NL8104202A - Scheerapparaat. - Google Patents

Description

r>. * EHN 10.143 1 N.V. PHILIPS' GDOE11AMPMFABRIEKEN TE EINDHOVEN.

"Scheerapparaat"

De uitvinding heeft betrekking op een scheerapparaat met een uitwendig snijorgaan dat is voorzien van een scheerdeel met haarintrede-openingen en een inwendig snijorgaan dat aandrijfbaar is net een rote-rende bewaging ten opzichte van het uitwendige snijorgaan en welk inwendig snijorgaan is voorzien van in axiale richting naar het scheer-5 deel gerichte snijelementen.

Een dergelijk scheerapparaat is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage no. 72 17 486 (PHN 6638). De uiteinden van de snijele-menten zijn hierbij in contact met de binnenzijde van het scheerdeel.

Tijdens het gebruik van het apparaat zal hierdoor hinderlijk lawaai 10 ontstaan en zal op de plaatsen van contact slijtage optreden terwijl de terperatuurverhoging van het uitwendig snijorgaan tengevolge van de wrijving als onaangenaam kan warden ervaren. Bovendien is de bekende constructie zodanig dat de afstand tussen de beide snijorganen als ge~ volg van de tijdens het scheren optredende krachten kan varieren waar-15 door voor het effektief knippen van de haren de afstand tussen de snijorganen te groot kan worden.

De uitvinding heeft tot doel de hierboven genoemde nadelen op te heffen en wordt daardoor gekenmerkt, dat zowel de inwendige als uitwendige snijorganen zijn voorzien van afzonderlijke corresponderende 20 lagerdelen voor het in axiale richting lager en van de beide snijorganen ten opzichte van elkaar.

Een bijzcndere uitvoeringsvorm wordt daardoor gekenmerkt dat de beide snijorganen tevens in radiale richting ten opzichte van elkaar zijn gelagerd.

25 Andere bijzondere uitvoeringsvormen worden daardoor gekennerkt, dat de beide snijorganen zijn voorzien van een flensrand welke een glij-lager vormen of dat de beide snijorganen met behulp van tenminste een kogellager of tenminste een spiraalgroeflager ten opzichte van elkaar zijn gelagerd.

30 De uitvinding zal hiema warden toegelicht door middel van een beschrijving van enkele in de figuren weergegeven uitvoeringsvoor-beelden.

8104202 PHN 10.143 2 ¢- ^ -¾

Fig. 1 toont in aanzicht een scheerapparaat met drie uitwen-dige snijorganen.

Fig. 2 toont het scheerapparaat van fig. 1 in zij aanzicht en ten dele in een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1.

5 Figuren 3 tot en met 6 tonen in doorsnede erikele uitvoerings- voorbeelden van een inwendig en een uitwendig snijorgaan.

Het scheerapparaat volgens de figuren 1 en 2 omvat een huis 1, waarvan een deel is uitgevoerd als een houder 2 voor drie uitwendige snijorganen 3. De snijorganen 3 zijn voorzien van spleetvormige haarin-10 trede-openingen 4/ welke in fig. 1 door een enkele lijn zijn aangegeven, en welke zich bevinden in een ringvormig scheerdeel 5 van het scheer-orgaan.

Zoals in de gedeeltelijke doorsnede volgens fig. 2 is weer-gegeven bevindt zich aan de binnenzijde van een uitwendig snijorgaan 3 15 een inwendig snijorgaan 6. Dit inwendig snijorgaan 6 cravat in hoofdzaak een plaatvormig lichaam 7 en zich in axiale richting uitstrekkende, naar het scheerdeel 5 toe gerichte snijelementen 8.

