NL8104135A - Met vezels versterkt t-stuk uit kunststofmateriaal voor leidingen. - Google Patents

Met vezels versterkt t-stuk uit kunststofmateriaal voor leidingen. Download PDF

Info

Publication number
NL8104135A
NL8104135A NL8104135A NL8104135A NL8104135A NL 8104135 A NL8104135 A NL 8104135A NL 8104135 A NL8104135 A NL 8104135A NL 8104135 A NL8104135 A NL 8104135A NL 8104135 A NL8104135 A NL 8104135A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
barrel
branch
cross
opposite
tee
Prior art date
Application number
NL8104135A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Ameron Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ameron Inc filed Critical Ameron Inc
Publication of NL8104135A publication Critical patent/NL8104135A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L47/00Connecting arrangements or other fittings specially adapted to be made of plastics or to be used with pipes made of plastics
    • F16L47/26Connecting arrangements or other fittings specially adapted to be made of plastics or to be used with pipes made of plastics for branching pipes; for joining pipes to walls; Adaptors therefor
    • F16L47/32Branch units, e.g. made in one piece, welded, riveted

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Moulding By Coating Moulds (AREA)
  • Rigid Pipes And Flexible Pipes (AREA)
  • Branch Pipes, Bends, And The Like (AREA)

Description

*4“ * ,· M.0. 30 42 2 - 1 -
Met vezels versterkt T-stuk uit kunststofmateriaal voor leidingen.
Be uitvinding heeft betrekking op een met vezels versterkt T-stuk uit kunststofmateriaal voor leidingen, hierna kortweg T-stuk genoemd, zoals bijvoorbeeld een met glasvezels versterkt T-stuk uit epoxyhars. Be vorm van een T-stuk en de wikkelpatronen 5 ervoor zijn beschreven.
Met vezels versterkte kunststof pflpen zijn de laatste jaren vrij intensief toegepast voor het transporteren van corrosieve materialen, petrochemicaliën en dergelijke, waarbij metalen leidingen niet geschikt zijn. Versterkingen uit glasvezels -zijn toege-10 past zodat leidingen belangrijke drukken kunnen weerstaan. Epoxyharsen, gewoonlijk met een dunne 'bekleding die bestand is tegen de chemicaliën, worden vaak gebruikt. Be pijpen worden gevormd door het wikkelen van lonten glasvezel bekleed met epoxyhars in schroefvormige banen om een cilindrische doom waarna het hars wordt gehard. 15 Bergelijke pijpen kunnen op economische wijze worden vervaardigd en het is gewenst op economische wijze aansluitingen voor dergelijke pijpen te vervaardigen, zoals T-stukken en ellebogen.
Verkwijzen zijn ontwikkeld voor het economisch wikkelen van pijpellebogen, wat in hoofdzaak scherp gebogen delen uit pijp-20 materiaal zijn met twee einden. Economische werkwijzen zijn niet ontwikkeld voor het wikkelen van pijp ι-stukken omdat deze een veel ingewikkelder geometrie bezitten. In tegenstelling tot een elleboog met twee einden, bezit een T-stuk drie einden. Hierdoor worden de wikkelproblemen in belangrijke mate bemoeilijkt omdat het van 25 belang is alle oppervlakken van het T-stuk te bedekken met een voldoende dikte aan vezels bij juiste oriëntatie voor het weerstaan van complexe spanningsverdelingen in een T-stuk zonderdat overmatige dikte wordt verkregen in andere gebieden.
Be patronen toegepast voor het wikkelen van het T-stuk 30 dienen om de lonten in aanraking te houden met of zeer dichtbij de doom te houden waarop het T-stuk wordt gewikkeld om een gewenste inwendige geometrie in het T-stuk te handhaven. Het ''overbruggen" van vezels over een concaaf deel van het T-stuk kan resulteren in een zeer lage sterkte in de overbruggingsgebieden en vereisen over-35 matige hoeveelheden versterking om de werkdrukken te weerstaan.
In de handel verkrijgbare T-stukken worden met de hand gemaakt door plaatsen van stroken geweven textielmateriaal. Bergelijke vorm- 8104135 \ - 2 - i' * technieken zijn kostbaar omdat het geweven glasweefsel kostbaar is en een grote hoeveelheid handarbeid vereist is. Kwaliteitscontrole is bij dergelijke werkzaamheden ook moeilijk en kostbaar.
Er heerst dus een grote behoefte aan een economische werk-5 wijze voor het wikkelen van met vezels versterkte T-stukken uit kunststofmateriaal, waarbij bij voorkeur betrekkelijk goedkoop glaslont wordt gebruikt inplaats van kostbaar geweven materiaal. Een dergelijke techniek moet alle oppervlakken van het T-stuk bedekken met een geschiktemateriaaldikte om de ingewikkelde spanningsverdeling 10 in een T-stuk te weerstaan zonder een overmaat afval of dikte in bepaalde delen van het T-stuk»
Een gebied dat bijzonder de aandacht vraagt in verband met een slechte spanningsverdeling staat bekend als het membraan en omvat een ruwweg driehoekig oppervlak aan elke zijde van het T-stuk 15 nabij de plaats waar de drie armen van het T-stuk elkaar, snijden.
Dit gebied heeft de neiging betrekkelijk vlak te zijn en te worden onderworpen aan die axiale spanningen, die groot zijn en moeilijk zijn te weerstaan bij een niet-buigzaam materiaal zoals met vezels versterkt kunststofmateriaal.
20 Een groot aantal vormen is voorgesteld of is toegepast bij metalen T-stukken of kleplichamen, die kunnen worden beschouwd als T-stukken met inwendige stroomregelmechanismen. De vorm van het lichaam van een klep wordt gewoonlijk bepaald door de' inwendige constructie en niet door regeling van de spanningsverdeling. De vorm 25 van de metalen T-stukken en kleppen houdt geen verband met door vezels versterkte T-stukken uit kunststofmateriaal wegens de inherente buigzaamheid van metaal in tegenstelling tot het brosachtige gedrag van met vezels versterkt kunststofmateriaal. Als gevolg van deze buigzaamheid kunnen spanningsverdelingen worden toegestaan, 30 die onaanvaardbaar zijn bij een met vezels versterkt T-stuk uit kunststofmateriaal. Dergelijke metalen lichamen hebben natuurlijk niet de problemen die samengaan met het wikkelen van elementair-draden.
Een groot aantal uitvoeringen is voorgesteld om de na-35 delige spanningsverdelingen in het membraangebied te verminderen, zoals bijvoorbeeld het vormen van het middendeel van"het T-stuk als een bol of ellips. Een dergelijk T-stuk heeft de vorm van een bol met drie armen die zich daar van af uitstrekken. Een dergelijk T-stuk is beschreven en' weergegeven in het Amerikaanse octrooi-40 schrift 3*765*979· Het wikkelpatroon dat in genoemd octrooischrift 8104135 - 3 - is voorgesteld kan een T-stuk vormen dat geschikt is om inwendige druk te weerstaan maar niet geschikt is voor een stijf leidings-systeem.
Het T-stuk "bekend uit bovengenoemd octrooischrift is 5 geschikt voor een "geblokkeerd" leidingsysteem, waarbij de pijpen en/of de hulpstukken vast zijn aangebracht of "geblokkeerd", zodat geen merkbare belastingen in langsrichting worden overgebracht door de verbindingen tussen de pijpen en de hulpstukken. Bij een dergelijk systeem wordt een O-ringverbinding of dergelijke gebruikt 10 tussen het einde van een stuk pijp en het T-stuk bijvoorbeeld.
Een dergelijke verbinding kan een beperkte beweging in langsrichting opnemen en brengt daarom een kleine, indien al. aanwezig langsspan-ning op het T-stuk. Het blokkeren van het leidingsysteem vermindert ook de buigbelastingen. Bij een dergelijk systeem wordt het T-stuk 15 onderworpen aan spanningen door inwendige druk en is in hoofdzaak vrij van langsspanning en buiging.
