NL8200796A - Distributieleiding. - Google Patents

Distributieleiding. Download PDF

Info

Publication number
NL8200796A
NL8200796A NL8200796A NL8200796A NL8200796A NL 8200796 A NL8200796 A NL 8200796A NL 8200796 A NL8200796 A NL 8200796A NL 8200796 A NL8200796 A NL 8200796A NL 8200796 A NL8200796 A NL 8200796A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
distribution line
plug
medium
pressure
Prior art date
Application number
NL8200796A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Soederhuyzen Eduard
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Soederhuyzen Eduard filed Critical Soederhuyzen Eduard
Priority to NL8200796A priority Critical patent/NL8200796A/nl
Priority to DE8383200277T priority patent/DE3374976D1/de
Priority to AT83200277T priority patent/ATE31464T1/de
Priority to EP83200277A priority patent/EP0087845B1/en
Priority to ZA831284A priority patent/ZA831284B/xx
Priority to JP58031694A priority patent/JPS58201924A/ja
Priority to US06/469,588 priority patent/US4513767A/en
Priority to AU11875/83A priority patent/AU570626B2/en
Publication of NL8200796A publication Critical patent/NL8200796A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G25/00Watering gardens, fields, sports grounds or the like
    • A01G25/16Control of watering
    • A01G25/162Sequential operation
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/2496Self-proportioning or correlating systems
    • Y10T137/2559Self-controlled branched flow systems
    • Y10T137/265Plural outflows
    • Y10T137/2668Alternately or successively substituted outflow
    • Y10T137/2688Flow rate responsive
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/4891With holder for solid, flaky or pulverized material to be dissolved or entrained

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Multiple-Way Valves (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)
  • Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)

