaakt door i 30 deze bestanddelen en andere gewenste toevoegsels te mengen i j in willekeurige volgorde en desgewenst met behulp van een ' oplosmiddel, zoals gechloreerde koolwaterstoffen, bijvoor- beeld methyleenchloride, chloroform, methylchloroform, chloor-j benzeen, trichlooretheen, tetrachlooretheen en chloortolueen; | 35 ketonen, bijvoorbeeld methylethylketon, diethylketon en I methylisobutylketon; aromatische koolwaterstoffen, bijvoor- 8201871 - 16 - beeld benzeen, tolueen en xyleen; en tetrahydrofuran. De bovengenoemde oplosmiddelen kunnen als verdunningsmiddelen aceton; laagmoleculaire alkoholen, bijvoorbeeld methanol, ethanol en propanol; en esters, bijvoorbeeld methyl-, ethyl- en butyl-I 5 acetaat bevatten. Het oplosmiddel kan later worden verwijderd | door het mengsel of de geëxtrudeerde laag te verwarmen.
| Conventionele maling, menging en oplossings- j technieken kunnen worden gebruikt bij het bereiden van deze j materialen, waarbij de specifieke techniek varieert met de | 10 verschillen in eigenschappen van de respectieve componenten.
| De homogene, nagenoeg geen straling verstrooiende materialen | worden tot vellen gevormd op willekeurig welke gewenste wijze.
; Bijvoorbeeld zijn oplosmiddel-gieten, heet persen, kalanderen j ! of extruderen geschikte methoden voor het vervaardigen van i 15 lagen van de gewenste dikte.
De fotogevoelige elementen volgens de uitvinding kunnen worden vervaardigd door oplosmiddelgieten of j door extruderen, kalanderen of persen bij een verhoogde tempe- | ratuur van het'fotogevoelige materiaal in de vorm van een laag I 20 of een zelfdragend vel-op een geschikt gietwiel, band of plaat. De laag of het vel kan worden gelamineerd op het opper-! vlak van de hierboven beschreven buigzame drager en kan worden l 1 gehecht door middel van een kleefmengsel als hieronder be- . schreven.
25 Bij gebruik van een oplossing kan de dek laag wórden gemaakt op een kleefmiddeldragende drager.
j De dikte van de fotogevoelige laag is een t - ·· j rechtstreekse functie van de dikte gewenst in het relief- ; beeld en deze zal afhangen van het te reproduceren subject en j 30 van het uiteindelijke gebruik van het reliëf, bijvoorbeeld ! dikke weke reliëfs zijn bruikbaar voor flexografisch drukken • - ' en dunne harde reliëfs voor p-lanografisch drukken. In het -»! ' j algemeen zal de dikte van de polymeriseerbare laag minder dan j ongeveer 0,635 cm zijn, en zal bijvoorbeeld variëren van onge- 35 veer 0,00127 tot ongeveer 0,635 cm. Lagen die binnen dit dikte- i traject vallen zullen voor de meeste drukplaten worden ge- 8201871 - 17 - j bruikt.
: Tussen de fotogevoelige laag butadieen/ acrylonitril-drukplaat en de buigzame drager wordt bij voorkeur een laag van een kleefmiddelmengsel aangebracht dat ten-5 minste twee polymeren omvat, genomen uit een groep van de volgende vier polymeren: (1) Polyesterhars, een condensatiepolymeer van ethyleenglycol, tereftaalzuur, isoftaalzuur en azelaïne-zuur in een molverhouding van ongeveer 6:2:1:3 met een Mn van 10 19.000 en een Mw van 37.000; (2) Polyether-polyurethan-hars, een kristal-lijne, thermoplastische hars met een Brookfield-viscositeit van 100 tot 1200 cP, gebruikmakend van 15 gew.Z vaste stof in methylethylketon en een Brookfield-as no. 3 bij 12 omw./min.
* 15 en een kleefmiddelactiveringstemperatuur in het traject van 54 tot 63°C. De polyetherpolyurethan heeft een rek bij meegeven van 15 Z, een rek bij breuk van 615 Z, een modulus bij 2 400 Z rek van 42,18 kg/cm en een dekristallisatietempera-tuur van ongeveer 49°C; 20 (3) Polyamidehars, een lichtbruine door schijnende hars, met een kogel- en - ring-verwekingstempera-tuur van 132 tot 145°C, een smeltviscositeit van 40 tot 60 P bij 210°C, een flitspunt boven 299°C, een percentage | waterabsorptie na één dag 0,7, na zeven dagen 1,6, een mee- 2 i 25 geefsterkte van 32,34 kg/cm , een treksterkte van 31,64 I 2 j kg/cm en een rek bij breuk van 560 Z. (De meegeefsterkte,
de treksterkte en de rek bij breuk worden bepaald bij 24°C
j volgens ASTM Procedure D-1708); en ! (4) Polyamidehars, een lichtbruine door- ; 30 schijnende hars met een kogel-en-ring-verwekingstemperatuur j van 150 tot 160°C; een viscositeit van 28 tot 38 P bij 21.0°C, j - een percentage waterabsorptie na een dag van 1,5 en na zeven * 'i _ i dagen van 2,8 en met de hieronder weergegeven meegeefsterkte, | treksterkte en rek: ! 35 r 8201871 - 18 -
-18°C 24°C 60°C
Meegeeijsterkte 68,89 28,12 4,92 (kg/αα )
Treksterkte 154,66 25,33 3,52 5 (kg/cin ) ' Rek 350 250 40 (%) j (De meegeefsterkte, de treksterkte en de rek worden bepaald bij de aangegeven temperaturen volgens ASTM Procedure D-1708).
10 De aantal-gemiddelde molecuulgewichten (Mn) van de harsen kan worden bepaald door gelpermeatie-chromatografie (GPC) gebruikmakend van een bekende standaard, I bijvoorbeeld butadieen, zoals bekend aan de deskundigen op I dit gebied. De gewichts-gemiddelde molecuulgewichten (ïfw) van i 15 de harsen kan worden bepaald door gebruikmaking van een licht- i j verstrooiingstechniek gebruikmakend van bekende standaard- j monsters, bijvoorbeeld polystyreen, polymethaerylzuur, j polymethylmethacrylaat, etc,, zoals bekend aan de deskundigen j op dit gebied.
i | 20 De specifieke polymeren kunnen aanwezig : zijn in het kleefmiddelmengsel in de volgende trajecten, be- ! trokken op het totale gewicht aan hars in het kleefmiddelma- ! | teriaal: (1) 0 tot 78 gew.%, (2) 0 tot 78 gew.%, (3) 0 tot ί | 94 gew.% en (4) 0 tot 97 gew.%. Voorkeur verdienende kleef- ! 25 middelmengsels die vier, drie en twee harscomponenten be vatten worden hieronder weergegeven, waarbij de percentages naar gewicht zijn, betrokken op het totale harsgehalte,
De percentagetrajecten voor de kwaternaire kleefmiddelmengsels zijn: 30 O) 25 tot 31 %, bij voorkeur 25 %, (2) 25 tot 31 %, bij voorkeur 25 %, j ^ (3) 25 tot 19 %, bij voorkeur 25 %, I ' (4) 25 tot 19 %, bij voorkeur 25 %.
> 'i ; De percentage trajecten voor twee tertiaire ! 35 kleefmiddelmengsels, A en B, zijn: i A. (1) 1 tot 78 %, bij voorkeur 1 tot 65 %, ' (2) 1 tot 78 %, bij voorkeur 1 tot 65 %, ________ ..........'_ 8201871 - 19 - (3) 1 tot 94 %, bij voorkeur 1 tot 90 %, B. (1) 1 tot 63 %, bij voorkeur 1 tot 45 %, (3) 1 tot 93 %, bij voorkeur 1 tot 85 %, j (4) 1 tot 97 %, bij voorkeur 1 tot 90 %.
I 5 De percentagetrajecten voor vijf binaire | kleefmiddelmengsels, C tot G, zijn: I C: (1) 7 tot 77 %, bij voorkeur 15 tot 50 %, liefs.t 30% en j (3) 93 tot 23 %, bij voorkeur 85 tot 50 %, liefst 70 %.
| (Dit kleefmiddelmengsel verdient bijzondere j IQ voorkeur.) D. (1) 3 tot 60 %, liefst 5 tot 30 %, en (4) 97 'tot 40 %, liefst 95 tot 70 %, ‘ E. (1) 23 tot 77 %, liefst 35 tot 45 %, en I (2) 77 tot 23 %, liefst 65 tot 55 %.
! 15 F. (2) 10 tot 16 %, bij voorkeur 25 tot 30 %, en (4) 90 tot 40 %, bij voorkeur 75 tot 70 %, en G. (2) 7 tot 72 %, bij voorkeur 15 tot 50 %, en i (3) 93 tot 28 %, bij voorkeur 85 tot 50 %.
De kleefmiddelmengsels volgens de uitvinding . 20 verschaffen een kleefwaarde voor de fotogevoelige laag aan de drager van ten minste 53,57 kg/m en in het algemeen een veel sterkere hechting, bijvoorbeeld in het traject van 142,86 kg/m of meer. Deze kleefwaarden zijn voldoende wanneer de ele-J menten volgens de uitvinding worden gebruikt als drukplaten, 25 in het bijzonder flexografische drukplaten.
De kleefmiddelmengsels bevatten bij voorkeur { toevoegsels, zoals antiblokmiddelen, kleurmiddelen, bijvoorbeeld j kleurstoffen, enz. Bruikbare antiblokmiddelen omvatten: bij i i voorkeur polyolefinedeeltjes of -kralen maar ook andere harde 30 deeltjes of kralen, zoals siliciumdioxyde, enz. Dioctylnatrium-sulfosuccinaat, een oppervlakteactief middel, kan worden ge-j ' bruikt. Een bevoorkeurd polyolefinemateriaal wordt in de voor- __ ; beelden beschreven. De kraalgrootte van de antiblokmiddelen kan groter zijn dan de dikte van de kleefmiddellaag, waardoor [ | 35 kralen gedeeltelijk uitsteken uit de laag van het kleefmiddel- ! mengsel. Een dergelijke configuratie blijkt weinig of geen____ 8201871 - 20 - effect te hebben op de mate van hechting. Vele types van kleur-middelen of kleurstoffen zijn eveneens bruikbaar in de kleef-middellaag. Een voorkeurskleurstof is Du Pont Vollers Blauw BL (Cl Zuur Blauw 59). Andere bruikbare kleurstoffen omvatten: 5 Methyleen Violet (Cl Basisch Violet 5), "Luxol" Snel Blauw MBSN (Cl Oplosmiddel Blauw 38), "Pontacyl" Wol Blauw BL (Cl Zuur Blauw 59 of Cl 50315), ''Pontacyl" Wol Blauw GL (Cl Zuur Blauw 102 of Cl 50320), Victoria Zuiver Blauw B0 (CX Basisch Blauw 7 of Cl 42595), Cl 109 Rode Kleurstof, Rhodamine 3 GO 10 (Cl Basisch Rood 4), Rhodamine 6 GDN (Cl Baisch Rood 1 of Cl 4516Ó), Fuehsine-kleurstof (Cl 42510), Calcocide Groen S (CX 44090) en Anthrachinon Blauw 2 GA (Cl Zuur Blauw 58).
Een kleefmiddeloplossing wordt bereid door de bestanddelen in het algemeen in de volgende volgorde toe 15 te voegen aan het oplosmiddel onder voortdurend roeren: poly meren, polyolefine-antiblokmiddel, kleurmiddelen. Bruikbare oplosmiddelen omvatten mengsels, bijvoorbeeld methyleenchloridej/ ethylacetaat, methyleenchloride/n-butylacetaat, methyleen-chloride/cyclohexanon, methyleenchloride/methanol/Cellosolve®, 20 etc., en bij voorkeur een mengsel van methyleenchloride/Cello- solve®, 90/10 dln. Extra oplosmiddel kan worden toegevoegd om eventueel gewichtsverlies te compenseren. De keuze van de oplosmiddelen wordt beheerst door de noodzaak de snelste praktische droogsnelheden te verschaffen zonder bladdering van 25 de deklaag en zonder achterlating van kleine hoeveelheden oplosmiddel. De oplosmiddelen dienen ook een solubiliserend effect op de kleurstoffen die aanwezig kunnen zijn te hebben.
De kleefmiddeloplossing wordt daarna aangebracht op de buigzame drager door bekende middelen, bijvoor-30 beeld aangebracht door gebruik van een strijkmes of in een in de handel verkrijgbare continue baan bekledings-droog- ' ' inrichting ter verschaffing van een droog deklaaggewicht in " 2 . het traject van ongeveer 80 tot 500 mg/dm , bij voorkeur onge- 2 veer 260 tot 300 mg/dm . Een meest geprefereerd deklaaggewicht 2 35 van de kleefmiddellaag is ongeveer 260 mg/dm . In het algemeen heeft de kleefmiddellaag een droge dikte van 0,020 tot 0,025 mm. In een continue bekleding kan de baansnelheid variëren, 8201871 - 21 - bijvoorbeeld van 4,57 tot 45,72 meter per minuut. De droog-temperatuur loopt van 60 tot 130°C, bij voorkeur 80 tot 90°C.
Een voorkeur verdienende buigzame drager is vlam-behandeld polyethyleentereftalaat, 0,025 tot 0,18 mm dik, 5 bij voorkeur 0,13 mm dik. Vlambehandeling van polymere foelies is bekend. De volgende Amerikaanse octrooischriften beschrijven bruikbare procedures en apparatuur voor vlambehandeling van polymere foelies: 3.145,242, 3.360.029 en 3.391.912. De brandstof equivalentieverhouding van het brandbare gasmengsel, φ, 10 is 1,4, hetgeen gelijk is aan 5(propaan-stroomsnelheid) /.
/ (zuurstof-stroomsnelheid) + (0,21 luchtstroomsnelheid)_/. Alle stroomsnelheden zijn in standaard liters per minuut.
De baansnelheid is 53,34 meter per minuut.
De gedroogde met kleefmiddel beklede drager 15 kan onmiddellijk aan de fotogevoelige laag worden gehecht of kan voor latere hechting worden bewaard. De met kleefmiddel bedekte drager kan worden gelamineerd aan de fotogevoelige laag in een pers, bijvoorbeeld bij 140 tot 160°C bij een druk van 2 1406 tot 2109 kg/cm gedurende ten hoogste ongeveer 3 minuten, 20 gevolgd door afkoeling in de pers tot minder dan 60°C. Bij voorkeur wordt het fotogevoelige element bereid door kalanderen.
De fotogevoelige laag, welke bij voorkeur wordt gevormd door extruderen door een opening, draagt op de zijde die verwijderd is van de zijde grenzend aan de kleefmiddellaag een 0,13 mm 25 dikke polyethyleentereftalaatfoelie welke vervolgens fungeert als beschermend dekvel. Andere foelies kunnen worden gebruikt, zoals polystyreen, polyetheen, polypropeen of ander verwijderbaar materiaal. Bij voorkeur is tussen de fotogevoelige laag en het foeliedekvel een dunne harde, buigzame, in oplosmiddel 30 oplosbare laag aanwezig, zoals een buigzame polymere foelie i of laag, bijvoorbeeld een polyamide of een copolymeer van ' ' etheen en vinylacetaat. De buigzame polymere foelie blijft * __.. . ! achter op de fotogevoelige laag na verwijdering van het foelie dekvel als hierboven beschreven. De buigzame polymeerfoelie 35 beschermt voor hergebruik een beelddragend negatief of trans parant daarop gesuperponeerd of verbetert contact met of aan- 8201871 - 22 - sluiting bij het fotogevoelige oppervlak. Voorafgaande aan de beeldsgewijze belichting onder gebruikmaking van de hieronder beschreven bronnen wordt het element belicht via de drager om een te voren, bepaalde dikte van de fotogevoelige laag 5 grenzend aan de aangehechte drager te polymeriseren. Dit gepolv-i meriseerde gedeelte van de fotogevoelige laag wordt als vloer aangeduid. De vlperdikte varieert met de belichtingstijd, de belichtingsbron, enz. De belichting vindt in het algemeen ge-j durende 1 tot 30 minuten plaats.
f ! 10 Drukreliëfs kunnen worden gemaakt volgens de } uitvinding door geselecteerde delen van een fotogevoelige laag j van een hierboven beschreven element bloot te stellen aan acti-· nische straling, bijvoorbeeld via een procestransparant, dat wil zeggen een beelddragend transparant of stencil met ge-j 15 bieden die nagenoeg transparant zijn voor actinische straling | en met nagenoeg gelijkmatige optische dichtheid en gebieden | die opaak zijn voor actinische straling en met nagenoeg ge- j lijkmatige optische dichtheid totdat substantiële additie- j polymerisatie of fotoverknoping plaats vindt. Tijdens de addi- I 20 tiepolymerisatie of verknoping wordt het materiaal van poly- i meer bindmiddel en ethenisch onverzadigde verbinding omgezet in de onoplosbare toestand in de aan straling blootgestelde ; gedeelten van de laag, waarbij geen polymerisatie of verkno- : ping van betekenis plaats vindt in de niet belichte gedeelten I 25 of gebieden van de laag. De niet belichte gedeelten van de | laag worden verwijderd door middel van een vloeibare ontwikke- j laar voor de polymere bindmiddelen. Het procestransparant kan j zijn opgebouwd uit elk geschikt materiaal, waaronder cellulose·· j acetaatfoelie en georiënteerde polyesterfoelie.
i j 30 Actinische straling uit elke bron en van elk type kan worden gebruikt in de fotopolymerisatiewerkwijze.
i De straling kan ontspringen uit puntbronnen, of kan zijn in de * J vorm van evenwijdige stralen of divergente bundels. Door ge- | bruik te maken van een brede stralingsbron die zich betrekke- 35 lijk dicht bij het beelddragende transparant bevindt komt de | straling die door de heldere gebieden van het transparant gaat binnen als divergente bundels en bestraalt zo een continu 4$ï.
8201871 * - 23 - divergerend gebied in de fotogevoelige laag onder de heldere gedeelten van het transparant. Dit resulteert in een polymeer reliëf dat zijn grootste breedte heeft onder in de fotogevoelige laag, dat wil zeggen een afgeknotte kegel, waarbij het 5 bovenoppervlak van het reliëf overeenkomt met de afmetingen van het heldere gebied.
i Daar de vrije radicalen genererende systemen die activeerbaar zijn door actinische straling hun maximum gevoeligheid in het algemeen vertonen in het ultraviolette ge-j 10 bied dient de stralingsbron een effectieve hoeveelheid van deze t I straling te leveren, bij voorkeur met een golflengtetraject tussen ongeveer 250 en 500 nm. Geschikte bronnen van zulke straling, naast zonlicht, omvatten koolstofbogen, kwikdamp-j bogen, fluorescentielampen met ultraviolette straling emitte- 15 rende fosforen, argon gloeilampen, elektronenflitseenheden en fotografische lampen. Elektronenversnellers en elektronenbundel-bronnen door een geëigend masker kunnen eveneens worden gebruikt. Hiervan zijn de kwikdamplampen, in het bijzonder de ! zonnelamp of het "zwart licht" type en de fluorescerende zonne- j j 20 lampen het meest geschikt.
i De stralingsbelichtingstijd kan variëren van j fracties van een seconde tot minuten, afhankelijk van de in- • tensiteit en de spectrale energieverdeling van de straling, t de afstand ervan van het materiaal en de aard en de hoeveel- I 25 heid van het beschikbare materiaal. Gewoonlijk worden een kwik- j dampboog, een zonnelamp of fluorescerende buizen met een hoge I opbrengst aan ultraviolette straling gebruikt op een afstand » | van ongeveer 3,8 t&t ongeveer 152 cm vanaf het fotogevoelige ί j materiaal. De belichtingstemperaturen zijn niet bijzonder kri- j 30 tisch, maar het verdient de voorkeur bij ongeveer omgevingstemperaturen of iets hoger te werken, dat wil zeggen ongeveer
* O
- ' 20 tot ongeveer 35 C.