Omdat de constructie van een geblokkeerd leidingsysteem met vaste bevestiging kostbaar is, is het meer algemeen gebruikelijk een integraal leidingsysteem te vormen door de hulpstukken, omvat- 20 tende T-stukken, op de pijp te hechten. Bij, een dergelijk systeem met is het T-stuk in hoofdzaak een drukhouderΛ gesloten einde, die wordt onderworpen aan langs spanningen alsmede aan hoepelspanningen als gevolg van de inwendige druk. Het T-stuk kan ook worden onderworpen aan huigspanningen als gevolg van niet juiste oriëntatie bij 25 het installeren of wijzigingen in afmetingen gedurende de werking. Een T-stuk dat geschikt is voor dergelijke toepassingen vereist sterkte ih richtingen die niet worden verschaft door het wikkelpa-troon bekend uit bovengenoemd octrooischrift, omdat dat T-stuk is ontworpen voor een ander type gebruik. Verder is omdat het T-stuk 30 in bovengenoemd Amerikaans octrooischrift beperkte langs- en buig-spanningen bezit een plotselinge overgang tussen het centrale lichaam en de drie buisvormige uitsteeksels aanvaardbaar. Een andere vorm moet worden verschaft voor een T-stuk dat wordt toegepast bij een systeem met in hoofdzaak langs—en dwarsspanningen zowel voor 35 het weerstaan van dergelijke spanningen en om het wikkelen van elementairdraden mogelijk te maken in de noodzakelijke richtingen zonder hrugvorming van de elementairdraden over van holten voorziene uitsparingen van een doorn. Wikkelpatronen moeten worden ontwikkeld die een dergelijk T-stuk door en door bedekken met elemen-40 tairdraden, die zich uitstrekken in de belangrijkste spannings- 8104135 - 4 - ï; ï richtingen zonder toepassing van overmatig materiaal en zonder brug-vorming. Het is ook gewenst dat de wikkelpatronen gemakkelijk kunnen worden uitgevoerd bij gemechaniseerde wikkelinrichtingen, zodat T-stukken op goedkope wijze kunnen worden gemaakt en met een goede 5 reproduceerbaarheid.
Het is ook gewenst een vorm voor het membraanoppervlak van het T-stuk te ontwikkelen die een goede weerstand verschaft tegen die axiale spanningen en problemen bij het wikkelen van de T vermijdt.
10 Ten behoeve van de beschrijving is het van voordeel een nomenclatuur aan te houden die de verschillende delen van het T- stuk omvat als toegepast bij het uitvoeren van de uitvinding.
wordt
De volgende reeks uitdrukkingen - daarom aangehouden:
Poon: het rechte deel van het T-stuk waardoor medium in 15 een rechte baan kan stromen.
Aftakking: het dwarsorgaan van het T-stuk loodrecht op de loop waardoor medium kan stromen onder een rechte hoek tussen de aftakking en de loop.
T-stukdiameter: de nominale diameter van de pijp waarbij 20 het T-stuk wordt gebruikt; ook de nominale diameter van de loop en de aftakking.
Middenvlak: het symmetrievlak door het T-stuk omvattende de hartlijnen van de loop en de aftakking.
Zijde: een deel van het T-stuk aan een zijde van het 25 middenvlak.
Rugzijde: een deel dat zich uitstrekt langs de loop van het T-stuk aan de tegenovergestelde zijde van de loop vanaf de aftakking.
Yoorzi.ide: een deel van de loop gericht in dezelfde rich- 50 ting als de aftakking.
Kruis: elk van de twee delen tussen aftakking en een einde van de loop van het T-stuk, ook omvattende een deel dat concaaf is in het middenvlak van het T-stuk.
Kruisstraal: de kromtestraal van het kruis in het midden-35 vlak van het T-stuk.
Membraan: een in het algemeen driehoekig gebied op elke zijde van het lichaam van het T-stuk nabij het snijvlak van de loop en de aftakking en min of meer evenwijdig met het middenvlak.
De afmeting en de vorm van het membraan worden in bepaalde mate 40 bepaald door de geometrie van het kruis.
8104135 * <* v - 5 -
Sok: een cilindrische sok aan elke einde van de loop en aan het einde van de aftakking, met een inwendige diameter voor het . opnemen van de buitenzijde van het einde (insteekdeel) van een stuk van de pijp waarbij het T-stuk wordt gebruikt.
5 Sokovergang: een inwendige stap, meestal afgerond, tus sen het binneneinde van de sok en het lichaam van het T-stuk, welke overgang de insteekdiepte van een pijp in de sok begrenst.
Radiale dwarsdoorsnede: een dwarsdoorsnede door het T- stuk loodrecht op het middenvlak en gevormd op twee vlakken waarvan 10 er één zich radiaal in een kruis uitstrekt en de andere zich radiaal in het andere kruis uitstrekt of radiaal over de rugzijde van de loop.
Het is ook van voordeel in de beschrijving een ortogonaal coördinatensysteem voor het T-stuk te definiëren. Be X-hartlijn is de hartlijn van de loop. Be Y-hartlijn is de hartlijn van de af- 15 takking. Het X-Y-vlak in dit systeem is het middenvlak van het T-stuk. Be Z-hartlijn staat loodrecht op het middenvlak en strekt zich uit door het snijpunt van de X- en Y-hartlijnen.
Bij het uitvoeren van de uitvinding wordt dus volgens een de voorkeur hebbend uitvoeringsvoorbeeld een met vezels versterkt 20 T-stuk uit kunststofmateriaal gevormd in een aantal verschillende wikkelpatronen, gekozen uit de groep omvattende: I. Het beginnen aan één zijde van een einde van de loop, het schroeflijnvormig leiden in een eerste richting om de achterzijde van de loop, door het tegenoverliggende kruis, en dan 25 schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop, en het eindigen aan de tegenoverliggende zijde van de loop aan het-zelfde einde; II. het beginnen aan een zijde van een einde van de loop, het schroeflijnvormig in een eerste richting verdergaan om 30 de achterzijde van de loop, dan door het tegenoverliggende kruis, vervolgens in omtreksrichting om de tegenoverliggende sok en/of soktrap van de loop over ten minste één omwenteling terug naar het kruis, vervolgens schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en het eindigen ervan op de tegenoverlig- 55 gende zijde van hetzelfde einde van de loop; III. het beginnen nabij de achterzijde van de loop aan een einde, het schroeflijnvormig voortgaan om de loop over het mem-braanoppervlak dan door het tegenoverliggende kruis, vervolgens in omtreksrichting om de sok en/of de soktrap van de aftakking over 40 ten minste een halve omwenteling, dan door een kruis, vervolgens βΊ 0 4 1 3 5 - 6 - 4f ί schroeflijnvormig om het lichaam van het T-stuk over een membraan- y . d v' vlak, en eindigen nabij de achterzijde van de loop aan een einde; IT. het beginnen aan een einde van de loop, het schroeflijnvormig verdergaan om de loop over een middendeel van de achter-5 zijde van de loop en eindigend aan het tegenoverliggende einde van de loop; V. het beginnen vanaf een kruis, het schroeflijnvormig verdergaan over een zijde van het T-stuk en om de achterzijde van de loop, vervolgens over de tegenoverliggende zijde van het T-stuk, 10 het kruisen van het middenvlak van de aftakking nabij de trap van de sok van de aftakking en eindigen aan het einde van de aftakking; TI. een algemeen achtvormig patroon beginnende in een kruis, verder schroeflijnvormig lopend in een eerste richting om een middendeel van de achterzijde van de loop, dan door het tegen-15 overliggende kruis, vervolgens schroeflijnvormig in andere richting om het middendeel van de achterzijde van de loop, en het eindigen in het beginkruis; of als variatie het beginnen in een kruis, het schroeflijnvormig in eerste richting verdergaan om het middendeel van de 20 achterzijde van de loop, vervolgens door het tegenoverliggende kruis, dan een oneven aantal halve wikkelingen om de aftakking naar het beginkruis, daarna het schroeflijnvormig in een tweede richting verdergaan om het middendeel van de achterzijde van de loop, en eindigend in het tegenoverliggende kruis; en 25 Til·· het onderling afwisselend gebruiken van deze wikkel- patronen.
