NL8200449A - Inrichting voor het reinigen van straatstenen. - Google Patents

Description

i * -1- 22360/CV/tl s * «

Korte Aanduiding: Inrichting voor het reinigen van straatstenen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van straatstenen,voorzien van een gestel en een om een horizontale ' 5 draaiingsas draaibaar en aandrijfbaar in het gestel gelegerde korf, 'welke is voorzien van een zich om de draaiingsas heen uitstrekkendé, tussen een tweetal zijwanden van de korf gelegen geperforeerde wand.

Bij een bekende inrichting van deze soort is een deel van de wand opklapbaar gemaakt,zodat de korf kan worden geopend om uit een wegdek 10 gebroken straatstenen in de korf te brengen. Vervolgens kan,nadat de korf weer is gesloten,de korf in draaiing worden gebracht,zodat de stenen over de wand van de korf en over elkaar rollen,waardoor aan de stenen hangend zand,vuil en dergelijke van de stenen zal los raken en door de geperforeerde wand op de grond zal vallen. Na de zo uitgevoerde reini-15 ging van de stenen kan de korf weer worden geopend en in een zodanige stand worden gedraaid,dat de stenen uit de korf vallen.

Bij deze bekende inrichting "moet het opbreken van het wegdek en het in de korf brengen van de stenen met behulp van afzonderlijke middelen geschieden.

20 Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen,waarbij het opbreken van het wegdek eveneens met de inrichting kan worden uitgevoerd.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de wand zich over een omtrekshoek van gelijk of minder dan - 270 om de draaiingsas 25 uitstrekt en op een uiteinde van de wand zich vanaf de rand van de wand een zich naar voren uitstrekkend opscheporgaan aansluit,terwijl nabij het andere uiteinde van de wand een zich tussen de draaiingsas en de wand uitstrekkend afsluitschot is opgesteld en in de korf verder een leidplaat is aangebracht,welke zich vanaf een nabij de draaiingsas gelegen punt in 30 de richting van de wand uitstrekt en een hoek van meer dan 90° insluit met het afsluitschot.

Bij toepassing van de boven omschreven inrichting kan,indien het opscheporgaan althans nagenoeg horizontaal en onder het overige gedeelte van de korf gelegen is opgesteld,onder de op te nemen stenen worden ge-35 schoven,zodat deze stenen over het opscheporgaan naar achteren kunnen glijden. Indien voldoende stenen op het opscheporgaan zijn geschoven kan 8200449 ϊ *ί , -2- , 22360/CV/tl * de korf worden verdraaid,zodanig,dat het vrije,van de korf afgekeerde uiteinde van het opscheporgaan omhoog zal bewegen,waardoor de stenen langs de geperforeerde wand van de korf zullen glijden in de richting van het afsluitschot. Tijdens deze beweging zullen de stenen over de 5 geperfaeerde wand en over elkaar heen rollen,waardoor de beoogde reiniging van de stenen zal worden bewerkstelligd. Indien men vervolgens de korf weer in tegengestelde zin draait,bijvoorbeeld om een nogmalige beweging van de stenen langs de geperforeerde wand en over elkaar te bewerkstelligen en/of om de stenen weer uit de korf te verwijderen zullen 10 de stenen langs de leidplaat kunnen bewegen,waardoor een vrije val van de stenen bij het terugdraaien van de korf zo klein mogelijk kan worden gehouden, en ongewenste beschadigingen van de stenen kunnen worden voorkomen. - -

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand 15 van een schematisch in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoor-beeld van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont schematisch een dwarsdoorsnede over een uitvoerings-voorbeeld van een inrichting volgens de uitvindhg.

Fig. 2 toont een aanzicht op een deel van fig.1,gezien volgens de 20 lijn II- II in fig.1.

Zoals weergegeven in fig.1 omvat het gestel een viertal zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende balken 1 - 4,waarbij de uiteinden van de bovenste balken 1 en 2 onderling zijn verbonden met behulp van dwarsbalken 5,terwijl de uiteinden van de onder de balken 1 en 2 gelegen balken 25 3 en 4 onderling zijn verbonden met behulp van dwarsbalken 6. Verder zijn de uiteinden van de boven elkaar gelegen bdken 1 en 3 met elkaar verbonden met behulp van verticaal staande balken 7 ,terwijl op soortgelijke wijze de uiteinden van de boven elkaar gelegen balken 2 en 4 met elkaar zijn verbonden met verticaal staande balken 8. Verder is het gestel nog 30 versterkt met behulp van tussen de balken 5 en 6 aangebrachte schoorbalken 9 en 10.

In het gestel is een korf 11 gelegerd,welke om een horizontale as 12 in draaiing te brengen is met behulp van niet nader weergegeven aan-drijfmiddelen,welke bij voorkeur zodanig zijn uitgevoerd,dat de korf * 35 zowel in de ene richting als in de andere richting in draaiing te brengen is.Daarbij is de korf voorzien van een tweetal zijwanden 13 en 14 en een 8200449 . -:3- , 22360/CV/tl » it % V* * in fig.1 slechts schematisch aangeduid8, zich tussen de zijwanden 13 en 14 uitstrekkende geperforeerde wand B,welke ,zoals schematisch in fig.2 is weergegeven,bijvoorbeeld kan zijn opgebouwd uit een aantal zich evenwijdig aan elkaar en tussen de zijwanden 13 en 14 uitstrekkende staven 5 16. Het zal echter duidelijk zijn,dat de geperforeerde wand 15 ook op ahdere wijze kan worden gevormd,bijvoorbeeld door een van gaten voorziene plaat of dergelijke.

Op een uiteinde van de geperforeerde wand sluit zich een tussen de zijwanden 13 en 14 uitstrekkende balk 17 aan. Vanaf deze balk strekken 10 zich een aantal een opscheporgaan vormende tanden 18 naar voren toe uit.

In de weergegeven stand van de korf strekken de vast met de korf verbonden tanden 18 zich althans nagenoeg horizontaal uit ,bij voorkeur onder een kleine hoek met de horizontaal schuin omhoog vanaf hun vrije, gezien in fig.1 links gelegen uiteinde.

15 Het op de balk 17 aansluitende gedeelte van de geperforeerde wand 15 is uitgevoerd met een betrekkelijk kleine kromtestraal tot aan een punt,dat in de in de figuur weergegeven stand van de korf althans nagenoeg in het horizontale vlak door de hartlijn van de as 12 is gelegen. Het verdere gedeelte van de geperforeerde wand 15 is uitgevoerd 20 met een kromtestraal waarvan het middelpunt op de hartlijn van de as 12 is gelegen,behalve het gedeelte ,dat in de in fig.1 weergegeven stand van de korf ongeveer recht boven de as 12 is gelegen.Zoals uit de figuur blijkt is dit gedeelte van de wand tegengesteld gekromd uitgevoerd,zodat dit gedeelte dichter bij de draaiingsas van de korf is gelegen dan de 25 aan weerszijden van dit naar binnen doorgedrukte gedeelte van de wand 15 gelegen delen van de wand 15.

Verder is in de korf een afsluitschot 19 aangebracht,dat zich in de in de figuur weergegeven stand van de korf vanaf de as 12 ongeveer radiaal naar buiten toe uitstrekt,zodanig dat het van de as 12 afgekeerde 30 uiteinde van het afsluitschot nabij de geperforeerde wand 15 is gelegen. Daarbij strekt dit schot zich tussen de zijwanden 13 en 14 uit.

Tevens is in de korf tussen de zijschotten 13 en 14 een leidplaat 20 aangebracht,welke zich eveneens vanaf een nabij de draaiingsas 12 gelegen punt in de richting van de geperforeerde wand 15 uitstrekt. Daar-35 bij sluit de leidplaat 20 in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een hoek van ongeveer 135° in met het afsluitschot 19.Verder ligt,zoals uit 8200449 • . -4- , 22360/CV/tl 4 ) « fig.1 blijkt het vrije uiteinde van het le.idschot op enige afstand van het naar binnen doorgezette deel van de geperforeerde wand 15.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn het afsluitschot 19 en de leidplaat 20 vast met elkaar verbonden en om de as 12 verzwenkbaar 5 met behulp van een verstelcilinder 21,welke met behulp van een schar-'nierpen 22 scharnierend aan de buitenzijde van de plaat 13 is gekoppeLd. Het uiteinde van de zuigerstang 23 van de verstelcilinder 21 steekt onder de onderste begrenzingsrand van het zijschot uit en is met behulp van een pen 24 scharnierend bevestigd aan een met het afsluitschot 19 10 verbonden oor 25.

Aan de plaat 13 is verder nog een tap 26 bevestigd,welke in de in fig.1 weergegeven sland is gelegen in een in een grendelplaat 27 aangebrachte uitsparing 28 zodat de grendelplaat 27 de korf 11 tegen "draaiing om de draaiingsas 12 blokkeert. De grendelplaat 27 is met behulp van 15 een tap 29 verzwenkbaar met het gestel gekoppeld. Verder is de grendelplaat 27 voorzien van een aankoppelorgaan met behulp waarvan niet nader weergegeven verstelmiddelen met de grenddplaat 27 zijn gekoppeld ten einde de grendelplaat 27 om de tap 29 ten opzichte van het gestel te kunnen verdraaien.

20 Verder zijn aan weerszijden van het gestel aankoppelorganen 31 resp.32 aangebracht. .

De inrichting kan nu zowel met behulp van de aankoppelorganen 31 als met de aankoppelorganen 32 aan een hefmechanisme van een voertuig of dergelijke worden gekoppeld.

25 De werking van boven omschreven inrichting is nu als volgt.

Voor het opnemen van straatstenen ,bijvoorbeeld deel van een wegdek uitmakende straatstenen zal de korf in de in fig.1 weergegeven stand worden gebracht. Daarop kan door de inrichting vooruit te bewgen in de richting volgens pijlAhet door de tanden 18 gevormde opscheporgaan on-30 der de op te nemen stenen worden geschoven. Deze stenen zullen over de tanden 18 naar achteren schuiven. Indien daarbij de gezien in de bewegingsrichting voorste stenen de balk 17 bereiken kan de inrichting met behulp van het hefmechanisme van het de inrichting voortbewegende voertuig omhoog worden getild. Daar de uitvoering zodanig is,dat de afstand 35 tussen de van elkaar afgekeerde zijkanten van de buitenste ’.tanden 18 kleiner is dan de binnenwerkse afstand tussen de zijwanden 13 en 14 van 8200449 a v V* . -5- , 22360/CV/tl de korf kunnen bij dit omhoog tillen van de korf over een afstand groter dan een halve lengte buiten de buitenste tanden uitstekende stenen van deze tanden afvallen ,zodat dan de breedte van de in de korf te schuiven baan stenen steeds smaller’ za^ zijn dan de afstand tussen de zijwanden 5 13 en 14. Na dan ook de korf zo een keer opgetild te hebben kan men dan 'eventueel de tanden opnieuw onder op te nemen stenen schuiven,τ.τ3βτ·Ηί;ί de gezien in de verplaatsingsrichting voorste stenen zonder problemen in de korf kunnen worden geschoven. Indien men zo een voldoend aantal stenen op het opscheporgaan en gedeeltelijk in de korf heeft geschoven 10 zal men de inrichting weer oplichten en vervolgens de korf,gezien in fig.1 in de richting van de wijzers van de klok verdraaien ,waardoor de stenen over de geperforeerde wand 15 en over elkaar heen rollen,waarbij door dit ten opzichte van de wand en ten opzichte van elkaar bewegen van de stenen aan de stenen hangend zand en dergelijk materiaal zal 15 worden losgemaakt. Dit losgemaakte materiaal kan door de gaten in de geperforeerde wand weer op de grond vallen.

Ten gevolge van bovengenoemde verdraaiing van de korf zullen de opgenomen stenen komen te liggen in de hoek ingesloten tussen het af-sluitschot 19 en het daarop aansluitende gedeelte van de wand 15. Indien 20 de stenen niet voldoende gereinigd zijn en/of indien men de stenen op dezelfde wijze uit de korf wil verwijderen als dat zij in de korf zijn ingebracht kan de korf vervolgens weer in een richting tegen de wijzers van de klok worden verdraaid. Daarbij zullen de'stenen langs het leid-schot 20 glijden,en vanaf het uiteinde van dit leidschot in de rich-25 ting van het daartegenover liggende gedeelte van de wand 15 vallen. Door toepassing van dit leidschot,eventueel gecombineerd met de toepassing van de weergegeven doorzetting van het tegenover het leidschot gelegen gedeelte van de wand 15 naar binnen wordt bewerkstelligd,dat de stenen bij het terugdraaien van de korf slechts over een betrekkelijk kleine 30 afstand zullen vallen,waardoor beschadigingen van de stenen wordt tegengegaan.

Bij toepassing van het verzwenkbaar afsluitschot 19,zoals weergegeven in het afgebeelde uitvoeingsvoorbeeld kan men echter de korf bijvoorbeeld over een omwenteling van 360° in de richting volgens de wij-35 zers van de klok verdraaien,hetgeen veelal voldoende zal zijn om een voldoende reiniging van de stenen te bewerkstelligen. Vervolgens kan men 8200449 , -6- , 22360/CV/tl 4 > het afsluitschot met behulp van de verstejpilinder 21 tegen de wijzers van de klok verstellen totdat het vrije uiteinde van het schot 19 op de tanden 18 rust. De stenen kunnen dan over het schot 19 geleidelijk uit de korf op de grond glijden.

5 Het zal duidelijk zijn,dat indien de korf verdraaid moet worden 'de grendel 27 met behulp van de daartoe aangebrachte verstelmiddelen om de tap 29 in de richting van de wijzers van de klok wordt verdraaid. De grendel 27 neemt alleen de in de fig.1 weergegeven stand in tijdens het opnemen van de te reinigen stenen.

10 Indien de inrichting met behulp van de aankoppelorganen 32 aan een voertuig wordt gekoppeld 2al dit voertuig tijdens bedrijf de inrichting voortduwen in de richting volgens pijl A en dus bijvoorbeeld bij het opbreken van een wegdek bewegen over het zandbed,dat na het verwijderen van het wegdek overblijft. Indien men de inrichting met behulp van de 15 aankoppelorganen 31 aan een voertuig koppelt zal dit voertuig de inrichting in de richting volgens pijl A achter zich aan moeten trekken en daarbij dus bij het opbreken van een wegdek over het op te breken wegdek rijden. Zo kan men het gebruik van de inrichting steeds zo goed mogelijk aan de heersende omstandigheden aanpassen.

20 Door de afstand tussen de as 12 en de tanden 18 aanzienlijk klei ner te kiezen dan de kromtestraal waarmede het gezien in fig.1 bovenste gedeelte van de geperforeerde wand 15 althans grotendeels is uitgevoerd kan het opscheporgaan met een verhoudingsgewijs grote lengte worden uitgevoerd binnen de door de korf beschreven draaicirkel,terwijl daarbij 25 tevens aanzienlijk gunstigere krachtverhoudingen tijdens bedrijf worden verkregen dan in het geval,dat de geperforeerdewan<i 15 over zijn gehele omvang met een gelijke kromtestraal is uitgevoerd en daarop in tangen-tiële richting het opscheporgaan aansluit.

Uiteraard zijn variaties op boven beschreven en in de figuren 30 afgebeelde uitvoering mogelijk. Zo kan men het afsluitschot 19 bijvoorbeeld aan zijn naar de wand 15 toegekeerde zijrand scharnierend en verzwenkbaar aanbrengen. Dan is het schot 19 te verzwenken in een stand waarin het van de wand 15 afgekeerde eind komt te rusten op de tanden 18. In een dergelijke stand van het schot kan men de korf meerdere omwente-35 lingen in dezelfde richting laten uitvoeren,terwijl daarbij de stenen door de korf glijden.

8200449 & , ν -7- , 22360/CV/tl Μ

Een verdere mogelijkheid is het schot 19 zodanig aan te brengen, dat het schot 19 zowel om een nabij de as 12 gelegen zwenkas als om een nabij de wand 15 gelegen zwenkas verstelbaar is. Dit kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd door nabij de randen van het schot tappen aan te 5 brengen,die passen in aan de onderzijde open legers,die zijn bevestigd ' aan de zijwanden 13 en 14 en verder grendelorganen aan te brengen met behulp waarvan naar keus de aan de ene rand van het schot 19 of de aan de andere rand van het schot 19 gelegen tappen en hun legers op te sluiten zijn,zodanig dat bij verstelling van het schot met de verstel-10 cilinder het schot om de opgesloten tappen zal verzwenken.

·.

8200449

Claims (9)

1. Inrichting voor het reinigen van straatstenen,voorzien van een gestel en een om een horizontale draaiingsas draaibaar en aandrijfbaar in het gestel gelegerde korf, welke is voorzien van een zich om de draaiingsas heen uitstrekkende en tussen een tweetal zijwanden van de 5 korf gelegen geperforeerde wand,met het kenmerk,dat de wand zich over + o · 1 ' -een omtrekshoek van gelijk of minder dan - 270 om de draaiingsas uit strekt en op een uiteinde van de wand zich vanaf de 'rand van de wand een zich naar voren uitstrekkend opscheporgaan aansluit,terwijl nabij het andere uiteinde van de wand een zich tussen de draaiingsas van de 10 wand uitstrekkend afsluitschot is opgesteld en in de korf verder een leidplaat is aangebracht,welke zich vanaf een nabij de draaiingsas gelegen' punt in de richting van de wand uitstrekt en een hoek van meer dan 90° insluit met het afsluitschot. ·

2. Inrichting in het bijzonder volgens conclusie l,met het kenmerk, 15 dat de afsluitkorf is voorzien van een afsluitschot,dat verzwenkbaar is tussen een de korf afsluitende stand en een atand,waarin zich in de korf bevindend materiaal langs het afsluitschot in de richting van het opscheporgaan kan bewegen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk,dat een tegen-20 over de leidplaat gelegen gedeelte van de wand dichterbij de draaiingsas van de korf is gelegen dan aan weerszijden van dit gedeelte gelegen gedeelten van de wand.

4. ' Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de afstand tussen het opscheporgaan en de draaiingsas kleiner is 25 dan de afstand tussen een vlak,dat zich althans nagenoeg evenwijdig aan het opscheporgaan door de draaiingsas uitstrekt en een aan de van het opscheporgaan afgekeerde zijde van dit vlak gelegen deel van de geperforeerde wand.

5. Inrichting volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat de afstanden 30 zich ongeveer verhouden als 1:2.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht ter vergrendeling van de korf in de stand, waarin het opscheporgaan de voor het opnemen van stenen geschikte stand inneemt.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het gestel gezien in de richting van de draaiingsas van de korf aan % weerszijden is voorzien van aankoppelorganen voor het aankoppelen van 8200449 u - "9~ , 22360/CV/tl ^ het gestel aan een de inrfchting tijdens bedrijf voortbewegend voertuig.

8. Inrichting volgens een der conclusies 2- 7, met het kenmerk,dat het afsluitschot en de leidplaat vast met elkaar zijn 'verbonden en gezamenlijk verzwenkbaar zijn.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 1- 7 met het kenmerk,dat het afsluitschot om een nabij de wand van de korf gelegen as verzwenkbaar is. » r 1 8200449