Het inwendige snijorgaan 6 is door middel van de holle as 9 (fig. 2)/ de tandwielen 10 en 11 en de as 12 gekoppeld met de elektrcmo-20 tor 13/ zodat dit snijorgaan roterend aandrijfbaar is ten opzichte van het bijbehorende uitwendige snijorgaan 3. Het tandwiel 10 is draaibaar gelagerd op een pen 14 welke in een montageplaat 15 is bevestigd. Het tandwiel 10 is voorzien van een holte 16 welke door een afdekplaat 17 is afgesloten. In deze holte bevindt zich de flens 18 aan het uiteinde 25 van de holle as 9. Door de flens 18 een niet-ronde, bijvoorbeeld vier-kante/ vorm te geven en door de holte 16 overeenkomstig uit te voeren ontstaat een koppeling voor het overhrengen van de roterende beweging van het tandwiel 10 op de as 9. De veer 19 welke grotendeels in de holle as 9 is gelegen en welke tussen de holle as 9 en het tandwiel 10 30 is gespannen, oefent een kracht op de as 9 uit in de richting van het inwendige snijorgaan 6. Doordat het cilindrische deel 20 van de as 9 tegen het snijorgaan 6 rust wordt deze kracht op dit snijorgaan en via dit snijorgaan 6 op het uitwendige snijorgaan 3 uitgeoefend/ waardoor het uitwendige snijorgaan 3 met de rand 21 tegen de houder 2 wordt 35 gedrukt. Tengevolge van uitwendige kraehten/ zoals bijvoorbeeld kunnen optreden tijdens het gebruik van het scheerapparaat, kunnen de snijorganen 3 en 6 gezamenlijk met de as 9 tegen de werking van de veer 19 8104202 ΕΗΝ 10.143 3 ;» i.

« in naar binnen warden gedrukt.

De koppeling voor het overbrengen van de roterende beweging tussen de as 9 en het inwendige snijorgaan 6 komt tot stand dcordat de as 9 is voorzien van een uiteinde 22 met een rechthoekige doorsnede.

5 Dit uiteinde 22 is in een corresponderende rechthoekige koppelopening 23 van het snijorgaan 6 gelegen.

De hierboven beschreven koppeling aan de elektromotor 13 is voor de drie inwendige snijorganen 6 van het apparaat van de figuren 1 en 2 identiek waarbij de drie tandwielen 10 in aangrijping zijn met 10 een enkel centraal opgesteld tandwiel 11 op de motoras 12.

m de uitvoeringsvorm van fig. 3 is het plaatvormig lichaam 7 van het inwendige snijorgaan 6 voorzien van een flensrand 24 welke aanligt tegen een flensrand 25 van het uitwendige snijorgaan 3. De met elkaar in aanraking komende vlakken 26 en 27 van de flensranden 24 15 respektievelijk 25 vormen een glijlager waarmee de beide snijorganen 3 en 6 op elkaar zijn gelagerd. De zogenaamde snijspleet 28 tussen het uiteinde van de snij elementen 8 en het scheerdeel 5 kan nu een voor het snijden optinale waarde warden gegeven. De snijelementen 8 en het scheerdeel· 5 raken elkaar niet waardoor geen slijtage van deze onderdelen 20 optreedt en evenmin ter plaatse van het scheerdeel lawaai en warmte-ontwikkeling ten gevolge van wrijving zal optreden. De flensranden 24 en 25 met de gesloten vlakken 26 en 27 kunnen door keuze van mate-rialen en smeermiddelen voor optimaal glijdend contact worden uitgevoerd, waardoor een aanzienlijk betere lagering kan worden verkregen dan die 25 velke tussen de uiteinden van de snijelementen 8 en het door haarintrede-openingen 4 doorsneden scheerdeel 5 mogelijk is, waardoor minder vermo-gen voor de aandrijving van de inwendige snijorganen 6 nodig is.

Ook kan nu een zwaardere aandrukveer 19 worden toegepast waardoor minder kans bestaat dat ten gevolge van optredende krachten 30 tijdens het snijden van haren de beide snijorganen uit elkaar worden gedrukt.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 is het inwendige snijorgaan 6 voorzien van een centraal doosvormig deel 29 waarvan het eindvlak 30 een glijlager vomit met het vlak 31 van het centrale verzon-35 ken deel 32 van het uitwendig snijorgaan 3. In het algemeen kunnen de snijorganen op elkaar gecentreerd worden door de krans van snij elemental 8 met een geringe speling te laten passen rond het verzonken deel 32.

8104202 c· "35 .......

PHN 10.143 4

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig.. 5 zijn de. beide snij-organen 3 en 6 weer voorzien van flensranden 33 respektievelijk 34.

De flensrand 34 is onderdeel van een schijf 35 waarop het inwendig snijorgaan 6 is bevestigd. Tussen de beide flensranden is een kogel-5 lager 36 gemonteerd.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 6 is het uitwendig snijorgaan 3 voorzien van een bodenplaat 37 terwijl het inwendig snijorgaan 6 een geheel vormt met een asstomp 38. Deze asstomp is voorzien van een opening 39 voor koppeling op de bekende wijze met de koppelas 9.

10 Op de asstoitp 38 bevindt zich een in axiale richting verschuifbare ring 40. Tussen de bodemplaat 37, het inwendig snijorgaan 6 en de ring 40 bevinden zich de axiale spiraalgroeflagers 41 en 42, terwijl tussen de asstoitp 38 en de bodemplaat 37 het radiale spiraalgroef lager 43 is gemonteerd. Op een flens 44 aan het uiteinde van de asstcnp 38 is een 15 schotelveer 45 aangebracht waarmee de spiraalgroef lagers 41 en 42 worden aangedrukt.

Qm vervuiling van de spiraalgroef lagers tegen te gaan zijn aan het inwendige snijorgaan 6 en de metalen ring 40 de opstaande randen 46 respektievelijk 47 aangebracht welke met behulp van corres-20 ponderende groeven 48 en 49 in de bodenplaat 37 voor afdichting zorgen. Door de opening 50 in de bodenplaat 37 kunnen afgeknipte haardelen warden afgevoerd.

Het is ook mogelijk sleehts een enkel spiraalgroeflager toe te pas sen door bijvoorbeeld in de uitvoeringsvorm van fig. 5 het kogel-25 lager of in de uitvoeringsvormen van de figuren 3 en 4 het glijlager te vervangen door een spiraalgroeflager.

Bij de uitvoeringsvormen met glij lagers zoals in de figuren 3 en 4 kunnen de hiervoor benodigde elementen zoals ringen of bussen ook als afzonderlijke onderdelen aan de snijorganen worden bevestigd.

30 35 8104202

Claims (5)

1. Scheerapparaat met een uitwendig snijorgaan dat is voorzien van een scheerdeel met haarintredeopeningen en een inwendig snijorgaan dat aandrijfbaar is met een roterende beweging ten opzichte van het uiwendige snijorgaan en welk inwendig snijorgaan is voorzien van in 5 axiale richting naar het scheerdeel gerichte snijelementen met het kenmerk, dat zowel inwendig als uitwendig snijorgaan zijn voorzien van afzonderlijke corresponderende lagerdelen voor het in axiale richting lageren van de beide snijorganen ten opzichte van elkaar.

2. Scheerapparaat volgens conclusie 1, met het kenmark, dat de 10 beide snijorganen tevens in radiale richting ten opzichte van elkaar zijn gelagerd.

3. Scheerapparaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat beide snijorganen zijn voorzien van een flensrand welke een glij-lager vormen.

4. Scheerapparaat volgens conclusies 1 of 2, net het kenrterk, dat de beide snijorganen met behulp van tenminste een kogellager ten opzichte van elkaar zijn gelagerd.

5. Scheerapparaat volgens conclusie 1 of 2, net het kenmerk, dat de beide snijorganen met behulp van tenminste een spiraalgroeflager 20 ten opzichte van elkaar zijn gelagerd. 25 30 35 8104202