Bij voorkeur omvat een tussenlaag van de wikkelingen een band met een ketting omvattende een aantal strengen uit niet-ver-sterkende vezels als draagketting en een inslag omvattende een bun-30 del van in hoofdzaak rechte glasvezels gedragen door de dragerstren-gen.
Déze en andere kenmerken en voordelen-van de Uitvinding zullen blijken uit de beschrijving aan de hand van een tekening waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven.
35 Fig. 1 toont in zijaanzicht een vernietigbare doorn waar op een met vezels versterkt T-stuk uit kunststof materiaal vervaardigd volgens de aanwijzingen van de uitvinding is gewikkeld.
Fig. 2 toont een radiale doorsnede over het T-stuk over .....
de lijn II-II in fig. 1.
40 Fig. 3 toont schematisch een wikkelpatroon voor het vormen 8104135 « * - 7 - van het T-stuk.
Pig. 4 toont een ander wikkelpatroon voor het vormen van het T-stuk.
Pig. 5 toont een ander wikkelpatroon voor het vormen van 5 het T-stuk.
Pig. 6 toont een ander patroon voor het vormen van het T-stuk.
Pig. 7 toont een ander wikkelpatroon voor het vormen van het T-stuk.
10 Pig. 8 toont een ander patroon voor het vormen van het T-stuk.
Pig. 9 toont een ander patroon voor het vormen van het T-stuk.
Pig. 10 toont een ander patroon voor het vormen van het 15 T-stuk.
Pig. 11 toont een variant van het wikkelpatroon volgens fig. 10.
Pig. 12 toont schematisch een ander wikkelpatroon voor het vormen van het T-stuk.
20 Pig. 13 toont schematisch een ander wikkelpatroon voor het vormen van het T-stuk.
Een met vezels versterkt T-stuk uit kunststofmateriaal wordt gevormd door het wikkelen van vezelversterkingen op een wegwerpbare doorn met een uitwendige vorm overeenkomend met de in-25 wendige vorm van het T-stuk, dat moet worden gevormd. Yersterkings-vezels bekleed met epoxyhars of dergelijke worden gewikkeld op de doom totdat een voldoende materiaaldikte is verkregen in alle vlakken om de spanningen uitgeoefend op het T-stuk te weerstaan. De hars wordt gehard, bijvoorbeeld door verwarming, en overmaat mate-30 riaal aan de einden van het T-stuk wordt weggesneden. De breekbare of oplosbare doom waarop het T-stuk is gewikkeld, wordt gebroken of opgelost. Indien gewenst kan een beschermingsfilm worden aangebracht op de doorn vóór het wikkelen die een deel van het T-stuk gaat vormen en het kunststofmateriaal beschermt tegen stoffen die 35 door het T-stuk worden gevoerd.
Een dergelijke inwendige doorn is in zijaanzicht in fig.
1 weergegeven en in een ongeveer radiale dwarsdoorsnede in fig. 2.
De bovengenoemde definities voor het T-stuk zijn toepasbaar op de doom. De doorn heeft een rechte loop 11 en een zij aftakking 12 40 loodrecht op de hartlijn van de loop. Aan elk einde van de loop en 8104135 S v ΐ ...
-8- de aftakking is een vergrote sok 13 aanwezig. De diameter van de · sok komt overeen met de buitendiameter van het einde of het insteek-deel van een pijp waarbij het ΐ-stuk wordt gebruikt, zodanig dat speling voor een hechtmiddel aanwezig is toegepast bij het samen-5 voegen van de leiding en het ΐ-stuk. Dat wil' zeggen de sok van de doorn heeft een buitendiameter overeenkomend met de binnendiameter van de sok van het T-stuk waarin de pijp kan worden gebracht.
Afgezien van de aanwe- 8104135 * i * - 9 - zigheid van de sokken kan zowel de loop als de aftakking worden "beschouwd als zijnde in de algemene vorm van een rechte cirkelcilin-der.
De stippellijn 14 is aangegeven bij elke sok 13 en geeft 5 de plaats aan waar het T-stuk bijgesneden is. Als het T-stuk op de doom wordt gewikkeld kommen hoeveelheid wikkelmateriaal op de einddelen van de doom buiten de bij snijlijnen 14. Het is gewenst de hoeveelheid materiaal buiten de bij snijlijnen zo klein mogelijk te houden om afval zo laag mogelijk te houden.
10 Een sokstap 16 is binnen elke sok 13 aanwezig en strekt zich uit tussen het deel met grotere diameter van de sok en het deel van het T-stuk met kleinere' diameter. De nominale T-stukdia-meter, d.w.z. de diameter van de loop en de aftakking, is de nominale diameter van de leiding waarin het T-stuk wordt gebruikt.
15 De stap in de sok beperkt de afstand waarover het einde van een pijp in de sok kan worden gebracht.
Een kruis 1J is gevormd tussen de aftakking 12 en elk einde van de loop 11.
Een in het algemeen driehoekig membraandeel 18 is aan-20 wezig op elke zijde van het T-stuk waar de loop en de aftakking elkaar snijden. Aannemende dat een T-stuk is vervaardigd met een cilindrische aftakking die een cilindrische loop snijdt zonder straal in het kruis, dan zou er een snijlijn zijn en het membraan-oppervlak zou gelijk zijn nul. Als de straal van het kruis toe-25 neemt neemt ook de afmeting van het membraan toe en de centrolde van het membraanoppervlak verplaatst zich naar het einde van de aftakking.
Als geen speciale maatregelen worden genomen als verschaft op de doorn als hier beschreven en weergegeven, zou het membraan-30 vlak vlak zijn en zijn onderworpen aan hoge spanningen. Een symmetrische verdikking is daarom gevormd op de doorn gecentreerd op de centrolde van het membraanvlak. De verdikking^at geleidelijk over in alle delen van de aftakking en de loop en in beide daartussen liggende kruisen. De verdikking is voldoende groot om ongewenste 35 spanningsverdeling op te heffen als het membraanvlak vlak zou zijn en is klein genoeg dat dit geen drukvorming of andere problemen introduceert gedurende het wikkelen van de versterkingsvezels op het T-stuk. Een geleidelijke overgang tussen de verdikking en nabij liggende delen van het T-stuk is niet alleen belangrijk voor de 40 spanningsverdeling maar ook voor het wikkelen van elementairdraad- 8104135 ΐ 5 - ?Κ)_ jes zonder overbrugging.
Het oppervlak van elk kruis 17 omvat een deel in de vorm van een torusdeel. De kleine straal van de torus (d.w.z. de straal van de cirkelvormige beschrijvende lijn) is dezelfde als de straal 5 van de loop. Het midden 19 van de torus ligt op gelijke afstand van de hartlijn 21 van de loop (ï) en de hartlijn 22 van de aftakking (X-hartlijn), in het middenvlak van het T-stuk en is zo geplaatst dat het midden 23 van de beschrijvende lijn van de torus tangentiaal staat op deze hartlijnen zo dicht mogelijk bij het 10 binneneinde van de trap 16 van de sok als mogelijk is. Het midden 23 van de beschrijvende lijn van de torus in elk kruis is met een stippellijn aangegeven in fig. 1. De grootste straal van de torus is de afstand vanaf het midden 19 tot het midden 23 van de cirkelvormige beschrijvende lijn van de torus. Dit verschaft de grootst 15 mogelijke straal van het kruis binnen de begrenzingen in lengterichting van een T-stuk van standaardafmeting. Het verzekert ook een geleidelijke overgang van het kruis in de loop en de aftakking. De straal van het kruis (d.w.z. de straal van de kromming van het kruis in het middenvlak van het T-stuk) is het verschil tussen de 20 grootste en kleinste stralen van de torus.