Description

*· f r
Korte aanduiding: Distributieleiding.
De uitvinding heeft betrekking op een distributieleiding voor een stromend medium voorzien van een toevoer voor dit medium en een aantal afsluitbare aftd<kingen voor het afvoeren van het medium in welke distributieleiding een onder invloed van de 5 mediumdruk voortstuwbare prop aanwezig is, die kan samenwerken met een afsluiter voor de aftakking, zoals bekend is uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7503T22.
Deze bekende distributieleiding dient voor het verdelen van een gasvormig of vloeibaar medium door middel van op deze 10 buisleiding aangesloten afsluiters, die zijn verbonden met aftakkingen en worden gebruikt voor bevloeiingsdoeleinden, waarbij voor een relatief groot grondoppervlak slechts een relatief kleine hoeveelheid vloeistof per tijdseenheid beschikbaar is. Immers wanneer vooral bij een groot 'aantal alle aftakkingen gelijktijdig het medium vanuit de 15 distributieleiding zouden ontvangen, zal elke aftakking onvoldoende medium verkrijgen, waarbij de kans zeer groot is, dat al het medium door de in de richting van de vloeistofstroom in de distributieleiding eerste aftakkingen wegstroomt, terwijl de overige aftakkingen geen medium meer zullen ontvangen.
20 Bij de bekende inrichting wordt gebruik gemaakt van een in'radiale richting uitzetbare prop, die door het stromend medium in de distributieleiding wordt voortgestuwd totdat deze prop in een huls van een afsluiter komt, in deze huls vastloopt en vervolgens door de verplaatsing van de huls tezamen met de prop onder invloed 25 van de druk van het medium de afsluiter naar een aftakleiding opent. Deze aftakleiding ontvangt dus al het medium, dat door de distributieleiding wordt toegevoerd.
In de prop is een tijdrelais ingebouwd, waardoor zich 8200796 4 - 2 - r na een bepaalde tijd radiaal uitstekende delen van de prop intrekken en deze door de huls van de afsluiter onder de invloed van de druk van het medium, in de distributieleiding, uit de huls gedrukt kan worden, en wel naar een in de distributieleiding daaropvolgende af-5 sluiter van een volgende aftakking. Doordat hierbij een drukval in het medium bij de prop optreedt, immers de prop wordt voor het medium uitgestuwd, zal de werking van het tijdrelais weer uitgeschakeld worden, zodat de in radiale richting verplaatsbare delen zich weer zover buiten de prop instellen, dat de prop in de huls van de 10 volgende afsluiter van een aftakking zal vastlopen, waardoor deze afsluiter zich opent. Zodra de prop een huls van een afsluier verlaat, zal de afsluiter zich onder invloed van een veerinrichting weer sluiten.
Het bezwaar van deze bekende distributieleiding is, dat 15 de prop met een ingebouwd tijdrelais zeer kwetsbaar is en aan storingen onderhevig kan zijn, bijvoorbeeld als gevolg van afzettingen, ~ waardoor de goede werking van de prop niet meer is gewaarborgd.
Dit betekent, dat het gefieledoor de distributieleiding te verzorgen systeem onklaar wordt, terwijl in veel gevallen niet nagegaan kan 20 worden, waar de prop zich in de distributieleiding bevindt.
Een ander bezwaar van de bekende distributieleiding is, dat ten gevolge van het ingebouwde relais in de prop, deze een zekere lengte moet bezitten, waardoor bochten in een distributieleiding zo ruim gekozen moeten worden, dat de prop niet in deze bocht kan vast-25 lopen. Een ander bezwaar van de bekende distributieleiding is, dat alle aftakkingen steeds de gelijke hoeveelheid van het stromend medium ontvangen, omdat de werking van de prop, dit is dus de tijd dat de prop in een huls van een afsluiter verblijft, steeds dezelfde is.
30 De uitvinding heeft tot doel een dergelijke distributie leiding voor een stromend medium te verbeteren, zodat de bovenvermelde bezwaren niet optreden.
8200796 r
J
I tf > - 3 -
Volgens de uitvinding wordt dit bereikt met een distri-butieleiding van de aan het begin beschreven soort, die daardoor is gekenmerkt, dat de prop een enkelvoudig door de leiding verplaatsbaar lichaam is en vasthoudmiddelen voor het tegen de druk van het 5 medium in vasthouden van de prop plaatselijk in de distributielei-ding zijn aangebracht. De prop kan met voordeel hierbij een kogel of bal zijn.
Het voordeel hiervan is, dat de prop gemakkelijk door de distributieleiding gevoerd kan worden en ook zeer kleine bochten TO in deze distributieleiding mogelijk zijn, terwijl bij eventuele koppelingen in deze distributieleiding, het inwendige verloop minder glad behoeft te zijn, aangezien een enkelvoudig lichaam, zoals een kogel of bal minder kans heeft achter een rand van bijvoorbeeld een koppeling of een buisleidingsectie te haken dan een samengesteld 15 lichaam. Een ander voordeel is, dat thans de mogelijkheid wordt geschapen de afzonderlijke aftakkingen verschillend gedurende een langere of kortere tijd van een medium onder druk te voorzien, omdat de totale hoeveelheid naar de aftakking te voeren medium niet meer afhankelijk is van de prop.
