NL8120210A - - Google Patents

Description

8 1 2 0 2 1 0

Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van dekbladen van j ] sigaren van de baan op een spoel.

j |

Deze uitvinding heeft betrekking op het verschaf-; fen van dekbladen voor sigaren, en meer in het bijzonder op het toe- j \ voeren van dekbladen van sigaren aan een wikkelmachine vanaf een ; | spoel, die is voorzien van een rol, die wordt gevormd door een continue j5 baan of strook van velmateriaal, op een zijde waarvan de dekbladen van j sigaren afzonderlijk zijn geplaatst en samengedrukt tussen de lagen van het vel in de rol.

Wikkelmachines voor sigaren, waarin sigaren automatisch worden gewikkeld, zijn algemeen bekend. De sigaren en dek-;10 bladen daarvoor worden afzonderlijk opgenomen en toegevoerd aan de oproller van een blad, waarvan een dekblad moet worden gevormd, wordt \ geplaatst op een snijmatrijs die deel uitmaakt van de machine, en het; dekblad wordt gevormd en dan direct van de matrijs naar de wikkelzonel bewogen. Die vormstap voor het dekblad vereist de volledige tijd van j 15 een bedienende persoon, om elk tabaksbladdeel op de matrijs te plaat-j sen. Het is ook algemeen gebruikelijk, de tabaksbladdelen voor te j bereiden op of nabij het tijdstip en de plaats van gebruik van de I dekbladen. j j Er is een recente ontwikkeling van een "spoelsysteem" j 20 geweest, waardoor de dekbladen van sigaren onafhankelijk van de tijd j | en plaats van gebruik kunnen worden gemaakt. Het "spoelsysteem" beoogde, | het snijden van de dekbladen van sigaren geheel te scheiden van het I wikkelen van de sigaren. Bij het "spoelsysteem" worden de dekbladen j | van sigaren van de matrijzen verwijderd en afzonderlijk geplaatst en 25 plat uitgespreid op één lijn op het bovenoppervlak van een continue strook cf baan van velmateriaal. Die baan wordt in een dichte rol of spoel opgewikkeld, zodat elk dekblad van een sigaar stevig wordt ! samengedrukt tussen het baanoppervlak waarop het eerst was geplaatst en het even grote oppervlak van de volgende laag van de baan in de i 30 rol. Hierdoor worden de dekbladen tussen de lagen opgesloten en stevig vastgehouden.De complete spoel kan dan in een vrieskamer worden geplaatst, zodat de gehele rol wordt bevroren, en dan kan hij worden 8120210 -2- ! verzonden en/of opgeslagen bij temperaturen onder het vriespunt. De | dekbladen zijn dan in de min of meer onbepaalde toekomst beschikbaar door slechts de rol te ontdooien.

| Een standaardtype van een sigarenwikkelmachine heeft! 5 en snijmatrijs, die een zuigplaat omgeeft met de gewenste grootte en vorm van het dekblad van een sigaar. Een bedienende persoon plaatsteen deel van een tabaksblad op de plaat en dit wordt door zuiging vastge-: houden en op de vrij liggende mesrand bewogen, en een rol loopt over he|t blad, teneinde het blad tot een dekblad van een sigaar te snijden. ! : 10 De zuiging wordt dan van de ziuigplaat losgekoppeld en een overbreng- | ! i plaat of drager wordt door zijn overbrengarmen boven het dekblad van | j j

; een sigaar bewogen en het dekblad van een sigaar wordt tegen de bodem j van de drager opgetild door de werking van zijn zuiging. Het spoel- j i systeem beoogde, dat de dekbladen afzonderlijk zouden worden toegevoerd ;15 in de nabijheid van de overbrengplaat en elk dekblad zou worden afge- I

i i nomen door de overbrengplaat en naar het rolmechanisme worden bewogen.'

Wanneer het spoelstelsel wordt gebruikt bij een stari-j daardtype van een sigaarwikkelmachine, kan de machine zijn voorzien ! van een afwikkelaar en een opwikkelaar voor een spoel, en is er een !20 stelsel voor het sturen van de baan in de machine, zodat elk dekblad wordt bewogen naar de nauwkeurige plaats, waar tot nu toe dekbladen j door de matrijs werden gesneden. De overbrengplaat of drager wordt dan ! op dezelfde wijze als tot nu toe gebruikt voor het afzonderlijk opnemen j van de dekbladen en het toevoeren daarvan aan de oproleenheid. De baan 25 of het vel beweegt dan naar beneden en naar een opwikkelinrichting, I die een rol van de baan alleen maakt. Grote moeilijkheden werden echter i ondervonden bij het vinden van de bevredigende toevoer van de dekbladen naar de drager. De grootste moeilijkheid was, dat tenminste enige dekH i bladen zich vasthechten aan het velmateriaal, dat de baan vormt, i30 Pogingen om deze dekbladen los te maken van het velmateriaal leidden I tot een onaanvaardbare beschadiging van de dekbladen. Dus hoewel de kwaliteit van de dekbladen in de spoel gelijk kan zijn aan of beter kan zijn dan die van dekbladen, die door bedienende personen afzonderlijk op de wikkelmachines zijn geproduceerd, was het spoelsysteem niet 35 succesvol als gevolg van de onmogelijkheid, de overdracht van de dek- 8120210 - 3 - bladen van het velmateriaal uit te voeren.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel ervoor te zorgen, dat elk dekblad van de baan wordt verwijderd en aan de over~: brengplaat wordt toegevoerd zonder beschadiging van het dekblad en 5 op een wijze, die commercieel ikitvoerbaar is en kan worden aangepast1 aan verschillende bedrijfs- en gebruiksomstandigheden. !

In de tekeningen:

Fig. 1 is een gedeeltelijk schematisch bovenaanzicht van een machine die een uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt; 10 fig. 2 is een gedeeltelijk schematisch zijaanzicht: van de machine volgens fig. 1; fig. 3 is een aanzicht op een grotere schaal van het centrale deel van fig. 2 en fig. 4 is een doorsnede volgens de lijn IV-IV in 15 fig. 3.

In fig. 1 van de tekeningen is een sigarenwikkel-I machine 2 enigzins schematisch getekend en is voorzien van een op- roleenheid 4 die de wikkelzone vormt, en van een overbrengplaat of j drager 6, die op een overbrengarmsamenstel 8 is gemonteerd. De j |20 drager 6 wordt bewogen tussen de getekende stand in de overbrengzone! 5, waarhij elk dekblad opneemt, en een oproleenheid 4, waaraan hij elk dekblad afvoert. Sigaren die van een dekblad moeten worden voor-: zien, worden aan de eenheid 4 toegevoerd en verwijderd, wanneer zij : door bekende middelen (niet getekend) van een dekblad zijn voorzien.

25 Een spoel 12 is gevormd door een continue baan of vel 18, en de dekbladen 17, en is gemonteerd in een afwikkelinrichting (niet getekend) waarbij de spoelas 11 horizontaal (zie fig. 2) is geplaatst onder het horizontale niveau 16 van de overbrengzone. De afwikkelinrichting is voorzien van een rem, die weerstand biedt aan het af-30 wikkelen van de spoel, zodat de baan 18 ondertrekspanning van de spoel 12 wordt getrokken. De baan wordt dan onderjtrekspanning bovenwaarts van de spoel 12 getrokken en over het bovenoppervlak van een plaatstalen plaat 20 waarin perforaties 23 zijn aangebracht. De plaat 20 vormt de bovénwarid van een zuigkast 21 en de lucht wordt 35 onder de bewegende baan of vel, die over het bovenoppervlak van de 8120210 - 4 - plaat beweegt, door de perforaties 23 weggezogen, teneinde zuiging ; door het vel te bewerkstelligen. Hierdoor kan het vel op een gecontro-: leerde wijze bewegen en de zuiging houdt de dekbladen stevig tegen het bovenoppervlak van het vel.

5 Zoals het best in fig. 4 is getekend, is de plaat 20 aan de linkerzijde voorzien van een naar beneden uitstekend randdeel 22, dat de linkereindwand van de zuigkast 21 vormt en waarnaar de baan 18 ' beweegt, terwijl hij van de spoel af beweegt. De zuigkast 21 is ook j voorzien van een bodemplaat 36, van een paar eindplaten 38 en 39 (zie | j i |10 ook fig. 1), en van een plaat 40, die zich tussen de eindplaten uit- j strekt. Een zuigbuis 42 steekt uit door de eindplaat 38, waardoor | lucht wordt aangezogeh, om in de zuigkast een lagere druk van de atmosferische druk te handhaven. Grote perforaties of gaten 24 zijn | i aan de zone in de plaat aangebracht, teneinde een aanzienlijke zuiging1 |15 door de baan te produceren, en die zorgt ervoor, dat de dekbladen met j i de baan van de spoel af bewegen. Perforaties 26 in het bovenste deel j van de rand 22 en het horizontale deel van de plaat zijn klein (zie j fig. 3), maar leveren voldoende luchtstroom om de baan met de dekbladen | tegen het bovenoppervlak van de plaat te houden als deze over de plaat! 20 beweegt.

De stroomafwaarts gelegen rand 28 (fig. 4) van de plaat is gevormd als een rechte mesrand, die zich in dwarsrichting van de beweging van de baan uitstrekt. Er is een tweede plaat 30 met zijn : stroomopwaarts gelegen rand 32 op afstand van de mesrand 28 opgesteld, 25 teneinde daartussen een spleet 34 te vormen. De plaat 30 ligt met zijn bovenoppervlak nauwkeurig in één vlak met het bovenoppervlak van de ! plaat 20 en is op dezelfde wijze als de plaat 20 geperforeerd.

Tussen de rechterrand (fig. 4) van de bodemplaat 36 en de plaat 20 aangrenzend aan de mesrand 28 strekt zich een plaat 43 30 uit. Een kamer 47 voor luchtonderdruk is gevormd tussen de platen 40 / en 43, en de rechterdelen van de plaat 20, de bodemplaat 36 en zij-platen 38 en 39.

Luchtjonderjdruk wordt aan de kamer 47 toegevoerd door een luchtleiding 46 (fig.1) die is voorzien van een regelklep 48. Een 35 rij perforaties 50 in de plaat 20 vormt straalopeningenuuit de lucht- ; 8 1 2 0 2 1 0 - 5 - kamer 47, van waaruit lucht in de zone stroomopwaarts van de spleet 34 tegen de baan 18 wordt gericht. j i De baan van de baan 18 verloopt vanaf het bovenopperr i i vlak van de plaat 20 over de mesrand 28 onder een scherpe hoek met 5 een baanpart 52, dat naar een rol 54 loopt. De rol 54 is aan zijn einde draaibaar gemonteerd op een paar armverlengstukken 58, die één j geheel vormen met de zijplaten 38 en 39. Na het passeren van de rol 54 heeft de baan een part 60, dat in opwaartse richting verloopt en i terug door de spleet 34 over de stroomopwaarts gelegen rand van de ; 10 baan 30. Zo verloopt de baan van de baan door de spleet en langs een lus langs het oppervlak van de rol 34 en terug door de spleet.

Opnieuw verwijzende naar de figuren 1 en 2 verloopt de baan dan langs I · i de plaat 30 en verloopt naar beneden over het stroomafwaarts gelegen j deel van de plaat naar een vrijjiraaibare rol 64 en dafr naar een op- j 15 wikkeleenheid (niet getekend) die een rol 66 vormt. j

Een zuigkast 64 is soortgelijk aan de zuigkast 21 met eindplaten en zijbodemplaten, maar heeft een vertikale plaat 69 nabij! ; i de spleet 34 en zijn beschermplaat 71 bevindt zich aan zijn stroomaf-i waarts gelegen einde. De zuigkast 62 is nabij zijn stroomopwaarts i j ! 20 gelegen rand gemonteerd op een paar scharnierbouten 68 die door de | zijplaten uitsteken, en hij rust aan de rechterzijde op een nok 70. j j Wanneer de drager 6 naar en uit de stand beweegt die in fig. 2 is getekend, is de zuigkast 62 opgesteld zoals is weergegeven. Wanneer i echter de drager zich in die positie bevindt, wordt de nok 70 gedraaiii 25 om het rechtereinde van de zuigkast op te tillen over een afstand in de orde van grootte van 1/8 inch, om het dekblad op de drager te bewegen, en de zuiging in de zuigkast wordt gelijktijdig afgebroken. ;

De drager heeft een zuigende werking, die het dekblad opneemt en de nok 70 wordt teruggedraaid, zodat de zuigkast terugkeert naar zijn 30 normale stand, en de zuigende werking in de zuigkast wordt weer | ingeschakeld. De drager brengt het dekblad over naar de oproller, zoals boven beschreven.

Opnieuw verwijzende naar fig. 4 wordt de baan 18 ; dan door de opwikkeleenheid door de machine getrokken, zodat de baan ! 35 onder trekspanning staat en de baan wordt door de trekspanning tegen 8120210 - 6 - * i ί 1 ί ί de platen 20 en 30 gehouden. Daarom worden de parten 52 en 60 gespan- ; ! nen gehouden, zodat de baan over de mesrand 28 wordt getrokken en dat ; de baan onder een betrekkelijk scherpe boek door de spleet 34 naar ί beneden omkeert. Omdat elk dekblad naar de spleet 34 wordt gevoerd,

I I

I 5 worden de voorste randdelen van het dekblad met de baan evenwijdig aan ! het bovenoppervlak van de plaat 20 gehouden. Omdat de baan rond de mes- ! i j rand 28 beweegt hebben daarom de voorste randdelen van het dekblad de j neiging dwars over de spleet uit te steken. De luchtstralen uit de j | perforaties 50 stromen naar boven tegen de baan waarbij sommige op- j [ * * i 10 waarts door de baan stromen en sommige worden afgebogen in de richting | van de spleet 34. Dus als een dekblad in de richting van de spleet 34 j | beweegt en de voorste randdelen de spleet naderen, wordt lucht tegen I | de onderoppervlakken van de dekbladen geblazen. De scherpe bocht in de baan pelt de dekbladen van de naar beneden bewegende baan. De tendens : 15 tot afpellen wordt bevorderd door de luchtstralen en ook door de op- j waartse beweging van de baan vanaf het part 60. Dat wil zeggen, nadat j ] de voorste randdelen van een dekblad in aanraking komen met de baan j die over de rand 32 naar boven beweegt, en de baan een steun vormt vodr ί het dekblad in hetzelfde horizontale vlak als de achterste rest van de i20 dekblad. De spleet 34 heeft een voldoende breedte om ongewenste wrij- j ving tussen de haandelen te vermijden als deze neerwaarts en opwaarts j i ! door de spleet bewegen. De ondersteuning voor het dekblad wordt voort-; i gezet als het hoofddeel van het dekblad over de spleet beweegt, en het feit dat de baan aan beide zijden van de spleet met dezelfde snelheid j 25 beweegt, vermijdt elke tendens tot verstoren van de constante gelijkmatige beweging van het dekblad.

De in deze beschrijving gebruikte uitdrukking 'mesrand" heeft betrekking op een rand, die de dekbladen van de baan doet afpellen. Bij de getekende uitvoeringsvorm is de afbuighoek van de baan 30 in de orde van grootte van 60° tot 65° en de plaat 20 heeft een dikte van 1/8 inch met een afgeronde rand aan de spleet 34. Die rand steekt uit voorbij de zij platen, zodat de baan zich direct naar de omtrek van de rol 54 kan uitstrekken.

Het is duidelijk, dat de getekende uitvoeringsvorm 35 kan worden veranderd en dat andere uitvoeringsvormen kunnen worden ver- 8120210 » - 7 - : j j schaft, alle binnen de omvang van de conclusies. j

j I

; j ! j ; j i . | i ; ] i i ί

; I

8120210

Claims (12)

1. Inrichting voor het toevoeren van dekbladen van ; sigaren langs een baan van een spoel naar een oprolzone in een siga- renwikkelmachine, waarin genoemde spoel is voorzien van een rol ge- ; vormd door een continue baan van velmateriaal en van dekbladen van 5 sigaren die afzonderlijk tussen de windingen in de rol zijn geplaatst, de combinatie van stijve middelen die zich uitstrekken langs een dekbladentoevoerbaan en die zijn voorzien van een eerste oppervlak en van een tweede oppervlak, die zijn gescheiden door een spleet j | begrensd door eerste en tweede evenwijdige rechte randen, die zich ί10 in dwarsrichting van de bewegingsrichting uitstrekken, rolmiddelen i | | die een lusbaan vormen die zich uitstrekt van de eerste rand naar de ! tweede rand en die is geplaatst aan de zijde van de genoemde spleet ί tegenover de genoemde baan, welke rol een oppervlak heeft over wélk i i de baan beweegt bij de beweging van de eerste rand naar de tweede 15 rand, en middelen voor het continu trekken van de baan langs genoemde baan op het eerste oppervlak en rondom de genoemde eerste rand en langs de genoemde lusbaan over de genoemde rolmiddelen en terug naar ί de tweede rand en over de genoemde tweede baan, welke eerste rand werkzaam is om de bewegingsrichting van de genoemde baan over een 20 voldoende scherpe hoek te veranderen, zodat elk dekblad van de baan ! 1 wordt afgepeld en over de spleet uitsteekt naar het tweede oppervlak± waarbij elk dekblad vanaf zijn plaats boven het eerste oppervlak over de spleet uitsteekt naar een plaats boven het tweede oppervlak, waar! het rust op een deel van de baan, dat van de spleet af beweegt. i !25

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de baan : is gemaakt van gesponnen polyestermateriaal dat poreus is, en middelen zijn aangebracht nabij de eerste rand om een luchtstraal vanaf het eerste oppervlak te richten naar de baan nabij de spleet, om daar-| door het uitsteken van het voorste randdeel van .elk dekblad langs de ; I30 baan te bevorderen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, welke zuig- | middelen omvat die de dekbladen tegen de baan houden.

4. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerstè middelen zijn voorzien van een metalenjplaat met perforaties daarin en 8120210 - 9 - die één wand van een zuigkast vormen en waarbij de straalmiddelen zijn! voorzien van een luchtkamer met straalopeningen en zijn opgesteld na- i i bij de zuigkast. j

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de breedtë | i !5 van de spleet zodanig is, dat een vrije ruimte wordt gevormd tussen het j [ i deel van de baan dat over de mesrand beweegt en een deel van de baan ! ! dat in tegengestelde richting door de spleet beweegt.

6. Inrichting voor het toevoeren van dekbladen van sigaren langs een baan vanaf een spoel naar een oprolzone in een ] 10 sigarenwikkelmachine, waarbij de spoel is voorzien van een rol gevormd door een continue baan van velmateriaal en van dekbladen van sigaren die afzonderlijk tussen de windingen in de rol zijn geplaatst, de j combinatie van eerste en tweede platen die een baan vormen, die zich j stroomafwaarts uitstrekt langs de eerste plaatien dan langs de tweede j 15 plaat met een spleet die de platen van elkaar scheidt en zich dwars | over de baan uitstrekt, middelen die een mesrand vormen aan de spleet en die uitsteken van de eerste plaat, middelen die aan de zijde van de ; i ! mesrand tegenover de baan zijn geplaatst en een derde oppervlak vormen1 | waarover de baan passeert als deze van de mesrand af beweegt en dan j 20 terug in de richting van de spleet, waarbij de baan beweegt langs het eerste oppervlak en dan over de mesrand wordt getrokken en daarna j | over het derde oppervlak en terug door de spleet en langs het tweede : oppervlak, en middelen voor het gespannen houden van de baan als deze ! langs de baan beweegt.

7. Inrichting voor het toevoeren van dekbladen van ; I sigaren langs een baan vanaf een spoel naar een oprolzone in een sigarenwikkelmachine, waarbij de spoel is voorzien van een rol gevormd door een continue baan van velmateriaal en van dekbladen van sigaren, ; die afzonderlijk tussen de windingen in de rol zijn geplaatst, de 30 combinatie van eerste middelen die zijn voorzien van een eerste oppervlak, middelen die een in hoofdzaak rechte mesrand in dwarsrichting van de baan vormen, zuigmiddelen om lucht aan te zuigen door de baan om de dekbladen tegen de baan te houden als deze langs het eerste oppervlak beweegt, tweede middelen die zijn voorzien van een tweede 35 oppervlak in hoofdzaak op éen lijn met het eerste oppervlak en daarvah 8120210 -Ίο - gescheiden door een dwarse spleet, middelen die een mesrand vormen ] tussen het eerste oppervlak en de spleet, een rol die tegenover de I oppervlakken aan de andere zijde van de spleet is geplaatst en even- j ! j I wij dig aan de mesrand, waarbij de baan kan worden getrokken langs eenj ;5 derde baan vanaf de eerste baan rondom de mesrand door de spleet | over een aanzienlijke hoek ten opzichte van het eerste oppervlak en i dan rondom de rol en terug door de spleet naar de tweede baan, straal-· | middelen voor het afvoeren van lucht door de baan naar elk van de dek-f bladen in de nabijheid van de mesrand, waarbij de voorste delen van '10 elk dekblad van de baan worden afgepeld door de gecombineerde Werking van de beweging van de baan over de mesrand en de lucht uit de straal- middelen, en waarbij elk dekblad daardoor van de baan wordt verwijderc en over de spleet wordt gestoken op het deel van de baan, dat langs de tweede baan vanaf de spleet beweegt. j

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de eerste | middelen de bovenwand van een luchtkast zijn, die een onderdeel is j van de zuigmiddelen. j i |

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij elk eerstel | middel en tweede middel is voorzien van een horizontale geperforeerde j 20 plaat en die is voorzien van middelen voor het opwaarts afvoeren van | lucht door de baan als deze naar de mesrand beweegt.

10. Werkwijze voor het toevoeren van dekbladen van sigaren aan een wikkelmachine vanaf een spoel, die is gevormd door het plaatsen van een ononderbroken reeks van afzonderlijke dekbladen op 25 een continue baan van velmateriaal en het oprollen van het velmateriaal in een dichte rol, de stappen van het voeren van de baan langs een baan met de zijde van de baan, waarop de dekbladen van de sigaren zijn geplaatst, aan de bovenzijde, het trekken van het voorste einde van de baan langs een baan, het aanzuigen van lucht door de baan vanaf de :30 genoemde zijde daarvan om ervoor te zorgen, dat de dekbladen stevig op het oppervlak van de baan worden vastgehouden, welke baan zich uitstrekt naar een spleet en rondom een mesrand over een aanzienlijke hoek, waardoor de baan van het algemene vlak van de baan af beweegt en door de spleet en de voorste randdelen van de dekbladen voorbij de 35 spleet langs dat vlak worden uitgestoken, waardoor elk dekblad bij de 8120210 * - 11 - spleet van de baan wordt losgemaakt en van de spleet wordt afgevoerd j door het stroomdeel, dat van de spleet af beweegt. i |

11. Werkwijze voor het verwijderen van dekbladen j van sigaren van een spoel, gevormd door een continue rol van een poreus : 5 velmateriaal, waarin de dekbladen van de sigaren zijn verpakt, de | stappen van het continu sturen van het vel langs een geperforeerd opper- i ! vlak, gevormd door het blootliggende oppervlak van een geperforeerde ! | plaat die is voorzien van een dwarse mesrand, het produceren van een j : gedeeltelijke vacuumtoestand aan de zijde van de plaat tegenover het ! 10 oppervlak, om lucht van het oppervlak van het vel vanaf het geperforeerde oppervlak aan te zuigen, het sturen van het vel rondom de mes- j rand om de dekbladen van het vel af te pellen, het sturen van het vel j rondom een rol die aan de zijde van de rand tegenover het oppervlak is| opgesteld, en dan terug naar een oppervlak, dat in hoofdzaak in één j I 15 vlak ligt met het eerstgenoemde oppervlak. j | j

12. Werkwijze voor het toevoeren van dekbladen van; sigaren langs een baan vanaf een spoel naar een oproleenheid in een ! ' I sigarenwikkelmachine, waarbij de spoel is voorzien van een continue | | baan van velmateriaal, op één zijde waarvan de dekbladen afzonderlijk j . i ! 20 zijn geplaatst en samengedrukt tussen de lagen van de baan in de rol, j de stappen van het doen bewegen van de baan vanaf de dpoel langs een j vooraf bepaalde baan, die loopt over eerste en tweede oppervlakken waarbij de dekbladen in een vooraf bepaald vlak bewegen en de oppervlakken zijn voorzien van randen van gelijke omvang aan de tegenover 25 elkaar liggende zijden van een spleet en in hoofdzaak evenwijdig aan ; nabij de spleet, waarbij de stroomopwaarts gelegen rand van die randen een mesrand is, het bewegen van de baan rondom de rand door de spleet : over een scherpe hoek, teneinde te trachten elk dekblad van de baan af te pellen, waarbij het dekblad nabij het vlak boven de spleet uit-; 30 steekt en waardoor de baan van het vlak af beweegt, het sturen van de I baan over een oppervlak dat zijn bewegingsrichting omkeert in hoofdzaak terug naar de spleet en dan door de spleet over de rand van het | andere oppervlak en langs dat andere oppervlak, waarbij een dekblad ; dat van de baan is afgepeld en over de spleet uitsteekt, beweegt op : 35 het deel van de baan dat over de tweede rand beweegt en daardoor een 8120210 ί - 12 - * ononderbroken beweging van het dekblad over de spleet plaats heeft. i I ! I i | [ | I | ; ! ! ; I i I : j | i | ; | i