NL8104982A - Inrichting voor het stoomschillen van landbouwprodukten, zoals aardappelen en dergelijke. - Google Patents

Description

1 f < N/30.445-Jb/hf - 1 -

Inrichting voor het stoomschillen van landbouwprodukten, zoals aardappelen en dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het stoomschillen van landbouwprodukten, zoals aardappelen en dergelijke, uitgevoerd met een behandelingsvat, dat een afsluitbare vulopening bezit en dat om een dwarsas 5 roteerbaar is gelegerd met behulp van twee met het behandelingsvat verbonden legeringstappen en door een aandrijf-orgaan in rotatie brengbaar is, waarbij een stoomtoe- en -afvoer op het behandelingsvat is aangesloten.

Bij bekende uitvoeringen van dergelijke stoom-10 schillers doet zich het bezwaar voor, dat het in het behandelingsvat gevormde, warme condensaat aan de behandelde produkten blijft kleven en hierin binnendringt, waardoor de bui-tenlaag van deze produkten weker wordt, en de zeer vitamine-rijke, direct onder de schil gelegen laag van de produkten ge-15 lijktijdig met de schil wordt verwijderd. Hierdoor treedt te-vens een gewichtsverlies van de geschilde produkten op.

De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort zodanig uit te voeren, dat dit bezwaar op doeltreffende wijze wordt opgeheven.

20 Hiertoe wordt deze inrichting volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat in het behandelingsvat een conden-saat-opvangmondstuk is ondergebracht, dat is verbonden met een condensaat-afvoerleiding, die via §§n der legeringstappen bui-ten het behandelingsvat is gevoerd, waarbij in de condensaat-25 afvoerleiding buiten het behandelingsvat een afsluiter is op-genomen.

Via het condensaat-opvangmondstuk en de condensaat-afvoerleiding kan het in het behandelingsvat gevormde condensaat bij geopende afsluiter, onder invloed van de druk van 30 de stoom in het behandelingsvat, worden verwijderd, hetgeen bij voorkeur plaatsvindt vlak voordat de stoom uit het behandelingsvat wordt afgevoerd.

Bij een inrichting, waarbij de stoomtoe- en -afvoer op bekende wijze is aangesloten op een centrale holte in δέη 35 der legeringstappen, kan volgens de uitvinding de condensaat-afvoerleiding door dezelfde legeringstap zijn gevoerd.

De uitmonding van het condensaat-opvangmondstuk kan met voordeel aan het behandelingsvat grenzen en in de rotatie- 8104982 * * - 2 - richting van het behandelingsvat aan de voorzijde van het condensaat-opvangmonds tuk liggen·

Teneinde het condensaat-opvangmondstuk tevens te kunnen benutten voor het afvoeren van in het behandelings-5 vat/ alsmede in de hierin toegevoerde produkten aanwezige lucht, om de inwerking van de stoom op de produkten en der-halve het uiteindelijk beoogde schileffect te verbeteren, kan volgens de uitvinding het condensaat-opvangmondstuk in het behandelingsvat aan dezelfde zijde van diens rotatieas 10 zijn gelegen als de vulopening.

Hierdoor wordt het mogelijk, nadat een lading produkten via de vulopening in het behandelingsvat is onder-gebracht en de vulopening is afgesloten, stoom in het behandelingsvat toe te voeren en de afsluiter in de condensaat-15 afvoerleiding korte tijd te openen. Hierdoor wordt de lucht, die lichter is dan stoom en zich derhalve in het bovenste gedeelte van het behandelingsvat zal bevinden, alsmede even-tueel in de toegevoerde produkten aanwezige lucht, door de stoom uit het behandelingsvat afgevoerd. Hierna kan de af-20 sluiter in de condensaat-afvoerleiding weer worden gesloten en het behandelingsvat in rotatie worden gebracht.

Een gunstige uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de centrale holte in een der legerings-tappen in verbinding staat met een op de wand van het behande-25 lingsvat gevormd stoomuitlaatkanaal, dat via geperforeerde wanddelen met het inwendige van het behandelingsvat in verbinding staat, wordt daardoor gekenmerkt, dat de centrale holte in de betreffende legeringstap uitmondt in het midden van een U-vormig verdeelkanaal, dat zich over althans onge-30 veer de halve omtrek van het behandelingsvat uitstrekt en waarvan de beide open uiteinden uitmonden in het, met de geperforeerde wanddelen uitgevoerde, stoomuitlaatkanaal, dat eveneens U-vormig is uitgevoerd en dat langs het middenge-deelte. van de, tegenover de vulopening gelegen, bodemwand en 35 langs- diametraal tegenover elkaar gelegen opstaande wanddelen van het behandelingsvat tot voorbij het dwarsvlak door de rotatieas. van het behandelingsvat doorloopt, waarbij de hartlijnen van het stoomuitlaatkanaal in een middenlangsvlak van het behandelingsvat zijn gelegen.

40 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de 8104982 *· ϊ - 3 - hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het stoomschillen van landbouwprodukten vol-gens de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 is een vooraanzicht, gedeeltelijk in doorsne-5 de, van een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding voor het stoomschillen van landbouwprodukten, waarbij een gedeelte van de wand van het behandelingsvat is weggebroken.

Fig. 2 is een doorsnede volgens het vlak II - II

in fig. 1.

10 Fig. 3 is een bovenaanzicht van de inrichting vol gens de fig. 1 en 2, waarbij een gedeelte van de wand van het behandelingsvat is weggebroken.

Fig. 4 geeft een gedeelte van de inrichting volgens de fig. 1, 2 en 3 in doorsnede op groter schaal weer.

15 In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld weer- gegeven van een inrichting volgens de uitvinding voor het stoomschillen van landbouwprodukten, zoals aardappelen, wor-telen, en dergelijke.

Deze inrichting omvat een behandelingsvat 1, dat 20 aan een uiteinde een vulopening bezit, die door middel van een deksel 2 of een klep kan worden afgesloten, nadat een charge van de te behandelen landbouwprodukten in het inwen-dige van het behandelingsvat 1 is toegevoerd.

Het behandelingsvat 1 is, om een dwarsas 3 roteer-25 baar, gelegerd met behulp van twee diametraal tegenover elkaar gelegen legeringstappen 4, 5. Door middel van een (niet weer-gegeven) aandrijforgaan kan het behandelingsvat 1 om de dwarsas 3 worden geroteerd.

Het stoomschillen vindt plaats door de landbouw-30 produkten enige tijd in het behandelingsvat 1 in aanraking te brengen met stoom onder druk, waarna de stoomdruk plot-seling wordt verlaagd en de schil van de produkten los komt.

Deze stoomtoe- en -afvoer vindt plaats via een centrale holte 6 in de legeringstap 4.

35 Aan deze legeringstap 4 is buiten het behandelings vat 1 een pijpstuk 7 met behulp van een flens 8 bevestigd.

Het tegenoverliggende uiteinde van dit pijpstuk 7 is op af-gedichte wijze verdraaibaar gelegerd in een stationair stoomtoe- en -afvoerhuis 9, waarop een, met een afsluiter 10 40 uitgevoerde stoomtoevoerleiding 11, alsmede een met een 8104982 * Λ.

- 4 - afsluiter 12 uitgevoerde stoomafvoerleiding 13 zijn aange-sloten.

Zoals in, het bijzonder uit de fig. 1 en 2 blijkt, mondt de centrale holte 6 in de legeringstap 4 uit in het 5 midden van een U-vormig verdeelkanaal 14, dat althans onge-veer horizontaal verloopt en zich over iets minder dan de halve omtrek van het behandelingsvat 1 uitstrekt.

Het U-vortoige verdeelkanaal 14 is in het weergege-ven uitvoeringsvoorbeeld gevormd door een U-profiel 15, dat 10 op de wand van het behandelingsvat 1 is bevestigd, zodat het verdeelkanaal 14 gedeeltelijk door de wand van het behandelingsvat 1 is gevormd.

Het U-vormige verdeelkanaal 14 mondt met zijn beide open uiteinden uit in een eveneens U-vormig stoomuitlaat-15 kanaal 16, dat langs het middengedeelte van de tegenover de vulopening gelegen bodemwand 17 en langs diametraal tegenover elkaar gelegen opstaande wandgedeelten van het behandelingsvat 1 tot voorbij het horizontale dwarsvlak door de rotatieas 3 verloopt, De hartlijnen van het stoomuitlaat-20 kanaal 16 liggen in een middenlangsvlak van het behandelingsvat 1.

Het stoomuitlaatkanaal 16 is in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld gevormd door een gebogen profiel 18, dat op de wand van het behandelingsvat 1 is bevestigd, zodat 25 dit stoomuitlaatkanaal 16 gedeeltelijk door de wand van het behandelingsvat 1 is gevormd.

Zoals uit de fig, 1 en 2 blijkt, is het gebogen profiel 18 over het grootste gedeelte van zijn lengte met perforaties 19 uitgevoerd, via welke het stoomuitlaatkanaal 30 16 met het inwendige van het behandelingsvat 1 in verbinding .staat. De ligging van het U-vormige stoomuitlaatkanaal 16 ten opzichte van de rotatieas 3 is bijzonder gunstig, daar de perforaties 19 tijdens de rotatie steeds weer van de behan-delde produkten vrijkomen, hetgeen de stoomtoe- en -afvoer 35 versnelt.

In het behandelingsvat 1 is voorts een condensaat-opvangmondstuk 20 ondergebracht, dat is verbonden met een condensaat-afvoerleiding 21, die via de legeringstap 4 buiten het behandelingsvat 1 is gevoerd.

40 Zoals in fig. 4 is weergegeven, doorloopt de conden- 8104982 •ί # - 5 - saat-afvoerleiding 21, nadat de centrale holte 6 in de legeringstap 4 is gepasseerd, het pijpstuk 7, waarna het op afgedichte wijze verdraaibaar door het stoomtoe- en -afvoerhuis 9 is gevoerd.

5 Aan de, naar het behandelingsvat 1 gekeerde, zijde van het stoomtoe- en -afvoerhuis 9 is een pakkingkamer gevormd, waarin pakking 22 door een, aan deze zijde van het stoomtoe- en -afvoerhuis 9 aangebrachte, pakkingdrukker 23 in afdichtende aanraking met het betreffende uiteinde van 10 het pijpstuk 7 is gebracht.

Aan de tegenovergelegen zijde van het stoomtoe-en -afvoerhuis 9 is in een aanzetstuk 24 eveneens een pakkingkamer gevormd, waarin pakking 25 door een aan deze zijde van het stoomtoe- en -afvoerhuis 9 aangebrachte pakking-15 drukker 26 in afdichtende aanraking met de condensaat-afvoerleiding 21 is gebracht.

In de condensaat-afvoerleiding 21 is voorts, voorbij de pakkingdrukker 26, een afsluiter 27 opgenomen.

De uitmonding 28 van het condensaat-opvangmondstuk 20 20 grenst aan het behandelingsvat 1 en ligt in de rotatie-richting van het behandelingsvat 1, welke in fig. 2 met een pijl is aangeduid, aan de voorzijde van het condensaat-opvangmondstuk 20.

Voorts is het condensaat-opvangmondstuk 20 in 25 het behandelingsvat 1 aan dezelfde zijde van het dwarsvlak door de rotatieas 3 gelegen als de vulopening en ligt, zoals uit fig. 1 blijkt, de loodrecht op de uitmonding 28 van het condensaat-opvangmondstuk 20 staande middenlangsas van het condensaat-opvangmondstuk 20 in een middenlangsvlak van het 30 behandelingsvat 1. Ook het condensaat-opvangmondstuk 20 is gedeeltelijk door de wand van het behandelingsvat 1 gevormd.

De beide, aan de zijde van de vulopening gelegen, eindgedeelten 29 van het stoomuitlaatkanaal 16 zijn uitslui-tend aan het afgeronde uiteinde van perforaties 30 voorzien, 35 terwijl ze verder ongeperforeerd zijn. Hierdoor zal in het stoomuitlaatkanaal 16 gevormd condensaat tijdens de rotatie van het behandelingsvat 1 aan de zijde van het condensaat-opvangmondstuk 20 uittreden, hetgeen de condensaatafvoer bevordert.

40 De beschreven inrichting voor het stoomschillen 8104982 ·* - 6 - . van landbouwprodukten, zoals aardappelen, kan op verschillen-de wijzen worden bedreven.

Bij voorkeur wordt, nadat het behandelingsvat 1 bij verwijderd deksel 2 met de te schillen produkten is ge-5 vuld, waarbij bijvoorbeeld een vullingsgraad van 80% wordt toegepast, en het deksel 2 weer is gesloten, de stoomtoevoer naar het inwendige van het behandelingsvat 1 door het openen van de afsluiter 10 aangevangen. Tevens wordt de afsluiter 27 in de condensaat-afvoerleiding 24 even geopend, zodat de 10 zich in het bovenste gedeelte van het behandelingsvat 1 bevindende, lichter dan de stoom zijnde, lucht, alsmede eventueel in de produkten aanwezige lucht, onder invloed van de stoom via het condensaat-opvangmondstuk 20 kan worden af-gevoerd.

15 Hierna wordt de afsluiter 27 weer gesloten en het behandelingsvat 1 in rotatie gebracht. Door de plaatsing van het stoomuitlaatkanaal 16 komt de stoom op bijzonder snelle en intensieve wijze anet de te behandelen produkten in aan-raking.

20 Tijdens de rotatie van het behandelingsvat 1 zal het condensaat als het ware door het condensaat-opvangmondstuk 20 worden "opgeschept" en naar de condensaat-afvoerleiding 24 worden toegevoerd. Vlak voordat de stoomtoevoer wordt beeindigd en de stoomafvoer plaatsvindt wordt de af— 25 sluiter 27 wederom geopend, teneinde het condensaat onder stoomdruk te verwijderen.,

Zoals in het voorgaande reeds werd opgemerkt, wordt condensaat, dat in het stoomuitlaatkanaal 16 wordt gevormd, via de perforaties 30 aan de uiteinden van de ge-30 sloten eindgedeelten 29 van dit stoomuitlaatkanaal 16 in de nabijheid van het condensaat-opvangmondstuk 20 afgegeven, hetgeen wederom de condensaatafvoer bevordert.

Praktisch onmiddellijk na het openen van de afsluiter 27 voor het afvoeren van het condensaat, kan de afsluiter 35 10 in de stoomtoevoerleiding worden gesloten en wordt de af-sluiter 12 in de stoomafvoerleiding geopend, waardoor de druk in het behandelingsvat 1 praktisch onmiddellijk wegvalt, ten-' einde de schilwerking te doen plaatsvinden.

Doordat geen warm condensaat op de produkten aan-40 wezig is, wordt een dunnere schil van de produkten verwijderd, 8104982 « - 7 - waardoor zowel de voedingswaarde als het gewicht van de ge~ schilde produkten gunstig wordt beitnvloed.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de teke-ning weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat op verschillende 5 manieren binnen het kader der uitvinding kan worden geva-rieerd.

8104982

Claims (13)

1. Inrichting voor het stoomschillen van landbouw-produkten, zoals aardappelen en dergelijke, uitgevoerd met een behande1ingsvat, dat een afsluitbare vulopening bezit en dat om een dwarsas roteerbaar is gelegerd met behulp van 5 twee met het behandelingsvat verbonden legeringstappen en door een aandrijforgaan in rotatie brengbaar is, waarbij een stoomtoe- en -afvoer op het behandelingsvat is aange-sloten, met het kenmerk, dat in het behandelingsvat een condensaat-opvangmondstuk is ondergebracht, dat 10 is verbonden met een condensaat-afvoerleiding, die via een der legeringstappen buiten het behandelingsvat is gevoerd, waarbij in de condensaat-afvoerleiding buiten het behandelingsvat een afsluiter is opgenomen.

2- Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de 15 stoomtoe- en -afvoer is aangesloten op een centrale holte in Sin der legeringstappen, methet kenmerk, dat de condensaat-afvoerleiding door dezelfde legeringstap is gevoerd.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclu-20 sies, met het kenmerk, dat de uitmonding van het condensaat-opvangmondstuk aan het behandelingsvat grenst en in de rotatierichting van het behandelingsvat aan de voorzijde van het condensaat-opvangmondstuk ligt.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conelusies, 25 met het k e n m e r k, dat het condensaat-opvangmondstuk in het behandelingsvat aan dezelfde zijde van diens rotatieas is gelegen als de vulopening.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, m e t het kenmerk, dat de loodrecht op de uitmonding van 30 het opvangmondstuk staande middenlangsas van dit opvangmond-stuk in een middenlangsvlak van het behandelingsvat ligt.

6. Inrichting volgens een der conelusies 2 - 5, waarbij de centrale holte in een der legeringstappen in verbinding staat met een op de wand van het behandelingsvat 35 gevormd stoomuitlaatkanaal, dat via geperforeerde wanddelen met het inwendige van het behandelingsvat in verbinding staat, met het kenmerk, dat de centrale holte in de betreffende legeringstap uitmondt in het midden van 8104982 * - 9 - een U-vormig verdeelkanaal, dat zich over althans ongeveer de halve omtrek van het behandelingsvat uitstrekt en waarvan de beide open uiteinden uitmonden in het, met de geperfo-reerde wanddelen uitgevoerde, stoomuitlaatkanaal, dat even-5 eens ϋ-vormig is uitgevoerd en dat langs het middengedeelte van de, tegenover de vulopening gelegen, bodemwand en langs diametraal tegenover elkaar gelegen opstaande wanddelen van het behandelingsvat tot voorbij het dwarsvlak door de rota-tieas van het behandelingsvat doorloopt, waarbij de hart-10 lijnen van het stoomuitlaatkanaal in een middenlangsvlak van het behandelingsvat zijn gelegen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het k e n m e r k, dat de beide aan de zijde van de vulopening gelegen eindgedeelten van het stoomuitlaatkanaal uitsluitend 15 aan het uiteinde van perforaties zijn voorzien.

8. Inrichting volgens e§n der conclusies 2-7, met het kenmerk, dat de, met de centrale holte uitgevoerde, legeringstap buiten het behandelingsvat is bevestigd aan een pijpstuk, dat met zijn tegenoverliggende 20 uiteinde op afgedichte wijze verdraaibaar is gelegerd in een stationair stoomtoe- en -afvoerhuis, waarop een met een afsluiter uitgevoerde stoomtoevoerleiding, alsmede een met een afsluiter uitgevoerde stoomafvoerleiding, zijn aange-sloten, terwijl de condensaat-afvoerleiding het pijpstuk 25 doorloopt en op afgedichte wijze verdraaibaar door het stoomtoe- en -afvoerhuis is gevoerd.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat aan de, naar het behandelingsvat gekeerde, zijde van het stoomtoe- en -afvoerhuis een pakkingkamer is 30 gevormd, waarin pakking door een aan deze zijde van het stoomtoe- en -afvoerhuis aangebrachte pakkingdrukker in af-dichtende aanraking met het betreffende uiteinde van het pijpstuk is gebracht, terwijl aan de tegenovergelegen zijde van het stoomtoe- en -afvoerhuis eveneens een pakkingkamer 35 is gevormd, waarin pakking door een aan deze zijde van het stoomtoe- en -afvoerhuis aangebrachte pakkingdrukker in afdichtende aanraking met de condensaat-afvoerleiding is gebracht.

10. Inrichting volgens edn der voorgaande conclu-40 sies, met het kenmerk, dat het condensaat- 8104982 - 10 - Λ- 4 opvangmondstuk gedeeltelijk door de wand van het behande-lingsvat is gevormd.

11. Inrichting volgens een der conclusies 6-10/ met het k e n m e r k, dat het verdeelkanaal en het stoomuitlaatkanaal gedeeltelijk door de wand van het behan-delingsvat zijn gevormd.

12. Inrichting volgens een der conclusies 6 - 11/ met het kenmerk, dat het verdeelkanaal is ge-vormd door een U-profiel/ dat op de wand van het behandelings-vat is bevestigd.

13. Inrichting volgens een der conclusies 7-12/ met het kenmerk, dat de beide uiteinden van het stoomuitlaatkanaal afgerond zijn. >·' j 8104982