NL8105268A

NL8105268A - Inrichting voor het instelbaar en losneembaar met elkaar verbinden van een aantal langwerpige bouwcomponenten.

Info

Publication number: NL8105268A
Application number: NL8105268A
Authority: NL
Original assignee: Interlego Ag
Priority date: 1980-11-25
Filing date: 1981-11-20
Publication date: 1982-06-16
Also published as: FR2494593A1; AU552008B2; DE3145060A1; AU7765581A; US4430826A; JPS57173080A; IT8125257A0; CA1159626A; NL187986C; NO158205B; DK501080A; IL64269A; HK4086A; CH655247A5; DK150448B; SE8106971L; IT1195233B; ES261633Y; SE436542B; FR2494593B1

Description

• ' ' 813253/Rey .

I·

Korte aanduiding: Inrichting voor het instelbaar en losneembaar met elkaar verbinden van een aantal langwerpige bouw-componenten.

De uitvinding heeft betrekking op middelen voor het instelbaar en losneembaar met elkaar verbinden van een aantal langwerpige componenten en meer in het bijzonder op een verbindingsinrichting omvattende een paar verbindingselementen voor het samenstellen van 5 assen en staven van een speelgoed-bouwset met een groot aantal verschillende hoekstanden voor het bouwen van ruimtelijke constructies met verschillende vormen, zoals rooster of dergelijke.

Het hoofddoel van de uitvinding is het verschaffen van een compacte verbindingsinrichting met een paar buisvormige verbindings-10 elementen van relatief kleine afmetingen, die gemakkelijk kunnen worden verbonden met en kunnen worden losgenomen van de langwerpige componenten van een speelgoedbouwset. Bovendien is het tevens een algemeen oogmerk van de uitvinding het mogelijk te maken dat de verbindingselementen in elke gewenste onderlinge standkunnen wor-15 den ingesteld en aan elkaar kunnen worden gekoppeld en kunnen worden vervaardigd door het gieten van thermoplastische materialen met behulp van relatief eenvoudige en goedkope gietvormen.

Op dit gebied zijn verbindingsinrichtingen bekend, die zijn voorzien van een paar verbindingselementen, die draaibaar ten op-20 zichte van elkaar zijn aangebracht en buisvormige delen bevatten om de uiteinden van de langwerpige componenten met verschillende hoekstanden in te steken. Een dergelijke inrichting is beschreven in het Duitse Offenlegungsschrift 2 537 539. De verbindingselementen van deze inrichting hebben zeer verschillende vormen, en zijn 25 relatief volumineus en vereisen voor de fabricage het gebruik van verschillende en omvangrijke gietvormen. Bovendien zijn zij niet even handig voor kinderen om verschillende ruimtelijke constructies te bouwen met een heel groot aantal configuraties. Deze tekortkomingen worden verholpen met de verbindingsmiddelen volgens de 30 onderhavige uitvinding.

Volgens de uitvinding wordt een verbindingsinrichting verkregen omvattende een paar verbindingselementen voor het instelbaar en losneembaar met elkaar verbinden van een aantal langwerpige bouwcomponenten in verschillende hoekstanden, in het bijzonder assen 8105268

» I

- 2 - en staven van een speelgoedbouwset, welke inrichting zich onderscheidt doordat elk van de verbindingselementen een paar één geheel hiermee vormende buisvormige delen omvat, die ten opzichte van elkaar een rechte hoek maken, en bestaan uit een eerste huls met 5 een in hoofdzaak cilindrisch oppervlak en een tweetal eindvlakken, waarvan één is voorzien van een vertande rand, en uit een tweede huls, met een tweetal eindvlakken, waarvan het ene één geheel vormt met het oppervlak van de eerste huls.

De vorm van de twee verbindingselementen kunnen enigszins 10 van elkaar verschillen, maar in een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn.zij identiek, wat het essentiële voordeel verschaft, dat voor de fabricage slechts één gietvorm nodig is.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een verbindingselement volgens de uitvinding, kan ook het van de eerste huls afliggende 15 eindvlak van de tweede huis zijn voorzien van een vertande rand die kan samenwerken met de vertande rand van een aangrenzende eerste huls, teneinde het aantal mogelijkheden om staven en assen van een bouwset met elkaar te verbinden te vergroten.

Een ander kenmerk van een verbindingselement volgens de uit-20 vinding waarmee een compacte constructie van de verbindingsinrich-ting wordt verkregen, onderscheidt zich doordat het vlak van de vertande rand op het eindvlak van de eerste huls samenvalt met de hartlijn van de tweede huls.

De twee hulzen van een verbindingselement volgens de uitvin-25 ding kunnen verschillende lengten hebben, en in een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding in de eerste huls korter dan bij voorkeur de halve lengte van de tweede huls. Dit draagt eveneens bij tot een nog compactere constructie van de verbindingsinrichting.

Teneinde een stijve niet draaibare verbinding tussen een 30 verbindingselement en het uiteinde van een hierin gestoken gegroefde as te verkrijgen, kan de holte van één van de hulzen een nietcirkelvormige dwarsdoorsnede hebben voor het onverdraagbaar hierin monteren van een uiteinde van de as, die een complementaire nietcirkelvormige dwarsdoorsnede heeft.

35 Zoals meer in het bijzonder hierna zal worden beschreven, aan de hand van de tekening, kunnen de twee verbindingselementen van de verbindingsinrichting in elke gewenste hoekstand worden 8105268 - 3 - samengesteld door de tanden van hun primaire hulzen in elkaar te laten grijpen en kunnen de elementen in deze stand worden vcstge-zet door' middel van vastzetmiddelen die volgens de uitvinding bestaan uit een buisvormige, veerkrachtige en samendrukbare plug 5 voor het vastzetten van de verbindingselementen wanneer deze in de uiteinden van hun aangrenzende, coaxiaal geplaatste eerste hulzen zijn gestoken.

Tot slot heeft de uitvinding tevens betrekking op een onderdeel van de verbindingsinrichting, welk onderdeel bestaat uit een 10 stopring, die zich onderscheidt doordat deze een niet-cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft die is aangepast om een wrijvingsbevestiging tussen de ring en een gegroefde as met een complementaire dwarsdoorsnede te verschaffen.

Volgens de uitvinding, kan één eindvlak van de stopring zijn 15 voorzien van een vertande rand, die grijpt in een identieke ver-tande rand op een van de eindvlakken van een aangrenzend verbindingselement.

Een uitvoeringsvorm van een voor kinderen veilige en eenvoudige verbindingsinrichting, wordt nader toegelicht aan de hand van 20 de tekening.

Fig. 1 toont een axiale doorsnede van een verbindingselement volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een axiale doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1.

25 Fig. 3 is een aanzicht van een verbindingsinrichting omvat tende een paar met elkaar verbonden verbindingselementen.

Fig. 4 is een met fig. 3 overeenkomend aanzicht, die één eindvlak van één verbindingselement laat zien dat loodrecht staat op het andere verbindingselement.

30 Fig. 5 is een zijaanzicht van een constructie, omvattende een tweetal verbindingselementen die over een hoek van 135° ten opzichte van elkaar zijn bevestigd alsmede een derde verbindingselement dat loodrecht staat op een van de andere verbindingselementen.

35 Fig. 6 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn VI-VI in fig. 5.

Zoals blijkt uit de tekening, en meer in het bijzonder uit de figuren. 1 en 2 omvat het verbindingselement een paar een geheel 8105268 $ t - 4 - hiermee vormende buisvormige delen die loodrecht op elkaar staan. Deze delen zullen hierna worden aangeduid als de eerste huls 10 en de tweede huls 20.

De eerste huls 10 heeft een cilindrisch oppervlak 11, dat 5 een geheel vormt met een aangrenzend eindvlak van de tweede huls 20, en omvat een cilindrische opening 12 alsmede twee eindvlakken 13 en 14. Het eindvlak 14 heeft een aantal axiaal gerichte uitsteeksels, die in de in de tekening weergegeven voorkeursuitvoeringsvormen zijn uitgevoerd als tanden in een vertande ring 15, dié coaxiaal 10 loopt met het eindvlak 14. Het andere eindvlak 13 is voorzien van een rinfvormige uitneming 16.

De tweede huls 20 heeft een eindvlak 21, dat een geheel vormt met het cilindrische oppervlak 11 van de eerste huls en een ander eindvlak 22 met een vertande rand 23 die in verbinding kan 15 komen met de rand 15 van een aangrenzende eerste huls. Bovendien omvat de inwendige wand van de cilindrische opening 24 van de tweede huls 20 vier in de lengterichting lopende ribben 25, waar-door de dwarsdoorsnede van deze huls niet-cirkelvormig wordt.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van het in de figuren 1 en 2 20 weergegeven verbindingselement, dat in zijn geheel is aangegeven m$t het verwijzingscijfer 1, bedraagt de lengte van de eerste huls 10 ongeveer de helft van de lengte van de tweede huls 20, en is de onderlinge stand van de twee huizen zodanig, dat het vlak van de rand 15 op het eindvlak 14 van de eerste huls 10 samenvalt met de 25 hartlijn a-a van de tweede huls. Deze opstelling verschaft een ver-bindingsinrichting met een minimale breedte, die bestaat uit twee verbindingselementen die met elkaar zijn verbonden door het in elkaar grijpen van de tanden van hun eerste hulzen.

In principe kunnen de langwerpige componenten die bestemd 30 zijn om te worden samengesteld door hun uiteinde in de hulzen van een verbindingselement volgens de uitvinding te steken, elke gewenste dwarsdoorsnede hebben die een wrijvingsverbinding verschaft tussen hun uiteinden en de opening van de hulzen. In de hier beschreven voorkeursuitvoeringsvorm bestaan de componenten uit ge-35 groefde assen zoals beschreven in het Amerikaanse octrooi nr.

3 638 352, welke assen zijn voorzien van vier in de lengterichting lopende groeven, die tussen zich in vier richels vormen, teneinde 8105268 i , - 5 - een kruisvormige dwarsdoorsnede te verkrijgen, die het complement is van de door de ribben 25 bepaalde dwarsdoorsnede van de tweede huls 20. Bovendien zijn de relatieve afmetingen van de assen en hulzen zodanig dat een wrijvingsbevestiging tussen de uiteinden van 5 de assen en de tweede hulzen 20 wordt verkregen. Aan de andere kant is de inwendige diameter van de eerste huls 10 een weinig breder dan de diameter van de as, zodat deze huls en zodoende het verbindingselement 1 draaibaar en verschuifbaar op de as kan worden gemonteerd. Deze constructie is weergegeven in de figuren 1 en 2, 10 waar de eerste huls 10 draaibaar is gemonteerd op een gegroefde as 30.

In fig. 3 is een verbindingsinrichting weergegeven, die bestaat uit twee verbindingselementen TA en IB, die met elkadr zijn verbonden door het in elkaar grijpen van de tanden van de randen 15 15A en 15B op hun eerste hulzen 1QA en 10B in een stand waarbij de tweede hulzen 20A en 20B in eikaars verlengde liggen, dat wil zeggen onder een hoek van 180°. De samengevoegde eerste hulzen 10A en 10B zijn op een as 31 gemonteerd en zouden draaibaar om deze as zijn indien zij niet stevig tegen elkaar waren geklemd door een 20 paar stopringen 50 die met wrijving en verschuifbaar, maar niet-draaibaar op de as 31 zijn gemonteerd. De dwarsdoorsnede van de stopringen 50 is het complement van de dwarsdoorsnede van de a* 31 en een van hun eindvlakken is voorzien van een vertande rand 51, die kan grijpen in de vertande rand 15 of 23 van een aangrenzende 25 eerste of tweede huls. Het zal duidelijk zijn, dat het aanbrengen van deze stopringen essentieel is voor het stevig tegen elkaar klemmen van de randen 15A en 15B in een voorafbepaalde hoekstand, teneinde te voorkomen dat de met elkaar verbonden verbindingselementen losraken. Andere assen 32 en 33 zijn niet-draaibaar in de 30 tweede hulzen 20A en 20B gemonteerd en kunnen worden gebruikt voor het monteren van andere verbindingselementen.

In fig. 4 is een overeenkomstige combinatie weergegeven, waarbij de twee verbindingselementen een rechte hoek ten opzichte van elkaar maken en de twee stopringen zijn weggelaten. In deze 35 figuur vertoont de dwarsdoorsnede van de tweede huls 20B die loodrecht staat op de tweede huls 20A, de vier ribben 25 alsmede de dwarsdoorsnede van de hierin gestoken as 33.

8105268 - 6 - * > * .

Tot slot tonen de figuren 5 en 6 een constructie omvattende een paar verbindingselementen IA en 1B die op dezelfde manier zijn samengesteld als is toegelicht aan de hand van de figuren 3 en 4 en zijn verbonden in een hoekstand van ongeveer 135°. In deze con-5 structie grijpt de vertande rand 23 B van de tweede huls 2QB in de vertande rand 15C van de eerste huls IOC van het derde verbindingselement 1C dat loodrecht staat op het verbindingselement 1B. De verbindingselementen 1B en 1C zijn samengesteld op een as 34, die in de tweede huls 20B is gestoken en door de eerste huls 10C van 10 het verbindingselement 1C loopt. Zij zijn samengeklemd door een buisvormig deel 53 dat overeenkomt met de stopringen 50 van fig. 3.

De verbindingselementen IA en 1B zijn met elkaar verbonden in de in fig. 5 weergegeven stand door middel van een buisvormige veerkrachtige en samendrukbare plug 40 die aan een uiteinde is 15 voorzien van een paar sleuven 41 en een paar ringvormige eindflen-zen 42. De plug 40 omvat vervolgens een ringvormige flens 43, die op een korte afstand van het andere uiteinde van de plug is geplaatst. Wanneer de plug in openingen 12 van de coaxiaal aangebrachte eerste hulzen van de verbindingselementen 1A en 1B is ge-20 stoken, zullen de halfcirkelvormige eindflenzen 42 in aanraking komen met de ringvormige uitneming 16B in een van de eerste hulzen 10B, en de andere ringvormige flens 43 zal in aanraking komen met de ringvormige uitneming 16A van de andere eerste huls 1QA. Ten gevolge van de elasticiteit van de plug 40 en de samendrukbaarheid 25 verkregen door de sleuven 41, zullen de twee verbindingselementen stevig in de hoekstand zijn bevestigd die wordt bepaald door de relatieve stand waarin de tanden van hun vertande randen 15 in elkaar grijpen.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt 30 tot de hierboven beschreven, voorkeursuitvoering, maar dat de details van de componenten van de verbindingsinrichting en in het bijzonder de vorm van de eerste en tweede hulzen binnen het kader van de uitvinding op vele manieren kunnen worden gevarieerd.

8105268

Claims

1. Verbindingsinrichting omvattende een paar verbindingselementen voor het in verschillende hoekstanden instelbaar en losneembaar met elkaar verbinden van een aantal langwerpige bouwcomponenten, in het bijzonder assen en staven van een speelgoedbouwset, 5 met het kenmerk, dat elk van de verbindingselementen 'een paar een geheel hiermee vormende buisvormige delen bevat, die loodrecht op elkaar staan en bestaan uit een eerste huls met een in hoofdzaak cilindrisch oppervlak en een tweetal eindvlakken, waarvan een is voorzien van een vertande rand, alsmede uit een tweede huls 10 met een tweetal eindvlakken, waarvan het ene één geheel vormt met het oppervlak van de eerste huls,

2. Inrichting volgens conclusie I, m e t het kenmerk, dat de twee verbindingselementen identiek zijn,

3. Verbindingselement voor een koppelinrichting volgens con- 15 clusies 1 of 2, .met het kenmerk, dat het op een afstand van de eerste huls gelegen eindvlak van de tweede huls is voorzien van een vertande rand die in de vertande rand van een aangrenzende eerste huls kan grijpen.

4. Verbindingselement voor een koppelinrichting volgens con-20 clusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het vlak van de vertande rand op het eindvlak van de eerste huls samenvalt met de hartlijn van de tweede huls.

4 Μ - 7 -

5. Verbindingselement volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de eerste huls korter is dan bij voorkeur de 25 halve lengte van de tweede huls.

6. Verbindingselement volgens een der conclusies 3 tot 5, met het kenmerk, dat de holte in een van de huizen een niet-cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft voor het niet-draaibaar hierin monteren van een uiteinde van een gegroefde as, die een com- 30 plementaire niet-cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft.

7. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij twee verbindingselementen zijn samengevoegd door het in elkaar grijpen van de tanden van hun primaire huizen, met het kenmerk, dat een buisvormig, veerkrachtig en samendrukbare plug is aangebracht voor 35 het met elkaar verbinden van de verbindingselementen wanneer deze 8105268 * w - 8 - in de uiteinden van hun aangrenzende, coaxiaal aangebrachte eerste hulzen zijn gestoken.

8. Onderdeel voor een inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een stopring met een niet-cirkelvormige 5 dwarsdoorsnede die een wrijvingsverbinding kan verschaffen tussen de ring en een gegroefde as met een complementaire dwarsdoorsnede.

9. Stopring volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een eindvlak van de ring is voorzien van een vertande rand. 8105268