20 Volgens de uitvinding is het mogelijk, dat de vasthoud middelen voor de prop blokkeerorganen in de doorgang van deze distributieleiding zijn en onder invloed van een drukverschil in deze leiding in- of uitschakelbaar zijn, maar ode dat de vasthoudmiddelen voor de prop onder invloed van het opbouwen van een druk in een 25 aftakking uitschakelbaar zijn. Bij voorkeur maken de vasthoudmiddelen voor de prop deel uit van de afsluiter voor de aftakking. Om een drukverschil in de distributieleiding voor het voortstuwen van de prop zo groot mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de distributieleiding volgens de uitvinding zodanig uit te voeren, dat de 30 toevoer van het medium onder druk in de distributieleiding via een straalmondstuk van het injectortype geschiedt en de distributieleiding een ringleiding is, die enerzijds aan de drukzijde en anderzijds 8200796 r * * ' ...... ....... ' ' ' ' .....
Ψ -4- aan de zuigzijde van het straalmondstuk is aangebracht· Hierbij is het straalmondstuk een ringspleet om de doorgang van dè prop.
Voorts bezit de distributieleiding ter plaatse van de aftakkingen een afsluiter voor elke aftakking, die onder invloed 5 van de prop tezamen met de druk van het stromend medium een verplaatsbaar deel bezit voor het openen van de doorgang naar de aftakking en is volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat in de gesloten stand van de afsluiter één of meer blokkeerorganen in de doorgang voor de prop binnen het verplaatsbare gedeelte reiken, van welke 10 blokkeerorganen tenminste één uitwijkbaar is na het openen van de afsluiter.
De uitvinding heeft dus eveneens betrekking op een afsluiter voor een aftakleiding te gebruiken bij een distributieleiding volgens de uitvinding. Verder heeft de uitvinding eveneens 15 betrekking op een toevoerinrichting voor een medium onder druk te gebruiken bij een distributieleiding volgens de uitvinding.
De uitvinding wordt nu aan de hand van de bijgaande tekening nader toegelicht, waarin: fig. 1 een schematische aanduiding van een distributie-20 leiding met aftakkingen met een gedeelte van deze leiding in doorsnede alsmede met een toevoerinrichting voor een medium onder druk eveneens in axiale doorsnede; fig. 2 een axiale doorsnede door een afsluiter van een aftakleiding in een eerste uitvoeringsvorm; 25 fig. 3 een axiale doorsnede door een afsluiter voor een aftakleiding in een tweede uitvoeringsvorm; fig. 4 een schematische doorsnede van een inrichting voor het tot stand brengen van drukveranderingen in de distributie-leding; 30 fig. 5 een schema van een distributieleiding volgens de uitvinding met een regelinrichting voor de toevoer van het medium eveneens in schematische uitvoering; en 8200796 v t I ^ > f - 5 - fig. 6 een voorbeeld in schematische uitvoering van een regelinrichting voor het regelen van de tijdsduur van werkzaamheid van afzonderlijke distributieleidingen.
In fig· 1 is de distributieleiding in het algemeen met 5 een streep-puntlijn 1 aangegeven en op deze distributieleidingen zijn aftakleidingen 2 via schematisch aangeduide afsluiters 3 aangesloten. De werking van deze afsluiters 3 zal nog nader worden toegelicht, toch in het algemeen kan thans gezegd worden dat de afsluiters zijn ingericht voor het doorlaten resp« vasthouden van een 10 door de ringleiding 1 lopende prop. Deze prop is in de doorsnede la van de ringleiding met het cijfer 4 aangegeven en heeft bij voorkeur de vorm van een kogel of bal. Deze kogel kan door het aan de ringleiding taegevoerde stromende medium, dat bijvoorbeeld bij een bevloei-ingsinstallatie water kan zijn, worden voortgestuwd. De prop 4 of 15 kogel is dus een enkelvoudig door de leiding 1 verplaatsbaar lichaam en vasthoudmiddelen voor het tegen de druk van het medium in vasthouden van deze prop zijn plaatselijk in de distributieleiding aan-gebracht, en wel in het bijzonder in de afsluiters 3 om medium naar een aftakleiding 2 te voeren via die afsluiter 3, waarin zich de 20 prop 4 of kogel bevindt. Het medium wordt aan de distributieleiding toegevoerd door middel van de in fig. 1 in doorsnede getekende toevoerinrichting, die in het algemeen met het verwijzingscijfer 5 is aangeduid. De toevoerinrichting bestaat in het getekende uitvoe-ringsvoorfoeeld uit een huis 6 met een ringkamer 7, die in verbinding 25 staat met een aansluiting 3 voor een leiding 9. De leiding 9 is aangesloten op een bron voor het medium onder druk,. Dit kan zijn de waterleiding of een bassin of houder, waaruit het medium door middel van een schematisch aangegeven pomp 10 naar de aansluiting 8 en de ringkamer 7 wordt gevoerd.
30 De ringkamer bezit een spits uitlopende kern 11, die uitmondt kort voor het nauwste gedeelte van een trechtervormige kap 12, die een aansluiting voor de ringleiding 1 bezit. Door middel 8200796 -6- t * V ' ναη een moer 13 kan de kap 12 onder tussenvoeging van een afdichtings-ring 14 of afstandsring op het huis 6 worden vastgezet. Door de dikte van de ring te veranderen, kan de grootte van de ringspleet 15 worden ingesteld· In het huis ó is verder een doorgangskanaal 16 aangebracht 5 waarvan de diameter met de inwendige diameter van de ringleiding overeenstemt, zodat de prop 4 of kogel ook door dit kanaal 16 kan gaan. Het andere eind 17 van het huis 6 is van een kamer 17 voorzien met hierin een inzetstuk 18 dat enerzijds een aansluiting voor de ringleiding 1 vormt, en anderzijds een kern 19 met doorgangskanalen 10 20 ter vorming van een ringkamer 17a. Op de kamer 17 is een op de ringkamer 17a uitmondende aansluiting 21 voor een afvoerleiding aangebracht. Deze afvoerleiding kan uitmonden in een put of in het bassin waarop ook de leiding 9 is aangesloten voor een nog nader te beschrijven doel. Het is duidelijk 