NL8120161A - - Google Patents
Download PDFInfo
- Publication number
- NL8120161A NL8120161A NL8120161A NL8120161A NL8120161A NL 8120161 A NL8120161 A NL 8120161A NL 8120161 A NL8120161 A NL 8120161A NL 8120161 A NL8120161 A NL 8120161A NL 8120161 A NL8120161 A NL 8120161A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- sheet
- frame
- enclosure
- rigid
- enclosure according
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G9/00—Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
- A01G9/14—Greenhouses
- A01G9/16—Dismountable or portable greenhouses ; Greenhouses with sliding roofs
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y02—TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
- Y02A—TECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
- Y02A40/00—Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
- Y02A40/10—Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
- Y02A40/25—Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)
Description
« ' 8120161 VO 3027
Verplaatsbare tuinbouwomsluiting.
Deze uitvinding heeft betrekking op verplaatsbare tuinbouw-omsluitingen.
Bestaande verplaatsbare tuinbouwomsluitingen in de vorm van stolpen of broeibakken zijn niet geschikt voor de verbouw van hoge 5 planten, zoals tomaten. Bovendien geeft de ventilatie van deze bekende omsluitingen ten behoeve van de temperatuursregeling, moeilijkheden en is toegang tot de planten gewoonlijk alleen mogelijk door verwijdering van de omsluiting.
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een eenvou-10 dige en lichte, verplaatsbare omsluiting voor het afdekken van planten in aanplant, in het bijzonder hoge planten, zoals in turfzakken geteelde tomaten.
De uitvinding verschaft dienovereenkomstig een verplaatsbare tuinbouwomsluiting, omvattende een stijf geraamte, voorzien van twee 15 stijf verbonden eindsecties, en een bekleding van een doorzichtig kunststofvel, gedragen door het geraamte, waarbij de bekleding een vel bevat aan een of elke zijde van het geraamte, het of elk bekledings-vel loopt over een lengtegeraamtedeel, dat de twee eindsecties verbindt, en nabij zijn tegenover elkaar liggende lengteranden is beves-20 tigd aan bijbehorende stijve staven, waarvan er êén losmaakbaar in aangrijping kan zijn met de bovenste einden van de twee eindsecties, en de andere losmaakbaar in aangrijping kan zijn met onderste delen van het geraamte voor het zodoende tussen deze stijve staven spannen van het bekledingsvel.
25 Ventilatie van de omsluiting kan worden bewerkstelligd door het eenvoudig losmaken van de bovenste of onderste stijve staaf van het geraamte voor het vrijmaken van een bovenste of onderste deel van het betreffende bekledingsvel. Bovendien is het door het losmaken van de bovenste en/of onderste stijve staven van het of elk bekledingsvel 30 mogelijk onbelemmerd toegang te verkrijgen tot resp. het bovenste of 8120161 I · - 2 - onderste deel van de omsluiting zonder de rest van de omsluiting te verstoren.
De afmetingen van het stijve geraamte zijn in het ideale geval zodanig, dat zij een omsluiting verschaffen, die geschikt is voor de 5 verhouw van hoge planten, zoals tomatenplanten. De omsluiting kan over de planten in aanplant worden geplaatst en door willekeurige geschikte middelen worden verankerd aan de grond. Wanneer de omsluiting wordt gebruikt voor de verbouw van planten in turf zakken, kan het gewicht van de turfzakken zelf worden gebruikt voor het aan de grond veranke-10 ren van de omsluiting. Draden of koorden kunnen dus de omsluiting omspannen en onderste geraamtedelen verbinden ten behoeve van het verankeren van de omsluiting wanneer verbouwzakken op deze draden of koorden in de omsluiting worden geplaatst. Omdat hij in beginsel een lichte constructie heeft, vereist de omsluiting geen bijzondere funde-15 ring of voet.
Het geraamte bevat bij voorkeur althans een onderste, in lengterichting zich uitstrekkend geraamtedeel, dat de twee eindsecties verbindt, waarbij de stijve staaf nabij de onderste lengterand van het of elk bekledingsvel losmaakbaar is verbonden met het onderste, in 20 lengterichting zich uitstrekkende geraamtedeel door spanelementen, die losmaakbaar in aangrijping kunnen zijn met tegenover elkaar liggende einden van de onderste stijve staaf.
