NL8120104A - - Google Patents

Description

PCT/N 30.926-tM/f* 8^2 0 | 0 ' ; Titel: Houder voor een rol van een materiaalbaan. j I i I ' i I ; Technisch gehied: I ;

De onderhavige uitvinding heeft betrekking i j ' ' j ! op een houder voor een rol van een continue materiaalbaan i van papier of dergelijke van het type, dat moet worden af-5 gewikkeld van de binnenzijde van de rol door het boveneind | | van de holte van de rol, waarbij de houder is voorzien van steunmiddelen voor het steunen van de rol in een opstaande stand, een uittrekopening, waardoor de materiaalbaan wordt uitgetrokken uit de houder en een afscheurmiddel om een :10; afgewikkeld deel van de materiaalbaan af te scheuren, i i | Bekende stand van de techniek: ! De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houder voor een rol van een materiaalbaan van het type waarbij de rol stilstaat en de materiaalbaan wordt 15 afgewikkeld via een eind van de kern van de rol. Houders van dit type volgens de bekende stand van de techniek worden gewoonlijk ontworpen in de vorm van een althans nagenoeg cilindrische bak. met een bodemopening voor het uittrekken van materiaal, welke opening coaxiaal is aangebracht ten :20 opzichte van de langsas van de omsloten rol. De materiaalbaan wordt dus omlaag uitgetrokken in de richting van de langsas en afgescheurd tegen een getande rand, die zich uitstrekt rondom de uittrekopening. Om een op geschikte 1 wijze ingestelde weerstand te verkrijgen is een opening 25 aangebracht in de bak. om eén smoormiddel voor de materiaal-baan te vormen. Om een neiging, dat de materiaalbaan door i zijn eigen gewicht uitvalt te vermijden, moet dit smoormiddel betrekkelijk klein zijn, hetgeen meebrengt, dat de materiaalbaan wordt uitgetrokkeri in een toestand, waarin deze 30 in hoge mate opgewikkeld is, hetgeen deze voor de houder : moeilijk, te hanteren maakt. Het kan verder moeilijk zijn i : : om het afgescheurde eind van de materiaalbaan te grijpen, dat zich binnen de betrekkelijk nauwe uittrekopening bevindt, waarbij de handen gemakkelijk in aanraking komen met de 35 afscheurrand, een ervaring, die als onaangenaam kan worden I gevoeld en die ook kan leiden tot verwondingen.

8120104 -2- Γ ί ...... ............................................................................. ........................ ......

I ! De oplossing: i

Het is een doel van de onderhavige uitvinding deze nadelen te vermijden door zeer eenvoudige middelen-| toe te passen. j 5' Dit doel wordt bereikt door middel van een j j houder volgens de onderhavige uitvinding, die is gekenmerkt doordat in de houder een afbuigmiddel voor de materiaalbaan .

i | : is geplaatst en boven het afbuigmiddel een sleufvormige ! J doorgang voor de materiaalbaan is geplaatst, waarbij de i ! 10 afbuigrand zich althans nagenoeg dwars op de langsas van de rol uitstrekt op een afstand boven zijn boveneind en tussen de langsas en de uittrekopening en waarbij de uittrekopening' | i is geplaatst in één van de zijdelen van de houder en waarbij: ! : : ί | het afscheurmiddel is geplaatst aan de uittrekopening, zodat: 15 de uitgetrokken materiaalbaan tegen het afscheurmiddel ;kan worden afgescheurd.

Korte beschrijving van tekeningen:

De uitvinding zal meer in detail in het volgende worden beschreven door middel van enkele uitvoe-20 ringsvoorbeelden, waarbij wordt verwezen naar de bijgaande tekeningen, waarin fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van de houder volgens de uitvinding in een eerste uitvoering, fig. 2 is een gedeeltelijk gebroken aanzicht van de houder, fig. 3 is een schematische dwarsdoorsnede door de 25 houder, die in fig. 1 is afgebeeld, fig. 4 toont de houder volgens fig. 1 en 3 in een geheel gesloten toestand, Fig.

5 en 6 tonen de houder in een tweede uitvoering en fig. 7 en 8 tonen de houder in een derde uitvoering.

: ' i

Voorbeeld van uitvoeringen van de uitvinding: | 3(1 Zoals blijkt uit fig. 1 en 2 is de houder I volgens de uitvinding in het hierin afgeheelde voorbeeld , aangegeven als een doosvormige bak 1 met vijf vaste onderdelen, namelijk het bodemonderdeel 2, twee zijwaartse onderden len 3,4, het achteronderdeel 5 en hét bovenonderdeel 6, 35 en een losneembaar vooronderdeel 7. Het bodemonderdeel 2 vormt het steunmiddel voor een rol 8 van een materiaalbaan 9, die is omsloten in de houder 1, welke materiaalbaan is uitgevoerd om te worden afgewikkeld van de rol en uitgetrok- 8120104 -3- I ken uit de bak om te worden gebruikt. De materiaalbaan bij | ; wijze van voorbeeld omvat zacht papier, dat kan worden afge- • i scheurd in geschikte delen, ten einde te worden gebruikt | I voor het reinigen, drogen of dergelijke. De materiaalbaan 9 5 kan zijn gemaakt van elk ander type materiaalbaan, zoals ! | synthetisch geweven of niet geweven materiaal, kunststoffilms; enz. De rol 8 van de materiaalbaan is vanv een zodanig type j dat deze kan worden afgewikkeld van de binnenzijde, dat wil zeggen van de kern van de rol, welke kern dus geen enkele ; 1Ö spoel of dergelijke van hard materiaal vertoont, maar juist I een cilindrische holte 37, door een eind 10 waarvan de mate- ; ! : riaalbaan dus wordt uitgetrokken en wordt afgewikkeld in een ; | ; spiraalvormige toestand. Eenvoudigheidshalve is het afgewik- i kelde deel van de materiaalbaan vrij schematisch geïllus-15 treerd. Door deze afwikkelmethode kan de rol 8 derhalve onbeweeglijk zijn ook tijdens de afwikkelfase. De rol 8 rust ; dus eenvoudig met een eindvlak tegen de bovenzijde van het : bodemonderdeel 2 en blijft daar tengevolge van zijn eigen | gewicht. Zoals boven is vermeld, is het voorste onderdeel 20 ontworpen als een afneembare eenheid, die bestaat uit een in één geheel gevormd stuk plaatmetaal met een afdekdeel 11, : dat belangrijk uitsteekt boven de hoogte van de rol 8 en met een deel 12, dat zich uitstrekt in schuine richting in de i bak, waarbij het deel 12 een bovenste sterk afgerond rand-| 25 deel 13 vertoont. Het schuine deel 12 is eenvoudig verkregen doordat het stuk plaatmetaal is gebogen aan de bovenrand 14 van het afdekdeel 11, waarbij het schuine deel 12 op zodanige wijze is ontworpen, dat het op een verende manier kan meege-j - ven, zodat het randdeel 13 kan worden gedrukt in neerwaartse i 30 richting vanaf het bovenste onderdeel van de bak, maar terug ; kan veren naar de onderzijde 15 van het bovenste onderdeel, zodat het in een ruststand betrekkelijk dicht zou liggen bij deze onderzijde of mogelijk daartegen drukken. Het voorste onderdeel 17 is bevestigd op het andere deel van de bak door ; 35 middel van twee haakvormige elementen 16, die samenwerken met twee lange flenzen 17 (zie ook fig. 2)., die zich uitstrek^ ken langs de opstaande voorrand 18 van de twee zijwaartse , onderdelen 2 en een niveau bereiken, dat iets boven de hoogte ; van.de rol ligt. Een overeenkomstige flens 19 is aangebracht 40 langs de onderste voorrand 20 van de bak..Deze drie flenzen 8120 1 0 4 -4- ί 17, 19 vormen ook steunvlakken voor het afdekdeel 1.1 van het I i voorste onderdeel 7. Langs de opstaande zijranden 18 vertonen j i I | de twee flenzen een eindrand 21, waarop de twee haakvormige I elementen 16 rusten. Vanaf de bovenste voorrand 22 van de | 1 i ί 5; bak strekt zich een zich in de langsrichting uitstrekkend.

I I : I j afscheurmiddel 23 uit in de vorm van een getande rand, | ! waartegen de materiaalbaan 9 kan worden afgescheurd.

I ! J Tussen de onderzijde 15 van het bovenste j onderdeel 6 van de bak en het veerkrachtig meegevende rand-10 deel van het schuine deel 12 is dus een sleufvormige opening ; 24 gevormd, die een plaats voor het uittrekken van de mate- ; riaalbaan vormt. Zoals het best blijkt uit de schematische | | afbeelding in fig. 3 is het afgewikkelde deel van de mate- i 1 ; riaalbaan 9 dus bedoeld om zich uit te strekken door deze i15' uittrekplaats 24 en naar buiten door een buitenste opening 25 van de bak 1, die is gevormd door het afscheurmiddel 24, de zijwaartse onderdelen 3,4 en de gebogen rand 14. De uit- i trekopening 24 is op zodanige wijze aangebracht, dat door i middel van een lichte druk de materiaalbaan 9 wordt gedrukt 20; tegen de onderzijde 15 van het bovenste onderdeel 6, zolang 26 als niemand een trek uitoefent op het vrije eind-van de materiaalbaan. Zodra iemand trekt aan dit eind, wordt de ; opening echter verbreed over een zekere afstand, zodat de materiaalbaan kan passeren in zijn spiraalvormig uitgevoerde :25 toestand. Dit wordt dus -teweeggebracht door de veereigen-schappen van het schuine deel 12, daar een neerwaarts ge·^ richte kracht kan worden uitgeoefend op zijn vrije randdeel 13, gewoonlijk vanwege de weerstand, die bestaat in de rol tegen de afwikkelbewerking. De neerwaarts gerichte kracht : 30 wordt ook opgewekt door de materiaalbaan tengevolge van zijn : | dikte, die automatisch de opening regelt, zodat de materiaal-! baan onbelemmerd kan worden afgewikkeld, ook aan het eind ) van de rol, wanneer er slechts een lichte weerstand tegen de afwikkelbewerking is. In dit verband is het belangrijk, te 35; zorgen, dat de veereigenschappen en de breedte van de sleuf 24 op zodanige wijze zijn ingesteld, dat een vergrendeling of sluiting van de sleuf niet kan plaatsvinden tijdens de afwikkelfase. De veereigenschappen van het schuine deel 12 kunnen eenvoudig worden bereikt door een geschikte keuze van !40 het type materiaal en de dikte van de metaalplaat, die deel 8 120 1 0 4 -5- uitmaken van het samenstel, welk materiaal op geschikte wij-! ! ze een gewone ijzeren of stalen plaat of diergelijke'kan zijn.!

De veerwerking kan plaatsvinden over de gehele hoogte van het schuine deel 12 omlaag tot de hoekvormige elementen 16.

I 5; De dimensionering is gekozen om te bereiken dat het afdek- j | deel 11 van het voorste onderdeel 7 altijd drukt tegen de I j ! drie flenzen 17, 19 zonder dat aanvullende haakvormige ele- ! menten nodig zijn. Het is belangrijk voor de meegeefeigen- : I schap van het beweegbare randdeel 13, dat ook de hellings- j : 10 hoek van het schuine deel niet zo groot is, dat de mate- i

j I

| riaalbaan wordt geklemd, wanneer deze wordt uitgetrokken.

i Wanneer een gewenst deel van de mate- riaalbaan 9 is uitgetrokken door de uittrekplaats 24 en de opening 25 van de bak, wordt dit deel afgescheurd door mid- i [ ; : 15 ; del van een opwaartse beweging tegen het afscheurmiddel 23, i waarbij de afscheurwerking zeer goed is tengevolge van de q remwerking, die wordt verkregen voor de materiaalbaan tij- i dens zijn passage door de sleufvormige opening 24 met het veerkrachtig belaste randdeel 13. Wanneer het gewenste deel 20 ; van de materiaalbaan 9 is afgescheurd, blijft de materiaalbaan met zijn vrije eind opgehangen in de opening 25 van de bak en is gemakkelijk toegankelijk voor uitstrekking bij de volgende gelegenheid door invoeren van de hand door de wijde opening 25, hetgeen toelaat, dat men de hand op een vei-25 lige afstand van de getande rand 23 kan houden. Omdat de materiaalbaan 9 wordt geklemd door het randdeel 13, is er geen risico, dat het vrije eind 26 van de materiaalbaan in de bak wordt geblazen, maar is dit steeds gemakkelijk toegankelijk voor een nieuwe uittrekking.

30 ' In fig. 3 is de kouder volgens fig. 1 en 2 ontworpen met een dicht passend voorste onderdeel 27, dat is bedoeld ter vervanging van hét voorste onderdeel 7 volgens fig. 1 en 2, waarbij het voorste onderdeel 27 op zijn i plaats wordt gebracht wanneer de houder in gebruik is.

|35 Wanneer de houder volgens de uitvinding buiten de deur wordt geplaatst, bijvoorbeeld bij benzinestations en soortgelijke plaatsen, is een gewenst kenmerk, dat de bak kan worden gesloten en ontoegankelijk gemaakt voor het stelen van de inhoud van de bak door afwikkelen van de materiaal-40 baan, wanneer het benzinestation bijvoorbeeld gesloten is.

8120104 c,ï>crn <: -6- j j Het is hier niet alleen een kwestie van de aanvankelijke kosten van de materiaalbaan maar ook van de noodzaak om te ! verhinderen, dat honderden meters van de materiaalbaan worden i afgewikkeld en verspreid in de omgeving. Voor dit doel wordt 5‘ het voorste onderdeel 7, dat wordt gebruikt tijdens het uit-i trekken, dus als de inrichting in gebruik is, verwijderd, j | hetgeen eenvoudig geschiedt door een hefbeweging, waarbij het voorste onderdeel 7 wordt losgehaakt, zodat de haakvor-j mige elementen 16 worden gelicht boven de twee eindranden 21 10 van de flenzen 17. Dit kan zonder moeite plaatsvinden tengevolge van de veerkrachtige eigenschap van het schuine deel j I 12. Dit voorste onderdeel 7 wordt dus vervangen door het i ! geheel afsluitende voorste onderdeel 27, dat wat zijn ont-! werp betreft zeer veel lijkt op het voorste onderdeel 7 maar ' 15 inplaats van het schuine deel 12 een deel vertoont, dat de l opening 25 van de bak afsluit en met een bovenste randdeel 28 is geplaatst tegen de buitenzijde van de getande rand 23. Het voorste onderdeel 27 vormt dus een stuk metaalplaat, dat ; : een ruststand inneemt aan de buitenzijde en op dezelfde 20 manier als het voorste onderdeel 7 drukt tegen de buitenzijde van de drie flenzen 17, 19. In zijn onderste deel vertoont het sluitende voorste onderdeel 27 een slot 29,dat een cilin-; der 31 en een grendel 32 vertoont in de grendelstand uitstekend in neerwaartse richting uit de cilinder, die is beves-25 tigd op het onderste randdeel 30 van het voorste onderdeel 27 waarbij de grendel 32 is uitgevoerd om te grijpen om de flens 19 langs de onderste voorrand 29 van de bak. Het slot 29 wordt van de buitenzijde gesloten door middel van een sleutel, die kan worden gestoken in de cilinder 31 en wordt ver-30 wijderd na de sluitbewerking. Om het slot 29 werkzaam te maken moeten de grendel en de flens 19 op het sluitende voor-| ste onderdeel 27 zijn voorzien van zijwaarts uitstekende aangrijpmiddelen (niet afgeheeld), welke verhinderen, dat het voorste onderdeel in zijn gesloten toestand wordt afgelicht.

i I

35 De bak 1 zal dan geheel gesloten zijn en zijn inhoud ontoegankelijk, tenzij de bak wordt blootgesteld aan echte beschadiging. Meer ingewikkelde maatregelen tegen Inbraak, zijn echter niet nodig, daar deze afsluiting van de bak. voldoende moet zijn om ongewenste diefstal van een meer spontaan type ' 40 te vermijden. In de gesloten toestand van de bak ligt het J1 20 104 -7“ I vrije eind 6 van de materiaalbaan dus binnen de bak en wordt; opgelicht, wanneer het sluitende voorste onderdeel 27 weer wordt verwijderd en het voorste onderdeel 7 voor het gebruik i ! van de inrichting wordt gemonteerd.

1 i 5! In fig. 5 en 6 is een. tweede uitvoering van i ·: j de houder volgens de uitvinding afgebeeld. In deze uitvoe- ; i ring is de afbuigrand ontworpen als een staaf- of buisvor- ! mig element 56, dat is bevestigd op het achterste deel 57 | van de houder. De uittrekopening 58 strekt zich uit vanaf ' 10 de twee tegenovergestelde zijden 59, 60 van de houder, | i althans nagenoeg langs een curve volgens het ronde ontwerp ! van de houder. Dit maakt het uittrekken en afscheuren van ! de materiaalbaan 9 in een groot aantal richtingen mogelijk ; over een hoekbereik, dat uitgaat van de langsas van de rol. : 15: Dit bereik heeft een grootte in de orde tot 270°. Het ach terste deel van de houders is voor een groot deel open ten minste vanaf een niveau en omlaag vanaf de bovenrand van I de rol, zodat een nieuwe rol van achteren in de houder kan worden geplaatst. In het afgebeelde voorbeeld is de houder 20 gemonteerd op een wand 61 afgebeeld en voorzien van een wandbevestiging 62 met losneembare bevestigingsmiddelen 63 en een zwenkinrichting 64. De wandbevestiging 62 is aangebracht om te worden bevestigd op de wand 61 door middel van lijm, schroeven of dergelijke. De houder is bevestigd op 25 het bodemdeel 65 van de bevestiging en wordt gehouden in de afgebeelde stand op losneembare wijze door middel van de bevestigingsmiddelen 65. Deze bestaan in het afgebeelde voorbeeld uit losneembare aangrijpmiddelen, die de houder vasthouden op een uitstekende rand 65. Wanneer de houder 30 omlaag wordt gevouwen voor het plaatsen van een nieuwe rol : zal de houder worden losgemaakt uit de bevestigingsmiddelen door deze buitenwaarts te zwenken. Zij zijn op geschikte wijze uitgevoerd in een flexibel en elastisch materiaal, zoals kunststoffen van een geschikt tyoe. Hierdoor kan de j . .

35 houder omlaag worden gevouwen tot een althans nagenoeg horizontale stand en éen nieuwe rol worden geplaatst op een zeer eenvoudige manier. De houder kan in het afgebeelde voorbeeld ook zijn voorzien van een voorste onderdeel, dat losneembaar is, zodat er een opening aan de voorzijde zal 40; zijn , waardoor de nieuwe rol kan worden ingevoerd. In het 8120104 -8- 1 i : i | afgebeelde voorbeeld is de houder voorzien van een gesloten ï bovenste deel.

Volgens de afgebeelde uitvoeringsvoor- j | beelden wordt de materiaalbaan uitgetrokken uit de houder 1 : 5 j althans nagenoeg dwars op de langsas 36 van de rol 8 door j een zijwaarts gerichte opening 25 van de bak. De houder is | verder op zodanige wijze uitgevoerd, dat volgens de afgebeelde voorbeelden de materiaalbaan 9 niet bedoeld is uit j de rol te worden uitgetrokken in neerwaartse richtingen i ^ i 10 i maar door het tegenovergestelde eind 10 van de holle cilinder 37 van de rol 8, dus zijn kern, en in een zijwaartse trekrichting ten opzichte van de langsas van de rol, waar-j na de afscheurbewerkingen in een vertikaal vlak inplaats j ! van een horizontaal vlak plaatsvinden. Doordat de mate-15 riaalbaan in opwaartse richting wordt getrokken, zal het i duidelijk worden, dat het niet van belang is voor de functie of de rol in elkaar klapt of opzij kantelt. Het uit- i trekken van de materiaalbaan kan bovendien zeer goed worden : geregeld en elk onnodig gebruik van materiaal treedt niet 20 op aan het eind van de rol als gevolg van de verminderde weerstand tegen de afwikkelbewerking. De houder kan worden ; i ' geplaatst op een basis, worden opgehangen tegen een wand bijvoorbeeld door middel van openingen in de achterste onderdelen 5 van de houder, welke openingen de vorm van omgekeer-25 ; de sleutelgaten vertonen, waardoor pennen, schroeven of der-gelijke kunnen steken. Het bodemonderdeel^van de bak kan i verder een aantal afvoergaten vertonen om mogelijk binnendringend water uit te laten. De bak is echter zeer goed | gesloten en zeer goed beschermd tegen binnendringend water 30 1 en vuil tengevolge van het schuine deel van het voorste onderdeel, dat binnen de opening 25 van de bak ligt.

Volgens een derde uitvoering van de i onderhavige uitvinding die is afgebeeld in fig. 7 en 8, is de sleufvormige opening gemaakt tussen de bovenrand van de 35 schuine metaalplaat 41 en een afzonderlijk veerkrachtig meegevend element 42. Het veerkrachtig meegevend element 42 is in het afgebeelde voorbeeld ontworpen als een schroefveer, bijvoorbeeld een trekveer, die met zijn beide einden 43, 44 is gehaakt om de zijranden 45 van de schuine plaat 41. De 40' papierbaan 46 is bedoeld zich uit te strekken tussen het 8120104 -9- ! veerkrachtig meegevende element 42 en het boveneinddeel 40 I i ! : van de schuine plaat, welk plaatdeel 40 ook in dit geval | sterk afgerond is. Het veerkrachtig meegevende element kan ! ! op zodanige wijze zijn ontworpen, dat het tracht te drukken ; tegen het bovenste randdeel, maar zo gemakkelijk veerkrachtig! 5; meegeeft, dat een sleuf wordt gevormd door de papierbaan, ; welke een breedte vertoont die wordt bepaald door de dikte i van het deel van het papier, dat wordt uitgetrokken door de j sleuf. Het is niet nodig, dat de schuine plaat 41 in dit ; geval veerkrachtig meegeeft, maar het is van voordeel als 10 deze een beetje veerkrachtig meegeeft om het uittrekken van i : i i ! de papierbaan 46 te vergemakkelijken. Het voordeel van een j | dergelijke oplossing volgers de derde uitvoering is het feit, ; dat de afstand tussen het boveneind 40 van de schuine plaat j ! ! en het bovendeel 47 van de bak niet van kritische aard is, : 15 maar als dit is vereist vanwege een of andere omstandigheid, ; ! een grotere afmeting kan hebben dan het geval is bij de andere uitvoeringsvormen. Speciaal in het geval van rollen met kleine diameters, zoals huishoudrollen, rollen toiletpapier en dergelijke, wordt een bijzonder goed houvast van 20 de afgescheurde papierbaan verkregen door middel van het afzonderlijk uitgevoerde veerkrachtig meegevende element 42. Ook in deze uitvoering is er een afscheurrand 48. Zoals bij voorgaande uitvoeringen kan de schuine plaat 41 worden uitgevoerd als een in ëën geheel gevormde eenheid met het 25 voorste onderdeel 49 en worden losgehaakt en aangehaakt tegen; de randen van de flenzen 53, 54, 55 door middel van haakmid- ; delen 50 op dezelfde manier als in vroegere uitvoeringen.

Het veerkrachtig meegevende element om-; vat dus een of ander buigzaam element, dat is uitgevoerd om ! 30 zich uit te strekken over een rand, die bijvoorbeeld niet ; veerkrachtig meegeeft ten opzichte van het buigzame element.

; Deze rand kan een plaatmetaalrand omvatten, die op geschikte j ; wijze is afgerond. Ook kan men zich voorstellen, dat de uit- ! trekplaats ^^uigzame elementen omvat, die zich uitstrekken : 35 aan beide zijden van de sleuf en zijn aangebracht om tegen elkaar te veren om de papierbaan nadat deze is afgescheurd, vast te houden maar toe te laten,dat dë papierbaan door de ; sleuf wordt getrokken. Het veerkrachtig meegevende element 42 ! behoeft niet te zijn bevestigd aan de bovenrand 40 van de SI 20 1 0 4 -10- [ schuine plaat maar kan zijn bevestigd aan de eindwanden 51, \ 52 van de bak. De plaat 41 zelf behoeft niet schuin te zijn,; daar de bovenrand 40 de bovenrand van het voorste onderdeel ; I ί ; kan zijn en de sleuf dus juist binnen de afscheurrand 48 kan j 5; zijn gelegen. Inderdaad moet deze rand buiten de uittrek- j ; plaat zijn gelegen, waar de afgescheurde papierbaan wordt j J vastgehouden. |

Het is dus niet nodig, maar in sommige gevallen gunstig, dat êên rand van de sleuf meegeeft ten op-| 10 zichte van de andere rand van de sleuf en de veerbewegingen j van de andere rand volgt ten opzichte van de rol en de ande-; re delen van dé bak.

Het buigzame deel van de sleuf kan ook zijn gevormd door de rand van een buigzame rand van rubber, 15 kunststof of dergelijke, die de sleuf tracht te verbreden in samenhang met een buitenwaartse trek, maar de sleuf tracht te verkleinen als het papier naar binnen wordt getrokken. Wanneer een schroefveer wordt toegepast, kan deze mogelijk zijn voorzien van een omhulsel van kunststoffen of 20 dergelijke.

De afscheurranden kunnen op zodanige wij-; ze zijn uitgevoerd, dat de opening 25 langs zijn omtrek is voorzien van afscheurranden of dergelijke tenminste aan de zijranden van de opening, dus langs het randdeel 18.

25 Verder kan men zich voorstellen, dat bij wijze van voorbeeld voor toepassing binnenshuis de houder 1 niet is ontworpen als een gesloten bak, maar alleen een standaard omvat, die een uittrekplaats vertoont en een afscheurrand, door middel van welke uitvoering de belang-30 rijkste functie is verkregen met een geheel ander ontwerp wat betreft zijn constructie.

8120104

Claims (9)

1. 2. Houder volgens conclusie 1, m e t ' het· kenmerk, dat de houder is uitgevoerd als. een bak (1), waarin de rol (8) rust tegen een bodemdeel (21 van de bak en waarin het afbuigmiddel (13) is gevormd door een 25 bovenrand van een schuin zich binnenwaarts in de houder uit- : strekkend deel(12) van een voorstuk (7) van de bak.
2. 3. Houder volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat buiten het schuine deel (12) van het voorste deel (7) een opening is gevormd, waardoor de 30 materiaalbaan (9) kan worden uitgetrokken en die de uittrek-! opening (25) vormt, waarbij de afscheurmiddelen (23). een randdeel van deze opening vormen.
3. 4. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het k e n m e r k, dat een veerkrach- 35 tig langwerpig element (42). zich uitstrekt langs het afbuigmiddel en is uitgevoerd om met een zekere remwerking de materiaalbaan (46) te laten passeren tussen het veerkrachtige ; element en het afbuigmiddel. 8120104 oi^o^u: ' "12_ •Λ
4. 5. Houder volgens conclusie 4, m e t Ihet kenmerk, dat het veerkrachtige element (42) be-ίstaat uit een langwerpige trekveer, die is gespannen langs i i ! ! het afbuigmiddel (13). ! i ;
5. 6. Houder volgens conclusie 2 of 5, met het kenmerk, dat het afbuigmiddel (13) is uitgevoerdj |om te veren in de richting tegen en vanaf respectievelijk een vast tegenoverliggend oppervlak van de houder, bijvoor- I , ; beeld de onderzijde (15) van een bovendeel (6) van de houder j 10;ten einde een overblijvend eind van de materiaalbaan tegen j I dit oppervlak te houden na het afscheuren van het stuk mate- : !riaal.
6. 7. Houder volgens conclusie 5 en 6, m e t * het kenmerk, dat het veerkrachtige element (42) aan j 15 zijn twee einden (43, 44) is bevestigd aan de eveneens veerkrachtige bovenrand (40) van het schuine deel (41) van het voorste deel (49), waardoor het veerkrachtige element de bewegingen van de vering van het schuine deel volgt.
7. 8. Houder volgens conclusie 2, m e t 20 h et kenmerk, dat de houder (1) is voorzien van een gesloten bovendeel (6).
8. 9. Houder volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het afbuigmiddel (56) is gevormd door een staaf, buis of dergelijke, die is bevestigd in de 25 houder.
9. 10. Houder volgens conclusie 9, m e t het kenmerk, dat het afbuigmiddel (56) bestaat uit een althans nagenoeg U-vormig onderdeel, dat is bevestigd in de houder, waarbij de uittrekopening (58) met zijn af- 30!scheurmiddelen zich uitstrekt langs een curve vanaf twee tegenovergestelde zijden van de houder. 8120104