15 wanneer het medium onder druk via de leiding 9 en de ringkamer naar de ringspleet 15 wordt toegelaten, de toevoer van het medium onder druk in de distributieleiding via een straalmondstuk (ringspleet 15) van het injectorïype-geschiedt en een onderdruk in het doorgangskanaal 16 zal optreden en omdat de distributieleiding 1 een ringleiding 20 is, is deze enerzijds aan de drukzijde bij aansluiting 12, en anderzijds aan de zuigzijde bij de aansluiting 18 via de kamer 17 en het doorgangskanaal 16 aan de zuigzijde van het straalmondstuk aangebracht. Het is duidelijk, dat het op deze wijze toevoeren van het medium onder druk aan de distributieleiding 1, een groter drukver-25 schil voor het vooruitstuwen van de prop 4 of kogel teweeg gebracht wordt, dan wanneer geen zuigwerking in het doorvoerkanaal 16 zal optreden. Anderzijds mag ook geen vloeistofkolom voor de zich in de distributieleiding voortbewegende prop door deze prop voortgestuwd worden, zodat overtollige vloeistof via de doorgangen 20 de ringka-30 mer 17a en de aansluiting 21 kan ontwijken. De toevoer is zodanig ingericht, dat de prop 4 of kogel door de doorgang 22 in de kern 19 en het doorgangskanaal 16 kan lopen om zodra deze de ringspleet 15 8200796 1 * - 7 - is gepasseerd, weer door het toegevoerde medium te worden voortgestuwd*
Het kan echter voorkomen, wanneer de prop 4 in een afsluiter 3 wordt vastgehouden, de zuigwerking in het doorgangskanaal 5 Ié ophoudt en vloeistof via de ringspleet 15 in het doorgangskanaal 16 de kamer 17 en de doorgang 22 zou kunnen terugstromen. Dit is ongewenst en daarom is de doorgang 22 afgesloten door een zich in de kamer 17 bevindende terugslagklep 23. Deze terugslagklep 23 is van het klaptype, zodat deze gemakkelijk door een aankomende prop 10 4 opzij gedrukt kan worden.
Op het doorvoerkanaal 16 is verder nog een aansluiting 24 aanwezig waardoorheen een hulpmedium kan worden toegevoerd, bijvoorbeeld bepaalde voedingsstoffen, die in het bevloeiingsmedium kunnen worden opgenomen. Ook is het mogelijk op deze aansluiting een 15 detectie-inrichting, bijvoorbeeld een meter te plaatsen ter controle van de doorstroming van het medium door het doorvoerkanaal 16*
Wanneer de prop 4 of kogel in een afsluiter 3 van een aftakking komt, woedt de prop hier vastgehouden en wordt de afsluiter naar de aftakking 2 geopend, zodat het toegevoerde medium via deze 20 aftakking 2 kan wegstromen· Hoe dit geschiedt wordt met verwijzing naar fig. 2 toegelicht. De afsluiter 3 bestaat uit een huis 25 met een aansluiting 26 voor de distributieleiding 1. Door de stuwende werking van het door de distributieleiding stromende medium, komt de prop in een centraal doorgangskanaal 27 van een kleplichaam 28.
25 In dit kleplichaam bevinden zich vasthoudmiddelen voor de prop in de vorm van blokkeerorganen 29, die in de vorm van pennen door radiale gaten in de wand van het kleplichaam 28 zijn geleid. Het klep-lichaam 28 staat onder invloed van een veer 29, waardoor een conische omtreksmantel van het kleplichaam 28 een ringkamer 30 afsluit. Op 30 deze ringkamer 30 is een aansluiting 31 voor de aftakking 2 aangesloten. Door de op de prop 4 uitgeoefende druk van het medium zal het kleplichaam 28 zich een weinig verplaatsen totdat de kracht van 8200796 r ...................... ..... - 8 - de veer 29 zo groot wordt, dot een verder openen ven het kleplichaam niet meer mogelijk is. Er kan echter vloeistof onder druk in de ringkaner 30 en in de aftakking 2 toetreden. Het kleplichaam 28 is van een omtreksflens 32 voorzien, die als zuiger in een kamer 33 5 van het huis 25 dienst doet. De kamer 25 en de ringkamer 30 zijn verbonden door middel van een kanaal 34. Door middel van een punt-schroef 35 is de doorgang van het kanaal 34 regelbaar zodat slechts zeer weinig medium onder druk door dit kanaal kan stromen, doch dit medium is voldoende om de omtreksflens 32 en daardoor het kleplichaam 10 28 langszaam tegen de werking van de veer 29 in langzaam te verplaatsen.
In de kamer is een van een aansluiting 36 voor de dis-tributieleiding 1 inzetstuk 37 aangebracht. In dit inzetstuk bevinden zich groeven 38 waarin koppen 40 van de pennen 39 passen. Doordat 15 de koppen 40 tegen de bodems van de groeven 38 drukken, kunnen de pennen 39 niet uitwijken en houden als blokkeerorgaan de prop 4 vast. Nabij de aansluiting 36 wijken de bodems van de groeven 38 echter in radiale richting naar buiten, zodat de pennen 39 onder invloed van de prop 4 uit het doorgangskanaal 27 kunnen wijken, waardoor de 20 prop 4 niet meer wordt geblokkeerd en onder invloed van de medium-druk via de aansluiting 36 zijn weg door de distributieleiding 1 kan vervolgen. Dit geschiedt dus wanneer het medium dat door het kanaal 34 stroomt, het kleplichaam geheel in zijn eindstand heeft geplaatst. Zodra de prop 4 door de blokkeerorganen of pennen 39 wordt vrijge-25 geven, is er geen of nauwelijks mediumdruk aanwezig om het kleplichaam tegen de druk van de veer 29 in, in zijn geopende stand te houden en zal de veer het kleplichaam in zijn sluitstand drukken.
De sluitbeweging kan hierbij versneld worden door de toepassing van een terugslagklep 41 in een kanaal 42. Het is duidelijk, dat door 30 het instellen van de puntschroef 35 de openingstijd van een klep 3 individueel kan worden ingesteld en niet meer afhankelijk is van de prop 4. Dit heeft bijzondere voordelen wanneer bepaalde aftakkingen 2 8200796 " - 9 - t - ? langer dan andere aftakkingen werkzaam moeten zijn. Volgens fig. 2 zijn de vasthoudmiddelen in de vorm van blokkeerorganen 39 in de doorgang van deze distributieleiding onder invloed van het drukverschil in deze leiding in- of uitschakelbaar, en in het bijzonder 5 onder invloed van het opbouwen van een druk in een aftakking uit-schakelbaar. Het is ook duidelijk, dat de vasthoudmiddelen in de vorm van blokkeerorganen 39 deel uitmaken van de afsluiter 3 voor de aftakking 2. Het is dus duidelijk, dat de afsluiter 3 voor de aftakking 2 een onder invloed van de prop 4 tezamen met de druk van TO het stromend medium een verplaatsbaar deel in de vorm van het klep-lichaam 28 bezit, waarbij in de gesloten stand van de afsluiter 3 een of meer blokkeerorganen 39 binnen het verplaatsbare gedeelte 28 uitwijkbaar zijn na het openen van de afsluiter. Dit wordt voorts toegelicht met verwijzing naar fig. 3, waarin van de afsluiter 3 een 15 tweedelig huis 43a, 43b op een centraal gedeelte 44 is aangebracht.
In elk huisdeel 43a of 43b bevindt zich een kleplichaam 45a resp.
45b. De kleplichamen 45a en 45b worden door middel van een op het centrale deel 44 steunende veer 46 in een sluitstand gedrukt, zodat de doorgang van de aansluiting 47 van de distributieleiding 1 naar 20 de aansluiting 48 van de aftakking 2 wordt afgesloten. De kleplichamen 45a en 45b zijn met een kraag verschuifbaar om een huls 49, die aan zijn einde met zijn randen 50 naar buiten is gezet, zodat de huls niet uit de kleplichamen kan worden getrokken. In de huls bevinden zich blokkeerorganen in de vorm van pennen, waarvan één pen ^ 25 51 in een gesloten stand van de beide kleplichamen 45a en 45b met zijn kop 52 tegen een verhoging 53 van een groef 54 in het centrale gedeelte 44 aanligt. Er zijn nog twee blokkeerorganen in de vorm van pennen aanwezig en wel de pennen 54a en 54b, waarvan hun koppen 55 in een verdiept gedeelte 56 van een groef 57 in het centrale gedeelte 30 44 liggen. Wanneer nu een door het medium in de distributieleiding 1 voortgestuwde prop 4 in de afsluiter 3 komt, zal de prop of kogel in het inwendige van de huls 49 komen en stuiten tegen het blokkeeror- 8200796 i r t '1 ' .....-............................................................
j - 10 - gaan in de vorm van de pen 51. Het blokkeerorgaan in de vorm van een pen 54a kan hierbij gepasseerd worden omdat de kop 55 van deze pen in de uitdieping 56 van de groef 57 kan uitwijken. De huls 49 en het kleplichaam 45a wordt nu door de druk van het medium in de rich-5 ting van de pijl verplaatst omdat de prop 4 tegen de pen 51 aanligt. Er kan nu medium van de distributieleiding 1 naar de aftakking 2 stromen omdat het kleplichaam 45a de doorgang heeft vrijgegeven.
Bij het verder verplaatsen van de huls 49, dus het verder openen van het kleplichaam 45a, komt de kop 52 van de pen echter van het 10 verhoogde gedeelte 53 in de groef 54 vrij en kan dus uitwijken· De prop 4 in de vorm van een kogel verplaatst zich hierbij vanuit de met een streep-puntlijn getekende stand naar de met een stippellijn getekende stand, omdat -de prop 4 zich niet verder kan verplaatsen.
Dit komt omdat het blokkeerorgaan in de vorm van de pen 54b met zijn 15 kop 55 uit de uitdieping 56 van de groef 57 komt bij het ondiepe gedeelte van de groef 57. Het kleplichaam 54a blijft dus geopmd. Wanneer nu de toevoer van het medium in de distributieleiding 1 kortstondig wordt~onderbroken, zal de veer 46 van het kleplichaam 45a dit weer naar zijn sluitstand bewegen onder meeneming van de huls 20 49. Zodra de kop 55 van de pen 54b in het verdiepte gedeelte 56 komt, zal deze kunnen uitwijken en de kogel kan bij het opnieuw uitoefenen van een mediumdruk in de distributieleiding 1 zich uit de huls 49 bewegen en zijn traject door de distributieleiding 1 vervolgen, tot een volgende afsluiter 3.
25 De in fig. 3 getoonde afsluiter is ingericht voor het bewegen van een prop in tegengestelde richting. Wanneer de prop 4 zijn traject door de distributieleiding doorlopen heeft, kan de mediumstroom in andere richting worden gedirigeerd, waarbij vervolgens de kleplichamen 54b worden geopend.
30 Het is duidelijk, dat de in fig. 3 afgebeelde afsluiter 3 ook voor een mediumtransport en daardoor het transport van de prop 4 in één richting kan worden ingericht, waarbij het huis 43b dan 8200796 ( *· } - η - <4 vervangen wordt door een van een aansluiting 47 voorziene afdekkap. Bij deze afsluiter 3 zijn dus bij gesloten stand van de afsluiter één of meer blokkeerorganen 51, 54a en 54b in de doorgang voor de prop binnen het verplaatsbare gedeelte, zoals de huls 49 van de af-5 sluiter, aanwezig is van welke blokkeerorganen tenminste één (51) na het openen van de afsluiter uitwijkbaar is* Bovendien is tenminste één van de blokkeerorganen 54a, 54b in de doorgang voor de prop uitwijkbaar bij gesloten afsluiter en blokkeert de doorgang bij geopende afsluiter* Zoals duidelijk uit fig* 3 blijkt, zijn het 10 bij gesloten stand van de afsluiter werkzame üokkeerorgaan 51 en het bij geopende stand van de afsluiter werkzame blokkeerorgaan 54a of 54b versprongen ten opzichte van elkaar aangebracht, waarbij het bij gesloten stand van de afsluiter 3 werkzame blokkeerorgaan 51 in axiale richting van de leiding 1 ligt tussen twee op een afstand van 15 elkaar geplaatste blokkeerorganen 54a en 54b, waarvan telkens een bij geopende stand van de afsluiter werkzaam is. Hierdoor is de afsluiter voer een transport van de prop 4 in tegengestelde richting geschikt* Het tijdelijk onderbreken van de mediumtoevoer voor het vrijgeven van de klep, is raogelijk doordat in de toevoerleiding voor 20 het medium of in de distributieleiding aan de drukzijde van het straalmondstuk, een afsluiter is aangebracht, die samenwerkt met een 'Kil vertragingsrelais. Deze afsluiter met vertragingsrelais is in fig.