De eindsecties kunnen gevelsecties zijn voor een vrijstaande omsluiting. Alternatief kan de omsluiting zijn gemaakt met een hellend 25 "lessenaars"-dak met aangepast gevormde eindsecties. Wanneer de omsluiting vrijstaand is met een geveldak, kan elke zijde van het dak worden geopend door het losmaken van de bovenste stijve staaf van de twee gevelsecties, en het dan neerlaten van de staaf met het bekledingsvel daaraan bevestigd.
30 Het of elk bekledingsvel is bij voorkeur voorzien van lussen of zakken aan zijn binnenoppervlak, waardoor het bijbehorende, in lengterichting zich uitstrekkende geraamtedeel loopt voor het vormen van een verankering voor het vel tussen de twee stijve staven.
De bovenste stijve staaf, bevestigd aan elk betreffend bekle-35 dingsvel, heeft bij voorkeur eindgedeelten, die uitsteken buiten de randen van het vel, welke eindgedeelten in aangrijping kunnen zijn in 8120161 - 3 - bijbehorende zittingen aan de eindsecties voor het vormen van een dak-nok, waarbij het bekledingsvel is gespannen tussen deze bovenste stijve staaf en het-bijbehorende, in lengterichting zich uitstrekkende ge-raamtedeel. Elke eindsectie is bij voorkeur gevormd als een gevelsec-5 tie met buisvormige stangen, die convergeren naar de daknok, en die aan hun aangrenzende einden zijn uitgevoerd met naar boven gerichte, gedeeltelijk cilindrische zittingen. De zittingen kunnen b.v. zijn verschaft aan betreffende stoppen, gestoken in de bovenste einden van de convergerende buisvormige stangen.
10 Wanneer de eindsecties zijn gevormd als geveleinden, bevat de bekleding bij voorkeur eindvellen, die zijn bevestigd aan de betreffende dwarsgeraamtedelen van de eindsecties, en die zijn gevouwen over de bovenste einden van de gevelsecties, waarbij elk eindvel is verankerd door een spanelement of -elementen, bevestigd aan de einden 15 van het gevouwen vel aan de binnenzijde van de omsluiting. Elk eindvel heeft bij voorkeur althans een lus of zak op zijn binnenoppervlak, waardoor het betreffende onderste dwarsgeraamtedeel loopt voor het verankeren van de onderste rand van het vel.
Het stijve geraamte is bij voorkeur gevormd door aluminiumbui-20 zen, verbonden door schroeven, die aangrijpen in ingesloten elementen, die zich in de einden van de buizen bevinden. Het gehele geraamte kan gemakkelijk worden gedemonteerd en compact worden opgeslagen indien het niet in gebruik is. De kunststofvellen, die de doorzichtige bekleding vormen, kunnen worden gevouwen en plat opgeslagen, wanneer de om-25 sluiting wordt gedemonteerd.
De uitvinding wordt bij wijze van voorbeeld verder beschreven met betrekking tot de bijgaande schematische tekening, waarin:
Fig.1 een ruimtelijk aanzicht is van een verplaatsbare tuinbouw-omsluiting overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de uitvinding; 30 Fig.2 een ruimtelijk aanzicht is met uiteengenomen delen van de in fig.1 getoonde omsluiting;
Fig.3 een verticale dwarsdoorsnede is van de in fig.1 getoonde, gemonteerde omsluiting, die de wijze waarop de omsluiting wordt geopend voor toegang of ventilatie illustreert; en 35 Fig.4 een ruimtelijk aanzicht is op een verkleinde schaal van 812016 f - k - een omsluiting, soortgelijk aan die, getoond in fig.1, waarbij het gebruik wordt geïllustreerd van de omsluiting voor de verbouw van planten, die groeien in turfzakken.
De geïllustreerde omsluiting overeenkomstig de uitvinding is 5 bestemd voor gebruik in samenhang met een- aantal turf zakken, waarin planten direct worden geteelt zonder de noodzaak voor verplanten. De planten worden op platte grond geplaatst op de aarde of op een betonnen of geplaveid oppervlak, zoals een binnenplaats, en de omsluiting overeenkomstig de uitvinding wordt over de planten en de verbouwzakken 10 geplaatst voor het beschermen van de groeiende planten en het in feite verschaffen van een miniatuur '’broeikas1’.
De geïllustreerde tuinbouwomsluiting bestaat uit een stijf geraamte 1, samengesteld uit buisvormige aluminiumsecties, die op een op zichzelf bekende wijze zijn verbonden door middel van schroeven 2, 15 die aangrijpen in ingesloten moeren of andere van een opening voorziene vastzetelementen, verankerd in de einden van de betreffende buizen, zoals geïllustreerd in fig.2. Het geraamte 1 is uitgevoerd met twee gevelsecties 3, verbonden door bovenste lengtegeraamtedelen 5 en onderste lengtegeraamtedelen 6. De geveleinden 3, ^ zelf worden 20 elk gevormd door twee opstaande geraamtedelen 7, 8, die verticaal zijn tussen de lengtegeraamtedelen 5, 6 en die boven de bovenste lengte^ geraamtedelen 5 convergeren naar elkaar voor het bepalen van de tegenover elkaar liggende einden van een geveldak, waarbij de opstaande delen 7, 8 stijf zijn verbonden door bovenste en onderste dwarsgeraam-25 tedelen 9, 10. De twee bovenste dwarsgeraamtedelen 9 van de geveleinden .3,^· zijn verder verbonden door lengteschoorstaven 11 (fig. 1) of draden 11A (fig.U), die dienen als geschikte steunen voor plantstaken, wanneer de omsluiting in gebruik is.
De convergerende bovenste einden van elk paar gevelgeraamte-30 delen 7, 8 liggen op onderlinge afstand en zijn elk voorzien van een kunststofstop 12, die is gestoken in het open bovenste einde van hét betreffende geraamtedeel 7, 8 en die uitsteekt buiten dit open einde voor het bepalen van een gedeeltelijk cilindrische zitting 13, die naar boven is gericht en naar de zitting 13 van de naburige stop, zo-35 als getoond in fig.3. De bovenste einden van elk paar gevelgeraamte- 8120161 - 5 - delen 7, 8 zijn vast verbonden door betreffende steunen 1^, met bouten vastgezet aan de naburige einden van de geraamtedelen J, 8.
De gehele omsluiting heeft een bekleding van doorzichtig kunst-stofvel, bij voorkeur polyvinylchloride (p.v.c.). In het geïllustreer-5 de voorbeeld is de bekleding samengesteld uit vier afzonderlijke vellen, zoals getoond in fig.2. Twee vellen 15 bekleden de betreffende gevelsecties 3, en de andere twee vellen l6 bekleden elke lengtezijde eh daksectie van het geraamte. Elk kunststofbekledingsvel 15, l6 is op zijn binnenvlak voorzien van bijbehorende stroken van het-10 zelfde doorzichtige kunststo’fvelmateriaal, die aan het vel zijn vastgelast voor het bepalen van lussen of zakken 17, die worden gebruikt voor het verankeren van het vel. B.v. verwijzende naar fig.2 worden de bovenste lengtegeraamtedelen 5 bij het monteren van het geraamte, door de naadgelaste zakken 17 gestoken alvorens te worden vastgezet 15 aan de twee gevelsecties 3,^ voor het verschaffen van een doeltreffende verankering voor de betreffende bekledingsvellen l6.
Bovenste en onderste stijve staven 18, 19, elk bestaande uit een aluminiumbuis, uitgerust met kunststofeinddoppen 18a, 19A, zijn bevestigd aan elk bekledingsvel l6 nabij zijn bovenste en onderste 20 lengteranden. Elke stijve staaf 18, 19 heeft een lengte, die iets groter is dan de lengte van het betreffende vel, zodat de einddoppen l8A, 19A aan de tegenover elkaar liggende einden van de staven zijdelings buiten de randen van het bekledingsvel l6 uitsteken. De staven 18, 19 worden gestoken in aangepast aangebrachte naadgelaste zakken 17 nabij 25 de bovenste en onderste lengteranden van elk bekledingsvel l6.
In de geïllustreerde uitvoeringsvorm kunnen de kunststof einddoppen l8A van elke bovenste staaf 18 aangrijpen in de gedeeltelijk cilindrische zittingen 13 van twee van de stoppen 12, gepast op de gevelsectiegeraamtedelen 7, 8, waarbij het bijbehorende bekledingsvel 30 16 onder spanning is tussen de bovenste staaf 18 en het bovenste leng- tegeraamtedeel 5· De spanning in het vel 16 houdt de einddoppen 18A positief in de betreffende zittingen 13, zoals geïllustreerd in de linkerzijde van fig.3.
De einddoppen 19A van elke onderste staaf 19, die uitsteken bui-35 ten de randen van het vel l6 worden aangegrepen door de betreffende 8120161 -6-.
veerkrachtige vasthoudhanden 20, die onder de "betreffende onderste lengtegeraamtedelen 6 doorlopen. De handen 20, die onder spanning staan, houden het vel ΐβ onder spanning tussen het bovenste lengte-geraamtedeel 5 en de onderste staaf 19· De spanning in de veerkrach-5 tige handen 20 moet voldoende zijn voor het spannen van het gehele vel 16 tussen de bovenste en onderste staven 18, 19 wanneer het vel 16 in zijn gesloten stand is.
De zijwanden van de omsluiting kunnen gemakkelijk worden geopend voor toegang of ventilatie. Zoals getoond in de rechterzijde 10 van fig.3, kan dus de bovenkant van de omsluiting ten behoeve van de ventilatie aan een of beide zijden worden geopend door het eenvoudig uit de zittingen 13 tillen van de betreffende stijve staaf 18 en het naar beneden laten hangen van de staaf 18 op de buitenzijde van de omsluiting, hangende aan het bovenste geraamtedeel 5· Op soortgelijke 15 wijze kan de gehele zijde van de omsluiting worden geopend voor gemakkelijke toegang tot groeiende planten door het eenvoudig losmaken van de veerkrachtige vasthoudhanden 20 en het aan de betreffende zijde over het dak van de omsluiting tillen van de onderste stijve staaf 19, waardoor een onbelemmerde opening wordt gelaten tussen de bovenste 20 en onderste geraamtedelen 5 en 6. Wanneer de bovenste staaf 18 in zijn neergelaten stand is voor ventilatie van boven of voor toegang, kunnen de einden van de staaf 18 tussen het strakke vel l6 en de naburige opstaande geraamtedelen 7 of 8 worden gestoken voor het vasthouden van de staaf 18 en het voorkomen van flapperen.
25 Indien gewenst kan elke zijde van de omsluiting voor toegang of ventilatie volledig worden geopend door het losmaken van de staven 18 en 19, zoals rechts in fig.3 getoond, het neerlaten van de staaf 18 op het vel ΐβ en het dan op het betreffende lengtegeraamtedeel 5, waaraan het vel is verankerd, rollen van het vel ΐβ.
30 De eindbekledingsvellen 15 zijn verankerd aan de bovenste en onderste dwarsgeraamtedelen 9, 10 door het in bijbehorende naadgelaste zakken 17 steken van deze delen, zoals geïllustreerd in fig.2. Het bovenste einde van elk eindbekledingsvel 15 is gevouwen over de bovenste einden van de betreffende gevelsecties 3, U voor het vormen van 35 twee driehoekige flappen 21 aan de binnenzijde van de omsluiting. De 8120161 c - 7 - flappen 21 zijn verankerd aan het midden van het bovenste dwarsgeraamte-deel 9 door veerkrachtige spanelementen 22, die zijn verbonden met haken, die aangrijpen in ogen in het vel.
Aangezien de gemonteerde omsluiting vrijstaand is, heeft hij 5 geen uitwendige middelen voor het steunen nodig, maar kan hij eenvoudig zijn verankerd aan de grond door willekeurige geschikte middelen, b.v. door middel van in de grond gedreven vasthoudstaken of -pennen die de onderste geraamtedelen 6 en 10 aangrijpen, of door middel van gewichten, zoals betonnen blokken.
10 Een voorkeursmethode voor het verankeren van de omsluiting is het benutten van het gewicht van turfzakken in de omsluiting, zoals geïllustreerd in fig.^. Een draad of koord 23 is geregen tussen de twee tegenover elkaar liggende onderste lengtegeraamtedelen 6, en elke turfzak 2k wordt op de draad of het koord 23, die of dat de omsluiting 15 omspant, geplaatst.'
Het monteren van de omsluiting wordt gemakkelijk zonder vakkundigheid of bijzondere werktuigen tot stand gebracht. Als een eerste stap worden de twee gevelsecties 3, b gemonteerd uit de geprefabriceerde buisvormige geraamtedelen 7, 8, 9, 10, waarbij de dwarsgeraamte-20 delen 9, 10 van elke eindsectie 3, b worden gestoken door de betreffende zakken 17 van het bijbehorende bekledingsvel 15 voor het spannen van de laatste tussen de dwarsgeraamtedelen 9S 10. De bovenste einden van het bekledingsvel 15 worden gevouwen over de bovenste schuine gedeelten van de geraamtedelen 7, 8 en dan verankerd aan het bovenste 25 dwarsgeraamtedeel 9, b.v. door middel van de veerkrachtige elementen 22. De twee gevelsecties 3, ^ worden dan verbonden door middel van de onderste geraamtedelen 6 en de schoorstaven 11. De bovenste geraamtedelen 5 worden bevestigd aan de twee gevelsecties 3, U na het bevestigen van de betrefferl.de bekledingsvellen 16 aan de delen 5 door het 30 steken van de delen door de geschikte gelaste zakken 17, zoals getoond in fig.2. De bovenste en onderste stijve staven 18, 19 worden dan gestoken door de betreffende zakken 17 op de binnenzijde van het vel l6 nabij de bovenste en onderste lengteranden daarvan op zodanige plaatsen, dat wanneer de staven 18, 19 zijn verankerd aan het geraamte, 35 zoals eerder beschreven, het bekledingsvel l6 onder spanning is ge- 8120161 - 8 - plaatst.
De onderste randen van de "betreffende vellen 15, 16 hangen los en kunnen op de grond rusten. In het geval van de twee eindbekledings-vellen 15 kan een flink onderste randgebied van elk bekledingsvel 15 5 op de grond rusten binnen de omsluiting en zijn verankerd onder turf-zakken 2k in de omsluiting.
Er kan meer dan êên bekledingsvel l6 zijn aan^elke zijde van de omsluiting. Elke zijde kan dan voor ventilatie of toegang worden ge- j opend door het verschuiven van althans een van de vellen langs de ge-10 raamtedelen 5, 6, en het tezelfdertijd vouwen of plooien van het vel in een handeling, soortgelijk aan het opendoen van een gordijn.
Verdere ventilatie kan worden bereikt door het losmaken van de bovenste hoekflappen 21 van elk eindbekledingsvel 15 en het dan naar beneden en naar buiten vouwen van deze losgemaakte flappen, zodat zij 15 naar beneden hangen vanaf de bovenste dwarsgeraamtedelen 9 voor het vormen van een ventilatieopening bij de gevel van het dak onder het gespannen laten van de rest van het vel 15 tussen de dwarsgeraamtedelen 9, 10.
Aanvullende horizontale geraamtedelen, niet getoond, kunnen 20 op een of meer tussenhoogten zijn vastgezet en kunnen zich uitstrekken tussen de eindsecties 3, U voor het dragen van planken of rekken voor de opslag van gepotte planten of zaaddozen.
De twee evenwijdige, dicht bij elkaar lopende bovenste staven 18 in de opgerichte omsluiting vormen een geschikte "neep" voor het 25 aangrijpen van een elektrische voedingskabel (niet getoond), door middel waarvan een kleine verwarmingslamp in de omsluiting kan worden opgehangen .
De spleet tussen de bovenste staven 18 en de kleine spleten die onvermijdelijk bestaan tussen de zijranden van de naburige vellen 30 15, 16 en tussen de bodemranden van de vellen 15, lö en de grond, zijn onder normale omstandigheden voldoende voor het verzekeren van een goede luchtcirculatie in de omsluiting, waardoor de neiging tot plaats- · vinden van condensatie wordt verminderd.
De constructie van de omsluiting met zijn vier afzonderlijke 35 individueel gespannen bekledingsvellen 15, 16 verzekert, dat de bekle- 8120161 4 - 9 - ding strak is, en derhalve betrekkelijk onkwetsbaar in harde winden. In hete omgevingsomstandigheden zetten de kunststofbekledingsvellen 15, 16 in een veel grotere mate uit dan het geraamte 1, waardoor de vellen 15, 16 slap kunnen hangen en de natuurlijke ventilatie van de 5 omsluiting versterken.
8120161
Claims (10)
1. Verplaatsbare tuinbouwomsluiting, omvattende een stijf geraamte (1),' voorzien van twee vast verbonden eindsecties (3, b), en een bekleding van doorzichtig kunststofvel, gedragen door het geraamte, met het kenmerk, dat de bekleding een vel (l6) bevat aan een of elke zijde 5 van het geraamte (1), waarbij het of elk bekledingsvel over een lengte geraamtedeel (5) loopt, dat de twee eindsecties verbindt, en nabij zijn tegenover elkaar liggende lengteranden is bevestigd aan bijbehorende stijve staven (l8, 19), waarvan er een (l8) losmaakbaar in aan-grijping kan zijn met de bovenste einden van de twee eindsecties (3, 10 en de andere (19) losmaakbaar in aangrijping kan zijn met onderste delen (6) van het geraamte voor het zodoende spannen van het bekledingsvel (l6) tussen deze stijve staven.
2. Verplaatsbare omsluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het geraamte (1) althans een onderste lengtegeraamtedeel (6) heeft, 15 dat de twee eindsecties (3, *0 verbindt, waarbij de stijve staaf (19) nabij de onderste lengterand van het of elk bekledingsvel (l6) losmaakbaar is verbonden met het onderste lengtegeraamtedeel (6) door spanelementen (20), die losmaakbaar in aangrijping kunnen zijn met tegenover elkaar liggende einden van de onderste stijve staaf (19).
3. Verplaatsbare omsluiting volgens conclusie 1 of 2, met het ken merk, dat het of elk bekledingsvel (l6) is voorzien van lussen of zakken (17) op zijn binnenoppervlak, waardoor het bijbehorende lengtegeraamtedeel (5) loopt voor het vormen van een verankering voor het vel tussen de twee stijve staven (l8, 19). 25 b. Verplaatsbare omsluiting volgens een der conclusies 1 - 3, met het kenmerk,·dat de bovenste stijve staaf (l8), bevestigd aan elk bijbehorend bekledingsvel (l6), eindgedeelten (18A) heeft, die uitsteken buiten de randen van het vel, welke eindgedeelten kunnen aangrijpen in bijbehorende zittingen (13) aan de eindsecties (3, b) voor het vormen van een daknok, waarbij het of elk bekledingsvel (l6) is gespan-30 nen tussen de bovenste en onderste stijve staven (l8, 19).
5. Verplaatsbare omsluiting volgens conclusie b, met het kenmerk, 8120161 i * - 11 - dat elke eindsectie (3» is uitgevoerd als een gevelsectie met ‘buisvormige stangen 47» 8), die convergeren naar de daknok en die aan hun naburige einden zijn uitgevoerd met naar boven gerichte, gedeeltelijk cilindrische zittingen (13).
6. Verplaatsbare omsluiting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eindsécties (3, l·) zijn uitgevoerd als gevels, met het kenmerk, dat de bekleding eindvellen (15) bevat, die zijn bevestigd aan de- betreffende dwarsgeraamtedelen (9, 10) van de eindsecties (3, U), en die zijn gevouwen óver de bovenste einden van de gevelsecties, 10 waarbij elk eindvel (15) is verankerd door een spanelement (22) of door spanelementen, bevestigd aan de einden van het gevouwen vel aan de binnenzijde van de omsluiting.
7. Verplaatsbare omsluiting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk eindvel.(15) althans een lus of zak (17) heeft op zijn binnen- 15 oppervlak, waardoor het betreffende onderste dwarsgeraamtedeel (10) loopt voor het verankeren van de onderste rand van het vel.
8. Verplaatsbare omsluiting volgens conclusie 6, met het kenmerk, . dat elk eindvel (15) is uitgevoerd met een buigzame, de grond aangrijpende randflap, die naar beneden uitsteekt tot voorbij het betreffende 20 onderste dwarsgeraamtedeel (10).
9· Verplaatsbare omsluiting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het of elk bekledingsvel (l6) is voorzien van een buigzame, de grond aangrijpende randflap:,. die naar beneden uitsteekt voorbij de . ' betreffende onderste stijve staaf (19) wanneer de laatste is verankerd 25 aan het bijbehorende onderste lengtegeraamtedeel (6).
10. Verplaatsbare omsluiting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat draden of koorden (23) de omsluiting omspannen en de onderste geraamtedelen (6) verbinden ten behoeve van het verankeren van de omsluiting wanneer teelzakken {2k) op de draden of koorden 30 in de omsluiting zijn geplaatst.
11. Verplaatsbare omsluiting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het stijve geraamte (1) wordt gevormd door alumi-niumbuizen (5> 6, 7, 8), verbonden door schroeven (2), die aangrijpen in ingesloten elementen, die zich bevinden in de einden van de buizen. 8120161
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
GB8016989 | 1980-05-22 | ||
GB8016989 | 1980-05-22 | ||
GB8100090 | 1981-01-02 | ||
PCT/GB1981/000090 WO1981003256A1 (en) | 1980-05-22 | 1981-05-21 | Portable horticultural enclosure |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8120161A true NL8120161A (nl) | 1982-04-01 |
Family
ID=10513611
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8120161A NL8120161A (nl) | 1980-05-22 | 1981-05-21 |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
JP (1) | JPS57500960A (nl) |
BE (1) | BE888938A (nl) |
DE (1) | DE3148630A1 (nl) |
DK (1) | DK25282A (nl) |
GB (1) | GB2077084B (nl) |
NL (1) | NL8120161A (nl) |
WO (1) | WO1981003256A1 (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS5914547U (ja) * | 1982-07-21 | 1984-01-28 | 渡辺パイプ株式会社 | 栽培用ハウス |
GB2149634B (en) * | 1983-11-18 | 1986-11-26 | Edward James Bellamy | Improvements in or relating to horticultural products |
Family Cites Families (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR800208A (fr) * | 1936-01-02 | 1936-06-30 | Abri horticole | |
GB847811A (en) * | 1956-08-29 | 1960-09-14 | Walter Reginald Young | Plant tents |
GB869418A (en) * | 1957-02-22 | 1961-05-31 | Graham Pearce | Improvements in or relating to frames, cloches and the like for use in horticulture and agriculture |
DE2512729A1 (de) * | 1975-03-22 | 1976-10-07 | Erich Schumm | Kleingewaechshaus |
GB2008914B (en) * | 1977-11-18 | 1982-04-07 | Gaunt J C | Cloches |
-
1981
- 1981-05-20 GB GB8115420A patent/GB2077084B/en not_active Expired
- 1981-05-21 DE DE813148630T patent/DE3148630A1/de active Pending
- 1981-05-21 NL NL8120161A patent/NL8120161A/nl unknown
- 1981-05-21 WO PCT/GB1981/000090 patent/WO1981003256A1/en active Application Filing
- 1981-05-21 JP JP56501652A patent/JPS57500960A/ja active Pending
- 1981-05-22 BE BE0/204887A patent/BE888938A/fr not_active IP Right Cessation
-
1982
- 1982-01-21 DK DK25282A patent/DK25282A/da not_active Application Discontinuation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
BE888938A (fr) | 1981-09-16 |
JPS57500960A (nl) | 1982-06-03 |
DK25282A (da) | 1982-01-21 |
DE3148630A1 (de) | 1982-08-12 |
GB2077084A (en) | 1981-12-16 |
GB2077084B (en) | 1983-07-06 |
WO1981003256A1 (en) | 1981-11-26 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US6393764B1 (en) | Planter elements and combinations thereof | |
JP3177129U (ja) | モジュール化可能なソーラエネルギ施設の温室棚 | |
US20140318010A1 (en) | Modular Tensile Vegetated Wall System | |
US4785576A (en) | Plant support and protector | |
ZA200505549B (en) | Polytunnel system | |
KR20110113072A (ko) | 견과류 수확물 포집장치 | |
NO313119B1 (no) | Rammekonstruksjon for plane konstruksjoner | |
CN207219520U (zh) | 一种家庭绿化用盆栽放置机构 | |
NL8120161A (nl) | ||
CN207706863U (zh) | 便于采摘式种植大棚 | |
NL1036694C2 (nl) | Dakconstructie. | |
CN108834672A (zh) | 一种蓝莓种植大棚活动骨架 | |
CN209151798U (zh) | 一种葡萄种植用攀爬防护架 | |
CN202627587U (zh) | 即掀即盖式晒晾烟调制大棚 | |
CN111789460A (zh) | 一种便于组装的花盆支架 | |
ITMI20081093A1 (it) | Zanzariera e sostegno per zanzariera | |
CN206024671U (zh) | 一种温室大棚及联栋温室大棚 | |
CN109006158A (zh) | 一种葡萄种植用攀爬防护架 | |
KR100848684B1 (ko) | 정자겸용 농산물 판매대 | |
JP3152711U (ja) | グリーンパーテーション | |
CN111264288A (zh) | 一种带活动遮阳蓬的葡萄种植架 | |
CN109511435B (zh) | 可移动模组化温室装置 | |
CN216254235U (zh) | 一种可自动换气的蔬菜大棚 | |
SU865216A1 (ru) | Теплица | |
ES2301431A1 (es) | Caseta modular plegable. |