Het heeft de voorkeur een "directielijn" te definiëren voor het bepalen van de geometrie van de verdikking in het mem-braangebied. Als hierin gebruikt is de directielijn de plaats van de punten in het middenvlak van het T-stuk dat op gelijke afstand 25 ligt van het midden 23 van de beschrijvende lijn van de torus die een kruis vormt en hetzij (a) de hartlijn van de loop, of (b) van het midden van de beschrijvende lijn van de torus die het andere kruis vormt. Twee van de· drie poten van de directielijn zijn in fig. 1 aangegeven als stippellijn 21 die zich uitstrekt vanaf een 30 tangentieel punt met de hartlijn 21 nabij het einde van de loop tot een snijpunt met de hartlijn 22 van de aftakking. De derde poot van 'de directielijn strekt zich dan langs de hartlijn van de aftakking uit. Het snijpunt van de directielijn 24 met de hartlijn 22 van de aftakking wordt beschouwd als de centrolde van het membraan. 35 Een cirkel (niet weergegeven) gecentreerd op de centrolde en met een straal gelijk aan de afstand vanaf de centrolde tot aan de hartlijn van de loop is tangentiaal op het midden 23 van de beschrijvende lijn van elk van de torussen.
Fig. 2 toont een willekeurig gekozen representatieve ra-40 diale dwarsdoorsnede door het punt A op de lijn II-II in fig. 1.
8104135 _ 11-
Deze dwarsdoorsnede strekt zich als een radiaal vlak uit door de torus van een de kruisen naar het snijpunt met de directielijn en dan in een radiaalvlak door de achterzijde van de loop. Punt A is het snijpunt van de radiale dwarsdoorsnede met de directielijn op 5 een plaats met coördinaten X en Y.Punt B ligt op de hartlijn van de loop. Punt C ligt op het midden van de beschrijvende lijn van de torus. De punten B en C liggen op gelijke afstand vanaf punt A als gevolg van de definitie van de directielijn.
Als hierna meer in detail besproken vormt de radiale 10 dwarsdoorsnede weergegeven in fig. 2 een benadering van de werkelijke radiale dwarsdoorsnede van een doorn gevormd in overeenstemming met de beschreven techniek. Deze dwarsdoorsnede is bruikbaar voor het tonen van de geometrie van de verdikking gevormd op elke zijde van het T-stuk en de techniek voor het vormen van een derge-15 lijke verdikking. Om praktische bewerkingsredenen verschilt de verdikking enigszins van de mathematische benadering en een indicatie van de werkelijke radiale dwarsdoorsnede die is verkregen, is getekend als een stippellijn 36 in fig. 2.
Een dergelijke radiale dwarsdoorsnede is bilateraal sym-20 metrisch op tegenover elkaar liggende zijden van de directielijn afgezien van de willekeurig gekozen plaats van punt A. Opgemerkt wordt dat dit ook het geval is bij een radiale dwarsdoorsnede over een "punt A" geplaatst op de hartlijn van de aftakking. Een dergelijke dwarsdoorsnede strekt zich langs radiale vlakken uit door 25 elk van de twee torussen in de betreffende kruisen. Ook kan worden opgemerkt, dat als "punt A" de centrolde is van het membraan er een symmetrie in drie richtingen aanwezig is; d.w. z. op'een radiaal vlak door elke torus en op een radiaal vlak door de loop.
Het membraan is een ruwweg driehoekig gebied op elke zijde 30 van het lichaam van het ίΡ-stuk en is onderworpen aan hoge spanningen als het T-stuk onder druk komt'. Het membraanvlak 18 aangegeven in fig. 1 vormt een uitsteeksel van de hartlijn 21 van de loop en het midden 23 van de beschrijvende lijn van de torus in elk kruis. Een vlak deel met deze vorm zou aanwezig zijn op een T-stuk met elk 35 kruis in de vorm van een eenvoudige torus en met de aftakking en de loop elk in de vorm van een rechte cirkelcilinder. Fig. 2 omvat een stippellijn 26 langs elke zijde en geeft de vorm aan van een membraan in de doorsnede II-II als het T-stuk zou worden vervaardigd met een cilindrische loop, een cilindrische aftakking, en een enkel-40 voudige torus in elk kruis, d.w.z. zonder de verdikkingen op elke 8104135 V ί· - 1'2| - ' zijde. Een dergelijk membraan heeft een vlak oppervlak op een af stand vanaf het middenvlak overeenkomend met de straal van de loop en heeft hoge spanningen als gevolg van het vlakke vlak dat is onderworpen aan inwendige spanningen in het T-stuk. Zulk een vlak 5 oppervlak moet worden vermeden als er een pijp T-stuk wordt vervaardigd met materiaal zoals met glasvezels versterkt epoxy dat weinig of geen buigzaamheid bezit.
Als boven aangegeven wordt een symmetrische "verdikking" gevormd om elke zijde van het T-stuk te centreren op de centroïde van het membraanvlak 18. De verdikking gaat geleidelijk over in de torus in elk kruis en in het cilindrische oppervlak van een loop. Bilaterale symmetrie in elke radiale dwarsdoorsnede door de directie-lijn als hierboven beschreven wordt gehandhaafd. Opgemerkt wordt dat de achterzijde van de loop tegenover de aftakking recht is; 15 d.w.z. de achterzijde Tan de loop blijft in hoofdzaak als een cilinder en de verdikking strekt zich niet uit om de achterzijde.
Bij het verlengen van de verdikking om de achterzijde van dejioop wordt de sterkte in dat gebied niet verhoogd en hij kan van nadeel zijn bij het weerstaan van spanningen in langsrichting. Dit kan de 20 hoeveelheid materiaal noodzakelijk zonder ermee samengaand voordeel verhogen.
De geometrie van de verdikking kan worden uitgedrukt in mathematische termen als twee getallen, R en Z. Dit zal duidelijk zijn door beschouwing van de bewerking die wordt toegepast voor 25 het vormen van een vorm waarin de doorn weergegeven in de fig. 1 en 2 is gegoten. Een dergelijke bewerking kan worden-uitgevoerd met ("ball mill"} een kogelmolen-of een vliegende snijinrichting met een bolvormige straal R. Het midden van de kogelmolen is geplaatst in een stand boven de directielijn bepaald door X en Y-coördinaten, zoals in de 30 Z-richting boven het punt A. De kogelmolen wordt in de vorm gebracht zodat achter het vlak van het membraanvlak weergegeven in fig. 1 wordt gesneden voor het vormen van een kagelvormige indruk-king in de vorm, en dus een bolvormige verdikking op de doorn.
Het nummer Z is de coördinaat van het midden van de sferische molen 35 boven het middenvlak van het T-stuk bij volledige diepte van de insnijding.
Een aantal van dergelijke bolvormige uitsparingen is gevormd in de vorm met het midden van de kogelmolen gaande door een reeks X en Y-coordinaten langs elke poot van de directielijn. De 4° straal R van de bol en de indringdiepte in Z-richting aan de andere 8104135 i * -1¾.
zijde van het vlak van het membraan worden mathematisch bepaald voor de X- en Y-coordinaten op gekozen plaatsen op de directielijn.
Om een absoluut glad oppervlak op de verdikking en de overgang naar de cilinder en torussen te vormen is een onbeperkt 5 aantal van dergelijke machinale insnijdingen vereist langs de directielijn. Bij een I-stuk uit de praktijk is dit niet vereist en minder dan een aantal van dergelijke machinale insnijdingen kan worden toegepast bij een half dozijn afmetingen van kogelmolens.
De geringe onregelmatigheden die achterblijven kunnen door met zand 10 te spuiten met de hand worden verwijderd voor het vormen van een in het algemeen glad oppervlak met ongeveer de gewenste geometrie. Bijvoorbeeld kan de verdikking op een T-stuk van 7>5 cm in één snede worden vervaardigd op de centrolde en een half dozijn insnijdingen langs elke poot van de directielijn, waardoor minder dan 0,8 15 mm overblijft voor vlakken met de hand.
Opgemerkt wordt dat de representatieve radiale dwarsdoorsnede aangegeven met getrokken lijnen in fig. 2 niet werkelijk bestaat behalve bij de centrolde van het membraan als een vorm wordt vervaardigd met een machinale bewerking waarbij een bolvor-20 mige molen of dergelijke als beschreven wordt toegepast. Dit is een gevolg van de onderlinge snijding van de bol van de molen met * het cilindrische uitsteeksel van de loop of de aftakking op plaatsen naast de representatieve dwarsdoorsnede. Bijvoorbeeld kan een sferische molen ook materiaal verwijderen van de vorm op een plaats 25 langs de loop meer nabij het einde van de loop dan het midden van de bol. Dit is'een gevolg van de straal B van de bol die groter is dan de normale straal van de loop (of aftakking).
In het algemeen gesproken wordt de bol met de grootste straal toegepast tegenover de centrolde van het membraan. De bol 30 wordt progressief kleiner langs elke poot van de directielijn die de straal van de loop (of de aftakking) aan het einde van elke poot nadert. De kogelmolen met grotere straal verwijdert enig materiaal vanaf een gebied dat moet worden bewerkt door een nabij liggende kogelmolen met kleinere straal. De verkregen verdieping van de uit-35 sparing machinaal aangebracht in de vorm is gecentreerd langs de directielijn. De verdikking op de doorn gegoten in deze vorm is dus iets verder vanaf het middenvlak dan geprojecteerd alleen op de basis van de representatieve dwarsdoorsnede weergegeven in fig. 2.
In feite is de representatieve dwarsdoorsnede slechts een tweedimen-40 sionale beschouwing en de werkelijke behandeling heeft plaats in 8104135 - ii~ Λ t drie dimensies. Een stippellijn 36 is in één deel van de dwarsdoorsnede van fig. 2 opgenomen en geeft een benadering aan van de werkelijke dwarsdoorsnede verkregen door een bewerkingstechniek als hierin beschreven. De stippellijn geeft een oppervlak weer met 5 een reeks cirkelvormige bogen gevormd, door opeenvolgende kogelmolens en het in elkaar overgaan door handbewerking, waarbij de boog het meest nabij de centroïde een grotere kogelmolen weergeeft en de bogen verder vanaf de centroïde de progressief kleinere kogelmolens weergeeft.
10 De representatieve radiale dwarsdoorsnede weergegeven met getrokken lijnen in fig. 2 kan worden toegepast voor het definiëren van de straal van de kogelmolen en de X en Y en Z-coordinaten van elke machinale snede voor het verschaffen van een geleidelijke over-gang van de verdikking in de loop en aftakcilinders, en de torus 15 in elk kruis.
De straal R van de kogelmolen en de Z-coördinaat van het midden van de sferische molen boven het middenvlak van hetT-stuk bij de volle diepte van de indringende snede kan worden bepaald door vier vergelijkingen. Twee van deze vergelijkingen worden toe-20 gepast als dé X-coordinaat groter is dan nul, d.w.z. de Y-coordinaat is kleiner dan de afstand tussen de centroïde van het membraanvlak en de hartlijn van de loop. Dit komt overeen met de twee stippellijndelen van de directielijn 24 weergegeven in fig. 2. Een tweede stel vergelijkingen wordt toegepast voor het bepalen van R en Z 25" als X = 0, d.w.z. als Y toeneemt langs het deel van de directielijn langs de hartlijn 22 van de aftakking aan de andere zijde van de centroïde.
nul
Als X verschilt van * kan de Y-coordinaat voor elke X-coordinaat langs de directielijn worden gevonden door de vergelij-JO king Y = (b - x) /4b, waarin b de hoofdstraal van de torus is.
Op de centroïde van het membraan is de Y-coordinaat b/4·
Als X verschilt van nul en Y is kleiner dan b/4, worden de Z-coordinaat en de sferische straal R bepaald door de vergelijkingen: (b - X)2 55 Z ” 4b tan^.
Y
R = 1 .— + a sin -β
Als X gelijc is aan nul en Y is gelijk aan of groter dan b/4, dan worden de coördinaat Z en de straal R bepaald door de 8104 135 - 15 - vergelijkingen! 0 0 Λ /„ [(b-ï)2 + b2 ]1/2 - b Z = --- tan .9.
Z
R - - + a cos e
In deze vergelijkingen is a de straal van de loop (en ook 5 de kleinste straal van de torus) en b de grote straal van de torus. Be hoek 0 ligt in het gebied tussen 25 en 75° en bij voorkeur tussen 40 en 50°.
Be hoek Θ zal duidelijk zijn aan de hand van fig. 2, en is een willekeurige radiale dwarsdoorsnede door het T-stuk als 10 hierboven beschreven. Opdat de verdikking geleidelijk overgaat in het oppervlak van loop of het kruis, snijdt de cirkelvonnige dwarsdoorsnede van de verdikking de cirkelvormige dwarsdoorsnede van de loop (bijvoorbeeld) waarbij de stralen van beide cirkels samenvallen; d.w. z. waar de tangenten van de twee cirkels samenvallen. Voor 15 elke dwarsdoorsnede van het type weergegeven in fig. 2 zijn er vier punten waar de cirkels van de verdikking en de loop of het kruis tangentieel zijn als aangegeven met punt B. Een lijn vanaf een dergelijk punt op de tangent door het punt B (de hartlijn van de loop), bijvoorbeeld, snijdt een lijn loodrecht op de directielijn 20 onder de hoek Θ op het punt E, dat de coördinaat Z heeft bepaald door een van de vergelijkingen als hierboven gegeven. Om een insnijding in een vorm te maken voor het gieten van de doorn wordt een molen met sferische straal A verplaatst in de vorm totdat het midden van de straal van de molen ligt op het punt E, d.w.z. een 25 coördinaat Z heeft boven het middenvlak.
Be keuze van de hoek 0 wordt gedeeltelijk bepaald door de straal van het kruis. Een kleinere hoek Θ is geschikt als de straal groot is en een grote hoèk Θ heeft de voorkeur als de kruisstraal klein is. Bit is een functie niet van de absolute straal van het 30 kruis maar van de relatieve straal van de straal van de loop.
Be voorkeurshoek Θ kan worden beschouwd als een functie van de grote en kleine hartlijnen van de torus.die elk kruis vormt.
Be afmeting van de torus, die in het kruis van een T-stuk kan worden opgenomen wordt beperkt door de standaardafmetingen van 35 de hulpstukken die door de industrie zijn aanvaard. Bijvoorbeeld is de totale lengte van een T-stuk met een bepaalde diameter zo gespecificeerd dat de ontwerper van een leidingsysteem de afme- 8104135 + «r _ ·16. _ --ν» ' tingen van het systeem kan bepalen zonder zich te storen aan de bron van de hulpstukken. Als gevolg van dergelijke beperkingen heeft een torus in een T-stuk van 5 cm een verhouding van b/a (grootste straal : kleinste straal) van ongeveer 1,9» bij een T-5 stuk van 30 cm is de b/a-verhouding ongeveer 1,54· Tu s s enafme tingen hebben tussenverhoudingen. Bijvoorbeeld heeft een T-stuk nominaal 10' cm een b/a-verhouding van ongeveer 1,75·
Als de b/a-verhouding tot 1,5 omlaag is gegaan ligt de hoek 0 bij voorkeur in het gebied tussen 35 en 75° en meer bij 10 voorkeur is hij ongeveer 50°· Als de b/a-verhouding ongeveer 1,9 bedraagt , ligt de gekozen hoek 0 in het gebied tussen ongeveer 25 en 55° en meer in het bijzonder is hij ongeveer 40°· Als de b/a-verhouding ongeveer 1,75 bedraagt, wordt de hoek 0 gekozen in het gebied liggende tussen ongeveer 3° en ongeveer 65° en bij 15 voorkeur is hij ongeveer 45°· Als de b/a-verhouding ligt tussen 1,5 en 1,9» ligt de hoek 0 in een gebied dat een interpolatie is tussen de gebieden die boven zijn aangegeven.
Als de hoek 0 kleiner is dan het laagste getal voor de verschillende bovengenoemde verhoudingen, dan is het membraanopper-20 vlak op het T-stuk bijna zo vlak dat er een voldoende bevordering is in spanningsverdeling zodat een overmaat wikkelmateriaal vereist kan zijn voor het verkrijgen van een geschikte sterkte in het mem-braangebied. Extra materiaal is noodzakelijk in het membraangebied om de druk en de langsspanningen te weerstaan en bovendien kan een 25 overmaat materiaal worden gevormd in nabij elkaar liggende vlakken als verdere windingen worden aangebracht. In het bijzonder kan een overmaat materiaal zich verzamelen op de achterzijde van de loop als gevolg van de wikkelpatronen die worden gebruikt om het mem-braanoppervlak te bedekken. Een dergelijk gebruik van overmatig 30 materiaal kan belangrijk bijdragen tot de kosten van het T-stuk omdat de materialen kostbaar zijn.
Als de hoek 0 groter is dan de grot-e getallen die boven zijn genoemd voor de verschillende b/a-verhoudingen, wordt een overmatig grote verdikking gevprmd op de zijde van het T-stuk, wat 35 aanleiding geeft tot moeilijkheden bij het wikkelen van versterkings-vezels op het T-stuk. Moeilijkheden kunnen ontstaan als gevolg van het overbruggen in de nabijheid van de trap van de sok op de aftakking als er een grote verdikking is op de zijde van het T-stuk, Verder kan een overmaat materiaal zich verzamelen in het midden van 40 de achterzijde van de loop. 33e grote verdikking kan ook ongewenst 8104 135 p * - 11 - ·' zijn voor optimale stroomeigenschappen door het T-stuk.
Bij voorkeur is de hoek Θ ongeveer 40 tot 50° omdat dit een optimale kromming geeft voor het versterken van het membraan-oppervlak zondeajfaat er aanleiding bestaat tot problemen bij het 5 wikkelen bij een met vezels versterkt T-stuk uit kunststofmateriaal.
Big. 2 toont een dwarsdoorsnede door een T waarbij de hoek Θ op 45° is gekozen. Als de hoek Θ JO0 bedroeg, bijvoorbeeld, dan ligt de snijlijn van de verdikking met de loop verder vanaf het middenvlak van het T-stuk. Het punt E zou veel verder naar links 10 in fig. 2 moeten liggen (Z zou groter zijn) en het membraandeel zou in meerdere mate ongeveer vlak zijn, d.w. z. dichter nabij de stippellijn 26 in fig. 2 liggen. Als de hoek Θ 65° zou bedragen zou de verdikking veel groter zijn en de radiale dwarsdoorsneden zouden meer ongeveer cirkelvormig zijn.
15 Bij het uitvoeringsvoorbeeld is de hoek Θ gekozen als 45° over de dwarslijn langs de direetielijn. Als andere benadering van een elliptische verdikking kan de hoek Θ gekozen voor elke insnijding progressief wijzigen voor elke stand langs de direetielijn, en heeft de neiging kleiner te zijn nabij de centroïde en geleide-20 lijk toe te nemen naar het einde van de direetielijn.
Elke radiale dwarsdoorsnede door de verdikking kan worden uitgevoerd in de vorm van een mathematische ellips en een volledige bilaterale symmetrie hebben over de Z-hartlijn. Dit is niet noodzakelijk voor een gebruikelijke met vezels versterkt T-stuk uit 25 kunststof materiaal en een pseudo-elliptische dwarsdoorsnede die een ellips benadert is bevredigend. Elke pseudo-elliptische radiale dwarsdoorsnede is gecentreerd op de direetielijn. In een verdikking is het grootste verschil van de grote hartlijn en de kleine hartlijn van de dwarsdoorsneden het grootst door de centroïde van het 30 membraan. Het verschil neemt geleidelijk af naar nul in vlakken door het midden 19 van elke torus en loodrecht op de hartlijn van zowel de loop als de aftakking. De dwarsdoorsnede neemt dus tot een cirkel af waar het midden van de beschrijvende lijn van de torus tangentieel is met de betreffende hartlijn nabij de stap van de sok.
35 Omdat bij elke radiale dwarsdoorsnede de verdikking tangentieel is met de cilindrische loop en de torus van het kruis, zijn de over-gangen op de randen van de verdikking glad.
Een zeer opvallende keuze van de hoek Θ en dus van de straal R van de bol ligt op de centroïde van het membraan. Deze keu-40 ze bepaalt de hoofdafmetingen van de verdikking aan elke zijde van 8104135 - '-ίβι - * *,«** * het T-stuk. Het tot evenwicht komen van de waarden van E en 0 langs elke poot van de directielijn bevordert het bepalen van een gladde overgang tassen het centrale deel van de verdikking en de oppervlakken van de loop, de aftakking en de torus in elk kruis. De waarden 5 gekozen voor de hoek © op plaatsen langs el^e poot van de directielijn kan daarom verschillen van de waarden die boven als de voorkeur hebbend zijn aangegeven voor het midden van de verdikking zonder in belangrijke mate het effect van de verdikking te wijzigen. Het heeft echter de voorkeur dezelfde hoek Q te kiezen over de lengte van elke 10 poot van de directielijn.
Bij voorkeur ligt de maximale hoogte van de verdikking boven het middenvlak van het T-stuk, d.w.z. boven de centrolde van het membraan, in het gebied liggende tussen (a + 0,06b) tot (a+0,l6b) Bij voorkeur ligt de hoogte van de verdikking op zijn centrolde in 15 het gebied van (a + 0,09b) tot (a + 0,12b). Op andere wijze gezegd ligt de hoogte van de verdikking boven het membraanvlak 26 (dat ligt bij de straal a) in het gebied tussen 6 en 16 % van de grootste straal van de torus en bedraagt bij voorkeur ongeveer 9 tot 12 % van de grootste straal van de torus. Als de hoogte van de verdikking 20 kleiner is dan ongeveer 6° moet een overmaat aan materiaal worden aangebracht in het diagramoppervlak om spanningen te weerstaan.
Als de hoogte meer is dan ongeveer 16 % kunnen moeilijkheden worden ondervonden bij het pikkelen van vezels op het T-stuk. Een maximale hoogte van de verdikking op zijn centrolde van ongeveer 9 tot 12 % 25 van de grote straal van de torus verschaft een goede verdeling tussen de spanningsverdeling en de mogelijkheid tot wikkelen van het met vezels versterkte T-stuk zonder brugvorming of andere moeilijkheden.
Yoor het bevorderen van het wikkelen van strengen ver-30 sterkingsvezels voor het vormen van een T-stuk, bezit elk einde van de doom een constructie buiten de bijsnijlijn 14· Een omtreks-flens 27 aan het einde van elke sok'13 houdt de omtrekswindingen die zijn aangebracht om de sok tegen afslippen van het einde vast.
gedurende het wikkelen·· Een trcnmel 28 met kleinere diameter is 35 aangebracht aan elk einde van de loop. Deze trommels verschaffen plaatsen van waaruit wikkelpatronen kunnen beginnen. Plenzen 29 op de buiteneinden van de-trommels zijn ook behulpzaam bij het vasthouden van versterkingsvezels op hun plaats. Een verdikking 31 is ook aanwezig op elk einde van de loop voor het ondersteunen van de 40 doom. Een in het algemeen cilindrische neus 32 is aangebracht bui- 8104135 - 19 - ten de flens 27 op de aftakking.
Een T-stuk is "bij to or keur gewikkeld onder gebruikmaking van glaslont. Een lont is een bundel met kleine diameter van in hoofdzaak evenwijdige glasvezels. Verschillende van dergelijke lonten 5 kannen evenwijdig worden gewikkeld in de vorm van een hand met een breedte van 2 cm of meer. Dergelijke lonten kannen worden ondergedompeld in een vloeibaar epoxyhars, bijvoorbeeld, voor het wikkelen, voor het vormen van een dichte laag door glasvezels versterkt kunst-stofmateriaal op de doom.
10 Een ander materiaal dat bijzonder bruikbaar is voor het wikkelen van een T-stuk wordt hierna band genoemd. Het is niet de gebruikelijke geweven strook toegepast bij het met de hand vervaardigen van T-stukken, waarbij zowel de inslag als kettingdraden glasvezels zijn. De de voorkeur hebbende band bezit een aantal synthe-15 tische kettingdraden zoals nylon, die dienen als dragerband voor korte evenwijdige bundels rechte glasvezels als inslag. De drager-vezels hebben zeer weinig sterkte vergeleken met het glas en zijn dus geen versterkingsvezels in het voltooide T-stuk. Een dergelijke band is in de handel verkrijgbaar en is gebruikt met polyesterhars 20 voor het vormen van bijvoorbeeld scheepsrompen.
Een bijzondere band die geschikt is voor het wikkelen . van een T-s tuk bezit ongeveer een dozijn kettingdraden uit nylon die op afstand van elkaar liggen over de breedte van de band voor het ondersteunen van de inslag. De inslag- wordt gevormd door bundels 25 evenwijdige glasvezels met een lengte van ongeveer 6 cm. De bundels zijn vervaardigd uit korte glasvezels die aan het einde van de bundel eindigen ter onderscheid van λ een geweven materiaal waarbij de zijn inslagstrengen continue vezels-die herhaald worden teruggestroken op een zelfkant. Een 'typische bundel heeft een breedte van ongeveer 50 3 mm en een dikte van een kleinteel van een mm. De kettingdraden zijn gebreid tot een reeks in elkaar grijpende lussen waarbij elk?: lus los een bundel glasvezels vasthoudt. Hierdoor blijven de bundels op enige afstand van elkaar over de lengte van de band waarbij de afstand tussen naast elkaar liggende bundels ligt in de orde van 35 1,5 tot 2 mm. Andere afmetingen van dergelijke banden kunnen worden toegepast.
Een dergelijke band is in het bijzonder geschikt voor het vormen van een T-stuk omdat de losgebreide synthetische kettingdraden kannen strekken en zijdelings kannen slippen om de band krom 40 te leggen zonder de bundels glasvezel te deformeren of op één te 8104135 • _ 20 _ hopen. De losse lussen maken ook scheeftrekken mogelijk, d.w.z. als de hand is gewikkeld om een doorn behoeven de bundels glasvezels niet loodrecht te blijven op de kettingstrengeh ofschoon de bundels glasvezels in hoofdzaak onderling evenwijdig blijven. Dit is van 5 belang zodat de band tegen de gebogen oppervlakken van het T-stuk kan liggen, in het bijzonder in het kruisdeel, en de bundels glasvezels kunnen in reeksen worden gehouden die evenwijdig zijn met de hoofdrichtingen van de spanningen, waarbij een sterk T-stuk wordt gevormd bij een minimaal gebruik aan materiaal. Een dergelijke ^ band heeft de voorkeur boven geweven materiaal als gevolg van deze eigenschappen.
Voor het vormen van een T-stuk door het wikkelen om een doorn met met hars beklede vezels wordt een groot aantal verschillende wikkeIpatronen toegepast· Elke ketting kan een deel van de 15 doom bedekken en de gezamenlijke kettingdraden kunnen de gehele doom bedekken voor het vormen van een T-stuk met geschikte algemene sterkte. Er is geen enkele kettingdraad die het gehele T-stuk kan bedekken en een combinatie van patronen is noodzakelijk. Deze patronen kunnen worden beschreven door de baan van een lont of band 20 die zich uit strekt van een einde van het T-stuk langs een baan op het lichaam en vanaf, het einde van het T-stuk, of een baan beginnende op een plaats op het lichaam van het T-stuk, welke baan zich uitstrekt langs het lihaam van het T-stuk hetzij naar een einde hetzij naar een plaats op het lichaam. Zulk een einde kan hetzij aan 25 het einde van. de loop hetzij aan het einde van de aftakking liggen.
Ter vereenvoudiging van deze beschrijving zijn deze patronen met letters aangegeven en wel met kleine letters tussen haakjes. Basispatronen zijn in het begin aangegeven bijvoorbeeld op een plaats zoals het einde van de loop. Het zal duidelijk zijn dat 30 spiegelbeelden van dergelijke patronen, zoals die die beginnen aan het tegenoverliggende einde van de loop, hier ook onder horen.
Acht basispatronen, die bruikbaar zijn voor het wikkelen van een T-stuk zijn weergegeven in de fig. 3 tot 10. Deze figuren zijn schematisch en afgezien is van het weergeven van de vergrote 35 sok en van de trap in de sok, de verdikking aan de zijde van het T-stuk en de trommels en de neus aan de einden van het T-stuk. Dergelijke details zijn weggelaten om het onduidelijk worden van de wikkelpatronen te vermijden. Omdat figuren schematisch zijn zijn zij noodzakelijkerwijze geen nauwkeurige projecties. Deze patronen 40 zijn representatief en variaties zijn toegepast voor het bedekken 8104135 _ 21 .· van naast elkaar liggende delen op het T-stuk zodat het gehele T- oppervlak kan worden he dekt.
Elk patroon is aangegeven met een lijn die zich om het T-stuk uitstrekt. Een dergelijke lijn kan worden beschouwd als een 5 lont gewikkeld op het T-stuk. Als de lijn aanwezig is op het vrij- liggende deel van het T-stuk, is hij continu met de aangegeven pijl- koppen die de richting, voor een goed begrip, aanduiden. Als de een lijn op het verborgen deel van het T-stuk is is hij in feite** stippellijn en slechts pijlen zijn aangegeven.
10 Deze wikkelpatronen zijn beschreven met een eerste schroef lijn of een tweede schroeflijn. Een bijzonder patroon kan worden weergegeven als een rechtse schroeflijn, maar het zal duidelijk zijn dat een spiegelbeeld van het patroon een linkse schroeflijn kan zijn. Dienovereenkomstig kan een dergelijk patroon beginnen op een tegen-15 overliggend einde van het T-stuk of op de tegenoverliggende zijde van het middenvlak om het T-stuk nauwkeurig te bedekken.
Basispatronen omvatten het volgende: (&) Het beginnen aan een zijde van een eind van de loop, zich schroeflijnvormig uitstrekken in een richting om de achterzijde 20 van &e loop, door het tegenoverliggende kruis, vervolgens schroeflijnvormig in een andere richting om de achterzijde van de loop, en eindigen op de tegenoverliggende zijde van de loop op hetzelfde einde als weergegeven in fig.
(b) Het beginnen aan een zijde van een eind van de loop, 25 het zich schroeflijnvormig in een eerste richting uitstrekken om de achterzijde van de loop, dan door het tegenoverliggende kruis, dan in omtreksrichting om de tegenover liggende sokstap van de loop over ten minste één omwenteling terug naar het kruis, dan schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigen 50 op de tegenoverliggende zijde van hetzelfde einde van de loop als weergegeven in fig. 4» (c) Het beginnen aan een zijde van het T-stuk nabij de achterzijde van de loop aan een einde, het schroeflijnvormig uitstrekken in een eerste richting om de loop over het membraanvlak, 35 dan door het tegenoverliggende kruis, vervolgens in omtreksrichting om de verdikking van de sok van de aftakking over ten minste een halve omwenteling, dan door het nabijliggende kruis, vervolgens schroeflijnvormig in een tweede richting om het lichaam van het I-stuk over hetzelfde membraanvlak en eindigend aan een zijde van het 40 T-stuk nabij de achterzijde van de loop van het tegenoverliggende 8104135
* V
- # - einde, als weergegeven in fig. 5ï (d) Het beginnen nabij de achterzijde van de loop aan een einde en zich schroeflijnvormig uitstrekken in een richting om de loop over het membraanvlak, dan door het tegenoverliggende kruis, 5 vervolgens in omtreksrichting om de sok van de aftakking met ten minste een halve omwenteling , dan door het meer nabijliggende kruis, vervolgens schroeflijnvormig in andere richting om het lichaam van het T-stuk over hetzelfde membraanoppervlak en eindigend nabij de achterzijde van de loop aan het tegenoverliggende einde, als weer- 10 gegeven in fig. 6; (e) Beginnend aan een zijde op een einde van dé loop, het schroeflijnvormig zich uitstrekken in een eerste richting om de achterzijde en de tegenoverliggende zijde van een loop, dan over het tegenoverliggende kruis, dan in omtreksrichting om de sok en/of 15 de soktrap aan het tegenoverliggende einde van dgfroop, dan door het tegenoverliggende kruis en'schroeflijnvormig in een andere richting over de beginzijde van de loop en omtreksrichting om de sok en/of sokverdikking bij het begineinde van de loop, om door het nabijliggende kruis en schroeflijnvormig in de eerste richting om de achter- 20 zijde van de loop en eindigend op de beginzijde van het T-stuk aan het tegenoverliggende einde van de loop , als weergegeven in fig. 7; (f) Het beginnen aan een einde van de loop, het zich schroeflijnvormig uitstrekken orde loop over een middendeel van de achterzijde van de loop en eindigend aan het tegenoverliggende einde 25 van de loop, als weergegeven in fig. 8; (g) Beginnen bij een kruis en zich schroeflijnvormig uitstrekken langs een zijde van het T-stuk en om de achterzijde van de loop, vervolgens over de tegenoverliggende zijde van het T-stuk het middenvlak van de aftakking (Y-Z-vlak) kruisend nabij de trap 50. van de sok van dé aftakking en eindigend aan het einde van de aftakking, als weergegeven in.fig. 9; (h) Een in het algemeen achtvormig patroon beginnend in een kruis, schroeflijnvormig in een eerste richting zich uitstrekkend om het middendeel van de achterzijde van de loop, dan door het tegen- 35 overliggende kruis en vervolgens schroeflijnvormig in een tweede richting om het middendeel van de achterzijde van de loop, en eindigend in het beginkruis, als weergegeven in fig. 10; of een variatie beginnend in een kruis en zich schroeflijnvormig uitstrekkend in een richting om de achterzijde van de loop, 40 dan door het tegenoverliggende kruis, en vervolgens een oneven aan- 8104135 - 23 - tal halve wikkelingen om de aftakking naar het beginkruis, daarna schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend in het tegenoverliggende kruis ( als weergegeven in fig. 11).
5 Indien gewenst kan voordat het wikkelen begint het opper vlak van de doom worden bedekt met een film die hecht op het kunst-stofmateriaal en het kunststofmateriaal van het ï-stuk beschermt tegen corrosieve bestanddelen als het ï-stuk in bedrijf is.
Om de wikkelingen op de doorn voor het vormen van een T-10 stuk te maken wordt een einde van een lont bevestigd op een trommel 28 aan een einde van het T-stuk. Een maskeringsband of dergelijke gevolgd door een klein aantal omwentelingen om de trommel verschaft een voldoend zekere bevestiging. Ie wikkeling wordt dan overgebracht over de flens 27 naar de sok aan het einde van de loop op een be-15 paalde plaats en onder een schroeflijnhoek voor het beginnen van een van de patronen.
Ie de voorkeur hebbende schroeflijnhoek langs het cilindrische deel van de loop of de aftakking is ongeveer 54° zowel voor het weerstaan van de inwendige druk als voor spanningen in langs-20 richting als gevolg van het gebruik van het T-stuk in een systeem waarin spanningen worden toegepast analoog aan het gesloten einde •van een drukvat. Ie schroefhoek is de hoek tussen de schroeflijnvormige baan en bijvoorbeeld de hartlijn van de loop. In het gebied van het membraan heeft het de voorkeur dat de wikkelingen de 25 neiging hebben ortogonaal met elkaar te zijn en dus benadert de schroefhoek 45° ten opzichte van de hartlijn van de loop. Ie gemiddelde schroefhoek op het T-stuk is in het bijzonder minder dan de optimale van 54°· Een gemiddelde schroefhoek op een bepaald ï-stuk hangt gedeeltelijk af van de totale lengte van het T-stuk. Bijvoor-50 beeld heeft een ï-stuk van nominaal 5 ca een lengte van ongeveer 5 diameters terwijl een I-stuk van 15 cm of groter een totale lengte heeft van slechts ongeveer 3 diameters. Op een betrekkelijk lang I-stuk kan de schroefhoek wijzigen over de lengte van de loop en meer de optimale waarde 54° benaderen aan het einde van de sok dan 35 bij een korter T-stuk.
Ie schroefhoek, die boven is bedoeld, is er voor windingen die het oppervlak diagonaal doorlopen. Het zal duidelijk zijn dat delen van verschillende wikkelpatronen slechts weinig diagonaal zijn of kunnen worden beschouwd als zijnde met een schroefhoek van onge-40 veer 90°· Als een dergelijke wikkeling met een band wordt gevormd 8104 135 - 24.-
'·» V
hebben de versterkingsvezels een schroefhoek die 0° benadert. Als zich in langsrichting uitstrekkende en zich in omtreksrichting uitstrekkende vezels aanwezig zijn tengevolge van dergelijke wikkelingen is het gewenst dat een 100 % grotere sterkte aanwezig is 5 in de omtreksrichting als gevolg van een groter aantal vezels dan in de langsrichting. Dit verschaft een structuur met een sterkte ongeveer gelijk aan de sterkte van een structuur waarin alle wikkelingen onder ongeveer 54° liggen.
Niet alle schroefbanen van de loop van het T-stuk liggen 10 om de gemiddelde schroefhoek. In het bijzonder liggen sohroefhoeken in een gebied van plusminus 10° ten opzichte van de gemiddelde sohroefhoeken zodat de schroefbanen alle delen van het T-stuk kunnen bedekken en nog nauwkeurig passen tegen oppervlakken zonder slippen evenwijdig aan het oppervlak van de doom. Enige wijziging in de 15 schroefhoek kan optreden over de lengte van de schroeflijn omdat de effectieve diameter van de schroeflijn wisselt op verschillende delen van het T-stuk. Bijvoorbeeld kan de schroefhoek verschillen als een· wikkeling de verdikking in het membraangebied passeert vergeleken met de schroefhoek van dezelfde schroefbaan nabij de stap van de 2q sok.
Een voorbeeld van het wijzigen in schroefhoek in verschillende delen van een wikkeling is weergegeven in patroon (d). In dit patroon strekt de wikkeling zich uit naar het einde van· de aftakking als een linker schroeflijn als weergegeven in fig. 6. De schroef-_ de 25 hoek neemt geleidelijk toe als* wikkeling het einde van de aftakking nadert todat hij 90° benadert waarbij hij een rechtse schroefdraad wordt en vanaf het einde van de aftakking teruggaat met een geleidelijk afnemende schroefhoek. Een dergelijk patroon wordt gebruikt nabij een einde van het T-stuk voor het omkeren van de richting zon-50 derdat het einde van het T-stuk wordt verlaten met als gevolg daarvan verlies aan materiaal buiten de af snijljjien. Het is van belang dat de mate van wijziging van de schroefhoek voldoende klein is dat slippen van de lont evenwijdig met het oppervlak van het T-stuk wordt vermeden.
.35 Behalve van het verzekeren van een bedekking van het gehele T-stuk, kan het ook van belang zijn de schroefhoek te wijzigen bij verschillende wikkelpatronen zodat elk gebied op het T-stuk verst erkingsvezels bezit, die zich uitstrekken in een aantal richtingen in hoofdzaak evenwijdig met het oppervlak voor het weerstaan van bi-40 axiale spanningen. Bij voorkeur worden vezels verschaft die diago- 8104135 -25. - naai zijn ten opzichte van de hartlijn van bijvoorbeeld de loop van het T-stuk.
Een schroefhoek die van belang is is de hoek als de wikkeling de flens 27 kruist aan het einde van de doom. De diameter 5 van de trommel 28 aan elk einde van de loop is bemeten in overeenstemming met de gemiddelde schroefhoek als de windingen de flens kruisen. De verhouding van de diameter van de tmrnel tot de diameter van de flens aan het einde van de sok is de sinus van de schroefhoek. Het deze verhouding kan een wikkeling de flens kruisen 10 zonder slippen in omtreksrichting of langsrichting. Afwijkingen door afzonderlijke windingen van plus of min 10° ten opzichte van de gemiddelde schroefhoek worden gemakkelijk opgenomen zonder slippen als gevolg van wrijving, wat de neiging heeft de wikkelingen in de stand op de doom te houden.
15 Patroon (g) dat zich uit strekt vanaf het einde van de aftakking gebruikt de neus 32 voor het draaien. