NL8104515A - Toestel voor nat scheren. - Google Patents

Description

* -1-

Toestel voor nat scheren.

De uitvinding heeft betrekking qp natte scheersystemen en is meer in het bijzonder gericht op een goedkoop, in hoge mate manoeuvreerbaar toestel voor nat scheren.

Het is bekend cm te voorzien in een huis met een platform 5 en een kap bestemd cm hiertussen een blad te ontvangen. Het Amerikaanse octrooischrift 1.195.259 tocnt een platform en een kapgedeelte gevormd uit een enkelvoudig stuk metaal, waarbij de kap over het platform ligt.

Het is ook bekend cm een blad in te bedden in een 10 scheerkcp van kunststof, waarbij de kcp permanent bevestigd is aan een handvat, of anders de kop verwijderbaar is van een handvat ter vervanging door een andere scheerkop. Zulk een stelsel is aangegeven in het Amerikaanse octrooischrift 1.864.995.

Maer recente voorbeelden van scheerkoppen van kunststof 15 waarin de bladen zijn bevestigd zijn aangegeven in de Amerikaanse octrooischriften 3.703.764 en 3.724.070 en 4.026.016. Terwijl deze recente voorbeelden buitengewoon succesvol waren, is er als altijd een behoefte voor dergelijke producten welke minder kostbaar te vervaardigen zijn en welke verbeterde functionele 20 eigenschappen bieden.

Ben combinatie van de eenvoud van het toestel volgens het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift 1.195.259 en de meer rasaite sbeertoestellen met een blad in kunststof zal aanzienlijke kosten besparen en maakt tegelijkertijd het 25 vervaardigen mogelijk van een meer manoeuvreerbare, gemakkelijker te hanteren scheertoestel.

Onderkennend dat het slechts de snij rand van een scheerblad is dat het scheerwerk doet, zijn pogingen gedaan cm smallere bladen te gebruiken. Bij de meeste scheereenheden 30 met een patroon worden de bladen in de patronen van kunststof gehouden door het passeren van palen of pennen van kunststof, door gaten in de bladen en door bewegen over palen. Hoewel zulk 8104515 ---*»· —- een methode doeltreffend was, vereist het gebruik van "klinknagels" van deze soort een blad met een breedte van ongeveer 1/10 inch, waardoor in hoge mate de mogelijke maat van smalheid van het scheerblad wordt beperkt. Zoals beschreven in het 5 Amerikaanse octrooischrift 4.084.316 zijn pogingen gedaan om zeer smalle scheerbladen te gebruiken door de bladen te lassen op een drager, zoals een stijve draad. Het lassen levert problemen door de vereiste hitte en het effect van deze hitte op het metaal van het blad.

10 Het is duidelijk dat er een behoefte bestaat voor een scheertoestelconstructie welke het toepassen van bladen smaller dan 1/10 inch mogelijk maakt, maar waarbij de bladen niet worden onderworpen aan schadelijke temperaturen of andere nadelige omstandigheden gedurende de fabricage.

15 Volgens een kenmerk van de uitvinding wordt voorzien in een huis voor een scheertoestel, waarbij het huis voorzien is van een platformgedeelte, een achtergedeelte welke opstaat van een overlangse rand van het platformgedeelte, een kapgedeelte welke reikt vanaf het achtergedeelte en reikt over het platform-20 gedeelte, waarbij beengedeelten voorwaarts reiken van het platformgedeelte en reiken tot een schermgedeelte, waarbij het platformgedeelte voorzien is van een serie van op een lijn gelegen uitsparingen nabij het achtergedeelte en waarbij het kapgedeelte voorzien is van een serie op afstand van elkaar 25 gelegen en op éên lijn opgestelde voorwaarts reikende vingers, waarbij elke vinger is cpgesteld over één van de uitsparingen, waarbij de uitsparingen zijn gescheiden door ribgedeelten van het platform, waarbij de ribgedeelten en de vingers bestemd zijn om hier tussen een blad te ontvangen en vast te houden.

30 Volgens een verder kenmerk van de uitvinding wordt voorzien in een scheertoestel met een platformgedeelte, een achtergedeelte welke ópstaat van een overlangse rand van het platformgedeelte, een kapgedeelte, welke reikt vanaf het achtergedeelte en over het platformgedeelte, eindwanden welke het platform en het kapge-35 deel te aan beide einden daarvan met elkaar verbinden, waarbij 810431 5 -3- het platformgedeelte, het achtergedeelte, het kapgedeelte en de eindwandgedeelten een integraal gegoten eenheid van kunststof vormen, waarbij het kapgedeelte in ontspannen toestand in staat is cm te hellen naar het platformgedeelte en naar 5 een eerste stand, waarbij een blad permanent is opgesteld tussen het kapgedeelte en het platformgedeelte en nabij het achtergedeelte, waarbij het blad het kapgedeelte belast en het kapgedeelte in een tweede stand houdt welke verder verwijderd is van het platformgedeelte dan de eerste stand, 10 waardoor het kapgedeelte een kleumende druk uitoefent qp het blad.

Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding wordt voorzien in een scheertoestel met .een platformgedeelte, een achtergedeelte welke opstaat vanaf een op voorlangse randstrook 15 van het platformgedeelte, een kapgedeelte welke reikt vanaf het achtergedeelte en over het platformgedeelte en een blad welke bestemd is cm permanent te worden opgesteld tussen het kapgedeelte en het platformgedeelte, waarbij het kapgedeelte in staat is cm een kleumende druk uit te oefenen op het blad, 20 waarbij het blad bestaat uit een eerste mes, een tussenorgaan en een tweede mes, waarbij het tussenorgaan opgesteld is tussen de eerste en tweede messen, en de messen en het tussenorgaan steunend met elkaar in aanraking staan en bij elkaar kunnen worden gehouden door de kleumende druk maar verder onderling 25 niet verbonden zijn, waarbij het tussenorgaan voorzien is van een nok vrelke uitsteekt vanaf zijn onderzijde nabij beide einden daarvan en het platformgedeelte voorzien is van twee * integraal gegoten bladveren welke voldoende soepel zijn cm toe te staan dat de nokken hierover schuiven gedurende het insteken 30 van het blad tussen het platformgedeelte en het tapgedeelte, naar voldoende druk uitoefenen om hierna een grendelende aan-grijping te keren ten opzichte van de nokken cm het tussenorgaan permanent te vergrendelen in de stand tussen het platformgedeelte en het kapgedeelte.

35 Verwezen wordt naar de bijgaande tekening waarin een ö I V 'i ~ i 3 * -4-

V

uitvoeringsvorm van de uitvinding is aangegeven waaruit de nieuwe constructiekenmerken en voordelen daarvan zullen blijken.

Fig, 1 is een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm 5 van het huis volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een vooraanzicht van het huis volgens fig. 1. Fig. 3 is een doorsnede langs de lijn III-III van fig. 1.

Fig. 4 is een doorsnede langs de lijn IV-IV van fig. 1.

10 Fig. 5 toont een blad in uiteengenomen toestand en in perspectief.

Fig. 6 is een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van het scheertoestel volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

15 Fig. 7 is een vooraanzicht van het scheertoestel volgens fig. 6.

Fig. 8 is een doorsnede langs de lijn VXII-VIII van fig. 6.

Fig. 9 is een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van 20 een scheertoestel volgens weer een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

Fig. 10 is eën doorsnede als volgens fig. 8 maar tocnt weer een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Fig. 11 is een bovenaanzicht van een huis welke bruikbaar 25 is voor de getekende uitvoeringsvormen van de uitvinding.

Fig. 12 en 13 zijn doorsneden respectievelijk langs de lijnen XII-XII en XIII-XIII.

Fig. 14 toont een blad in uiteengenomen toestand en in perspectief.

30 Fig. 15 is een doorsnede langs de lijn XV-XV van fig.

11, maar toont het blad en het huis gecombineerd in een uitvoeringsvorm van het scheertoestel als volgens de uitvinding.

Verwijzend naar de tekeningen en in het bijzonder naar de fig. 1 t/m 4, blijkt dat een kenmerkend huis 2 voorzien is 35 van een platformgedeelte 4. Een achtergedeelte 6 reikt omhoog 8104515 1? -5- vanaf een overlangse de strook van het platformgedeelte 4 en een kapgedeelte 8 reikt ook voorwaarts vanaf het achtergedeelte 6 hoven over het platformgedeelte. Het huis omvat verder heengedeelten 10 welke voorwaarts reiken vanaf het 5 platformgedeelte en een aangrenzend scherm 12 dat evenwijdig aan het achtergedeelte 6 is cpgesteld. Hat huis is verder voorzien van eindwanden 14 en 16 welke het achtergedeelte en de scherm aan de einden van het huis met elkaar verbinden.

Het kapgedeelte 8 in onbelaste toestand (fig. 3 en 4) 10 helt naar het platformgedeelte 4 in een eerste stand.

Bet kapgedeelte is voldoende soepel cm hieronder een blad te ontvangen, waarbij het blad het kapgedeelte drukt naar een tweede stand volgens fig. 8 welke verder verwijderd is van het platformgedeelte dan de eerste stand. Het kapgedeelte oefent 15 daardoor een kleumende druk op het blad uit.

Hat kapgedeelte 8 bestaat uit een aantal op afstand van elkaar gelegen, op één lijn gelegen, voorwaarts reikende vingers 18. Het platformgedeelte is voorzien van een serie op afstand van elkaar gelegen, qp een lijn opgestelde uitsparingen 20 die 20 zijn gescheiden door ribgedeelten 22 van het platform. Zoals blijkt uit fig. 1 is elke vinger 18 opgesteld over één van de uitsparingen 20 en elk ribgedeelte 22 is in register met een ruimte tussen twee van de vingers 18.

Bij voorkeur is het gehele huis en teminste het platform-25 gedeelte, het achtergedeelte en het kapgedeelte van gegoten kunststof en is als een integrale eenheid gegoten. De vingers 18 zijn in feite bladveren welke in staat zijn om te buigen voor het ontvangen van een blad tussen de vingers en het platform en on verder te dienen can het blad te drukken tegen een boven-3Q vlak 24 van het platformgedeelte.

Bij de voorkeursuitvoering zijn de eindwanden 14 en 16 voorzien van binnenwaarts uitstekende uitsteeksels 26 welke tegenover elkaar zijn gelegen als volgens fig. 1 en 2. De uitsteeksels leveren een extra mogelijkheid voor het vasthouden 35 van het blad. Elk uitsteeksel omvat een voorwaarts oppervlak 28 8iö.;:i5 *

V

-6- welke reikt vanaf de wand waarop het uitsteeksel is aangebracht schuin naar een zijoppervlak 30. Een achteroppervlak 32 verbindt de achterrand van het zij oppervlak en het eindoppervlak. De werking van de uitsteeksels 26 zal in het volgende nader 5 worden beschreven.

Elk van de vingers 18 is voorzien van een leioppervlak 34 welke dient voor het leiden van een blad in de spleet of ruimte gevormd door het platformgedeelte en het achtergedeelte en de vingers. De vingers zijn zodanig gevormd dat terwijl 10 zij voorwaarts strekken, de vingers ook een weinig omlaag reiken zoals blijkt uit de fig. 3 en 4, dat wil zeggen naar het platformgedeelte 24.

üit fig. 5 blijkt dat een blad welke bruikbaar is voor gebruik in het boven beschreven huis bestaat uit een eerste mes 15 40 met een snij rand 42 en een smaller tweede mes 44 net een snij rand 46, waarbij de messen 40 en 44 zijn bevestigd aan weerszijde van een tussenorgaan 50. Het tussenorgaan 50 is voorzien van een langwerpig centraal gedeelte 52 en eindgedeelten 54 welke voorwaarts reiken vanaf een voorrand 56 van het centrale 20 deel 52 en met buitenwaarts gerichte uitsparingen 58 voor het ontvangen van de uitsteeksels 26. De uitsparingen 58 worden gedeeltelijk gevormd door uitsteeksels 60 met elk een nokopper-vlak 62, een buitenoppervlak 64 en een naar binnen reikend oppervlak 66.

25 Voor het samenvoegen wordt het blad met inbegrip van het eerste mes 40, het tussenorgaan 50 en het tweede mes 44 gestoken tussen- de vingers 18 en de bovenoppervlakken 24 van de ribgedeelten 22 waarbij de leidoppervlakken' 34 op de vingers het blad leiden en duwen naar zijn plaats. Het nokoppervlak 30 62 grijpt het vooroppervlak 28 van de uitsteeksels. Voortgezette druk op het blad doet de uitsteeksels 60 schuiven over de uitsteeksels 26 waardoor de uitsparingen 58 komen te rusten tegen de uitsteeksels 26 als volgens fig. 6.

De mesgedeelten en schraapgedeelten van het blad worden 35 in hun standen ten opzichte van elkaar gehouden door slechts 8104515 -7- de druk daarop uitgeoefend door het kapgedeelte 8 en zijn op andere wijze niet met elkaar verbonden. Er is geen klinknagelverbinding zodat het duidelijk is dat de breedte van het blad geen typische factor is en een zeer snel blad, minder 5 dan 1/10 inch vanaf de snij rand van de achterrand, kan worden toegepast.

Uit fig. 9 blijkt dat het huis kan worden voorzien met middelen voor het bevestigen aan een scheermeshandvat.

Terwijl zulke middelen kunnen bestaan uit de bekende groeven 10 als aangegeven in het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 3.724.070 of lagermiddelen zoals aangegeven in het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.026.016 is het huis bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 t/m 4 voorzien van verbindingsmiddelen 70 welke in staat zijn cm te worden aangegeven door 15 een scheermeshandvat 80. Hat handvat 80 kan van het soort zijn welke permanent verbonden is met het huis 2 of kan van het soort zijn welke selectief kan worden verbonden en ontkoppeld met en van het handvat.

Uit de fig. 11 t/m 13 blijkt dat een kenmerkend huis 102 20 voorzien is van een platformgedeelte 104. Een achtergedeelte 106 reikt athoog vanaf een overlangse strook van het platfom-gedeelte 104 en een kapgedeelte 108 reikt voorwaarts vanaf het achtergedeelte 106 tot boven over het platformgedeelte. Het huis is verder voorzien van beengedeelten 110 welke voorwaarts 25 reiken van het platformgedeelte en in verbinding staan met een schermgedeelte 112 welke evenwijdig aan het achtergedeelte 106 is cpgesteld. Het huis is verda: voorzien van eindwanden 114 en 116 welke het achtergedeelte en het schermgedeelte aan de einden van het huis met elkaar verbinden.

30 Het kapgedeelte 108 in ontspannen toestand volgens fig.

12 is in staat cm voorwaarts te hellen naar het platformgedeelte 104 in een eerste stand. Het kapgedeelte is voldoende soepel cm hier beneden een blad te ontvangen, waarbij het blad het kapgedeelte drukt naar een tweede stand volgens fig. 15 welke 35 verder verwijderd is van het platformgedeelte dan bij de eerste stand. Het kapgedeelte cërent daardoor een knellende druk qp het si o': 15 v -8- blad uit.

Het kapgedeelte 108 kan voorzien zijn van een aantal op afstand van elkaar gelegen, volgens één lijn opgestelde, voorwaarts reikende vingers 118. Het platformgedeelte kan 5 voorzien- zijn van een aantal op afstand van elkaar gelegen, op één lijn qpgestelde uitsparingen 120 waarbij de uitsparingen zijn gescheiden door ribgedeelten 122 van het platform. Zoals blijkt uit fig. 11 is elk van de vingers 118 opgesteld boven één van de uitsparingen 120 en elk van de ribgedeelten 122 J0 is in register net een ruimte tussen twee van de vingers 118.

Bij voorkeur is gehele huis en tenminste het platformgedeelte, het achtergedeelte en het kapgedeelte gegoten uit kunststof en is als integrale eenheid gegoten. De vingers 118 zijn in feite bladveren welke in staat zijn cm te buigen voor het ontvangen 15 van een blad tussen de vingers en het platform en cm verder te dienen voor het drukken van het blad tegen een bovenoppervlak 124 van het platformgedeelte.

Bij een voorkeuruitvoeringsvorm is het schermgedeelte 112 voorzien van achterwaarts reikende bladveren 126 die 2Q integraal gegoten zijn met het schermgedeelte 112. De vrije einden van de bladveren 126 zijn elk voorzien van een hellend nokvlak 128, een bovenvlak 130 en een achtervlak 132, welke in hoofdzaak loodrecht staat op het bovenvlak 130 volgens fig. 13.

25 Elk van de vingers 118 is voorzien van een leidoppervlak 134 volgens fig. 12 welke dient om een blad te leiden in de spleet of ruimte gevormd door het platformgedeelte en het achtergedeelte en de vingers. Zoals eerder opgemerkt zijn de vingers .118 zodanig gevormd dat zij voorwaarts reiken en 30 ook een weinig omlaag reiken als volgens fig. 12 naar het platformoppervlak 124.

Uit fig. 14 blijkt dat een blad welke bruikbaar is voor gebruik in het boven beschreven huis, voorzien is van een eerste mes 140 met een snijrand 142 en een smalle tweede 35 mes 144 met een snijrand 146 waarbij de messen 140 en 144 zijn opgesteld aan weerszijde van een tussenorgaan 150. Het 8.1 ff* ’ -f >1 S’ i y , 'j i ^ -9- tussenorgaan 150 onvat een langwerpig centraal gedeelte 152 een eindgedeelte 154 welke voorwaarts reiken vanaf een voorrand 156 van het centrale deel 152. Het tussenorgaan 150 is verder voorzien van nokken 158 welke vanaf de onderzijde uitsteken 5 en welke in register zijn net en in aangrijping kunnen kanen net de eerder genoemde bladveren 126. Elk van de nokken 158 is voorzien van een hellend nokqppervlak 160, een bodemopper-vlak 162 en een achtervlak 164 welke in hoofdzaak loodrecht staat cp het bodemvlak 162.

10 Bij voorkeur is het tussenorgaan 150 verder voorzien van bovenste en onderste tanden 166 en 168 welke respectievelijk reiken van de boven en ondervlakken van het tussenorgaan. De bovenste tanden 166 warden ontvangen door gaten 170 in het tweede mes 144 en de ondertanden 168 worden qp gelijke wijze 15 ontvangen door gaten 172 in het eerste nes 140. Elke tand 166 of 168 is voorzien van een achtervlak 174 welke in hoofdzaak loodrecht staat cp het vlak van het tussenorgaan 170, waarbij het oppervlak 174 aangrijpfoaar is door de achterwand van het betrekken gat 170 of 172.

2Q Bij het samenvoegen wordt het blad met inbegrip van het eerste mes 140, het tussenorgaan 150 en een tweede mes 144 gestoken tussen de vingers 118 en het bovenvlak 124 van de ribgedeelten 122, waarbij de leivlakken 134 van de vingers hst blad leiden en duwen. naar zijn plaats. Terwijl het stelsel 25 van eerste en tweede nessen 140 en 144 naar zijn plaats wordt bewogen, grijpen de oppervlakken 174 van de tanden 166 en 168 de achterwanden van de gaten 170 en 172 waarin zij worden opgesteld, waardoor het stelsel naar zijn juiste plaats wordt bewogen, waarbij het tussenorgaan werkt als drager voor de 30 messen. Wanneer het blad naar zijn plaats beweegt grijpen de nokken 158 de bladveren 126 en grijpen de nokoppervlakken 160 de nokoppervlakken 128 cm de bladveren omlaag te buigen. Voortgezette druk op het blad veroorzaakt dat de nekken 158 bewegen langs de bladveren 126 waarbij de vlakken 130 en 162 35 langs elkaar glijden totdat de bladveer onhoog veert cm de 8104-15 > -10- nokken 158 te grendelen en daardoor het blad op zijn plaats te grendelen, doordat het veeroppervlak 132 kant te rusten nabij het nokoppervlak 164 als volgens fig. 15.

