NL8105488A - Verfspuitcabine. - Google Patents

Description

Μ « ί N/30.4t'^tM/f.

Verfspuitcabine.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op de scheiding van vloeistof en vaste deeltjes uit een gas en meer in het bijzonder op een verbeterde spuitcabine om ernaast gespoten verf te verwijderen uit lucht.

5 Spuitcabines met waterspoeling zijn bekend en hebben in het algemeen een watergordij n, dat vloeit over een zogenaamde bevloeiingsplaat' , waartegen ernaast gespoten verf uit één of meer spuitpistolen wordt gericht. De ernaast gespoten verf vermengt zich met het over de bevloei-10 ingsplaat vloeiende water en wordt verzameld in een reservoir. Veel spuitcabines maken gebruik van een pomp om het water toe te voeren aan het watergordijn, hoewel onlangs veel pomploze cabines op dit gebied bekend zijn geworden. Deze cabines maken gebruik van een uitlaatluchtstroom met zeer 15 hoge snelheid om water uit het reservoir cp te nemen en dit te mengen met de ernaast gespoten verf. Het meegesleufde water wordt gescheiden van de uitlaatlucht voordat de gereinigde lucht wordt afgevoerd door de uitlaatventilator.

Het afgescheiden water wordt gebruikt om de bevloeiing op 2Q de plaat te handhaven. Oudere cabines van dit type vereisen een aanzienlijk onderhoud, daar het met verf geladen water continu wordt gehercirculeerd door het systeem en ook omdat de verf de neiging heeft als schuim op het oppervlak in het reservoir te drijven.

25 In een verbeterde spuitcabine met water spoeling, zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.096.066, stroomt het water van de bevloeiingsplaat in een hoofdreservoir of tank. Een kegel of kamer met open bovenzijde, soms aangeduid als Dehon kegel, is onmiddellijk onder 30 het waterniveau in het reservoir geplaatst. Een pomp zuigt voortdurend vloeistof uit het reservoir en veroorzaakt, dat deze vloeistof met hoge snelheid door een venturi terug in het reservoir stroomt. Door deze opstelling worden schuim-vormige verfdeeltjes, die drijven op het oppervlak van het 35 reservoir en verfdeeltjes, die zijn gesuspendeerd in de vloeistof, in de kamer gezogen en door de venturi terug in het reservoir geperst. Deze inrichting breekt de verfdeeltjes in zeer kleine deeltjes, die het oplosmiddel gemakke- 8105488 -2- » 9 lijk laten scheiden van de vaste verfdeeltjes, ssdat de vaste deeltjes uiteindelijk zich kunnen afzetten als een dichte mat op de bodem van het reservoir. Dit systeem heeft de hoeveelheid verf, die als afval moet worden verwijderd uit de 5 spuitcabine sterk verminderd en heeft ook het onderhoud van de spuitcabine verminderd. Echter is nog steeds een periodiek onderhoud nodig van de pomp, die vloeistof uit het reservoir door de Dehon kegel of kamer en door de venturi terug naar het reservoir circuleert.

10 Volgens de onderhavige uitvinding wordt een verbeterde spuitcabine met waterspoeling verschaft om ernaast gespoten verf op te vangen en deze af te scheiden uit de door de spuitcabine afgezogen uitlaatlucht.De ernaast gespoten verf wordt gericht naar een bevloeiingsplaat 15 waarover een watergordijn vloeit. Het watergordijn en de in het water opgevangen verf vallen in een reservoir. Een uit-laatventilator zuigt lucht af rondom de bevloeiingsplaat in een omhoog gerichte meesleurleiding. Samen met deze lucht worden vloeistofdeeltjes van het oppervlak van het reservoir 20 omhoog door de leiding meegezogen. De lucht en meegesleurde yloeistof worden gezogen door een vloeistofscheider, die de vloeistof met inbegrip van de meegesleurde verfdeeltjes scheidt van de lucht, zodat de droge lucht kan worden afgevoerd, De afgescheiden vloeistof stroomt naar een trog en 25 stroomt dan over een rand van de trog en vloeit omlaag over de bevloeiingsplaat om het watergordijn te vormen. Het reservoir, dat het met verf geladen water van de bevloeiingsplaat opneemt, is verdeeld in ten minste twee zones. Het met verf geladen water van de bevloeiingsplaat wordt ver-30 zameld in de eerste en tweede 'zone. De vloeistof in de eerste zone stroomt naar de tweede zone en wordt uiteindelijk omhoog gezogen door de meesleurleidingen en gehercirculeerd door de spuitcabine.

Een opwaarts openende kamer of Dehon kegel 35 is geplaatst in de tweede zone van het reservoir en heeft een bodemopening, die is verbonden met een leiding, die afvoert in de eerste zone van het reservoir onder het vloei— stofoppervlak. Behalve een watergordijn over de bevloeiingsplaat te yormen, stroomt het aan de trog boven de be-40 yloeiingsplaat toegeyoerde water omlaag door een pijp naar 8105488 m * — 3·^ een omlaag gericht mondstuk/ dat is geplaatst boven het vloeistofniveau in het reservoir. Het mondstuk is geplaatst boven en richt eenwaterstraal naar de bodemuitlaat van de kamer of Dehon kegel· om een waterstroming vanaf het oppervlak 5 van eentweede zone van het reservoir omlaag door de kamer of kegel, door de leiding en in de eerste reservoirzone te induceren. De vloeistofstroming vanaf het oppervlak van de tweede reservoirzone omlaag door de kamer of kegel en door de leiding terug naar de eerste zone is turbulent en breekt 10 de verfdeeltjes in het reservoir om de vaste bestanddelen van deze verfdeeltjes te laten bezinken op de bodem van het reservoir, waar ze een dichte deken vormen.Desgewenst kan een wijziging worden aangebracht door een venturi op te nemen in de leiding, die de kamer of Dehon kegel verbindt met de 15 eerste zone van het reservoir. Door toepassing van een omlaag gerichte stroom water uit de trog om een vloeistofstroming vanaf het oppervlak van het reservoir omlaag te induceren door de kamer of kegel, is geen pomp meer nodig om deze vloeistofstroming te verkrijgen. Dientengevolge is het onder-20 houd, dat de spuitcabine nodig heeft sterk verminderd ten opzichte van bekende spuitcabines met vloeistofpompen, daar het enige bewegende onderdeel in de spuitcabine de uitlaatventi-lator is, die in aanraking komt met de uitlaatlucht, waaruit vocht en verf zijn verwijderd.

25 Derhalve is een doel van de uitvinding het verschaffen van een verbeterde spuitcabine met waterspoeling.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een verbeterde spuitcabine met waterspoeling 3Q die werkt zonder vloeistofpomp.

Andere doelen en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving, waarbij wordt verwezen naar de bijgaande tekeningen.

35 Fig. 1 is een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een verfspuitcabine volgens de onderhavige uitvinding .

Fig. 2 is een dwarsdoorsnede door de spuitcabine van fig. 3..

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede volgens de 8105488

4 V

-4- lijn 3-3 van fig, 1.

Fig. 4 is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede die een gewijzigd mondstuk toont met een kamer voor het induceren van een vloeistofstroming om verfdeeltjes in het re-5 servoir van de spuitcabine volgens de uitvinding te breken.

Fig. 5 is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede die een verdere gewijzigde kamer met mondstuk toont voor het induceren van een vloeistofstroming om verfdeeltjes in het reservoir van de spuitcabine volgens de onderhavige uitvin-10 ding te breken.

Thans verwijzend naar de tekeningen en in het bijzonder naar fig, 1-3, is een gedeelte van een spuitcabine 10 met waterspoeling volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld. De spuitcabine 10 heeft een lichaam of huis 11 15 met een zijopening 12. Een werkstuk 13, dat moet worden bespoten met verf uit een spuitpistool 14, is voor de zijopening 12 geplaatst, zodat de ernaast gespoten verf wordt gericht naar een bevloeiingsplaat 15. De bevloeiingsplaat 15 is geplaatst onder een bovenrand 16 aan een trog 17. De rand 20 16 is horizontaal aangebracht, zodat een continue stroom van aan de trog 17 toegevoerd water gelijkmatig stroomt over de rand 16 en omlaag valt als een watergordijn langs het oppervlak van de bevloeiingsplaat 15. Het van de bevloeiingsplaat 15 afstromende water valt in een eerste zone 18 en een tweede 25 zone 22 van een reservoir 19 dat is gevormd door het onderste deel van het huis 11. Uit de eerste zone 18 van het reservoir stromen de verzamelde verf en water om een scheidingswand 20 en over êën of meer ondergedompelde leiplaten 21 naar de tweede zone 22 van het reservoir.

3Ö Zoals hierna zal worden beschreven bezinken de vaste stoffen uit de meeste verf, die is verzameld in het reservoir JL9 in deeerste zone 18.

Het reservoir 19 omvat een derde zone 23, die is gescheiden van de eerste en tweede zone 18 en 22 door 35 een leiplaat 24. Een ondergedompelde opening 25 in de lei-plaat 24 yerbindt de tweede zone 22 van het reservoir met de derde zone 23 van het reservoir. De ondergedompelde opening 25 laat water uit de tweede zone 22 naar de derde zone 23 stromen, terwijl de leiplaat 24 de drijvende verf in de eerste 40 en tweede zones 18 en 22 houdt.

8105488 -5-

Omgevingslucht samen met ernaast gespoten verf, die het werkstuk 13 en de bevloeiingsplaat 15 niet heeft getroffen, wordt rondom de omtrek van de bevloeiingsplaat 15 gezogen in. een achterste deel van het huis 11. Van 5 hier worden de lucht en meegesleurde verf verticaal omhoog gezogen door een meesleurleiding 26. De meesleurleiding heeft een opening 27, die juist boven het vloeistofoppervlak in de derde zone 23 van het reservoir is geplaatst.

De snelheid van de in de leiding 26 door de opening 27 aan-10 gezogen lucht is hoog genoeg om een groot vloeistofvolume vanaf het reservoiroppervlak mee te sleuren en deze meegesleurde vloeistof te vermengen met de omhoog stromende luchtstroom. Bij voorkeur zijn meerdere meesleurleidingen 26 op afstand langs de achterzijde van het spuitcabinehuis 11 ge-15 plaatst. Aan het boveneind van elke meesleurleiding 26 wordt de met vloeistof geladen lucht zijwaarts afgebogen door een scheidingssamenstel 56, waarna de lucht verder stroomt door een rij leiplaten 28. De lucht wordt gedwongen snel van richting te veranderen en in snelheid verlaagd aan deze punten, 20 zodat de belangrijke hoeveelheid van de meegesleurde vloeistof uit de luchtstroom in een bak 29 valt. Een tweede rij leiplaten 30 veroorzaakt een verdere plotselinge verandering in de snelheid van de luchtstroom als de lucht wordt gezogen in een opvangkamer 31. De leiplaten 28 en 30, die snelle ver-25 anderingen in de luchtstroomrichting veroorzaken, werken als vloeistofscheider om de meegesleurde vloeistof te verwijderen uit de uitlaatlucht. Uit de opvangkamer 31 wordt de droge lucht gezogen over een geperforeerde leiding 32 en omhoog gezogen door een uitlaat 33 door een geschikte ventilator 35, 30 die in de uitlaat 33 is geplaatst.

Als de met vloeistof geladen lucht wordt gezogen door de leiplaten 28 en 30 om water en verfdeeltjes af te scheiden uit deze lucht, verzamelt de vloeistof zich in de bak 29. Uit de bak 29 stroomt de vloeistof omlaag door 35 de afvoerpijpen 34, die leiden naar de trog 17. Een voldoende waterstroming gaat door de afvoerpijpen 34 naar de trog 17 om het watergordijn over de bevloeiingsplaat 15 in stand te houden, De afvoerpijpen 34 strekken zich uit onder de lip of rand 16 van de trog 17, zodat de bodem 36 van de afvoerpijpen 40 altijd ligt onder het oppervlakteniveau van de vloeistof in 8105488 *' ► -6- de trog 17. Dit verhindert/ dat de ventilator 25 lucht omhoog door de afvoerpijpen 33 zuigt.

Volgens de onderhavige uitvinding is een kamer 38 aangebracht in de tweede zone 22 van het reservoir.

5 De kamer 38 heeft bij voorkeur de vorm van een omgekeerde kegel en heeft een bovenopening 39, die juist onder het vloeistof oppervlakniveau in het reservoir 19 ligt. Een leiding 40 is verbonden met de bodem van de kamer 38 en leidt door de scheidingswand 20 naar de eerste zone 18 van het reservoir op 10 een punt, dat op een afstand onder het vloeistofoppervlak ligt.

De kamer 38 werkt op een soortgelijke, manier als beschreven in het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift 4.096.066. De reservoirvloeistof en de op het oppervlak van de vloeistof in het reservoir 19 drijvende verf worden in 15 het boveneind van de kamer 38 gezogen en stromen op turbulente wijze omlaag door de leiding 40. De; turbulente stroming breekt de verfdeeltjes in kleinere deeltjes en verspreidt deze deeltjes in de eerste zone 18 van het reservoir. Als de verfdeeltjes in kleinere deeltjes breken, scheidt het op-20 losmiddel zich af van de vaste verfdeeltjes en de vaste verfdeeltjes bezinken op de bodem van het reservoir 19 en vormen een dichte mat 41. Door de drijvende verfdeeltjes te verwijderen van het vloeistofoppervlak in het reservoir 19 en te zorgen, dat deze deeltjes samen met de grotere verfdeeltjes 25 die in de vloeistof in het reservoir verspreid zijn, zich afzetten als een dichte mat op de bodem van het reservoir 19, wordt het onderhoud van de spuitcabine 10 sterk verminderd.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt de stroming van vloeistof met inbegrip van drijvende verfdeeltjes 30 en grotere verspreide verfdeeltjes in het reservoir 19 omlaag door de kamer 38 geïnduceerd door middel van een vloeistof-straal. De vloeistofstraal wordt gevormd door vloeistof, die uit de trog 17 door een standpijp 37 en een daalpijp 42 stroomt. De standpijp 37 strekt zich uit boven het niveau van 35 de bodems 36 van de afvoerpijpen 34 en onder de lip of rand 16 van de trog 17, zodat vloeistof zal terugstromen uit de trog 17 in de standpijpen 37. De standpijp 37 zal echter het vloeistofniveau in de trog 17 niet laten zakken onder, bodems 36 van de afvoerpijpen 34 zodat lucht niet kan worden aange-40 zogen in de afvoerpijpen 34. De daalpijp 42 vormt een verbin- 8105488 -7- # * ding van de standpijp 37 in de trog 17 naar een omlaag gericht mondstuk 43. Het mondstuk 43 is aangebracht boven de kamer 38 en is geplaatst om een vloeistofstroom met hoge snelheid door de bovenopening 39 van de kamer naar de inlaat 5 van de leiding 40 te richten. De neerwaartse vloeistofstroom in de kamer 38 induceert een vloeistofstroom vanaf het vloeistofoppervlak in de drukzone 22 van het reservoir omlaag door de kamer 38 en de leiding 40 en in de zone 18 van het reservoir. De vloeistofstraal induceert ook een hoge 10 turbulentie in de vloeistofstroom door de leiding 40 om de verfdeeltjes te breken, die omlaag worden gezogen vanaf het reservoiroppervlak door de kamer 38 en de leiding 40 en worden uitgeworpen in de zone 18 van het reservoir. Als de verfdeeltjes worden gebroken in kleinere deeltjes, wordt 15 het oplosmiddel in de verf makkelijker verwijderd uit de vaste deeltjes, waardoor de zwaardere vaste deeltjes kunnen bezinken in de eerste zone 18 van het reservoir om de mat 41 te vormen. Zeer weinig gesuspendeerde vaste deeltjes blijven dus achter in de vloeistof, die in de derde zone 23 van' het' 20 reservoir stroomt en die omhoog wordt gezogen door de meesleur leidingen 26 en wordt toegevoerd aan de trog 17. Daar de vloeistof wordt gecirculeerd door de spuitcabine 10 zonder toepassing van een vloeistofpomp en een vloeistofpomp ook niet nodig is om een stroming van oppervlaktevloeistof 25 in het reservoir 19 door de kamer 38 te veroorzaken, is het onderhoud van de spuitcabine 10 sterk verminderd ten opzichte van vroegere spuitcabines, die een pomp nodig hadden om de vloeistoffen te circuleren door een kamer, zoals de kamer 38. Thans verwijzend naar fig. 4 is een gewijzigde in-30 richting met toepassing van een Dehon kegel 44 afgebeeld voor toepassing in de spuitcabine 10. De Dehon kegel 44 heeft een bovenopening 45, die onmiddellijk onder het vloei-stofoppervlakniveau in het reservoir van de spuitcabine is geplaatst. De Dehon kegel 44 heeft ook een onderste uitlaat 35 46, die is verbonden met een leiding 47 voor het afleveren van fluïdum in een onderste zone van het reservoir. Het mondstuk 43 is onmiddellijk boven het vloeistofoppervlak-niveau geplaatst in het reservoir om een vloeistofstraal uit de trog (trog 17 in fig. 1 en 2) te richten in de kegel 40 44 om een stroming van oppervlaktevloeistof uit het reservoir 8105488 -8- 0 ν· door de leiding 47 te induceren, Een venturi 49 is aangebracht in de leiding 47. De venturi 49 verhoogt de stromingssnelheid en kan turbulentie in de leiding 47 helpen opwekken. Bij een verdere wijziging kan het mondstuk 43 5 worden vervangen door of aangevuld met een mondstuk 50/ dat is verbonden met eéri daalpijp 42’ (afgeheeld in streepjeslijnen!, die zich'uitstrekt in de leiding 47 en een vloeistof straal naar een leidinguitlaat (niet afgeheeld! richt om een stroming van vloeistof vanaf het reservoir oppervlak' 10 omlaag door de kegel 44 en door de leiding 47 te induceren. De vloeistofstraal, die 'uit hét mondstuk 5Q treedt, wordt weer gevormd .uit vloeistof, die 'uit de trog 17 (fig. 1 en 2) en door de daalpijp 42’ stroomt, zonder gebruikmaking van een afzonderlijke 'pomp om een vloeistof stroom door de kegel 15 44 te veroorzaken.

Nóg een verdere gewijzigde constructie is af geheeld in fig, 5, waarin twee mondstukken 51 en 52 "zijn geplaatst hoven de hovenopening 53 van een Dehon kegel 54 om vloeistofstralen omlaag te richten door dê-kegel 54 naar 20 een leiding 55, De mondstukken 51 en 52 kunnen worden verbonden met afzónderlijke daalpijpen vanaf de vloeistoftrog, die ligt hoyen een hevloeiingsplaat in een spuitcabine.

Het zal duidelijk zijn, dat verschillende wijzigingen en veranderingen kunnen worden aangebracht in 25 de bovenbeschreven spuitcabine. Volgens de onderhavige uitvinding wordt een pomploze 'spuitcabine van bekend ontwerp met waterspoeling voorzien van een kamer, die ligt in een vloeistofreservoir onmiddellijk onder het oppervlak ervan. Een stroming yan vloeistof induceert een neerwaartse stro-30 mi,ng yan vloeistof vanaf hét reseryoiroppervlak door de kamer om verf deeltjes in het reservoir te breken, zodat ze kunnen bezinken op de bodem van het reservoir, De stroming van water wordt bereikt zonder de toepassing van een mechanische. pomp, 8105488

Claims (8)

1. Verfspuitcabine, gekenmerkt door een wand, een boven de wand geplaatste trog, middelen voor het toevoeren van een continue stroom vloeistof aan de trog, waarbij de vloeistof uit de trog stroomt als een gor- 5 dijn over de wand om de ernaast gespoten verf mee te nemen, een reservoir met een eerste en tweede zone/ waarbij de eerste zone ligt onder de wand om het vloeistofgordijn op te nemen, waarbij de opgenomen vloeistof uit de eerste reser-voirzone naar de tweede reservoirzone stroomt, een kamer met 10 een bovenopening, die onmiddellijk onder het vloeistofoppervlak in de tweede reservoirzone ligt en met een bodem, een leiding, die de bodem van de kamer verbindt met de eerste reservoirzone en een daalpijp, die is aangesloten om een stroom vloeistof uit de trog naar het reservoir te voeren 15 om een turbulente stroming van vloeistof vanaf het oppervlak van de tweede reservoirzone omlaag door de kamer en door de leiding naar de eerste reservoirzone te induceren.

2. Verfspuitcabine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kamer de vorm van een 20 omgekeerde kegel heeft.

3. Verfspuitcabine volgens conclusie 2,m e t het kenmerk, dat de daalpijp is voorzien van een mondstuk, dat op een afstand boven het reservoirvloeistof-oppervlak boven de kegelvormige kamer ligt, waarbij het 25 mondstuk een stroom van vloeistof vanaf de trog omlaag aan het inwendige van de kegelvormige kamer naar de leiding richt, waardoor de uit het mondstuk af geleverde vloeistof een turbulente stroming van vloeistof vanaf het reservoir-oppervlak omlaag doorde kegelvormige kamer in de leiding 30 veroorzaakt,

4. Verfspuitcabine volgens conclusie 1 of 3, verder gekenmerkt door middelen voor het afzuigen van lucht uit de spuitcabine, waarbij de middelen voor het toevoeren van een continue stroom vloeistof aan de trog 35 zijn yoorzien van middelen voor het meesleuren van reservoir-yloeistof in deze afvoerlucht, waarbij de afvoermiddelen deze afyoerlucht en meegesleurde vloeistof boven de trog aanzuigen, waarbij middelen zijn aangebracht om deze meegesleurde yloeistof af te scheiden van deze afvoerlucht, en waarbij 8105488 * -10- ‘ onder invloed van de zwaaikracht werkende middelen zijn aan gebracht om deze afgescheiden vloeistof toe te voeren aan de trog.

5. Verfspuitcabine volgens conclusie 4, 5 met het kenmerk, dat de onder invloed van de zwaartekracht werkende middelen zijn voorzien van ten minste één afvoerpijp, die deze afgescheiden vloeistof vanaf de afscheidingsmiddelen toevoert aan een voorafbepaald punt in de trog onder het vloeistofoppervlakniveau in de trog, waar-10 bij de daalpijp is voorzien van een standpijp om een stroom van vloeistof uit de trog toe te voeren aan de daalpijp van boven dit voorafbepaalde punt.

6. Verfspuitcabine waarin afvoerlucht een stroom van vloeistof uit een reservoir naar een trog levert, 15 met het kenmerk, dat deze is voorzien van een kamer met een bovenopening, die onmiddellijk onder het vloeistofoppervlak in het reservoir ligt, welke kamer een bodem heeft, die door een leiding is verbonden met een punt in het reservoir op een afstand van de kamer, waarbij een 20 daalpijp een stroomvloeistof uit de trog naar het reservoir voert om een turbulente stroming van vloeistof vanaf het vloeistofoppervlak in het reservoir omlaag door de kamer en door de leiding te induceren.

7, Verfspuitcabine volgens conclusie 6, 25 met het kenmerk, dat de kamer de vorm van een omgekeerde kegel heeft, waarbij de daalpijp is voorzien van een mondstuk, dat op een afstand boven het reservoirvloei-stofoppervlak boven de kegelvormige kamer is geplaatst, waarbij het mondstuk een stroom vloeistof uit de trog omlaag 30 in het inwendige van de këgelvormige kamer naar de leiding richtf waardoor de uit het mondstuk afgevoerde vloeistof een turbulente stroming van vloeistof vanaf het reservoiropper-vlak omlaag door de kegelvormige kamer in de leiding veroorzaakt. 35

8. Verfspuitcabine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat dkdaalpijp is voorzien van een mondstuk met een opening om een vloeistof stroom uit de trog direct in de leiding af te leveren om een turbulente yloeistofstroming vanaf het reservoiroppervlak omlaag door 40 de kamer in de leiding te induceren. 8105488