NL8201746A - Inrichting voor het in een vlak dwars op de langsas doorsnijden van de rand van een pijp of bus. - Google Patents

Description

t V iJ’

N

Ψ E Ar/JS/46

Thomassen en Drijver-Verblifa N.V., Deventer

Inrichting voor het in een vlak dwars op de langsas doorsnijden van de rand van een pijp of bus*

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in een vlak dwars op de langsas doorsnijden van de rand van een pijp of bus, bijvoorbeeld een gelast of gesoldeerd of een diepgetrokken naadloos buisstuk respectievelijk een ge-5 laste of gesoldeerde of een diepgetrokken naadloze conserven-bus, met behulp van twee samenwerkende kniporganen, waarvan de sneden tijdens het knippen een hoek insluitend langs elkander worden bewogen.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een 10 inrichting, die in staat is, met grote snelheid in continubedrijf pijpen of bussen, die moeten worden doorgesneden of bijgesneden (getrimd), te behandelen. Volgens de uitvinding wordt dit doel hierdoor bereikt, dat het eerste kniporgaan een schijf, een ring of een doorn met een zich langs een bui-15 tenomtreksrand daarvan uitstrekkende, radiaal* naar buiten gerichte snede is, waarvan de kromtestraal in elk punt ten hoogste gelijk is aan die van een overeenkomstig punt van de binnenomtrek van de door te snijden pijp of bus, het tweede kniporgaan een ring of een bus met een zich langs een binnen-20 omtreksrand daarvan uitstrekkende, radiaal naar binnen gerichte snede is, die ten opzichte van de snede van het eerste kniporgaan in axiale richting een weinig is verplaatst en waarvan de kromtestraal in elk punt tenminste gelijk is aan die van een overeenkomstig punt van de buitenomtrek van die 25 pijp of bus en dat middelen zijn aangebracht, die tijdens het knippen de kniporganen zodanig achtereenvolgens in alle radiale richtingen ten opzichte van elkander bewegen, dat de snede van het tweede kniporgaan over een binnen de snede van het eerste kniporgaan gelegen, daaraan concentrische gesloten 30 lijn beweegt of rolt. In deze inrichting wordt het ringvormige buitenkniporgaan van een stand uit, waarin zijn snede over de gehele omtrek vrij is van de snede van het binnen-kniporgaan, zodat de door te snijden pijp 8201746 i * -2- of bus tussen de kniporganen kan worden gebracht, zodanig om het binnenkniporgaan geslingerd, dat alle punten van zijn snede na elkander radiaal langs de snede van het binnenkniporgaan worden bewogen en daardoor de pijp of bus in een 5 vlak dwars op haar langsas wordt doorgeknipt.

De beste resultaten worden bereikt, als de sneden van de kniporganen gelijkvormig zijn aan de binnenomtrek respectievelijk de buitenomtrek van de door te snijden pijp of bus. Zo zal men in het algemeen voor het bij snijden van ronde pijpen 10 of bussen kniporganen met cirkelvormige sneden en bijvoorbeeld voor het snijden van elliptische of ovale pijpen of bussen kniporganen met elliptische of ovale snede gebruiken. Het zal echter duidelijk zijn, dat ronde, elliptische, ovale of nog anders gevormde pijpen of bussen ook door kniporganen 15 met sneden, die niet gelijkvormig aan de pijp- of busomtrek-ken zijn, kunnen worden doorgesneden. In dat geval moeten echter de kromtestralen van de snede van het binnenkniporgaan kleiner zijn dan of ten hoogste gelijk zijn aan de kleinste kromtestraal van de binnenomtrek en de kromtestralen van de 20 snede van het buitenkniporgaan groter zijn dan of ten minste gelijk zijn aan de grootste kromtestraal van de buitenomtrek van de pijp of bus.