De messen en het tussenorgaan van het blad worden 5 in hun stand ten opzichte van elkaar gehouden door de druk hierop uitgeoefend door het kapgedeelte 108 en de eerder beschreven veren en tanden, maar zijn qp andere wijze niet met elkaar verbonden. Doordat er geen klinknagelverbindingen zijn, zal het duidelijk zijn dat de breedte van het blad geen 10 kritische factor is en een zeer smal blad, minder dan 1/10 inch vanaf de snijtand tot de achterrand, kan worden toegepast.

Het zal duidelijk zijn dat het huis voorzien kan zijn van niet getekende middelen voor het bevestigen aan een scheermeshandvat. Deze middelen kunnen bestaan uit de bekende 15 groeven als beschreven in het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 3.724.070 of lagers als beschreven in het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.026.016. Ook anders kan een handvat zijn van het soort welke permanent verbonden is met het huis 102 in plaats van het soort welke selectief 20 kan worden bevestigd of losgenomen van het huis.

3 1 0 Π 1 5

Claims (14)

1. Huis voor een scheertoestel, voorzien van een platformgedeelte, een achtergedeelte welke ctnhoog reikt vanaf een overlangse randstrook van het platf ormgedeelte, een kap-gedeelte welke reikt vanaf het achtergedeelte boven over het 5 platf ormgedeelte, beengedeelten welke voorwaarts reiken vanaf het platformgedeelte en een schermgedeelte verbinden, waarbij het platformgedeelte voorzien is van een serie qp één lijn gelegen uitsparingen nabij het achtergedeelte en waarbij het kapgedeelte voorzien is van een serie op afstand van elkaar 10 gelegen, qp êën lijn opgestelde, voorwaarts reikende vingers, waarbij elk van de vingers is cpgesteld boven één van de · uitsparingen, waarbij de uitsparingen van elkaar zijn gescheiden door ribvormige gedeelten van het platformgedeelte, waarbij de ribvormige gedeelten en de vingers bestemd zijn 15 voor het hiertussen ontvangen en vasthouden van een scheermes-bladstelsel.

2. ffiiis volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de vingers voorzien zijn van veren welke verbuigbaar zijn voor het ontvangen van het scheermesbladstelsel en cm het scheermesbladstelsel 20 te duwen tegen de ribvormige gedeelten.

3. Huis volgens conclusie 1, gekenmerkt door eindwanden aan elk einde van het huis welke het platformgedeelte verbindt met het schermgedeelte, waarbij elk van de eindwanden voorzien is van een binnenwaarts uitstekend uitsteeksel waarbij de 25 uitsteeksels tegenover elkaar zijn gelegen.

4. Huis volgens conclusie 1, gekenmerkt door verbindings-* middelen welke omlaag reiken vanaf het huis en bestemd zijn voor het verbinden met een scheermeshandvat.

5. Huis volgens conclusie 1 waarbij een scheermesblad- 30 stelsel opgesteld is tussen de vingers en de ribvormige gedeelten, waarbij het scheermesbladstelsel snij randen vormt tussen het schermgedeelte en het kapgedeelte.

6. Huis volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat het scheermesbladstelsel bestaat uit een eerste mes, een tussen- 35 - . < ’ ’ % Ί* ' ' ' -12- orgaan en een tweede mes, waarbij het tussenorgaan is opgesteld tussen de eerste en tweede messen.

7. Steertoesfel- met het huis volgens conclusie 5 en een handvat bevestigd aan het huis met een greepgedeelte 5 voor het vergemakkelijken van het met de hand hanteren van het scheermes gedurende een scheerbewerking.

8. Scheertoestel bestaande uit een platformgedeelte, een achtergedeelte welke omhoog reikt vanaf een overlangse randstrook van het platformgedeelte, een kapgedeelte welke 10 vanaf het achtergedeelte reikt boven over het platformgedeelte, en wanden welke het platformgedeelte en het kapgedeelte aan beide einden daarvan met elkaar verbinden, waarbij het platform-gedeelte, achtergedeelte, kapgedeelte en eindwandgedeelten een integraal gegoten eenheid van kunststof zijn, waarbij het 15 kapgedeelte in onbelaste toestand in staat is cm te hellen naar het platformgedeelte volgens een eerste stand, waarbij een scheermesbladstelsel permanent opgesteld is tussen het kapgedeelte en het platformgedeelte en nabij het achtergedeelte, waarbij het scheermesbladstelsel het kapgedeelte drukt en 2Q houdt in een tweede stand welke verder verwijderd is van het platformgedeelte dan de eerste stand, waardoor het kapgedeelte hierdoor een klemmende werking uitoefent op het scheermesbladstelsel.

9. Scheertoestel volgens conclusie 8 waarbij het 25 scheermesbladstelsel bestaat uit een eerste scheermesblad, een tussenorgaan en een tweede scheennesblad, waarbij het tussenorgaan is opgesteld tussen de eerste en tweede scheermesbladen, waarbij de scheermesbladen en het tussenorgaan in aanraking met elkaar zijn en bijelkaar worden gehouden door 30 de klemmende druk maar overigens niet met elkaar verbonden zijn.

10. Scheertoestel volgens conclusie 9, waarbij tenminste ëên van de scheermesbladen smaller is dan 1/10 inch vanaf de snijrand tot de achterrand.

11. Scheertoestel volgens conclusie 9, waarbij het 35 tussenorgaan bestaat uit een langwerpig centraal deel en eind- 0 1 ,1 \ Γ, -1 5 ö 1 \J ~i -J > J -13- gedeelten welke voorwaarts reiken vanaf een voorrand van het centrale deel, waarbij de eindgedeelten voorwaarts reiken ten opzichte van de eerste en tweede scheennesbladen.

12. Scheertoestel bestaande uit een platforrogedeelte, 5 een achtergedeelte welke onhoog reikt vanaf een overlangse randstrook van het platforrogedeelte, een kapgedeelte welke reikt vanaf het achtergedeelte boven over het platforrogedeelte en een scheermesbladstelsel welke bestemd is cm permanent te zijn opgesteld tussen het kapgedeelte en het platforrogedeelte, 10 waarbij het platforrogedeelte bestemd is cm een klemmende druk uit te oefenen cp het scheermesbladstelsel dat bestaat uit een eerste scheermesblad, een tussenorgaan en een tweede scheermesblad, waarbij het tussenorgaan is opgesteld tussen de eerste en tweede scheermesbladen, waarbij de scheermesbladen 15 en het tussenorgaan in aanraking roet elkaar zijn en bij elkaar worden gehouden door de klemmende druk, maar overigens niet onderling zijn verbonden, waarbij het tussenorgaan voorzien is van een nok welke vanaf de onderzijde nabij elk einde van het tussenorgaan uitsteekt en waarbij het platforrogedeelte 20 voorzien is van een paar integraal gegoten bladveren welke voldoende soepel zijn ctn de nokken toe te staan hierover te schuiven gedurende het insteken van het scheermesbladstelsel tussen het platforrogedeelte en het kapgedeelte, maar hierna terugveren in vergrendelende aanraking met de nokken cm het 25 tussenorgaan permanent te vergrendelen in de stand tussen het platforrogedeelte en het kapgedeelte.

‘13, Scheertoestel volgens conclusie 12, waarbij het . tussenorgaan voorzien ‘is van bovenste en onderste tanden welke respectievelijk uitsteken van het boven en ondervlak, 30 waarbij het eerste scheermesblad is voorzien van openingen voor het ontvangen van de onderste tanden en het tweede scheermesblad voorzien is van gaten voor het ontvangen van de bovenste tanden.

14. Scfaeermestoestel volgens conclusie 12, waarbij 35 een schermgedeelte verbonden is met het platforrogedeelte via ft * Λ ’ - 1 x & I ; -.-1 -14- beengedeelten welke voorwaarts uitsteken van het platf ormgedee 1 te en de bladveren vanaf het schermgedeelte achterwaarts reiken naar het achtergedeelte. t-, .·. \ ·> a sr ö J :· o j 0