NL8200866A

NL8200866A - Werkwijze voor het in de bodem drijven van een hol buisvormig lichaam.

Info

Publication number: NL8200866A
Application number: NL8200866A
Authority: NL
Original assignee: Erland Robert Tegelberg
Priority date: 1982-03-03
Filing date: 1982-03-03
Publication date: 1983-10-03

Description

T tJ/EA/1

WERKWIJZE VOOR HET IN DE BODEM DRIJVEN

VAN EEN HOL BUISVORMIG LICHAAM.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze » voor het in de bodem drijven van een hol buisvormig lichaam omvattende het op‘de juiste plaats opstellen van het lichaam en het met een indrijfwerktuig in de bodem indrijven daarvan.

5 Een dergelijke werkwijze is bekend voor het in de bodem heien van holle palen voor jackets of dergelijke. Bij het indrijven treden in het korrelskelet van de bodem water-overspanningen op, waardoor het bodemmateriaal gaat fluïde-ren. Wanneer het holle lichaam verder in de bodem gedreven 10 wordt, neemt de weerstand toe. De indrijfsnelheid daalt hier-. door. Het gevolg hiervan is dat de fluïdisatie niet meer goed tot stand komt. Dit leidt tot verdichting van de bodem en in het bijzonder in het inwendige van de buis wordt door het tot stand komen van de fluïdisering een prop gevormd. Het verder 15 indrijven van het holle lichaam wordt daardoor moeilijk .

Het doel van de uitvinding is een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee een hol buisvormig lichaam gemakkelijker in de bodem ingedreven kan worden.

20 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door tijdens het indrijven uit het inwendige van het holle lichaam water bevattend fluïdum weg te pompen. Door voortdurend dit fluïdum uit de paal te zuigen, ontstaat een stroming van onderaf in de paal omhoog. Dit versterkt de fluïdisering en 25 houdt deze ook bij het afnemen van de indrijfsnelheid in stand. Propvorming wordt dus tegengegaan, waardoor het op deze wijze indrijven van het holle buisvormige lichaam aanzienlijk eenvoudiger en sneller gebeurt.

De uitvinding betreft en verschaft eveneens een 30 inrichting voor het uitvoeren van de bovengenoemde werkwijze. Deze inrichting wordt gekenmerkt door een indrijfwerktuig omvattende een op een hol buisvormig lichaam positioneerbare indrijfinrichting en een door hijsmiddelen met de indrijfinrichting verbonden pompmiddelen, waarbij de pompmiddelen met Λ l 8200866 - 2 - - t - de hijsmiddelen in het holle lichaam omhoog en omlaag bewogen kunnen worden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvatten de pompmiddelen een dompel-5 pomp.

De uitvinding wordt hierna nader uiteen gezet aan de hand van tekeningen van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een indrijfwerktuig voor het in de 10 grond drijven van een hol buisvormig lichaam.

Fig. 2 toont een doorsnede door het holle buisvormige lichaam tijdens het indrijven.

Het indrijfwerktuig 1 is opgesteld op een vaartuig 4 en omvat een hijsinrichting 2. Op het vaartuig 4 is een 15 lierinrichting 5 en een mast 6 aangebracht, van de Herinrichting 5 loopt een kabel 7 over de mast 6, en aan het einde van de kabel 7 is een indrijfinrichting 8 bevestigd.

De indrijfinrichting 8 is door middel van een op-zetstuk 9 op een in de bodem te drijven paal 10 gepositio-20 neerd. De indrijfinrichting is bij voorkeur een trilinrich-ting.

Zoals fig. 2 laat zien wordt tijdens het in de bodem 11 indrijven van de paal 10 deze bodem 11 gefluïdiseerd door de in het korrelskelet van de grond opgewekte waterover-25 spanningen. Bij het afnemen van de indrijfsnelheid ten gevolge van, het toenemen van de weerstand bij toenemende indrijf-diepte, neemt deze fluïdisatie gewoonlijk af. Dit kan zelfs zover gaan, dat de fluïdisatie geheel stopt, en dat met name in het inwendige van de paal 10 een prop wordt gevormd. Het 30 indrijven van de holle paal wordt hierdoor sterk bemoeilijkt.

. Volgens de uitvinding wordt echter pit het inwendige van de paal 10 water bevattend fluïdum 20 weggepompt. Dit wegpompen geschiedt bij voorkeur met behulp van een dompel-pomp 15 die via een kabel 16 en katrollen 17 in het opzetstuk 35 9 tot in het gefluïdiseerde bodemmateriaal 20 wordt neergelaten. De dompelpomp 15 pompt het hoofdzakelijk water bevattend fluïdum 20 weg en voert die via de slang 18 af naar een in 8200866 - 3 - het opzetstuk 9 gevormde afvoer 19· Het uitstromende fluïdum 21 stroomt vrij naar buiten.

Door het wegpompen van het fluïdum 20 neemt de hydrostatische druk in de zich in de holle paal 10 bevindende 5 grond af. Dit heeft tot gevolg dat water uit de omgeving toestroomt. Er ontstaat dus een opwaartse stroming van water in de holle paal 10.. Door deze opwaartse stroming wordt de ge-fluïdiseerde toestand van de grond in de paal 10 in stand gehouden zelfs bij zeer lage indrijfsnelheden.

10 Behalve met behulp van een dompelpomp 15 kan het fluïdum 20 ook met een zich buiten de paal 10 bevindende pomp worden afgezogen. Door het toepassen van een dompelpomp 15 kan echter een grotere hoogte worden overbrugd tussen het oppervlak van het fluïdum 20 in de paal 10 en de afvoer 19.

15 Bij een buiten de paal 10 opgestelde pomp is deze hoogte uiteraard beperkt tot de zuighoogte bij vacuum.

----- - 8200866

Claims

1. Werkwijze voor het in de bodem drijven van een hol buisvormig lichaam omvattende het op de juiste plaats opstellen van het lichaam en het met een indrijfwerktuig in de bodem indrijven daarvan, gekenmerkt door het tijdens het 5 indrijven uit het inwendige van het holle lichaam wegpompen van water bevattend fluïdum.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door een indrijfwerktuig omvattende een op een hol buisvormig lichaam positioneerbare 10 indrijfinrichting en een door hijsmiddelen met de indrijfin-richting verbonden pompmiddelen, waarbij de pompmiddelen met de hijsmiddelen in het holle lichaam omhoog en omlaag bewogen kunnen worden.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 15 dat de pompmiddelen een dompelpomp omvatten. 8200866