Met voordeel kan de inrichting zodanig zijn uitgevoerd, dat het eerste kniporgaan gevormd of bevestigd is aan het 25 vrije einde van een doorn, die draaibaar om een langsas wordt gedragen door een houder, welke op zijn beurt draaibaar om een aan de draaiingsas van de doorn evenwijdige hoofdas is aangebracht, het tweede kniporgaan gevormd of bevestigd is aan een de doorn omgevende buitenbus, die ten opzichte van de 30 doorn tegen axiale verplaatsing en eventueel tegen verdraaiing geborgd, maar in alle radiale richtingen, zo nodig, tegen veerkracht in verplaatsbaar door de doorn wordt gedragen, en dat langs de baan van de doorn om de hoofdas een leibaan is aangebracht, die de voor het knippen benodigde onderlinge 35 radiale verplaatsing van de buitenbus met het tweede kniporgaan en de doorn met het eerste kniporgaan bestuurt. Een eenvoudige constructie van deze inrichting is mogelijk, als de leibaan zich bevindt aan de binnenomtrek van een de hoofdas omgevende, vaste ringvormige geleiding en zich concentrisch 40 aan de hoofdas uitstrekt, de buitenbus aan de 8201746 -3- ϊ * buitenomtrek is voorzien van een met de leibaan in samenwerking brengbaar, aan de met het draaipunt van de snede van het eerste kniporgaan overeenkomstige punt binnen de snede van het tweede kniporgaan concentrisch cirkelvormig leivlak, de 5 straal van de leibaan zodanig is gekozen, dat, wanneer in bedrijf de buitenbus met haar leivlak over de leibaan beweegt, de snede van het tweede kniporgaan punt voor punt radiaal naar de draaiingsas van de doorn toe en daarvan af met speling langs de snede van het eerste kniporgaan wordt ge-10 drukt, en als het overige deel van de binnenomtrek van de geleiding zover van de hoofdas afligt, dat de sneden van de twee kniporganen zich over haar gehele omtrek voldoende ver van elkander kunnen verwijderen om de door te snijden pijp of bus door te laten. Deze inrichting kan op een bepaalde plaats 15 van de baan van de doorn een door te snijden pijp of bus opnemen, over een volgend deel van die baan knippen en op een plaats daarna de pijp of bus en het (de) daarvan afgeknipte deel (delen) afvoeren.

Een verdere verbetering wordt verkregen, als coaxiaal 20 aan de doorn een aan de draaiingsas daarvan concentrisch tandwiel is bevestigd, waarvan de steekcirkel gelijk is aan het cirkelvormige leivlak van de buitenbus, welk tandwiel samenwerkt met een vaste, aan de hoofdas concentrische tand-krans met binnenvertanding, waarvan de steekcirkel een aan de 25 straal van de leibaan gelijke straal bezit, zodat tijdens het draaien van de doorn om de hoofdas de doorn om zijn draaiingsas draait en tijdens het knippen de buitenbus met haar leivlak over de leibaan rolt. Voorkomen wordt dan, dat of de buitenbus met het tweede kniporgaan glijdend over de 30 leibaan beweegt of tussen die bus en de doorn verdraaiing optreedt.

Voor de radiaal beweegbare ondersteuning van de buitenbus met het tweede kniporgaan verdient een constructie aanbeveling, volgens welke een bus met een uitwendige kraag aan de 35 doorn gevormd of bevestigd is, welke kraagbus de doorn onder vrijlating van een cilindrische spleet voor het opnemen van de door te snijden pijp of bus concentrisch omgeeft, de kraag aan elke zijde een radiale borst bezit, de buitenbus axiaal 8201746

' V

-4- tegenover elke borst van de kraag een inwendige radiale borst vertoont en tussen elke borst van de kraagbus en de zich daartegenover uitstrekkende borst van de buitenbus een krans kogels is aangebracht, die de onderlinge radiale verplaatsing 5 van de buitenbus met het tweede kniporgaan en de doorn met het eerste kniporgaan en de kraagbus in alle richtingen mogelijk maakt en de sneden van de kniporganen in axiale richting op de voor het knippen vereiste onderlinge plaatsen houden. Bij deze uitvoering van de inrichting kan voor het verwij-10 deren van de doorgesneden pijp of bus en het daarvan afgeknipte deel een in de spleet tussen de doorn en de kraagbus axiaal verplaatsbaar uitstootorgaan zijn aangebracht.

Om het voeren van door te snijden pijpen of bussen in de inrichting en het daaruit verwijderen van de doorgesneden 15 pijpen of bussen snel te kunnen doen plaatshebben, kan de inrichting zodanig zijn uitgevoerd, dat de kniporganen met toebehoren tezamen axiaal verplaatsbaar in het vaste dragende deel van de inrichting zijn aangebracht. De pijpen of bussen kunnen dan van een zijkant van de inrichting aan- en afge-20 voerd worden, wat niet alleen snel kan geschieden, maar ook de axiale afmeting van de inrichting aanmerkelijk beperkt.

Moeten pijpen of buisstukken op twee axiaal van elkander afliggende plaatsen tegelijk doorgesneden worden, dan kan de inrichting worden uitgevoerd met twee coaxiaal tegenover el-25 kander aangebrachte, axiaal van elkander af en naar elkander toe verplaatsbare paren samenwerkende kniporganen met toebehoren. Zulk een inrichting is van belang voor het bij snijden van beide einden van een pijp of voor het snijden van drie buisstukken uit een lang buisstuk. Ook in dat geval worden de 30 pijpen of buisstukken zijdelings aan- en afgevoerd.

De capaciteit van de inrichting kan aanmerkelijk vergroot worden, als de of elke om de hoofdas draaibare houder een aantal evenwijdige doorns met kniporganen draagt, waarvan de draaiingsassen zich op een aan de hoofdas coaxiale cirkel-35 cilindermantel uitstrekken.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht worden. De tekening vertoont in: 8201746 -5- fig.1,2 en 3 een axiale doorsnede van het' voor het begrijpen van de pitvinding essentiële deel van een inrichting volgens de uitvinding in drie verschillende toestanden, fig.4 op grotere schaal een axiale doorsnede van een 5 detail van de inrichting volgens fig.1,2 en 3, fig.5 een dwarsdoorsnede over de lijn V-V in fig.2, fig.6 gedeeltelijk een axiale doorsnede, gedeeltelijk een zijaanzicht van een inrichting met een aantal paren coaxiale doorns met kniporganen volgens fig.1,2 en 3, en in 10 fig.7 op kleinere schaal een schematisch dwarsaanzicht van een deel van de inrichting volgens fig.6.

In alle figuren van de tekening is 1 een om zijn langsas draaibare doorn. Onder vrijlating van een cilindrische spleet 2 is de doorn omgeven door een daaraan gevormde bus 3 met een 15 kraag 4, die aan elke zijde een zuiver radiale borst 5 heeft. De doorn 1 met de kraagbus 3,4,5 is omgeven door een buitenbus 6. De doorn draagt nabij zijn vrije einddeel of kop 7 een eerste kniporgaan in de vorm van een ring 8, waarvan de naar die kop gekeerde buitenrand de snede 9 van dat kniporgaan 20 vormt en een diameter heeft, die iets groter is dan die van de kop 7 en gelijk is aan die van de rest van de doorn. De buitenbus 6 is in haar holte voorzien van een tweede kniporgaan in de vorm van een ring 10, waarvan de van de kop 7 van de doorn afgekeerde binnenrand een met de snede 9 van de ring 25 8 in samenwerking brengbare snede 11 vormt (zie in het bijr zonder fig.4 en 5). De ring 8 wordt door veren 12 (slechts in fig.4 en 6 aangegeven) tegen de kop 7 van de doorn 1 gedrukt, zodat de plaats van de snede 9 in axiale richting zuiver bepaald is.

20 Tussen de ene borst 5 van de kraag 4 van de bus 3 en het naar binnen gekeerde zijvlak 13 van de ring 10 en tussen de andere borst 5 van de kraag 4 en het naar binnen gekeerde zijvlak 14 van een binnenflens 15 van de buitenbus 6 zijn kransen kogels 16 aangebracht, die de verplaatsing van de 25 ring 10 met de snede 11 ten opzichte van de doorn 1 en de ring 8 met de snede 9 in alle radiale richtingen mogelijk maken. De kogels 16 tussen de ring 10 en de kraag 4 bepalen echter ook de juiste axiale stand van de snede 11 ten opzichte van de snede 9. Zij zorgen er voor, dat tussen de sneden 9 en 11 een geringe axiale speling, de zogenaamde snijspleet 8201746 -6- 37, gehandhaafd wordt. Deze spleet voorkomt, dat de sneden met elkander in aanraking komen en elkander daardoor beschadigen. De standtijd van de kniporganen wordt daardoor aanmerkelijk verlengd. In fig.1,2,3 en 4 wordt de ring 10 door ve-5 ren 17 tegen de kogels 16 gedrukt en in fig.6 ligt de ring 10 aan tegen een binnenflens 18 van de bus 6 en zijn de veren 17 aan de andere zijde van de kraag 4, de binnenflens 15 en een tegen de kogels 16 aanliggende ring 19 aangebracht. Ook deze veren zorgen ervoor, dat de ring 10 met de snede 11 tegen de 10 kogels 16 worden gedrukt en daardoor op de juiste axiale plaats ten opzichte van de ring 8 met de snede 9 wordt gehouden.

In fig.1,2 en 3 wordt een door te snijden bus 20 in axiale richting over de doorn heen in de spleet 2 geschoven, 15 zodra de ring 10 met zijn snede 11 door radiale veren 21 (fig. 6) in een zodanige ruststand is gebracht, dat tussen die snede 11 en de snede 9 van de ring 8 een met de spleet 2 corres- ponderende ringvormige spleet voor het doorlaten van de bus is vrijgelaten. Daarna wordt de ring 10 door besturing 20 van buitenaf met zijn snede 11 punt voor punt 'naar de as van de doorn toe en weer daarvan af langs de snede 9 van de ring 8 gedrukt, terwijl de doorn en de buitenbus om de doornas worden gedraaid, zodat de bus 10 langs de omtrek wordt doorgeknipt. Deze beweging van de ring 10 met snede 11 komt erop 25 neer, dat die ring met het middelpunt van zijn snede in een cirkel om het middelpunt van de snede 9 van de ring 8 beweegt.

Hoe de besturing van de ring 10 met snede 11 op eenvoudige wijze kan geschieden, blijkt uit fig.6 en 7. In de in-30 richting volgens die figuren worden parallelle doorns met toebehoren met hun assen evenwijdig aan een hoofdas 22 en gelegen op ewen aan die hoofdas concentrische cilindermantel draaibaar gedragen door een aan de hoofdas bevestigde schijfvormige houder 23. De hoofdas is zelf draaibaar aangebracht, 35 zodat de doorns evenwijdig aan zichzelf in een cirkelbaan om de hoofdas kunnen worden bewogen.

Elke doorn 1 met toebehoren is coaxiaal bevestigd aan een tandwiel 24, dat samenwerkt met een concentrisch om de hoofdas aangebrachte, vaste tandkrans 25 met binnenvertan-40 8201746 -7- ding, zodat, wanneer de hoofdas 22 met de houder 23 wordt gedraaid, de doorns om hun as worden gedraaid. Tevens wordt de buitenbus 6 met de ring 10 met snede 11 van elke doorn langs een vaste geleiding 26 bewogen. Deze bestaat uit twee 5 aan de hoofdas 22 concentrische delen, waarvan het werkzame deel 27 een kleinere straal en het onwerkzame deel 28 een grotere straal heeft (zie fig.5). Bevindt de ring 10 met snede 11 zich op het onwerkzame deel 28 van de geleiding 26, dan stelt hij zich met zijn snede 11 vrijwel concentrisch om de 10 snede 9 van de ring 8 in, zodat zich tussen beide sneden 11 en 9 een spleet voor het doorlaten van een pijp of bus bevindt. Komt de ring 10 evenwel op het werkzame deel 27 van de geleiding 26, dan wordt hij, terwijl hij over dat deel 27 wordt voortbewogen, met zijn snede 11 punt voor punt langs de 15 snede 9 van de ring 8 bewogen en wordt dus een tussen de ringen 8 en 10 door in de spleet 2 gestoken pijp of bus overdwars doorgeknipt.

De inrichting volgens fig.6 is zodanig uitgevoerd, dat de steekcirkel van het tandwiel 24 gelijk is aan het met de 20 geleiding 26 samenwerkende omtreksvlak van de buitenbus 6. Voorts is de straal van de steekcirkel van de tandkrans 25 coaxiaal en gelijk aan de straal van het werkzame vlak 27 van de geleiding 26. Het gevolg van deze uitvoering is, dat de buitenbus 6 tijdens het knippen over het werkzame vlak 27 van 25 de geleiding 26 zuiver rolt en dus tijdens het knippen geen neiging heeft, ten opzichte van de doorn te verdraaien.

In fig.6 is elke doorn met toebehoren en tandwiel axiaal verplaatsbaar aan de houder 23 aangebracht. Dit maakt het mogelijk, een pijp of bus in zijdelingse richting voor een 30 axiaal uit de arbeidsstand getrokken doorn te plaatsen en daarna de doorn in de pijp of bus te steken (zie de linkerhelft van de dubbel uitgevoerde inrichting volgens fig. 6). Voor het stoten van de doorgesneden pijp of bus en het afgeknipte gedeelte daarvan uit de spleet 2 tussen de doorn 1 en 35 de kraagbus 3,4 zijn axiaal beweegbare staven 29 aangebracht, die bij een axiaal onbewegelijke doorn (zie fig. 1,2,3) axiaal in de spleet 2 geschoven kunnen worden, maar, indien de doorn zelf axiaal verplaatsbaar is (zie fig.6), vast aangebracht kunnen zijn, omdat zij dan ten gevolge van de axiale 40 verplaatsing van de doorn in de spleet 2 dringen.

8201746 -8-

Het bijzondere van de inrichting volgens fig.6 is, dat zij, zoals reeds gezegd is, dubbel is uitgevoerd, dat wil zeggen, dat coaxiaal tegenover elke doorn met toebehoren een tweede doorn met toebehoren is aangebracht. Deze inrichting 5 is, zoals duidelijk zal zijn, in staat, pijpen of buisstukken op twee axiaal van elkander verwijderde plaatsen tegelijk door te snijden. Op deze wijze kan.men bijvoorbeeld de rand-gedeelten van pijpen bijsnijden of drie buisstukken van gewenste, bijvoorbeeld gelijke lengten tegelijk uit een voorge-10 vormd buisstuk snijden. Zij kan slechts effectief werken met axiaal van elkander af en naar elkander toe beweegbare doorns met toebehoren, omdat de pijpen of buisstukken daaraan slechts zijdelings toegevoerd kunnen worden.

Fig.7 laat schematisch zien, hoe de pijpen of bussen 20 15 één voor één door een schacht 30, een transportschroef 31 en een trommel 32 met ligplaatsen 33 zijdelings voor een doorn 1 met toebehoren respectievelijk tussen twee coaxiale doorns met toebehoren (fig.6) kunnen worden aangevoerd en daarna door de doorn(s) op hun cirkelweg in de richting van de pijl 20 34 om de hoofdas 22 kunnen worden gedraaid, zodat zij eerst langs het onwerkzame deel 28 van de geleiding 26 worden gevoerd om de axiaal teruggetrokken doorn(s) in de betrokken pijp of bus te kunnen steken, vervolgens langs het werkzame deel 27 van de geleiding 26 worden bewogen om de pijp of bus 25 op één of twee plaatsen te kunnen doorknippen en tenslotte weer langs het onwerkzame deel 28 van de geleiding 26 worden geleid om, nadat de doorn(s) weer is (zijn) teruggetrokken, de desbetreffende pijp of busdelen met behulp van.het afvoer-orgaan (35) langs de baan 36 uit de inrichting af te voeren. 30 & 8201746

Claims (10)

1. Inrichting voor het in een vlak dwars op de langsas doorsnijden van de rand van een pijp of bus, bijvoorbeeld een gelast of gesoldeerd of een diepgetrokken naadloos buisstuk respectievelijk een gelaste of gesoldeerde of een diepgetrok- 5 ken naadloze conservenbus, met behulp van twee samenwerkende kniporganen, waarvan de sneden tijdens het knippen een hoek insluitend langs elkander worden bewogen, met het kenmerk, dat het eerste kniporgaan een schijf, een ring of een doorn met een zich langs een buitenomtreksrand daarvan uitstrekken-10 de, radiaal naar buiten gerichte snede is waarvan de kromtestraal in elk punt ten hoogste gelijk is aan die van een overeenkomstig punt van de binnenomtrek van de te knippen pijp of bus, het tweede kniporgaan een ring of een bus met een zich langs een binnenomtreksrand daarvan uitstrekkende, 15 radiaal naar binnen gerichte snede is waarvan de kromtestraal in elk punt tenminste gelijk is aan die van een overeenkomstig punt van de buitenomtrek van die pijp of bus en dat middelen zijn aangebracht, die tijdens het knippen de kniporganen zodanig achtereenvolgens in alle radiale richtingen ten 20 opzichte van elkander bewegen, dat de snede van het tweede kniporgaan over een binnen de snede van het eerste kniporgaan gelegen, daaraan concentrische, gesloten lijn beweegt of rolt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 25 de sneden van de kniporganen gelijkvormig zijn aan de binnenomtrek respectievelijk de buitenomtrek van de door te snijden pijp of bus.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste kniporgaan gevormd of bevestigd is aan het 30 vrije einde van een doorn, die draaibaar om een langsas wordt gedragen door een houder, welke op zijn beurt draaibaar om een aan de draaiingsas van de doorn evenwijdige hoofdas is aangebracht, het tweede kniporgaan gevormd of bevestigd is aan een de doorn omgevende buitenbus, die ten opzichte van de 35 doorn tegen axiale verplaatsing en eventueel tegen 8201746 ψ * -10- verdraaiing geborgd, maar in alle radiale richtingen, zo nodig tegen veerkracht in verplaatsbaar door de doorn wordt · gedragen, en dat langs de baan van de doorn om de hoofdas een leibaan is aangebracht, die de voor het knippen benodigde 5 onderlinge radiale verplaatsing van de buitenbus met het tweede kniporgaan en de doorn met het eerste kniporgaan bestuurt.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de leibaan zich bevindt aan de binnenomtrek van een de hoofdig as omgevende, vaste ringvormige geleiding en zich concentrisch aan de hoofdas uitstrekt, de buitenbus aan de buitenomtrek is voorzien van een met de leibaan in samenwerking brengbaar, aan het met het draaipunt van de snede van het eerste kniporgaan overeenkomstige punt binnen de snede van 15 het tweede kniporgaan concentrisch cirkelvormig leivlak, de straal van de leibaan zodanig is gekozen, dat, wanneer in bedrijf de buitenbus met haar leivlak over de leibaan beweegt, de snede van het tweede kniporgaan punt voor punt radiaal naar de draaiingsas van de doorn toe en daarvan af met 20 speling langs de snede van het eerste kniporgaan wordt gedrukt, en dat het overige deel van de binnenomtrek van de geleiding zover van de hoofdas afligt, dat de sneden van de twee kniporganen zich over haar gehele omtrek voldoende ver van elkander kunnen verwijderen pm de door te snijden pijp of 25 bus door te laten.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat coaxiaal aan de doorn een aan de draaiingsas daarvan concentrisch tandwiel is bevestigd, waarvan de steekcirkel gelijk is aan het cirkelvormige leivlak van de buitenbus, welk tand- 30 wiel samenwerkt met een vaste, aan de hoofdas concentrische tandkrans met binnenvertanding, waarvan de steekcirkel een aan de straal van de leibaan gelijke straal bezit, zodat tijdens het draaien van de doorn om de hoofdas de doorn om zijn draaiingsas draait en tijdens het knippen de buitenbus met 35 haar leivlak over de leibaan rolt.

6. Inrichting volgens conclusie 3,4 of 5, met het kenmerk, dat een bus met een uitwendige kraag aan de doorn gevormd of bevestigd is, welke kraagbus de doorn onder vrijlating van een cilindrische spleet voor het opnemen van de 40 door 8201746 -rite snijden pijp of bus concentrisch omgeeft, de kraag aan elke zijde een radiale borst bezit, de buitenbus axiaal te7 genover elke borst van de kraag een inwendige radiale borst vertoont en dat tussen elke borst van de kraagbus en de zich 5 daartegenover uitstrekkende borst van de buitenbus een krans kogels is aangebracht, die de onderlinge radiale verplaatsing van de buitenbus met het tweede kniporgaan en de doorn met het eerste kniporgaan en de kraagbus in alle richtingen mogelijk maakt en de sneden van de kniporganen in axiale richting 10 op de voor het knippen vereiste onderlinge plaatsen houden.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat voor het verwijderen van de bijgesneden pijp of bus en het daarvan afgeknipte randdeel een in de spleet tussen de doorn en de kraagbus axiaal verplaatsbaar uitstootorgaan is aange- 15 bracht.

8. Inrichting volgens conclusie 1-7, met het kenmerk, dat de kniporganen met toebehoren tezamen axiaal verplaatsbaar in het vaste dragende deel van de inrichting zijn aangebracht. 20

9. Inrichting volgens conclusie 8 voor het tegelijk bij snijden van de einden van een pijp, gekenmerkt door twee coaxiaal tegenover elkander aangebrachte, axiaal van elkander af en naar elkander toe verplaatsbare paren samenwerkende kniporganen met toebehoren. 25

10. Inrichting volgens conclusie 3-9, met het kenmerk, dat de of elke houder een aantal evenwijdige doorns met kniporganen draagt, waarvan de draaiingsassen zich op een aan de hoofdas coaxiale cirkelcilindermantel uitstrekken. 30 8201746