NL8200374A - Televisie-ontvanger met een videosignaaldetektor van een met behulp van een referentiesignaal detekterend type. - Google Patents

Description

- Γ * 1%. **· EHN 10.256 1 N.V. Philips1 Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Televisie-ontvanger met een videosignaaldetektor van een met behulp van een referentiesignaal detekterend type.

De uitvinding heeft betrekking op een televisie-ontvanger roet -weg een, met een uitgang van een middenfrequentsignaal^/gekoppelde, videosignaaldetektor van een met behulp van een referentiesignaal detekterend type, en een met een uitgang van de middenfrequentsignaalweg gekoppelde 5 asynchrone detektor met een uitgang van welke detektors een automatische versterkingsregelschakeling is gekoppeld en waarvan de asynchrone detektor in de normale ontvangsttoestand buiten werking wordt gesteld.

üit het DE-AS 2 834 886 is een televisie-ontvanger van de bovengenoemde soort bekend. Het buiten werking stellen van de asyn-10 chrone detektor in de normale ontvangsttoestand, wanneer de met behulp van het referentiesignaal detekterende videosignaaldetektor de automatische versterkingsregeling verzorgt, gebeurt door de normale amplitude van het middenfrequentsignaal aan de asynchrone detektor voldoende ver beneden de drempelwaarde van die asynchrone detektor te houden. De 15 verhouding normale anplitude-drenpelwaarde is daarbij ongunstig. Een gunstiger verhouding is niet mogelijk zonder dat dit een ongewenste werking van de asynchrone detektor in de normale bedrijfstoestand tot gevolg heeft.

De uitvinding heeft ten doel dit nadeel op te heffen.

20 Een televisie-ontvanger van de in de aanhef genoemde soort heeft daarcm tot kenmerk, dat de asynchrone detektor uitschakelbaar is door middel van een, van een ontvangsttoestanddetektor verkregen, bij een normale ontvangsttoestand optredend, uitschakelsignaal zodat bij de normale ontvangsttoestand de automatische versterkingsregel- 25 schakeling niet door de asynchrone detektor kan worden gestuurd.

Door de maatregel volgens de uitvinding kan de drempelwaarde -eenkomend van de asynchrone detektor zeer dicht bij de waarde over/met de normale amplitude van het middenfrequentsignaal in de normale ontvangsttoestand worden gekozen.

30 De uitvinding zal nu aan de hand van de tekening, die slechts één figuur met een beknopt schema van een televisie-ontvanger volgens de uitvinding bevat, worden toegelicht.

8200374 EHN 10.256 2

In de figuur wordt aan een ingang 1 van een hoogfrequent- en menggedeelte 3 een ontvangen televisiesignaal toegevoerd. Dit wordt net behulp van een aan een ingang 5 toegevoerd oscillatorsignaal omgezet in een aan een middenfr equents ignaalweg 7 af gegeven midden-5 ’ frequentsignaal.

Van een gebalanceerde uitgang 9 van de middenfrequents ignaalweg 7 wordt het middenfrequentsignaal toegevoerd aan een video-s ignaaldetektor 11 die van een type is dat met behulp van een referentie-signaal werkt. Dit referentiesignaal kan, zoals bekend is, op verschil-10 lende manieren uit het middenfrequentsignaal wordaiafgeleid. Duidelijkheidshalve is dit in de figuur alleen met een kring 12 aangegeven en verder niet getekend.

Van een uitgang 13 van de videosignaaldetéktor 11 wordt een gedemoduleerd videosignaal verkregen dat aan een ingang 15 van een 15 automatische versterkingsrégelschakeling 17 wordt toegevoerd. Van een tweetal uitgangen 19, 21 van de automatische versterkingsregelschakeling 17 worden regelsignalen verkregen die aan een regelsignaalingang 23 respektievelijk 25 van het hoogfrequent- en menggedeelte 3 respektieve-lijk de middenf requents 'ignaalweg 7 worden toegevoerd.

20 Het videosignaal aan de uitgang 13 van de videos ignaaldetek tor 11 wordt verder toegevoerd aan een ingang 27 van een synchronisatie-signaalafscheidingsschakeling 29 en aan een ingang 31 van een beeld-weergeefinrichting 33. Een uitgang 35 van de synchronisatiesignaalaf-scheidingsschakeling 29 levert een synchronisatiesignaal aan een in-25 gang 37 van een als ontvangsttoestanddetektor dienende coïncidentie-schakeling 39 en aan een synchronisatiesignaalingang 41 van een tijd-basisschakeling 43 van de beeldweergeefinrichting 33. Een uitgang 45 van de tijdbasisschakeling 432_terugslagsignalen aan een ingang 47 van de coïncidentieschakeling 39 die bij het gelijktijdig optreden 30 van synchronisatiesignalen en terugslagsignalen aan een ingang 49 van een schakelaar 51 een schakelsignaal afgeeft.

Van de schakelaar 51 ligt een ingang 53 aan een uitgang 55 van een asynchrone detektor 57 waarvan een gebalanceerde ingang 59 aan de uitgang 9 van de middenfrequentsignaalweg 7 ligt.

35 Een uitgang 61 van de schakelaar 51 ligt aan een ingang 63 van de automatische versterkingsregelschakeling 17.

In de asynchrone detektor 57 zijn met de ingang 59 de 8200374 ^ 0« PHN 10.256 3 basisemitterovergangen van een tweetal transistors 65, 67 anti-parallel verbonden. Hun collectors zijn met de uitgang 55 verbonden.

In de schakelaar 51 ligt de ingang 53 aan de katoden van een tweetal dioden 69, 71. De anode van de diode 71 ligt aan de uitgang 61 5 van de schakelaar 51 en de anode van de diode 69 aan de emitter van een transistor 73 waarvan de basis aan de ingang 49 van de schakelaar 51 ligt en de collector aan een positieve spanning. Is de spanning aan de basis van de transistor 73 hoog dan geleidt de diode 69 als een van de transistors 65, 67 van de asynchrone detektor 57 geleidt en de 10 diode 71 blijft geblokkeerd. De spanning aan de basis van de transistor 73 is hoog als de coïncidentieschakeling 39 een coïncidentie tussen de signalen aan zijn ingangen 37 en 47 vaststelt. De televisie-ontvanger is dan in zijn normale bedrij fstoestand en de· asynchrone detektor 57 is uitgeschakeld omdat de verbinding tussen de ingang 53 en de uitgang 15 61 van de schakelaar 51 is verbroken. Is de spanning aan de basis van de transistors 73 laag dan is de ontvanger in zijn abnormale bedrijf stoestand en blokkeert de diode 69, en als de transistors 65 en 67 van de asynchrone detektor 57 geleiden geleidt ook de diode 71 en is de uitgang 55 van de asynchrone detektor 57 dus verbonden met de 20 ingang 63 van de automatische versterkingsregelschakeling 17.

De transistors 65 en 67 van de asynchrone detektor 57 geleiden als hun basisemitterspanning voldoende hoog is dus _ als de amplitude van het ndddenfrequent signaal aan de uitgang 9 van de midden-frequentsignaalweg 7 boven een drempelwaarde uitkamt die door de 25 eigenschappen van de transistors 65, 67 wordt bepaald.

In de automatische versterkingsregelschakeling 17 is met de ingang 15 de basis van een transistor 75 verbonden waarvan de emitter aan een stroombron 77 en aan de emitter van een transistor 79 ligt.

De collector van de transistor 75 ligt aan een positieve spanning, die 30 van de transistor 79 ligt via een weerstand 81 aan die positieve spanning en de basis van de transistor 79 aan een referentiespanning V.

De transistors 75 en 79 vormen een selectieschakeling 82 waarmee een niveau uit het aan de ingang 15 toegevoerde videosignaal wordt geselecteerd waarop in de normale bedrijf stoestand de automatische sterkte-35 regeling van de televisie-ontvanger werkzaam is. Dit niveau bepaalt in die normale bedrijf stoestand de waarde van de gelijkspanning op een met de collector van de transistor 79 verbonden condensator 83 die verder met de ingang 63 is verbonden. Cmdat de verbinding tussen de 8200374 BHN 10.256 4 ingang 63 en de uitgang 55 van de asynchrone detektor 57 dan verbroken is kan de asynchrone detektor 57 de gelijkspanning op de condensator 83 beïnvloeden. Deze gelijkspanning wordt aan een ingang 85 van een drempel-en versterkerschakeling 87 toegevoerd waarvan de uitgangen aan de uit- 5 ' gangen 19 en 21 liggen. Variaties in de gelijkspanning op de condensa tor 83 worden door de erdoor optredende verandering van de versterking van het hoogfrequent- en menggedeelte 3 en/of de middenfrequentsignaal-weg 7 tegengewerkt.

Zoals hierboven werd verklaard/ is in de abnormale bedrijfs-10 toestand van de ontvanger/ als er dus bijvoorbeeld geen synchronisatie-signalen aan de ingangen 37 van de coïncidentieschakeling 39 optreden, de asynchrone detektor 57 via de schakelaar 51 verbonden met de condensator 83. De gelijkspanning daarop kan dan bepaald worden door de asynchrone detektor 57. Het ontbreken van synchronisatiesignalen aan de 15 ingang 37 van de coïncidentieschakeling 39 kan, zoals bekend is, in bepaalde gevallen een gevolg zijn van een oversturing van de video-signaaldetektor 11. In die gevallen wordt dus een blokkering van de automatische sterkteregeling voorkomen door de werking van de asynchrone detektor 57.

20 De automatische versterkingsregelschakeling kan zo gedimen sioneerd wordendat de gelijkspanning op de condensator 83 in de abnormale bedrijfstoestand bijna gelijk is aan die in de normale bedrijfs-toestand zodat de drempelwaarde van de asynchrone detektor 57 weinig hoeft te verschillen van de anplitudewaarde van het middenfrequent-25 signaal aan de ingang 59 ervan in de normale bedrijf stoestand.

In het gegeven uitvoeringsvoorbeeld is de schakelaar 51 in serie met de asynchrone detektor 57 opgenamen. Hoewel dit een zeer eenvoudige schakeling oplevert, is het vanzelfsprekend ook mogelijk een door het schakelsignaal bedienbare schakelaar op een andere manier te 30 schakelen.

Als ontvangsttoestanddetektor kan desgewenst een andere geschikte schakeling worden toegepast in plaats van de coïncidentieschakeling 39. Een schakeling die ook zeer geschikt is gebleken als ontvangsttoestanddetektor is een overmodulatie- of witter-dan-wit 35 detektor zoals beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 7 613 946 (EHN 8621).

Het zal duidelijk zijn dat tussen de uitgang 9 van de midden- 8200374 PHN 10.256 5 frequentsignaalweg 7 en de Ingang 39 van de asynchrone detektor 57 en/of de videosignaaldetektor 11 nog een versterker- of buffertrap kan zijn opgenanen.

De stroombron 77 van de seléktieschakeling 82' kan gesleuteld 5 ' of ongesleuteld werken of cmschakelbaar zijn van gesleuteld naar ongesleuteld bijvoorbeeld zoals beschreven in het Duitse Auslegeschrift 1 963 465 (PHD 1436).

De met behulp van een referenties ignaal detekterende videosignaaldetektor 11 kan van een synchroon of van een quasi-synchroon 10 type zijn, in het laatste geval kan zoals bekend het referentiesignaal op een eenvoudiger manier uit het ingangssignaal zijn afgeleid dan in het eerste.

15 20 25 30 35 8200374

Claims (5)

1. Televisie-ontvanger met een, met een uitgang van een midden- -weg f requentsignaal/gekoppelde, videosignaaldetektor van een met behulp van een referentiesignaal detekterend type, en een met een uitgang van de middenfrequents ignaalweg gekoppelde asynchrone detektor met 5 ' een uitgang van welke detéktors een automatische versterkingsregel-schakeling is gekoppeld en waarvan de asynchrone detektor in de normale ontvangsttoestand tuiten werking wordt gesteld, met het kenmerk, dat de asynchrone detektor (57) uitschakelbaar (51) is door middel van een, van een ontvangsttoestanddetektor (39) verkregen, bij een normale ont-10 vangsttoestand optredend, uitschakelsignaal (aan 49) zodat bij de normale ontvangsttoestand de automatische versterkingsregelschakeling (17) niet door de asynchrone detektor kan worden gestuurd.

2. Televisie-ontvanger volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen de uitgang (55) van de asynchrone detektor (57) en de .auto- 15 matische versterkingsregelschakeling (17) een door het uitschakelsignaal bedienbare schakelaar (51) is opgenomen.

3. Televisie-ontvanger volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het uitschakelsignaal wordt verkregen van een coxncidentieschake-ling (39) die door een synchronisatiesignaal en door een door dit syn- 20 chronisatiesignaal gesynchroniseerd oscillatorsignaal wordt gestuurd.

4. Televisie-ontvanger volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het uitschakelsignaal wordt verkregen van een overmodulatiedetektor.

5. Geïntegreerde schakeling voor een televisie-ontvanger volgens een van de voorgaande conclusies bevattende een videosignaaldetektor (11) 25 met een middenfrequentsignaalingang, een met een uitgang (13) daarvan gekoppelde selektieschakeling (82) en een asynchrone detektor (57) met een middenf requentsignaalingang (59) van welke asynchrone detektor een uitgang (55),via een schakelaar (51) met een schakelsignaalingang (49), met een uitgang (85) van de selektieschakeling (82) is gekoppeld. 30 35 8200374