4 getoond* Het medium onder druk wordt aangevoerd in de richting van de pijl volgens het kanaal 58 van de afsluiter, die in het algemeen 25 met het verwijzingscijfer 59 is aangegeven. Via een hulpleiding wordt ook stromend medium aan het kanaal 60 van een relais toegevoerd.
De afsluiter 59 wordt bij voorkeur in de leiding 9 (fig, 1) geplaatst met het kanaal 58 naar de pomp 10 toe gericht en het kanaal 61 naar de toevoerinrichting 5.
30 De afsluiter bezit een membraan 62 dat de mond van het kanaal 58 kan afsluiten, wanneer in de membraankamer 63 een druk heerst. In de membraankamer 63 is voorts een bestuurbare klep 64 8200796 r -12- ft * aangebracht, die de verbinding van een kanaal 65 met de membraan-kamer 63 kan afsluiten· Voorts staat de membraankamer 63 via een - kanaal 66 met vernauwde doortocht in verbinding met het kanaal 61.
Bij gesloten klep 64 drukt het door de pomp 10 aange-5 voerde medium het membraan 62 van de mond van het kanaal 58 vandaan en het medium kan door het kanaal 61 naar de toevoerinrichting 5 en vervolgens door de distributieleiding 1 naar een van de aftakkingen 2 stromen·
Wanneer door het door de distributieleiding stromende 10 medium de prop 4 de afsluiter opent komt de circulatie in de distributieleiding 1 tot stilstand en zal de terugslagklep 23 in de toevoerinrichting zich sluiten waardoor druk in het doorvoerkanaal 16 wordt opgebouwd. Wanneer nu het kanaal 60 van het vertragingsrelais 66 via een hulpleiding met de aansluiting 24 wordt gekoppeld, stroomt 15 medium onder druk in het kanaal 60 en vervolgens via een regelbaar smoorventiel 67 in de cilinderruimte 68. Een zuiger 69 wordt nu tegen veerwerking in opzij gedrukt en de tijd, die nodig is. om de zuiger over zijn gehele slaglengte te verplaatsen, is afhankelijk van de stand van het smoorventiel 67. Wanneer de zuiger geheel is verplaatst, 20 drukt een aanslag 77 tegen de schakelhefboom 78 en wordt de klep 64 geopend, waardoor medium onder druk via het kanaal 65 in de membraankamer 63 komt en het membraan 62 de doortocht van het kanaal 58 naar het kanaal 61 sluit.
Door het verder leeglopen van de aftakleiding 2 ontstaat 25 een drukval in het doorvoerkanaal 16 en in de distributieleiding. Hierdoor geeft de prop 4 de betreffende afsluiter 3 (fig. 3) vrij en zal de zuiger 69 tevens ontlast worden en onder invloed van zijn veer het in de cilinderruimte 68 aanwezige medium via de terugslagklep 79 wegdrukken. Een aanslag 80 drukt de schakelhefboom 78 weer opzij en 30 de klep 64 wordt nu via het kanaal 66 ontlast.
Het medium kan nu weer naar de toevoerinrichting 5 stromen en een volgende afsluiter 3 kan weer door de prop 4 worden bestuurd.
8200796 - 13 -
Voor het heenen terug laten lopen van de prop 4 in de distributie-leiding 1, waarbij de in fig. 3 getoonde afsluiter kan worden toegepast, is in fig. 5 een schema aangegeven. Hierbij zijn in de dis-tributieleiding 1 een aantal kleppen in vierkant-opsfelling aange-5 bracht. Het medium onder druk wordt toegevoerd via de leiding 70 en komt bij twee kleppen 71a en 71b. De klep 71a is geopend en het medium stroomt langs deze klep naar de distributieleiding 1 en stroomt dus in een richting overeenkomstig de draairichting van de wijzers van de klok in het getekende schema. Een klep 72a is even-10 eens geopend voor het via een leiding 73 afvoeren van overtollig voor de prop 4 aanwezig medium. Er is een klep 72b aanwezig, die evenals de klep 71b in gesloten stand verkeert. Wanneer de prop 4 bij een detector, aangegeven door de pijl 74g komt, wordt via een signaal het stelsel van vier kleppen 71a, 71b, 72a, 72b omgeschakeld 15 zodat de kleppen 7Ta en 72a worden gesloten en de kleppen 71b en 72b worden geopend. De stroomrichting van het aangevoerde medium loopt nu in tegengestelde richting door de distributieleiding 1 totdat de prop 4 bij de detectie-inrichting 74b komt, waardoor het kleppenstelsel via het signaal van de detectie-inrichting weer wordt 20 omgeschakeld naar de getoonde stand. Er is dus steeds een heen en weerstromen van het medium in de distributieleiding te bereiken.
Zoals het in kweekruimten gebruikelijk is, kan bevloeiing ook geregeld worden met een schakelinrichting, zoals in fig. 6 is getekend. Hierbij kunnen dan nokkenschijven of nokkenwalsen worden toegepast, 25 waarvan of wel de hoogte van de nokken 75 dan wel de dalen hiertussen het openen resp. het sluiten van een bepaalde aftakking kunnen besturen* De in de omtreksrichting verlopende lengte van de nok of lengte van de tussen de nokken liggende dalen zijn dan bepalend voor de tijdsduur van de besproeiing. Met behulp van een met de 30 nokken samenwerkend op zichzelf bekend volgorgaan 76 kunnen de ge-wenste stuursignalen worden verkregen voor het toevoeren resp. onderbreken van de mediumstroom in de distributieleiding.
8200796