_' \ Na de belichting kan het beeld worden ont wikkeld door te wassen met een geschikte ontwikkelaar. De ont-i 35 wikkelingsvloeistof dient een goede oplossende of zwellende t | werking te hebben op het materiaal van polymeer bindmiddel en__ 8201871 - 24 - r β ___ ethenisch onverzadigde verbinding en weinig uitwerking op het geïnsolubiliseerde beeld of op de drager of de kleeflaag in de periode die nodig is om de niet-gepolymeriseerde of niet-verknoopte gedeelten te verwijderen. Geschikte ontwikkelaars 5 omvatten: organische oplosmiddelen, bijvoorbeeld 2-butanon, benzeen, tolueen, xyleen, trichloorethaan, trichlooretheen, methylchloroform, tetrachlooretheen, en oplosmiddelmengsels, bijvoorbeeld tetrachlooretheen/n-butanol, etc. Wanneer de hoogmoleculaire butadieenpolymeercomponent carboxylgroepen be-10 vat omvatten geschikte ontwikkelaars: waterige base waaraan een in water oplosbaar organisch oplosmiddel kan zijn toegevoegd. Geschikte specifieke ontwikkelaarmengsels omvatten natriumhydroxyde/isopropylalkohol/water, natriumcarbonaat/ j water, natriumcarbonaat/2-butoxyethanol/water, natriumboraat/ 15 2-butoxyethanol/water, natriums ilicaat/2-butoxyethanol/glycero]/ water, natriumcarbonaat/2-(2-butoxyethoxy)ethanol/water en natriumhydroxyde (0,5 gew.%) in 16,6 volume % 2-(2-butoxy-ethoxy)-ethanol in water, hetgeen de voorkeur verdient. De specifieke ontwikkelaarcombinatie die gekozen wordt zal afhan-20 gen van het carboxylgehalte van het fotogevoelige materiaal en van de eigenschappen en de hoeveelheden van de gebruikte bindmiddelen. Andere waterige ontwikkelaarcombinaties die kunnen worden gebruikt worden beschreven in het Amerikaanse oc-trooischrift 3.796.602. Deze combinaties van waterige base en 25 in water oplosbaar organisch oplosmiddel kunnen de voorkeur verdienen in sommige gevallen in verband met hun lage prijs, hun onontvlambaarheid en hun verminderde toxiciteit.
De ontwikkeling kan worden uitgevoerd bij omstreeks 25°C, maar de beste resultaten worden soms verkre- i 9 j 30 gen wanneer, het oplosmiddel warm is, bijvoorbeeld 30 tot I 0 i 60 C. De ontwikkelingstijd kan variëren van 1 tot 120 minuten, ! . ' bij voorkeur 1 tot 25 minuten.
' In de ontwikkelingsstap waarin het reliëf i wordt gevormd kan de ontwikkelaar worden toegepast op elke j 35 geschikte wijze, bijvoorbeeld door gieten, onderdompelen, ! sproeien of aanbrengen met een rol. Borstelen helpt ongepoly- 8201871 ·£& -.-£. ‘ ____________ i » - 25 - ·> meriseerde of onverknoopte gedeelten van het materiaal te verwijderen. Wanneer de drukplaat waterige ontwikkeling ondergaat wordt vervolgens een spoeling met water toegepast, bijvoorbeeld gedurende ongeveer 5 tot 300 seconden, op de ont-5 wikkelde plaat om sporen ontwikkelaar van het plaatoppervlak j te verwijderen. De term "waterige ontwikkeling" omvat de spoeling met water.
Na ontwikkeling met oplosmiddel wordt de drukplaat gedroogd bij een temperatuur in het traject van ka-10 . mertemperatuur tot ongeveer 325°C, bij voorkeur 60°C gedurende 1 uur. Na waterige ontwikkeling kan de drukplaat worden gedroogd, maar gevonden is dat de gespoelde waterig ontwikkelde plaat terwijl ze nog nat is in aanraking kan worden gebracht met de waterige broomhoudende oplossing. Drogen met hete lucht , 15 kan worden uitgevoerd door gebruikmaking van een geforceerde heteluchtdroger of een andere geschikte drooginrichting.
De plaat wordt daarna in aanraking gebracht met een waterige behandelingsoplossing, bereid als hieronder beschreven. De plaat kan hetzij worden overstroomd met de wa-20 terige behandelingsoplossing of worden gedompeld in de behandelingsoplossing, welk laatste de voorkeur verdient. De behandelingsoplossing wordt in aanraking gehouden met de drukplaat gedurende 15 seconden tot 40 minuten, met meer voorkeur van 1 minuut tot 10 minuten. De behandelingsoplossing wordt bij 25 voorkeur gebruikt bij omgevingstemperatuur maar kan worden opgewarmd tot ongeveer 35°C. De behandelingsoplossing wordt bereid door een alkalimonopersulfaat, bijvoorbeeld kaliummono-persulfaat-tripelzout (2KHS0,- .KHSO^ .^SO^) en een bromide-zout, bijvoorbeeld kaliumbromide, op te lossen in waterige 30 oplossing. Daar de beide componenten vaste stoffen zijn en niet met elkaar reageren in afwezigheid van vocht kunnen ze droog j - ' worden gemengd en in vochtvrije houders worden bewaard ge- 5 I ' durende lange tijd voorafgaand aan gebruik. De verhoudingen j van de droge bestanddelen in het mengsel is van 98 tot 10 j 35 alkalimonopersulfaat en van 2 tot 90 bromidezout. De kalium-; zouten hebben bijzondere voorkeur omdat deze beduidend minder
IfA :* A'Ar*·-’ 8201871 - 26 - > vochtgevoelig zijn. Andere alkalizouten, bijvoorbeeld van natrium, lithium, enz., zijn echter bruikbaar indien ze van elkaar gescheiden gehouden worden tot het oplossen. Er behoeft geen zuur te worden toegevoegd aan de behandelingsoplossing, • 5 hetgeen voordelig is. De behandelingsoplossing is bruikbaar bij t hogere pH-trajecten dan tot nu toe bekende broom- of chloor- | [ behandelingsoplossingen, omvattende pH-waarden in het neutrale gebied en hoger, bijvoorbeeld 7 tot 8,5 of meer. Het totale pH-traject is van 0,7 tot 8,5 of meer.
| 10 De drukplaat kan na ontwikkeling worden nabe- licht met een bron van actinische straling, hetzij voor hetzij na de hierboven beschreven behandeling. De nabehandeling vindt in het algemeen plaats gedurende 5 tot 15 minuten, met voorkeur aan de voor de beeldsgewijze belichting gebruikte actinische ! i 15 stralingsbron. Na de beide behandelingen is de drukplaat gereed i
voor gebruik. De beste wijzen om de uitvinding toe te passen worden geïllustreerd in voorbeeld VII, waarin de behandelings-i oplossingen neutraal zijn (pH ongeveer 6,8) en een lage pH
| hebben (ongeveer 2,0). Bij de hogere pH zijn de behandelings- 20 tijden bij voorkeur 2'tot 10 minuten. Bij de lagere pH is het voorkeursbehandelingstijdtraject 1 tot 2 minuten, j De drukreliëfs vervaardigd uit de fotogevoe- j lige flexografische elementen volgens de uitvinding kunnen wor- I den gebruikt voor alle soorten drukwerk maar vinden het meest ί 25 toepassing in die soorten drukwerk waarbij een duidelijk hoogte-j verschil tussen de drukgebieden en de niet-drukgebieden ver- | v eist is en in het bijzonder het flexografisch drukken waarbij een veerkrachtig drukgebied vereist is, bijvoorbeeld voor het drukken op deformeerbare drukoppervlakken. Deze druksoorten om-30 vatten die waarbij de inkt wordt gedragen door het verhoogde gedeelte van het reliëf, zoals bij droog offset-drukken, ge-- ’ woon letterpersdrukken, welk laatste grotere hoogteverschillen vereist tussen drukgebieden en niet-drukgebieden, en die waar-j bij de inkt wordt gedragen door de lager gelegen gedeelten van i 35 het reliëf, zoals bij intaglio-drukken, bijvoorbeeld lijn en ί geïnverteerde halftoon. De platen zijn bijzonder bruikbaar voor^ 8201871
V
- 27 - veelkleurendruk.
De reliëfbeelden en de gedrukte beelden die men verkrijgt vertonen nauwkeurige overeenkomst met het oorspronkelijke transparant, zowel in de kleine details als wat 5 de totale dimensies betreft, zelfs wanneer het element beelds-| gewijs wordt belicht op een cilindrische drager. De reliëfs hebben een hoge slagvastheid, zijn sterk en slijtvast, hebben een brede inkt-verenigbaarheid en die reliëfs van een plaat gebaseerd op acrylonitril/butadieen-bindmiddelen hébben een 10 verbeterde oplosmiddelbestendigheid, in het bijzonder tegen de alkoholoplosmiddelen van op alkohol gebaseerde inkten, bij behandeling in overeenstemming met de onderhavige uitvinding.
De volgende voorbeelden lichten de uitvin-j ding toe, waarbij de delen en percentages naar gewicht zijn.
15 Inkt/oplosmiddel-'verèttigbaarhéidstest.
De volgende procedure wordt gebruikt om de verenigbaarheid en de bruikbaarheid van drukinkten en oplosmiddel met flexografische drukplaten met een laag fotoge-voelig elastomeer materiaal als hier beschreven te bepalen.
20 Een belichte en ontwikkelde drukplaat wordt na bepaling van | de dikte, de Shore ®A hardheid (ANSI/ASTM D2240-75) en het j gewicht ervan gedurende 24 uren gedompeld in een bepaald op- | losmiddel of een bepaalde inkt. Na verwijdering uit het op- I losmiddel of de inkt en droogdeppen worden de dikte, de 25 Shore A hardheid en het gewicht opnieuw bepaald. Indien de yer·· anderingen in dikte (AT), uitgedrukt in millimeter, Shore A hardheid (AH) en gewicht (A%W) aan de volgende standaarden voldoen wordt de drukplaat verenigbaar of uitstekend (U) geacht met betrekking tot het oplosmiddel en/of de inkt: 30 AT: 0,076 mm AH: -5 Shore®A eenheden ' ' A%W: < 3,5 %.
_ _* J Wanneer de volgende standaarden worden verwezenlijkt of over schreden wordt de drukplaat onverenigbaar of onvoldoende 35 (0) geacht met betrekking tot het oplosmiddel en/of de inkt: 8201871 - 28 - ΔΤ: _> Oj305 mm _ ΔΗ: £ -20 Shore v/ A eenheden ; A%W: ^ 7,0 %
In het tussengelegen gebied tussen de bovenstaande twee stan- | 5 daarden zijn de behandelde drukplaten van variabele of tussengelegen (T) bruikbaarheid met betrekking tot het oplosmiddel en/ * of de inkt. De globale beoordelingen worden weergegeven in de onderstaande voorbeelden.
Kleverigheidstest 10 De belichte en ontwikkelde drukplaat volgens de uitvinding kan als volgt op kleverigheid worden getest: (1) Het oppervlak wordt schoongeveegd met isopropanol, (2) Tissue, zoals Scott no. 510 toilet-tissue 15 wordt met behulp van een gewicht van 500 g tegen het plaat- oppervlak (2,54 x 5,08 cm) gedrukt gedurende 30 seconden, (3) Het tissue wordt verwijderd onder waarneming van de resultaten: (A) Geen kleverigheid: vrij van kleven 20 (B) Lichte kleverigheid: kleeft maar kan van het oppervlak worden losgetrokken (C) Kleverig: kan worden losgetrokken maar er blijven wat vezels achter op de plaat j ' (D) Zeer kleverig: kleeft en de tissue 25 scheurt bij lostrekken.
Deskundigen kunnen niet-kleverige drukplaat-oppervlakken (kwaliteit (A)) identificeren op het gevoel, dat i ! wil zeggen door ze met hun vingertoppen aan te raken. Beide i 30 methoden zijn toegepast. Alle behandelde monsters hieronder zijn vrij van kleverigheid.
- - yoorbeeld I
Een kleefmiddeloplossing wordt bereid uit de onderstaande bestanddelen: 35 8201871 'fflê-' ...............^- - 29 - I Bestanddeel Hoeveelheid -(din) i Polyamide-hars (3) Partij No.0F5237* 63,1 ! 2 ' Polyester-hars (1), 27,0 .3 , Polyolefine 9,8 5 Du Pont Vollersblauw BL kleurstof, 0,1 C.I. Zuur Blauw 59 i
CÊD
1. De polyamide-hars, Maeromelt ^6238, een produkt van Henkel Adhesives Company, een divisie van Henkel Corp., 10 4620 West 77th Street, Minneapolis, MN is een doorschijnen de lichtbruine hars, heeft een kogel-en-ring-verwekings-punt van 132-145°C; een smelt-viscositeit van 40 tot 60 poise bij 210°C; een flitspunt hoger dan 299°C; % water-absorptie na 1 dag 0,7, na 7 dagen 1,6; meegeefsterkte i o 2 1 15 32,34 kg/cm ; treksterkte 31,64 kg/cm en rek bij breuk I 560 %. (De meegeefsterkte, de treksterkte en de rek bij ' breuk worden bepaald bij 24°C volgens ASTM Procedure ,! 13-1708).
2. De polyester-hars is het reactie-produkt van ethyleen- I 20 glycol, tereftaalzuur, isoftaalzuur en azelainezuur (mol- verhouding 6:2:1:3) met een Mn van 19.000 en een Mw van 37.000.
(iD
3. Het polyolefine, Vestofine^SF-616, een produkt van ! Dura Commodities Corp., Ill Calvert Street, Harrison, ! 25 New York, is sneeuwwit van kleur, heeft een molecuulge- wicht van ca 1600, een dichtheid bij 20°C van ca 0,96, een penetratie-hardheid bij 25°C van 0,5 tot 1,0, een smeltpunt van ca 118-128°C, deeltjesgrootte: ca 85 % 10yum of i kleiner, ca 15 % 10-20 yum.
! 30
De bovenstaande bestanddelen worden toegevoegd in volgorde - ' aan een mengsel van 90 dln methyleenchloride en 10 dln 'i _____ ” Cellosolve-oplosmiddel ter verschaffing van een oplossing van ongeveer 16 % vaste stof. De polyolefine-kralen lossen niet | 35 op. Het mengsel wordt continu geroerd tijdens en na de toe voeging van de bestanddelen om oplossing teweeg te brengen.
8201871 - 30 -
Eventueel gewichtsverlies tijdens het mengen wordt gecompenseerd door toevoeging van methyleenchloride.
De kleefmiddeloplossing wordt aangebracht op het vlam-behandelde oppervlak van een polyethyleenterefta-5 laat-foeliedrager met een dikte van ongeveer 0,13 mm, gebruikmakend van een continue baanbekleder-droger ter verschaffing van een droog bekledingsgewicht van ongeveer 260 mg/dm .De baansnelheid is ongeveer 13,72 meter per minuut en de droog-* temperatuur is 86°C.
j 10 De met kleefmiddel bedekte polyethyl'een- •V tereftalaat-drager wordt met het kleefmiddel naar boven ge- ! - j plaatst in een stalen degel, gedamd tot een dikte van 2,03 ram, ' de dikte van de gerede drukplaat. De met kleefmiddel bedekte • f | drager en de degel worden geplaatst op een pers en een ge- 15 extrudeerd vel, ongeveer 2,29 mm dik, van een fotopolymeriseer-: baar materiaal op een 0,13 mm dik polyethyleentereftalaat- ' . 5 · j dekvel waarop een laag polyamidehars met een droge dikte van i 0,004 mm is aangèbracht, wordt daarop aangebracht met de dek- I velzijde naar boven en wordt bedekt met een stalen plaat.
20 Het dekvel met daarop de polyamide-laag \ wordt verkregen door de polyethyleentereftalaatfoelie te be- t · j kleden met de volgende oplossing, onder gebruikmaking van een ; | bekledingsinrichting met een extrusie-opening: I Bestanddeel Hoeveelheid (%) | 25 Methyleenchloride 81,0 i j Methanol ' 2,0 | N-methylpyrrolidon 10,0
Polyamide-hars · 7,0 1 De polyamide-hars, Macromelt® 6900, een produkt van ! 30 Henkel Adhesives Company, een divisie van Henkel Cor poration, 4620 West 77th Street, Minneapolis, MN is ί nagenoeg kleurloos, heeft een kogel/ring-verwekings- ···.{ ! - punt van 130—150°C; een smeltindex bij 175°C van 5-10 4 g/10 minuten; een flitspunt van 299°C; een waterabsorp- ___ _ ' i 35 tie van 0,2 % na 1 dag en van 0,5 % na 7 dagen; een . j meegeefsterkte van 8,28 MPa; een treksterkte van 24,15 'j MPa en een rek bij breuk van 540 %. De meegeefsterkte, de treksterkte en de rek bij breuk worden bepaald bij 24oC volgens ASTM-procedure D-1708.
• 40 Het geëxtrudeerde vel van het fotopolymeri- seerbare materiaal wordt bereid uit de volgende bestanddelen welke worden gemengd en het mengsel wordt bij 170°C door een opening geëxtrudeerd.
M 8201871 - 31 - i Bestanddeel Hoeveelheid (dln) i Acrylonitril(27)/butadieen I (70)/acrylzuur(3), hoog j molecuulgewich't, (gemiddelde 81,59 ; 5 Mooney-viscositeit 45,0, Hycar^ 1472 x 26 B.F. Goodrich Chemical Co.
Hexamethyleen-diacrylaat 10,0 4
Polyethyleensebacaat 5,0 i 10 Dibutyltin-SjS’-bis-isoöctyl- 2,0 mercapto-acetaat | 2-fenyl-2,2-dimethoxyaceto- 1,25 fenon ‘ 2,6-di-t-butyl-4-methylfenol 0,10 15 1,4,4-trimethyl-2,3-diazabicyclo- 0,05 (3,2,2)-non-2-een-2,3-dioxyde
Du Pont Vollersblauw BL kleurstof, 0,01 (droog) C.I. Zuur Blauw 59 (10 % dispersie • in ethyleenglycol).
i i 20 4. Paraplex® G-30, een laag-moleculaire polyester- i hars gefabriceerd door Rohm and Haas, Philadelphia, PA.
! .
t i De temperatuur wordt verhoogd en druk wordt I 25 geleidelijk aangelegd welke het fotopolymeriseerbare vel over ! het gehele afgedamde gebied van de degel doet uitspreiden.
; Nadat het vel gelijkmatig is verdeeld wordt de temperatuur I verhoogd tot 160°C en een druk in het traject van 1406 tot | 2109 kg/cm wordt aangelegd en gedurende 3 minuten gehand- 30 haafd. Het samenstel wordt gekoeld in de pers tot minder dan 60°C door water te doen stromen door de persdegels. Het ge- vormde gelamineerde element wordt uit de pers verwijderd en i wordt met de dragerzijde naar boven geplaatst in de hieronder aangegeven belichtingseenheid. Het element krijgt een globale \ -35 belichting in lucht bij atmosferische druk gedurende 4 minuten via de drager om een te voren bepaalde dikte van de fotopolymeriseerbare laag grenzend aan de aangehechte drager te polymeriseren. Dit gepolymériseerde gedeelte van het element i j wordt als een vloer aangeduid.
Wi' 82 0 1 8 7 1 - 32 -
Na verwijdering van het dekvel wordt het I element met de polyamideharslaagzijde naar boven geplaatst in j een Cyrel®3040 Belichtingseenheid (merknaam van E.l. du Pont de Nemours and Company) uitgerust met Sylvania BL-VHO fluores- 5 5 cerende lampen. Een beelddragend transparant (negatief) wordt op het oppervlak van het element gelegd en het element wordt > 15 minuten onder vacuum belicht. De belichtingsduur is een functie van de fotopolymeerveldikte, de dikte van de gepolyme-riseerde vloer en het type van het gebruikte beeld-dragende ; 10 transparant.
Na de belichting wordt het transparant verwijderd en het het belichte element geplaatst in een roterende d?) trommel-borstel-type Cyrel ^3040 Processor. De niet-gepoly-meriseerde gebieden van het element worden in de processor ver*-15 wijderd door gedurende 15 minuten te wassen met 0,5 gew.% na-j triumhydroxyde in 16,6 vol.% 2-(2-butoxyethoxy)ethanol in water, gevolgd door 2 minuten spoelen met water. Er wordt een relief-beeld van 0,89 mm verkregen. Het ontwikkelde element (druk-i plaat) wordt geplaatst in een geforceerde hetelucht droog- 20 inrichting of andere geschikte drooginrichting en wordt gedurende 1 uur op 60°C gedroogd. De droge plaat wordt nabelicht in lucht gedurende 10 minuten onder gebruikmaking van dezelfde belichtingsbron als gebruikt voor de beeldsgewijze belichting hierboven beschreven. De plaat heeft een Shore A2-hardheid in » 25 het traject van 56 tot 60.
De droge drukplaat wordt gedompeld in hetzij de monopersulfaat-bromide-behandelingsoplossing hetzij de chlooroplossing bij kamertemperatuur als weergegeven in ta- j beid A hieronder. De veranderingen in plaatdikte, hardheid en | 30 gewichtspercentage van de belichte, ontwikkelde en gedroogde drukplaat worden bepaald voor een verscheidenheid van oplos- I . - middelmengsels en/of andere gebruikelijke drukinktcomponenten.
* \ "i De in tabel A weergegeven waarden worden bepaald onder ge bruikmaking van de hierboven beschreven inkt/oplosmiddel-35 verenigbaarheidstest. Een beoordeling wordt bij elk monster gegeven.
4 8201871 - 33 - j ! j
Tabel A
Monster Oplosmiddel of Broom-behandeling (a) . _mengsel (%)_AT (mm) AH A%W Beoordeling
j 1 1(100) 0,013 -0,3 -1,2 U
2 1.(100) 0,010 -0,3 0,8 U'
3 1(95), 2(5) 0,010 -1,0 1,4 U
4 1(90), 2(10) 0,028 -3,5 2,6 U
5 1(80), 2(20) 0,89 -20,0 14,3 0 j 6 1(60), 2(40) 0,93 -27,8 52,9 0
I 7 1(90), 3(10) 0,013 -1,0 1,5 U
I 8 1(65), 3(35) 0,036 -2,0 2,6 U
! 9 1(50),3(50) 0,051 -6,8 3,5 U
10 1(95),4(5) 0,036 -3,0 2,4 U
j 11 1(90), 4(10) 0,12 -8,8 6,5 T
I 12 1(80), 4(20) 1,10 -20,5 23,4 0
1 13 1(95), 5(5) 0,013 -1,0 1,1 U
j 14 1(90), 5(10) 0,0076 -0,8 1,1 U
! 15 1(80), 5(20) ' 0,02 -1,5 1,7 U
, 16 6(20% in Η£0) 0,0051 -0,5 0,6 U
I 17 6(100) 1,90 -20,5 29,6 0
j 18 7(50)/H20(50) 0,0076 -0,3 0,3 U
i j i i * r . ' i .. ____ • v - 8201871 !£·* * · ' - · ......
itf- ., - 34 - ; Tabel A (vervolg)
Monster Oplosmiddel of Chloor-behandeling (b) I _mengsel (%) AT(mm) ΔΗ A%W Beoordeling
| 1 1(100) 0,14 -9,3 5,0 T
: 5 2 1(100) 0,18 -10,3 4,7 T
3 1(95), 2(5) 0,48 -15,0 7,8 0 .4 1(90), 2(10) 0,75 -20,3 11,8 0 5 1(80), 2(20) 1,60 -24,5 24,5 0 6 1(60), 2(40) 0,41 -26,5 57,7 0
10 7 1(90), 3(10) 0,28 -13,0 5,4 T
' 8 1(65), 3(35) 0,27 -12,0 6,6 T
9 1(50), 3(50) 0,60 -16,0 7,8 O
i .
10 1(95), 4(5) 0,54 -18,8 10,0 O.
' 11 1(90), 4(10) 1,40 -20,0 20,5 0 ΐ 15 12 1(80), 4(20) 2,30 -27,0 42,8 0
! 13 1(95), 5(5) 0,25 -13,0 5,6 T
! 14 1(90), 5(10) 0,25 -14,0 6,1 T
15 1(80), 5(20) 0,39 -12,8 7,1 0 'i 16 6(20% in H20) 0,018 -1,0 0,8 ü 20 17 6(100) 2,0 -24,0 36,6 0 i
j 18 7(50)/H20(50) 0,0025 0 0,3 U
\ (a) 94,8 % Ho0/4,7 % kaliummonopersulfaat-verbinding | 25 ^KHSO^.KHSO^.I^SO^) / 0,5 % kaliumbromide; behandelings- tijd 2 minuten; ; (b) 90 vol.dln water/9 vol.dln Clorox^/1 vol.dl geconc.
I HCl; behandelingstijd 2 minuten.
1. 2-propanol 5. ethanolamine (g) 30 2. ethylacetaat 6. ethyl-Cellosolve^ 3. gemengde hexanen 7. ethyleenglycol.
4. 2-nitropropaan -r| ^ ! 35 8201871 - 35 - I Uit de in tabel A weergegeven resultaten | blijkt dat de broombehandeling resulteert in verbeterde druk- i platen in vergelijking met de met de chlooroplossing behandel- i i de drukplaten. De tussengelegen en onvoldoende kwalificaties | 5 resulterend na broombehandeling worden waargenomen bij oplos middelen of oplosmiddelmengsels die vallen buiten de normale oplosmiddelconcentratie-trajecten die bij de deskundigen als , bruikbaar bekend staan.
Voorbeeld II
i 10 Dit voorbeeld vergelijkt de inkt/oplos- | middel-verenigbaarheid van broom- en chloor-behandelde foto- gevoelige flexografische drukplaten beschreven in voorbeeld I, uitgezonderd dat de onbelichte beeldgebieden worden verwijderd in de processor door gedurende 15 minuten te wassen met 0,5 15 gew.% natriumhydroxyde in 16,'6 vol.% 2-(2-butoxyethoxy)ethanol j in water, gevolgd door 2 minuten spoelen met water. In de on derstaande tabel B worden een verscheidenheid van oplosmiddelmengsels en/of andere gebruikelijke inktcomponenten, i geïdentificeerd door de in voorbeeld I aangegeven nummers, ; 20 vergeleken met betrekking tot ΔΤ, ΔΗ, A%W en een beoordeling wordt aangegeven voor elk van de monsters.
| } * *; 8201871
- 36 -Tabel B
! Monster Oplosmiddel of Broom-behandeling (a) _mengsel (%)_AT (mm) ΔΗ_A%W_Beoordeling
1 1(100) 0,010 -1,2 1,6 U
5 2 1(100) 0,023 -2,0 1,2 U
3 1(100) 0,0025 0 1,2 U
4 ‘1(90), 2(10) 0,20 -14,8 8,0 T
5 1(80), 2(20) 1,20 -24,8 23,7 0 6 1(80), 2(20) 1,60 -25,5 23,7 0 10 7 1(80), 2(20) 0,56 -17,3 12,6 0 8 1(60), 2(40) 2,0 -23,0 53,7 0
9 1(50)/H20(50) 0,018 -1,8 1,2 U
10 I(25)/H20(75) 0,013 -2,0 0,9 ü 11 1(15)/H20(85) 0,013 -1,0 0,7 ü
15 12 7(50)/H20(50) 0,0051 -1,5 0,3 U
13 7(50)/H20(50) 0,0025 -1,8 0,3 U
i *' 8201871
J
- 37 - i Tabel B (vervolg) ! Monster Oplosmiddel of Chloorbehandeling (b) _- mengsel (%)_AT (mm) ΔΗ A%W Beoordeling
i 1 1(100) 0,013 -9,3 4,6 T
5 2 1(100) 0,19 -11,0 5,5 T
3 1(100) 0,18 -11,5 5,5 T(c) 4 1(90), 2(10) 0,90 -21,8 12,7 0 4A 1(90), 2(10) 0,60 -21,5 12,1 0(e) 5 1(80), 2(20) 1,50 -25,5 23,6 0 10 6 1(80), 2(20) 1,50 -26,0 24,4 0 ' 7 1(80), 2(20) 1,40 -25,5 23,6 0(d) 8 1(60), 2(40) 2,10 -25,8 55,8 0
9 1(50)H20(50) 0,064 -5,2 2,7 U
9A 1(50)/H20(50) 0,056 -4,5 2,5 U(f) 15 10 1(25)/H20(75) 0,038 -3,0 1,6 ü i 10A 1(25)/H20(75) 0,03 -3,2 1,4 U(g) I 11 1(15)/H20(85) 0,02 -1,8 1,0 ü ! 1 IA 1(15)/H20(85) 0,023 -1,2 0,8 U(h)
I 12 7(50)/H20(50) 0,0076 -0,5 0,4 U
! 20 13 7(50)/H20(50X 0,076 -1,3 0,4 U
i (a) Zelfde behandeling als voorbeeld I.
(b) Zelfde behandeling als voorbeeld I.
25 (c) en (d) in tabel B respectievelijk betrekking hebbend op de i monsters 3 en 7, betekenen dat het betrokken monster niet behandeld is. (e), (f), (g) en (h) in tabel ) B respectievelijk betrekking hebbend op de monsters 4A, 9A, j 10A en 1 IA zijn niet met Clorox®behandelde vergelijkings- j 30 monsters· f » + ' * 8201871 - 38 - I Uit de in tabel B weergegeven resultaten blijkt dat chloorbehandeling nagenoeg geen effect heeft met betrekking tot inktoplosmiddelen. Verbeterde resultaten wor-j den bewerkstelligd met de broombehandeling. De monsters 5 tot 5 8 laten een onvoldoende beoordeling zien, hetgeen is toe te schrijven aan het feit dat het oplosmiddelmengsel is gelegen ' buiten het bekende bruikbare concentratietraject.
Voorbeeld III
Dit voorbeeld licht de onderlinge uitwissel-10 baarheid in de nabelichtingsstap en de waterige behandelings-stap toe.
Drie types fotogevoelige flexografische drukplaten worden vervaardigd. Een plaat, aangeduid als plaat A, wordt vervaardigd als beschreven in voorbeeld II. Een 15 tweede plaat, aangeduid als plaat B, wordt vervaardigd als beschreven in voorbeeld I. Een derde plaat, plaat C, is een flexografische drukplaat, bijvoorbeeld ongeveer 2,85 mm dik, die een styreen-isopreen-styreen-blokcopolymeer bevat en is bekend als Cyrel®II flexografische drukplaat. Cyrel^is ! 20 een merk van E. I. du Pont de Nemours and Company, Wilmington, I DE..
I De platen A, B en C worden met de drager- zijde naar boven geplaatst in een Cyrel®3ó40 Belichtings-; eenheid (merk van E.I. du Pont de Nemours and Company) uitge- 25 rust met Sylvania BL-VHO fluorescerende lampen en worden in : lucht bij atmosferische druk gedurende 240 seconden belicht.
De platen worden daarna beeldsgewijze belicht (bij plaat C is dan het dekvel verwijderd) als beschreven in voorbeeld I
gedurende 10 minuten, gevolgd door hetzij een wassing ge-' 30 durende 16 minuten met een mengsel van 75 vol.% perchloor- etheen en 25 vol.% n-butanol (platen B en C) hetzij een was-- ' sing gedurende 15 minuten met 0,5 gew.% natriumhydroxyde in , 16 vol.% 2-(2-butoxyethoxy)ethanol in water (plaat A). Elk van de ontwikkelde platen wordt nabelicht als beschreven in 35 voorbeeld I, hetzij voorafgegaan hetzij gevolgd door een waterige behandeling gedurende 2 minuten als beschreven in ____ 8201871 - 39 - I voorbeeld I. Alle behandelde platen worden gedurende 24 uur | gedrenkt in het aangegeven oplosmiddel (zie voorbeeld I voor de aanduiding van het oplosmiddel), en de A%W van de droge I platen worden bepaald. De resultaten worden aangegeven in 5 tabel G, waarin "voor" waterige behandeling voor de nabelich- ting aangeeft.
Tabel C
Oplosmiddel- Plaat A Plaat B Plaat C
mengsel (%) A%W A%W . 4%W A%W 4%W A%W
10 _voor na_voor_na voor na ! 1(100) 1,20 1,08 1,20 0,96 0,67 0,66 ; 1(80), 2(20) 12,56 12,43 14,29 11,46 6,45 6,47 1(60), 2(40) 53,69 55,16 52,94 50,21 17,21 17,48 7(50)/H20(50) 0,35 0,32 0,27 0,28 0,05 0,05 15
Uit de in tabel C weergegeven resultaten | blijkt dat er geen significant verschil is tussen de resul- ! taten verkregen met de beide volgorden.
Voorbeeld IV
i 20 Dit voorbeeld licht het effect toe van het
Variëren van de duur van de waterige behandeling met de oplos-‘ sing volgens de uitvinding en een chlooroplossing.
Fotpolymeriseerbare elementen worden vervaardigd als beschreven in voorbeeld III (platen A, B en C) \ 25 met de volgende variaties: ' De belichting van de achterzijde i j vindt plaats gedurende 150 seconden; i ! De beeldsgewijze belichting is i 10 minuten globaal (zonder beelddragend transparant) met het 30 dekvel behouden;
De waterige ontwikkeling is 15 minuten;
De geforceerde hete lucht droging vindt „i plaats gedurende 30 minuten;1 - - -' De duur van de waterige behandeling volgens ! 35 de uitvinding is 0 (vergelijking) en 2 en 8 minuten (aange- j . duid met I) en 8201871 - 40 - de chloorbehandelingstijd (aangeduid met 2) is 0,5 en 2 minuten.
De veranderingen in plaatdikte, hardheid en gewichtspercentage worden bepaald volgens de inkt-oplos-5 middel-verenigbaarheidstest voor alle elementen gedurende de aangegeven tijd, uitgedrukt in minuten, waarbij de in tabel D weergegeven resultaten worden verkregen. De oplos-middel/mengsel-nummers zijn dezelfde als gebruikt in voorbeeld I. De waarden voor de veranderingen in de plaatdikte' 10 (ΔΤ) worden uitgedrukt in mm. 1 8201871 - 41 -
; Tabel D
' Plaat A
J Oplosmiddel/mengsel (%) (1)100 (1)80,2(20) 1(60),2(40) 7(50)/H20(50) ΔΤ 0 , 0,089 1,34 .
0,5, 0,12 1,42 1,98 0,0076 ; 2,0, 0,0025 0,56 2,03 0 ' 2.0, 0,13 1,47 2,06 I 8,0 0,0051 0,21 2,27 0,0025 ΔΗ i 0 , -7,25 -23,0 0,5, -8,3 -25,0 -29,8 -1,3 I 2,0, 0 -17,3 -23,0 -1,3 i 2,0, -9,3 -26,0 -25,8 -0,5 : 8,0 -1,0 -17,3 -29,5 -1,0
i A%W
! 0-3,8 2i;3 0,5, 4,9 24,4 56,0 0,36 1 2,0, 1,18 12,56 53,69 0,35 j 2,0, 4,6 24,4 55,8 0,37 I 8,0 1,12 12,07 46,95 0,30 I Beoordeling 0 , T 0
1 . 0,5, T 0 0 U
2.0, U 0-T 0 U
2.0, T 0 0 U
8,0 U 0-T 0 U
! i i ^ - i 8201871 - 42 - ί Tabel D (vervolg)
I Plaat B
i Oplosmiddel/Mengsel (%) ; (1)100 (1)80, 2(20) 1(60), 2(40) 7(50)/^0(50) ΔΤ 0 „ 0,22 - 0,5, 0,18 1,57 0,42 0,013 2,0* 0,013 0,89 0,93 0,0076 2.0, 0,14 1,50 0,41 0,0025 8.0 0,010 0,15 0,78 0,0076 ΔΗ 0 -9,0 0,5, -9,3 -24,5 -15,8 -0,0076 ; 2,0* 0,3 -20,0 -27,8 0,3 i 2,0, -9,3 -26,8 -26,5 0 ! 8,0 -0,5 - 9,8 -24,8 0,3 j
A%W
• i 0 4,6 0,5, 4,6 24,7 56,36 10,29 2,0* 1,20 14,29 52,94 0,27 2.0, 5,0 24,60 57,73 0,29 8.0 1,1 9,39 51,86 0,25 I '
Beoordeling 0 „ T
0,5, TOO U
1 2,0: U 0 0 U
! 2,0, T 0 0 U
1 8,0 U T O U
i ' I ^ - X ; ' ! 8201871 - 43 - I Tabel D (vervolg)
! Plaat C
| Oplosmiddel/Mengsel I (1)100 (1)80,2(20), 1(60),2(40) 7(50)/H20(50) ΔΤ ' : 0 2 0,5, 0,028 0,19 0,50 0,0076 ! 2,o: 0,018 0,19 0,49 0,0051 ! 2,0, 0,025 0,19 0,49 0,025 8,0 0,018 0,18 0,49 0,0076 ' ΔΗ 0 2 ~ ~ 0,5, -1,0 -7,8 -25,8 -0,3 2,0* -1,0 -7,8 -25,5 -0,3 i 2,07 -0,8 -7,5 -25,3 -0,5 8,0* -0,5 -7,8 -25,8 -0,3
A%W
' O 2 ! 0,5, 0,90 6,6 17,4 0,07 ! ‘ 2,0* 0,67 6,4 17,2 0,05 ! 2,07 0,91 6,8 17,5 0,08 ; 8,0 0,63 6,4 17,5 0,04 ! ! Beoordeling 0 2
I 0,5, U T 0 U
! 2,0* UT 0 U
i 2,0, U T 'O U
8,0* UT O U
i i t i
A
Sift „ 8201871 t J' "'·*' ' ..... ...... ............ ......
- 44 - | Uit de in tabel D weergegeven resultaten | blijkt dat er geen significante verandering in plaat-beoor- ! deling is wanneer de behandelingstijd toeneemt van 0,5 tot | 2,0 minuten voor chloorbehandeling (2) en van 2 tot 8 minuten j 5 bij de behandeling volgens de uitvinding (1).
Voorbeeld V
' Dit voorbeeld licht de stabiliteit toe ; van een mengsel van kaliummonopersulfaat-tripelzout en ·. kaliumbromide, gebruikt om een waterige behandelingsoplos- 10 sing te bereiden.
! 20,0 g 2KHS05.KHS0^.K2SO^ en 2,0 g kalium-bromide (droge poeders) worden met elkaar gemengd en opgesla-' i gen in een lucht- en vocht-dichte kunststoffles gedurende 9 i maanden. Er wordt geen duidelijke verandering in de aanblik | 15 van het poeder waargenomen bij bewaring. Aan het einde van de periode wordt 11,0 g van het mengsel opgelost in 100 ml water ! en de oplossing (pH 1,7) wordt gebruikt om de drukplaten A en i C, respectievelijk beschreven in de voorbeelden II en III, te behandelen. De beoordeling van de drukplaten is U. Dit 20 voorbeeld wordt herhaald, met de uitzondering dat bij de be-! reiding van de behandelingsoplossing de kaliumzouten aan het water worden toegevoegd zonder enige gecombineerde bewaring.
| Deze drukplaten krijgen de beoordeling U.
•; Uit de resultaten van dit voorbeeld blijkt * 25 dat er geen verandering in plaatbeoordeling is wanneer het mengsel van droge poeders gebruikt ter bereüing van de be-j handelingsoplossing volgens de uitvinding gedurende lange tijd ; wordt bewaard, in vergelijking met het individueel mengen van I de zoutcomponenten onmiddellijk voorafgaand aan gebruik.
30 Voorbeeld VI
Dit voorbeeld licht de verbetering toe welke wordt verkregen onder gebruikmaking van de waterige be-handelingsoplossing volgens de uitvinding in vergelijking met een chloorbehandeling.
35 Fotogevoelige flexografische drukplaten ; worden vervaardigd als beschreven in voorbeeld I. In de onder- H 8201871 - 45 - j staande tabel E wordt een verscheidenheid van oplosmiddel- ' mengsels en/of andere gebruikelijke inktcomponenten, aange- I geven met de in voorbeeld I gebruikte nummers, vergeleken met | betrekking tot ΔΤ, ΔΗ, en een beoordeling wordt voor elk 5 van de monsters gegeven.
( i
i Tabel E
I ' • Monster Oplosmiddel of Behandeling (a) Beoor- ! mengsel (%) ΔΤ(ππη) ΔΗ 4%W deling 10 1 1(100) 0,010 -0,3 0,82 ! 2 1(95), 2(5) 0,010 rl,0 1,35 3 1(90), 2(10) 0,028 -3,5 2,59 4 1(90), 3(10) 0,013 -1,0 1,46 5 1(65),3(35) 0,036 -2,0 2,63 15 6 1(50), 3(50) 0,051 -6,8 3,47 ; 7 1(95), 4(5) 0,036 -3,0 2,40 | 8 1(90), 4(10) 0,12 -8,8 6,53 9 1(80),4(20) 1,1 -20,5 28,35 10 3(95), 5(5) 0,013 -1,0 1,06 ' 20 11 1(90), 5(10) 0,0076 -0,8 1,14 : 12 1(80), 5(20) 0,020 -1,5 1,72 13 6(20)/H„0(80) 0,0051 -0,5 0,50 ! * ; 14 6(100) 1,9 -28,5 29,55 ! 25.
i i ! i i 8201871 ƒ ·· - 46 - Λ -
Tabel Ε (vervolg)
Monster Oplosmiddel of Chloorbehandeling (b) Beoor-_. . mengsel (%) AT (mm) AH_A%W deling 1 1(100) 0,018 -10,3 4,72 5 2 1(95), 2(5) 0,48 -15,0 7,84 3 1(90), 2(10) 0,75 -20,3 11,83 4 1(90), 3(10) 0,628 -13,0 5,41 5 1(65), 3(35) 0,27 -12,0 6,63 6 1(50), 3(50) 0,60 -16,0 7,78 ; 10 7 1(95),4(5) 0,54 -18,8 9,97 8 1(90), 4(10) 1,4 -20,0 20,52 9 1(80),4(20) 2,3 -27,0 42,83 10 1(95), 5(5) 0,25 -13,0 5,57 11 1(90), 5(10) 0,2576 -14,0 6,06 15 12 1(80), 5(20) 0,39 -12,8 7,04 13 6(20)/H20(80) 0,018 -1,0 0,77 j 14 6(100) 2,0 -24,0 36,01 20 (a) Verhouding van 2KHS05.KHSO^.E^SO^/KBr is 100/10 in gram/liter oplossing (b) chloorbehandeling gelijk aan die beschreven in voorbeeld Ij i ' -
! · 25 Voorbeeld VII
{ I ............ . . II , I
I Dit voorbeeld licht het gebruik toe van | voorkeur verdienende waterige behandelingsoplossingen volgens j de uitvinding, één met een pH van ongeveer 6,8 en een andere . j met een pH van ongeveer 2,0, in diverse oplosmiddelen of 1 30 mengsels van oplosmiddelen, i Fotogevoelige flexografische drukplaten - - worden beschreven in voorbeeld II (plaat A), voorbeeld I ' i (plaat B) en voorbeeld III (plaat C). De in voorbeeld III weer gegeven procedure wordt gebruikt om deze drukplaten te be- 35 lichten en te ontwikkelen. De nabelichting vindt plaats voor- ; afgaand aan de waterige behandeling als beschreven in voorbeeld r 8201871 ·* £ - 47 -
I en de waterige behandeling duurt 2 minuten. De voorkeurs-! behandelingsoplossingen worden gebruikt om de platen A, B
| en C te behandelen en de platen worden daarna getest in de i gestipuleerde oplosmiddelen of oplosmiddelmengsels, geïdenti- i > - 5 ficeerd door de in voorbeeld I gebruikte nummers. De veranderingen in dikte, hardheid en gewichtspercentages die worden bepaald en de beoordeling van elk van de behandelde platen worden weergegeven in de onderstaande tabel F.
Behandelingsoplossing A (pH 1,8 + 0,2). j 10 Deze oplossing wordt als volgt bereid: | Aan 1 liter water wordt 100 g 2KHS0^.KHS0^.K2S0^ toegevoegd onder goed roeren. Vervolgens , wordt 5 g KBr toegevoegd, gevolgd door goed roeren. Behande- i lingsoplossing A is in, het bijzonder bruikbaar bij een behan- 15 delingstijd van 1 tot 2 minuten, j Behandelingsoplossing B (pH 6,6 _+ 0,2).
i Deze oplossing wordt als volgt bereid:
Aan 1 liter water wordt 10 g j 2KHSO^.KHSO^.K2SO^ toegevoegd onder goed roeren. Daarna wordt 20 10 g KBr toegevoegd, gevolgd door goed roeren. Behandelings oplossing B is in het bijzonder bruikbaar bij een behande-: lingstijd van 2 tot 10 minuten.
i 25 i i i i ! i * 820 1 871 f . ? v - 48 -
Tabel F
Behande- Oplosmiddel/ Beoor- lings- mengsel (%) ΔΤ(ππη) ΔΗ A%W deling oplos- 5 sing_ plaat ^
B 1(100) 0,023 -2,0 1,8 U
A 1(100) 0,0025 0 1,2 U
B 1(80), 2(20) 1,2 -24,8 23,7 0
10 A 1(80), 2(20) 0,56 -17,3 12,6 0-T
, B 1(80), 2(40) 2,3 -29,8 54,3 0 A 1(80), 2(40) 2,0 -22,8 56,8 0
| B 7(50)/tLO(50) 0,0051 -1,5 0,33 U
j A. 7(50)/^0(50) 0,0025 -1,3 0,35 U
| 15 Plaat B
i B 1(100) 0,018 -1,5 1,7 U
I A 1(100) 0,013 0,3 1,2 U
B 1(80), 2(20) 1,4 -25,5 23,1 0 .20 A 1(80), 2(20) 0,89 -28,0 22,9 0 B 1(80), 2(40) 0,39 -20,5 57,9 0 ! A 1(80), 2(40) 0,93 -27,9 52,9 0 I B 7(50)/H20{50) 0,0051 -1,0 0,3 ü
A · 7(50)H„ö(50) 0,0076 -0,3 0,3 U
i * !
I 25 Plaat C
B 1(100) 0,028 0 0,84 ü
A 1(100) 0,018 -1,0 0,67 U
i B 1(80), 2(20) 0,18 -7,5 6,6 T
A 1(80), 2(20) 0,19 -7,8 6,4 T
I 30 B 1(80), 2(40) 0,50 -25,5 17,3 0 j A 1(80), 2(40) 0,49 -25,5 17,2 0
, B 7(50)/H20(50) 0,0076 -0,5 0,08 U
I A 7(50)/H^0(50) 0,0051 -0,3 0,05 U
j j 35 Uit de in tabel P weergegeven resultaten ! blijkt dat de plaatbeoordeling niet significant verandert I wanneer de pH van de gebruikte behandelingsoplossing op j drie types platen wordt gevarieerd van ongeveer 2,0 tot onge- I- veer 6,8.
' 40 ' i . - '' I · * , · 5 t ί 8201871 - 49 - <
Vi I ——
- I Voorbeeld. VIII
•- .
• Een fotogevoelige drukplaat wordt vervaar- I digd als beschreven in voorbeeld II, uitgezonderd dat na I de waterige alkalische ontwikkeling en de spoeling met water ! 5 de drukplaat wordt gedompeld in de behandelingsoplossing als aangegeven in voorbeeld I. De drukplaat wordt daarna gedroogd ; en wordt nabelicht als beschreven in voorbeeld Ir Gebruik- ··;.
i ,**> makend van 2-propanol als oplosmiddel krijgt de drukplaat de beoordeling U.
„ ί ί
.V- I
• T i - J - i ;··' - | " ' · i * *,··-·.
‘ | ! • .· " t
• r . I
4 i ! • > * 'f;, *%.: ' '
Im* .*
. V.v . I
* | ί- | •V i .·* .... 820 1 8 71
Claims (12)
1. Werkwijze voor het modificeren van de oppervlakken van. flexografische reliefdrukplaten, waarbij de 5 reliefs worden verkregen door beeldsgewijze belichting en : vloeistofontwikkeling van de niet-belichte gebieden van een I laag van een fotogevoelig elastomeer materiaal, omvattende | een polymeer van een geconjugeerde diolefine koolwaterstof J en een niet-gasvormige ethenisch onverzadigde verbinding die 10 ten minste êên eindstandige ethenische groep bevat, met het kenmerk, dat het ontwikkelde oppervlak na drogen in willekeu-V rige volgorde wordt (1) nabelicht met een bron van actinische straling en | 15 (2) in aanraking gebracht met een waterige λ . behandelingsoplossing van een alkalimonopersulfaat en een bromidezout gedurende ongeveer 15 seconden tot 40 minuten.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het i " 1 \ | kenmerk, dat de drukplaat wordt gedompeld in de waterige be- 2. handelingsoplossing.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het geconjugeerde diolefine-koolwaterstof-- ' polymeer is gekozen uit butadieen/acrylonitril, 25 butadieen/acrylonitril/acrylzuur, butadieen/styreen, styreen-butadieen-styreen-blokcopolymeer en styreen-isopreen-styreen-blokcopolymeer.
4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de flexografische reliëfdrukplaat wordt 30 verkregen door beeldsgewijze belichting en vloeistofontwikke- j ling van een fotogevoelig elastomeer element, omvattende ' ' (A) een buigzame drager en * (B) een laag van fotogevoelig elastomeer materiaal, omvattende, betrokken op het totale gewicht van 35 het materiaal, I (a) 55 tot 90 gew.% van een hoog moleculair S; 8201871 V;." J. * - 51 - f butadieen/acrylonitril-copolymeer met een aantal-gemiddeld molecuulgewicht van 20.000 tot 75.000, een acrylonitril-j gehalte van 10 tot 50 gew.% en een carboxyl-gehalte van 0 tot 1. gew.%, 5 (b) 2 tot 40 gew.% van een niet-gasvormige, ethenisch onverzadigde verbinding die ten minste ëën eind-standige ethenische groep bevat, welke verbinding in staat is een hoog polymeer te vormen door vrij-radicaal-geïnitieer- ! de, keten-propagerende additiepolymerisatie en verenigbaar is I 10 met polymeer (a); j (c) 0,001 tot 10 gew.% van een organisch, ! stralingsgevoelig, vrije radicalen genererend systeem, i • activeerbaar door actinische straling, dat polymerisatie van | de onverzadigde verbinding initieert; en i 15 (d) 0 tot 15 gew.% van een verenigbare ! weekmaker, I . j waarbij eventueel tussen de lagen (A) en (B) een laag kleef- j middel aanwezig is.
5. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, j 20 met het kenmerk, dat de flexografische reliëfdrukplaat wordt i verkregen door beeldsgewijze belichting en vloeistofontwikke- j ling van een fotogevoelig elastomeer element, omvattende j (A) een velvormige drager, ! (B) een laag van een fotogevoelig elastomeer j 25 materiaal die op de genoemde drager is aangebracht, welk j materiaal de volgende componenten omvat: j (1) ten minste 30 gew.% van ten minste ëën J in oplosmiddel oplosbaar thermoplastisch elastomeer blokcopoly- j meer dat ten minste twee thermoplastische niet-elastomere ! 30 polymeerblokken met een glasovergangstemperatuur boven 25°C 1 en een aantal-gemiddeld molecuulgewicht van 200 tot 100.000 - ' bevat, en tussen de genoemde-thermoplastische, niet-elastomere ______ * polymeerblokken een elastomeer polymeerblok met een glas- : overgangstemperatuur beneden 10°C en een aantal-gemiddeld j 35 molecuulgewicht van ongeveer 25.000 tot 1.000,000; j (2) ten minste 1 gew.% van een additie- ib- 8201871 ?r t / - 52 - •N. . ~ ! polymeriseerbare ethenisch onverzadigde verbinding die ten- ! minste lén eindstandige ethenische groep bevat, en ! ! (3) een polymerisatie-effectieve hoeveel- j heid polymerisatie-initiator die door actinische straling kan 5 worden geactiveerd; een buigzaam dekvel; en een buigzame polymeerfoelie die zich bevindt tussen het dekvel en het oppervlak van de genoemde ; ' laag.
6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, j 10 met het kenmerk, dat de behandelingsoplossing omstreeks neu traal is en in hoofdzaak bestaat uit 5 tot 20 gew.dln alkali-monopersulfaat, 5 tot 20 gew.dln alkalibromide en 1000 gew.dln ' water.
7. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, ! 15 met het kenmerk, dat de behandelingsoplossing zuur is en in hoofdzaak bestaat uit 50 tot 100 gew.dln alkalimonopersulfaat, I 5 gew.dln alkalibromide en 1000 gew.dln water.'
8. Werkwijze volgens conclusie I, met het " kenmerk, dat de behandelingsoplossing wordt bereid door een j 20 droog mengsel van een alkalimonopersulfaatzout, een bromide- zout en water te combineren.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het | kenmerk, dat het monopersulfaatzout en het bromidezout res pectievelijk 2KHS0,,.KHSO^.^SO^. en kaliumbromide zijn. 1 25
- 10. Werkwijze volgens conclusie 8, met het ; kenmerk, dat de verhouding van de droge bestanddelen in het mengsel is van 98 tot 10 alkalimonopersulfaat en van 2 tot 90 i ! ZOUt.
, 11. Werkwijze volgens conclusie 9, met het 30 kenmerk, dat de behandelingsoplossing op een pH van ongeveer 0,7 tot 8,5 is.
12. Werkwijzen en voortbrengselen in hoofd- : zaak als beschreven in de beschrijving en/of de voorbeelden. 35 I - ' β v η 8201871
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US26129381A | 1981-05-07 | 1981-05-07 | |
US26129381 | 1981-05-07 |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8201871A true NL8201871A (nl) | 1982-12-01 |
NL178357C NL178357C (nl) | 1986-03-03 |
Family
ID=22992671
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8201871A NL178357C (nl) | 1981-05-07 | 1982-05-07 | Werkwijze voor het modificeren van de oppervlakken van flexografische reliefdrukplaten. |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
JP (1) | JPS57186754A (nl) |
AU (1) | AU532256B2 (nl) |
CA (1) | CA1174890A (nl) |
NL (1) | NL178357C (nl) |
Families Citing this family (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB8416571D0 (en) * | 1984-06-29 | 1984-08-01 | Asahi Chemical Industry Uk Ltd | Flexographic printing |
JPH073581B2 (ja) * | 1984-11-16 | 1995-01-18 | 旭化成工業株式会社 | 感光性樹脂版の作成方法 |
JP2571788B2 (ja) * | 1987-06-30 | 1997-01-16 | 株式会社クラレ | パタ−ン形成法 |
US4806506A (en) * | 1987-09-14 | 1989-02-21 | E. I. Du Pont De Nemours And Company | Process for detackifying photopolymer flexographic printing plates |
AU3765689A (en) * | 1988-05-31 | 1990-01-05 | Napp Systems (U.S.A.) Inc. | Apparatus and process for processing printing plates |
US5085976A (en) * | 1990-06-11 | 1992-02-04 | E. I. Du Pont De Nemours And Company | Process for dimensionally stabilizing photopolymer flexographic printing plates |
JP6241753B2 (ja) * | 2014-12-15 | 2017-12-06 | 株式会社プリントプロ | 凹版印刷用樹脂材料 |
-
1982
- 1982-05-06 CA CA000402367A patent/CA1174890A/en not_active Expired
- 1982-05-06 JP JP7466482A patent/JPS57186754A/ja active Granted
- 1982-05-06 AU AU83442/82A patent/AU532256B2/en not_active Ceased
- 1982-05-07 NL NL8201871A patent/NL178357C/nl not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
JPS57186754A (en) | 1982-11-17 |
AU532256B2 (en) | 1983-09-22 |
NL178357C (nl) | 1986-03-03 |
JPH0140970B2 (nl) | 1989-09-01 |
AU8344282A (en) | 1982-11-11 |
CA1174890A (en) | 1984-09-25 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP0084851B2 (en) | Process for preparing an overcoated photopolymer printing plate | |
US4177074A (en) | Butadiene/acrylonitrile photosensitive, elastomeric polymer compositions for flexographic printing plates | |
US4272608A (en) | Photosensitive compositions containing thermoplastic ionomeric elastomers useful in flexographic printing plates | |
US4460675A (en) | Process for preparing an overcoated photopolymer printing plate | |
US4431723A (en) | Aqueous processible, alcohol resistant flexographic printing plates | |
EP0185337B1 (en) | Process for preparing photopolymer flexographic element with melt extrusion coated elastomeric surface layer | |
EP0356952B1 (en) | Process for making flexographic plates with increased flexibility | |
US4400460A (en) | Process for surface treatment of flexographic printing plates containing butadiene/acrylonitrile copolymers | |
US4478931A (en) | Precurled flexographic printing plate | |
US5135837A (en) | Photosensitive elastomeric element having improved solvent resistance | |
US4400459A (en) | Process for bromine surface treatment of photosensitive elastomeric flexographic printing plates | |
US4415649A (en) | Flexographic printing plates containing blended adhesives | |
NL8201871A (nl) | Werkwijze voor het modificeren van de oppervlakken van flexografische drukplaten. | |
EP0096835B1 (en) | Halogen finishing of flexographic printing plates containing butadiene/acrylonitrile copolymers | |
US4446220A (en) | Method of making a photosensitive elastomeric composition | |
EP0064564B1 (en) | Process for surface treatment of flexographic printing plates containing butadiene/acrylonitrile copolymers | |
EP0064565B1 (en) | Process for bromine surface treatment of photosensitive elastomeric flexographic printing plates | |
JPH02161442A (ja) | 光重合性組成物 | |
EP0058737B1 (en) | Flexographic printing plates containing blended adhesives | |
CA1174891A (en) | Process for bromine surface treatment of flexographic printing plates containing butadiene/ acrylonitrile copolymers | |
CA1178476A (en) | Flexographic printing plates containing blended adhesives | |
JPH0259978B2 (nl) |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1C | A request for examination has been filed | ||
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |