NL8104564A

NL8104564A - Montageprofiel voor plaatvormige organen.

Info

Publication number: NL8104564A
Application number: NL8104564A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1981-10-07
Filing date: 1981-10-07
Publication date: 1983-05-02
Also published as: JPS5874908A; KR840002393A; EP0077092A1; AR229707A1; BR8205810A

Description

*· t ' t PHN 10171 1 ' N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken Montageprofiel voor plaatvormige organen.

De uitvinding heeft betrekking op een montageprofiel ; voor plaatvormige organen, welk uit thermoplastische kunststof bestaande profiel is voorzien van bevestigingsmiddelen voor tenminste een plaatvormig orgaan dat in een eerste vlak is op-5 gesteld en tenminste een verder plaatvormig orgaan dat in een tweede vlak is opgesteld dat loodrecht staat op het eerste vlak.

Bij een bekend (uit het Duitse "Gebrauchsmuster" nr. 7908323) montageprofiel van de in de aanhef genoemde soort 10 is een raam voorzien van buiten het vlak van het raam stekende bevestigingsmiddelen voor de in het tweede vlak opgestelde plaatvormige organen, in het onderhavige geval plaatvormige dragers voor elektrische onderdelen. Het feit dat de genoemde bevestigingsmiddelen relatief ver zijwaarts buiten het vlak 15 van het raam uitsteken leidt niet alleen tot een konstruktie van relatief grote afmetingen, maar heeft tevens tot gevolg dat het raam onder torsiespanning komt te staan.

Opgemerkt wordt dat verder nog montageprofielen bekend zijn (uit de Duitse octrooiaanvrage 2.853.367) in de vorm van 20 een kunststofraam dat aan zijn buitenzijde is voorzien van zwaluwstaartvormige uitsparingen voor het monteren van extra onderdelen. Dergelijke uitsparingen zijn in het algemeen niet geschikt voor de montage van plaatvormige organen, zoals plaatvormige dragers voor elektrische onderdelen.

25 Het doel van de uitvinding is een montageprofiel te verschaffen waarmee de genoemde bezwaren worden vermeden.

Het montageprofiel volgens de uitvinding heeft daartoe tot kenmerk, dat het genoemde profiel tenminste een (eerste) U-vormige goot bezit waarvan de dwarsdoorsnede loodrecht 30 staat op het eerste vlak en het tweede vlak, waarbij de beide benen van de U-vormige goot over tenminste een deel van de lengte van het profiel buigzaam zijn in dezelfde richting, terwijl de genoemde bevestigingsmiddelen zich bevinden op 8104564 *- * PHN 10171 2 tenminste een der benen van de U-vormige goot en in ingrijping zijn met de respectievelijke plaatvormige organen.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding die een eenvoudige montage van plaatvormige organen toestaat be-5 treft een montageprofiel waarbij het ene been van de U-vormige goot is voorzien van een tenminste gedeeltelijk dwars op de insteekrichting en het vlak van het been staande, zich even-wijdig aan de lengterichting van het profiel uitstrekkende ondersteuning voor het in het eerste vlak opgestelde plaat-10 vormige orgaan, alsmede van een uitsteeksel waarachter het betreffende plaatvormige orgaan is gehaakt, terwijl het andere been van de (eerste) U-vormige goot eveneens is voorzien van een uitsteeksel waarachter het betreffende in het tweede vlak opgestelde plaatvormige orgaan is gehaakt, waarbij de bodem van 15 de feerste) U-vormige goot een aanslag vormt voor het in het tweede vlak opgestelde plaatvormige orgaan*

Een nog verdere uitvoeringsvorm met relatief grote montagemogelijkheden heeft tot kenmerk, dat een van de benen van de eerste U-vormige goot deel uitmaakt van een binnen de 20 eerste U-vormige goot gelegen tweede U-vormige goot, terwijl het andere been van de tweede U-vormige goot is voorzien van een uitsteeksel waarachter het plaatvormig orgaan haakbaar is, alsmede van een verder uitsteeksel waarachter een verder plaatvormig orgaan haakbaar is dat is opgesteld in een derde 25 vlak dat evenwijdig is aan het tweede vlak.

Een uitvoeringsvorm die een voldoend grote torsiestijf-heid bezit heeft verder tot kenmerk, dat de ondersteuning voor het in het eerste vlak opgestelde plaatvormige orgaan een L-vormige doorsnede bezit.

30 Een weer verdere uitvoeringsvorm die bijzonder geschikt is voor inbouw in televisieapparaten en waarbij de plaatvormige organen worden gevormd door gedrukte bedradingsplaten met elektrische onderdelen heeft tot kenmerk dat het profiel een rechthoekig raam vormt waarvan de naar elkaar toegekeerde 35 zijden zijn voorzien van bevestigingsmiddelen voor tenminste een'in het eerste vlak opgesteld plaatvormig orgaan.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 8104564 * i PHN 10171 3

Figuur 1 een bovenaanzicht toont van een eerste uit-voeringsvorm van een montageprofiel volgens de uitvinding.

Figuur 2 een dwarsdoorsnede langs de lijn II-II toont van het montageprofiel volgens figuur 1.

5 Figuur 3 een bovenaanzicht toont van een tweede uit- voeringsvorm van een montageprofiel volgens de uitvinding.

Figuur 4 een dwarsdoorsnede langs de lijn IV-IV toont van het montageprofiel volgens figuur 3.

Figuur 5 een bovenaanzicht toont van een derde uitvoe-10 ringsvorm van een montageprofiel volgens de uitvinding.

Figuur 6 een dwarsdoorsnede langs de lijn VI-VI toont van het montageprofiel volgens figuur 5.

Figuur 7 een bovenaanzicht vormt van een vierde uit-voeringsvorm van een montageprofiel volgens de uitvinding.

15 Figuur 8 een doorsnede langs de lijn VIII-VIII toont van het montageprofiel volgens figuur 7.

Figuur 9 een doorsnede langs de lijn IX-IX toont van het montageprofiel volgens figuur 7.

Figuur 10 een doorsnede langs de lijn X-X toont van 20 het montageprofiel volgens figuur 7.

Figuur 11 een doorsnede langs de lijn XI-XI toont van het montageprofiel volgens figuur 7.

Figuur 12 een doorsnede langs de lijn XII-XII toont van het montageprofiel volgens figuur 7.

25 Het met de figuren 1 en 2 geillustreerde montagepro fiel 1 bestaat uit een langwerpig spuitstuk dat bijvoorbeeld vervaardigd is van de thermoplastische kunststof acrylonit-ril-butadieen-styreen en is uit έέη stuk. In een eerste vlak (in figuur 1 het vlak van tekening) bevindt zich een plaat-30 vormig orgaan 3. Het plaatvormig orgaan 3 kan een sierplaat, dekplaat, wandelement enzovoort zijn. In het onderhavige ge-val is het plaatvormig orgaan 3 een plaat met gedrukte be-drading. De plaat 3 is aan het montageprofiel 1 bevestigd met nog nader te beschrijven bevestigingsmiddelen. In een 35 tweede vlak (in de figuren 1 en 2 loodrecht op het vlak van tekening) bevindt zich een plaatvormig orgaan 5 dat eveneens een plaat met gedrukte bedrading is. De plaat 5 is met nog nader te beschrijven bevestigingsmiddelen aan het montage- 8104554 *' PHN 10171 4 profiel 1 bevestigd. De platen 3 en 5 dienen als drager voor elektrische onderdelen die eenvoudigheidshalve niet zijn aange-geven.

Het profiel 1 bezit een eerste U-vormige goot die ge~ 5 vormd wordt door twee evenwijdige benen 7 en 9 en een bodem 11. Evenwijdig aan het been 7 strekt.zich een been 13 uit dat door middel van een dwars op het been 7 staande bodem 15 verbonden is met het been 7. De bodem 15 is evenwijdig aan de bodem 11. Het been 7 is voorzien van ten minste een van de eerste U-goot af 10 gericht neusvormig uitsteeksel 17 dat in ingrijping is met een uiteinde van de plaat 3. De plaat 3 zit ingesloten tussen het uitsteeeksel 17 en het been 13 dat een ondersteuning voor de plaat 3 vormt. Ala de plaat 3 klemmend wordt ingesloten tussen het uitsteeksel 17 en het been 13 kan de plaat 3 hangend zijn 15 opgesteld. Indien gebruik wordt gemaakt van twee vast opgestelde evenwijdige, identieke profielen 1 met naar elkaar toegerichte uitsteeksels 17 kan de plaat 3 aan tegenover elkaar gelegen uit-einden worden bevestigd. Dit kan door de plaat 3 in de lengte-richting van de profielen 1 tussen de uitsteeksels 17 en de 20 benen 13 te schuiven, echter ook door de plaat 3 in een richting loodrecht op de bodems 11 en 13 achter de uitsteeksels 17 te haken. Bij de laatstgenoemde methode buigen tijdens het vast-haken van de plaat 3 de benen 7 zover naar de benen 9 van de twee betreffende profielen 1 toe. dat de plaat 3 de uitsteeksels 25 17 kan passeren. De benen 7 veren daarna terug en de plaat 3 wordt vastgehouden tussen de uitsteeksels 17 en de benen 13.

Het profiel 1 kan een reeks op regelmatige afstand van elkaar gelegen uitsteeksels 17 bezitten zodat relatief grote of meerdere platen 3 kunnen worden gemonteerd. Het is dan boven-30 dien mogelijk om platen in de lengterichting van het profiel te verschuiven. Om het profiel 1 bij voldoende buigzaamheid van het been 7 toch de gewenste sterkte te geven is het voorzien van dwarsruggen 19 die op regelmatige afstand van elkaar zijn gelegen. Het been 9 is voorzien van ten minste een naar het 35 been 7 toegekeerd uitsteeksel 21 dat in ingrijping is met de plaat 5 ter plaatse van een uitsparing 21 in deze plaat. De plaat 5 wordt gemonteerd door deze in een richting loodrecht op de bodem 11 in de eerste D-goot te steken. Daarbij wordt het 8104564 f PHN 10171 5 been 9 gebogen in buitenwaartse richting totdat het neusvormig uitsteeksel 21 in de uitsparing 23 valt. De dikte van plaat 5 kan groter zijn dan die van plaat 3. De lengte van de plaat 5 (gezien in lengterichting van het montageprofiel 1) is be-5 grensd door dwarsruggen 25 die dienen ter versteviging van het profiel 1. In de dwarsruggen 25 kunnen zich schroefgaten 27 be-vinden voor het bevestigen van het profiel 1 tegen een wand.

Het profiel 1 kan een reeks op regelmatige afstand van elkaar gelegen uitsteeksels 21 en dwarsruggen 25 bezitten.

10 De in de figuren 3 en 4 getoonde bijzondere uitvoerings- vorm van een montageprofiel is voorzien van met het montage-prof iel volgens de figuren 1 en 2 zoveel mogelijk overeenkomende verwijzigingscijfers. Het been 13, de bodem 15 en de uitsteeksels 17 van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 3 en 4 zijn iden-15 tiek met die van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 2.

Het verschil zit in de plaatsing van het uitsteeksel 21 dat in ingrijping is met de plaat 5. Dit uitsteeksel 21 bevindt zich op een tussenwand 29 die halverwege de benen 7 en 9 is gelegen en zich evenwijdig daaraan uitstrekt. De tussenwand 29 20 vormt samen met een deel van de bodem 11 en het been 9 een tweede U-vormige goot die binnen de eerste U-vormige goot is gelegen en daarmee het been 9 gemeenschappelijk heeft. De tussenwand 29 loopt van de ene dwarsrug 25 naar de andere dwars-rug 25 en bezit eindgedeelten 31 met een grotere dikte dan een 25 middengedeelte 33. Ter plaatse van het uitsteeksel 21 is de bodem 11 voorzien van vensters 35. Deze vensters 35 en de rela-tief kleine dikte van het middengedeelte 33 verschaffen de ge-wenste buigzaamheid aan de tussenwand 29. Tijdens het insteken van de plaat 5 buigt het middengedeelte 33 met het neusvormig 30uitsteeksel 21 naar het been 9 toe totdat de uitsparing 23 in de plaat 5 tegenover het uitsteeksel 21 komt te liggen en het middengedeelte 33 terug kan veren. Het uitsteeksel 21 valt dan in de uitsparing 23 van de plaat 5. Omdat de hoogte van de tussenwand 29 kleiner is dan de hoogte van de benen 7 en 9 dient het 35 boven de tussenwand 29 gelegen deel van de eerste U-goot als richtmiddel voor de plaat 5. Dit vergemakkelijkt het insteken van de plaat. Bovendien kan het boven de tussenwand 29 gelegen deel van de eerste U-vormige goot worden benut voor het leggen 8104554 I 1 PHN 10171 6 van elektrische kabels.

De in de figuren 5 en 6 getoonde verdere uitvoerings-vorm van een montageprofiel is voorzien van met de montage-profielen volgens de figuren 1 en 2 respectievelijk 3 en 4 zo-5 veel mogelijk overeenkomende verwijzigingscijfers. Het montage-prof iel volgens de figuren 5 en 6 is in wezen gelijk aan montageprof ielen volgens de figuren 1-4 voor wat betreft het been 13, de bodem 15 en het uitsteeksel 17. Het verschil zit in de eerste U-goot. Deze is namelijk symmetrisch uitgevoerd ter 10 plaatse van de tussenwand 29 doordat een verder neusvormig uitsteeksel 37 aanwezig is dat gelijk is aan het neusvormig uitsteeksel 21. Hierdoor is het mogelijk geworden een plaat 39 te monteren. Ook de plaat 39 is voorzien van een uitsparing 41 waarin het uitsteeksel 37 komt te vallen. Terwille van de 15 compactheid van tekenen is de plaat 39 in de figuren 5 en 6 getekend alsof deze zich tegenover de plaat 5 zou bevinden.

Dit is echter nimmer het geval omdat de gemonteerde plaat 5 een doorbulging van de tussenwand 29 in de richting van het been 7 verhindert. De platen 5 en 39 bevinden zich dus in 20 werkelijkheid verschoven ten opzichte van elkaar, gezien in de lengterichting van het montageprofiel.

De drie uitvoeringsvormen van montageprofielen volgens de figuren 1-6 hebben gemeen dat een L-vprmige doorsnede (13, 15) aanwezig is. Dit is echter niet noodzakelijk. Indien 25 voor bepaalde toepassingen een profiel met een relatief grote tordeerbaarheid is toegestaan, kan worden volstaan met een profiel waarin het been 13 en de dwarsruggen 19 zijn weggelaten. De bodem 15 is dan in feite een oplegrand geworden voor de plaat 3 en moet zich dus relatief dichter bij het 30.neusvormig uitsteeksel 17 bevinden. Ook is het mogelijk het been 13 verzonken te leggen ten opzichte van de dwarsruggen 19 die dan teVens als oplegging dienen voor de plaat 3. Indien in het eerste vlak een plaat 3 wordt gemonteerd tussen twee evenwijdige profielen met naar elkaar toegekeerde uitsteeksels 35 17 vindt tegelijk met het buigen van de benen 7 en 13 ook tor-deren van deze benen plaats. Het been 7 tordeert daarbij het sterkst. De montageprofielen kunnen in standaardlengte worden geleverd en door de klant op maat worden gebracht.

8104564 , * r PHN 10171 7

De met de figuren 7-12 gexllustreerde verdere uit-voeringsvorm van een montageprofiel 1 is raamvormig. Het in figuur 7 getoonde raamvormige montageprofiel 1 kan in wezen beschouwd worden als een rechthoekig samenstel van de in het 5 voorgaande reeds beschreven montageprofielen. Duidelijkheids-halve zijn daarom met de verwijzingscijfers van de figuren 1-6 overeenstemmende verwijzingscijfers toegepast in figuur 7. In het vlak van het raamvormige profiel 1 (vlak van tekening) kunnen vier velden worden onderscheiden, te weten de velden A, B, C Μ en D. De velden A, C en D zijn bedoeld voor de montage van ge-drukte bedradingspanelen met elektrische componenten. Het veld B daarentegen kan niet worden bezet in het geval dat het montageprofiel wordt gebruikt in een televisieapparaat, omdat het nodig is als doorsteek voor het elektronenkanon. Het veld A 15 wordt aan drie zijden begrensd door de reeds beschreven profie-len en aan een vierde zijde (in figuur 7 de rechterzijde) door een dwarsverbinding 43 die een doorsnede bezit die sterk lijkt op de in het voorgaande genoemde L-vormige doorsnede (zie ook figuur 9). Het veld C wordt op soortgelijke wijze begrensd 20 als het veld A, nu onder andere met een dwarsverbinding 45 die ook nog neusvormige uitsteeksels 17 bezit (zie ook figuur 9). Het veld D tenslotte wordt mede begrensd door de dwarsver-bindingen 43 en 45 en verder door een dwarsverbinding 47 met een neusvormig uitsteeksel 17 (zie ook de figuren 8 en 9) 25 zodat het veld B aan een zijde wordt begrensd door het raam en aan de resterende drie zijden door de dwarsverbindingen 43, 45 en 47. In de velden A, C en D worden de betreffende platen gemonteerd door ze in een richting loodrecht op het vlak van het raamvormig montageprofiel (dus het vlak van tekening in 30 figuur 7) voorbij de neusvormige uitsteeksels 17 te drukken. Daarbij torderen de benen 7 en 13. In de praktijk komt het nogal eens voor dat extra platen met elektrische componenten moeten worden toegevoegd. Dit is deels hetgevolg van het feit dat de klantenwensen nogal verschillen en het feit dat men 35 aanpassingen wil uitvoeren of extra functies wil toevoegen aan het apparaat. Bij een televisieapparaat kan dit bijvoorbeeld betekenen dat men een mogelijkheid aan het apparaat wil toevoegen bijvoorbeeld teletekst. De langs de omtrek van het 8104564 ? PHN 10171 8 raamvormige montageprofiel lopende eerste u-goot biedt gelegen-heid om vele extra functies toe te voegen aan een apparaat door de montage van platen met elektrische onderdelen in een tweede vlak en een derde vlak dat loodrecht staat op het eerste vlak 5 van de velden A, C en D, Dergelijke.toevoegingen vragen rela-tief weinig raimte in zijwaartse (in figuur 7 in het vlak van tekening) richting omdat de bevestigingsmiddelen voor de extra platen in de eerste ϋ-goot zijn geintegreerd.

De beschreven montageprofielen bieden zowel in hun 10 balkvormige als raamvormige uitvoeringsvorm talrijke mogelijk-heden voor montage van platen met elektrische onderdelen in allerlei soorten elektrische apparaten. De profielen bezitten bovendien de eigenschap te worden gebruikt voor het vormen van wanden, plafonds, scheidingen enzovoort door de montage van 15 platen van velerlei aard. De bevestigingsmiddelen van de montageprof ielen zijn namelijk in het aigemeen bijzonder geschikt voor de montage van plaatvormige organen. De voor de beschreven profielen toepasbare materialen zijn beperkt tot thermoplastische kunststoffen omdat de buigzaamheid en tordeerbaarheid van de 20 profielen van essentieel belang zijn.

25 30 8104564 35

Claims

1- Montageprofiel (1) voor plaatvormige organen (3, 5, 3-9), welk uit thermoplastische kunststof bestaande profiel (1) is voorzien van bevestigingsmiddelen (13, 15, 17, 21, 23) voor ten minste een plaatvormig orgaan (3) dat in een eerste vlak is 5 opgesteld en ten minste een verder plaatvormig orgaan (5) dat in een tweede vlak is opgesteld dat loodrecht staat op het eerste vlak, met het kenmerk, dat het genoemde profiel (1) ten minste een (eerste) U-vormige goot (7, 9, 11) bezit waarvan een dwars-doorsnede loodrecht staat op het eerste vlak en het tweede 10 vlak, waarbij de beide benen (7, 9) van de ϋ-vormige goot (7, 9, 11) over ten minste een deel van de lengte van het profiel (1) buigzaam zijn in dezeIfde richting, terwijl de genoemde bevestigingsmiddelen (13, 15, 17, 21) zich bevinden op ten minste een der benen (7, 9) van de (eerste) U-vormige goot (7, 9, 11) 15 en in ingrijping zijn met de respectievelijke plaatvormige organen (3, 5) .

2. Montageprofiel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ene been (7) van de (eerste) U-vormige goot (7, 9, 11) is voorzien van een ten minste gedeeltelijk dwars op de insteek- 20 richting en het vlak van het been (7) staande, zich evenwijdig aan de lengterichting van het profiel (1) uitstrekkende onder-steuning (13, 15) voor het in het eerste vlak opgestelde plaatvormige orgaan (3), alsmede van een uitsteeksel (17) waarachter het betreffende plaatvormige orgaan (3) is gehaakt, terwijl het 25 andere been (9) van de (eerste) U-vormige goot (7, 9, 11) eveneens is voorzien van een uitsteeksel (21) waarachter het betreffende in het tweede vlak opgestelde plaatvormige orgaan (5) is gehaakt, waarbij de bodem (11) van de (eerste) U-vormige goot (7, 9, 11) een aanslag vormt voor het in het tweede vlak 30 opgestelde plaatvormige orgaan (5).

3. Montageprofiel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat*een van de benen (9) van de eerste U-vormige goot (7, 9, 11) deel uitmaakt van een binnen de eerste U-vormige goot (7, 9, 11) gelegen tweede U-vormige goot (9, 11, 29) 35 waarvan de buigzame benen (9, 29) evenwijdig zijn aan de benen van de eerste U-vormige goot (7, 9, 11), terwijl het andere been (29) van de tweede U-vormige goot (9, 11, 29) is voorzien van een uitsteeksel (21) waarachter het plaatvormige orgaan (5) haak- 8104554 PHN 10171 10 ' * baar is, alsmede van een verder uitsteeksel (37) waarachter een verder plaatvormig orgaan (39) haakbaar is dat is opge-steld in een derde vlak dat evenwijdig is aan het tweede vlak.

4. Montageprofiel volgens conclusie 2, met het kenmerk, 5 dat de ondersteuning (13, 15) voor het in het eerste vlak opge-stelde plaatvormige orgaan (3) een L-vormige doorsnede bezit.

5. Montageprofiel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het profiel (1) een rechthoekig raam vormt waarbij de be-vestigingsmiddelen (13, 15, 17) voor ten minste een in het 10 eerste vlak opgesteld plaatvormige orgaan (3) zich bevinden op de naar elkaar toegekeerde zijden van het raam.

6. Montageprofiel voor plaatvormige dragers als beschre-ven in een der voorgaande conclusies. 15 20 25 30 8104564 35