Claims (18)

1· Distrifautieleiding voor een stromend medium voorzien van een toevoer voor dit medium en een aantal afsluitbare aftakkingen voor het afvoeren van dit medium in welke distributieleiding een onder invloed van de mediumdruk voortstuwbare prop aanwezig is, die 5 kan samenwerken met een afsluiter voor de aftakking, met het kenmerk, dat de prop een enkelvoudig door de leiding verplaatsbaar lichaam is en vasthoudmiddelen voor het tegen de druk van het medium in vasthouden van de prop, plaatselijk in de distributieiei-ding zijn·-aangebracht.
2. Distributieleiding volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hierin aanwezige prop een kogel of bal is.
3. Distributieleiding volgens conclusie 1, m e t het ___ kenmerk, dat de vasthoudmiddelen voor de prop blokkeerorganen ïrTde^Hobrgang van deze distributieleiding zijn, die onder invloed 15 van een drukverschil in deze leiding in- of uitschakelbaar zijn.
4. Distributieleiding volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen voor de prop blokkeerorganen in de doorgang van deze distributieleiding zijn en onder invloed van het opbouwen van een druk in een aftakking uitschakelbaar zijn.
5. Distributieleiding volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen voor de prop deel uitmaken van de afsluiter voor de aftakking.
6. Distributieleiding volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de toevoer van het medium onder druk in de dis-25 tributieleiding via een straalmondstuk van het injectortype geschiedt 8200796 v Γ <7 - 15 - « » en de distributieleiding een ringleiding is, die enerzijds aan de drukzijde en anderzijds aan de zuigzijde van het straalmondstuk is aangebracht.
7. Distributieleiding volgens een af meer van de conclusies 5 1-6, met het kenmerk, dat het straalmondstuk een ring- spleet is om de doorgang voor de prop.
8. Distributieleiding volgens conclusies 6 en 7, met het kenmerk, dat nabij de zuigzijde van het straalmondstuk een afvoer voor overtollig medium is aangebracht.
9. Distributieleiding volgens conclusies 6-8, met het kenmerk, dat tussen het straalmondstuk en de afvoer voor overtollig medium een terugslagklep in de distributieleiding is aangebracht·
, 10. Distributieleiding volgens conclusie 9, m e t het 15 kenmerk, dat de terugslagklep is ingericht voor het doorlaten van een prop in de distributieleiding.
11. Distributieleiding volgens een of meer van de conclusies 1 - 5, waarbij de afsluiter voor de aftakking een onder invloed van de prop tezamen met de druk van het stromend medium verplaatsbaar 20 deel bezit voor het openen van de doorgang naar de aftakking, met het kenmerk, dat in de gesloten stand van de afsluiter een of meer blokkeerorganen in de doorgang voor de prop binnen het verplaatsbare gedeelte reiken, van welke üokkeerorganen tenminste één uitwijkbaar is na het openen van de afsluiter.
12. Distributieleiding volgens conclusies 1 - 5 en 11, met het kenmerk, dat tenminste een van de blokkeerorga- 8200796 v·' V f - 16 -e πβπ in de doorgang voor de prop uitwijkbaar is bij gesloten afsluiter en de doorgang blokkeert bij geopende afsluiter.
13. Distributieleiding volgens conclusies 1 - 5, 11 en 12, met het kenmerk, dat het bij gesloten stand van de af- 5 sluiter werkzame blokkeerorgaan en het bij geopende stand van de afsluiter werkzame blokkeerorgaan versprongen ten opzichte van elkaar zijn aangebracht·
14. Distributieleiding volgens conclusies 11 - 13, met het kenmerk, dat het bij gesloten stand van de afsluiter 10 werkzame blokkeerorgaan in axiale richting van de leiding ligt tussen twee op een afstand van elkaar geplaatste blokkeerorganen, waarvan telkens één bij geopende stand van de afsluiter werkzaam is.
15. Distributieleiding volgens een of meer van de conclusies 1 - 14, met het kenmerk, dat in de toevoerleiding 15 voor het medium of in de distributieleiding aan de drukzijde van het straalmondstuk een afsluiter is aangebracht, die samenwerkt met een vertragingsrelais.
16. Distributieleiding volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het vertragingsrelais een onder veerwerking staan- 20 de plunjer of zuiger in een cilinder is, waaraan een stromend medium onder druk gesmoord kan worden toegevoerd en snel afvoerbaar is.
17. Afsluiter voor een aftakleiding te gebruiken bij een distributieleiding volgens een of meer van de conclusies 1-16 voorzien van een of meer kleplichamen, met het kenmerk, dat 25 deze blokkeerorganen een doorgang voor een prop bezit.
18. Toevoerinrichting voor een medium onder druk te gebrui- 8200796 * * ^ I ......-17- ken bij een distributieleiding volgens een of meer van de conclusies 1-16, met het kenmerk, dat naast een aansluiting op een bron voor een medium onder druk aansluitingen voor een drukzijde en een drukvrije zijde van een ringleiding aanwezig zijn, welke 5 drukvrije zijde aan zuigwerking onderhevig kan zijn· 8200796
NL8200796A 1982-02-26 1982-02-26 Distributieleiding. NL8200796A (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8200796A NL8200796A (nl) 1982-02-26 1982-02-26 Distributieleiding.
DE8383200277T DE3374976D1 (en) 1982-02-26 1983-02-23 Fluid distribution system
AT83200277T ATE31464T1 (de) 1982-02-26 1983-02-23 Fluessigkeitsverteilungssystem.
EP83200277A EP0087845B1 (en) 1982-02-26 1983-02-23 Fluid distribution system
ZA831284A ZA831284B (en) 1982-02-26 1983-02-25 Fluid distribution system
JP58031694A JPS58201924A (ja) 1982-02-26 1983-02-25 流体分配装置
US06/469,588 US4513767A (en) 1982-02-26 1983-02-25 Fluid distribution system
AU11875/83A AU570626B2 (en) 1982-02-26 1983-02-25 Fluid distribution system

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8200796 1982-02-26
NL8200796A NL8200796A (nl) 1982-02-26 1982-02-26 Distributieleiding.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8200796A true NL8200796A (nl) 1983-09-16

Family

ID=19839333

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8200796A NL8200796A (nl) 1982-02-26 1982-02-26 Distributieleiding.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4513767A (nl)
EP (1) EP0087845B1 (nl)
JP (1) JPS58201924A (nl)
AT (1) ATE31464T1 (nl)
AU (1) AU570626B2 (nl)
DE (1) DE3374976D1 (nl)
NL (1) NL8200796A (nl)
ZA (1) ZA831284B (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3344789C1 (de) * 1983-12-10 1985-07-25 Kernforschungszentrum Karlsruhe Gmbh, 7500 Karlsruhe Verfahren und Vorrichtung zum Injizieren einer Substanz in einen unter Überdruck stehenden Raum eines Reaktors
US4722363A (en) * 1986-06-04 1988-02-02 Atlantic Richfield Company Additive injection system for fluid transmission pipelines
MA55603A (fr) * 2019-04-08 2022-02-16 Netafim Ltd Vanne réductrice de pression avec mécanisme d'arrêt

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3408674A (en) * 1967-05-08 1968-11-05 Fwi Inc Sphere launcher
US3512554A (en) * 1967-12-18 1970-05-19 Exxon Production Research Co Automatic purge valve for remote hydraulic control system
FR2088763A5 (nl) * 1970-04-24 1972-01-07 Sogreah
IL49153A (en) * 1975-03-17 1979-09-30 Haaften L T Van Method and apparatus for the distribution of a medium supplied through a pipeline
US4207911A (en) * 1978-09-26 1980-06-17 Haaften Henry M T Van Operating station for a duct system through which a plug body is pumped
US4267857A (en) * 1979-09-25 1981-05-19 Haaften Henry M T Van Duct system containing a movable plug body

Also Published As

Publication number Publication date
JPS58201924A (ja) 1983-11-25
AU570626B2 (en) 1988-03-24
ZA831284B (en) 1983-10-26
DE3374976D1 (en) 1988-02-04
ATE31464T1 (de) 1988-01-15
EP0087845A1 (en) 1983-09-07
US4513767A (en) 1985-04-30
EP0087845B1 (en) 1987-12-23
AU1187583A (en) 1983-09-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6189807B1 (en) Valve controlled spraying system
CN112236735A (zh) 多功能压力调节阀
EP0065593A1 (de) Rückschlagventil
US4967783A (en) Recirculation valve with pilot valve
GB2112506A (en) Distributing valve
NL8200796A (nl) Distributieleiding.
CH624550A5 (nl)
DE4407974C2 (de) Automatisches Bypass-Ventil
DE2407177C3 (de) Auslöseventil
DE1273884B (de) Druckregulierungseinrichtung
US3978708A (en) Members moving within tubes
US5549136A (en) Metering valve for automatic fluid metering devices, particularly for industrial ink and paint
DE2316991A1 (de) Brennstoffregelvorrichtung fuer das aufheizsystem von gasturbinen
US5070907A (en) Pulsating liquid jet apparatus
DE3126212C2 (nl)
DE1264157B (de) Steuereinrichtung fuer Abgasturbolader
US4207911A (en) Operating station for a duct system through which a plug body is pumped
DE4306866A1 (de) Selbsttätig schließendes Wasserventil
DE677769C (de) Gesteuertes Sicherheitsventil
DE577314C (de) Vorrichtung zur Verhinderung des Zurueckfliessens von Wasser in Wasserleitungen
DE4342164C2 (de) Ventiloberteil für Armaturen mit einem Verlängerungsstück
GB2210140A (en) A non-return valve
DE2316985B2 (de) Brennstoffzufuhrsteuerung für die einzelnen Brenner einer Nachbrennereinrichtung eines Gasturbinenstrahltriebwerks
DE923830C (de) Fuellapparat fuer Behaelter mit selbsttaetiger Begrenzung der Hoehe des Fluessigkeitsstandes
DE1966988C3 (de) Druckzerstäuber für einen Ölbrenner

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed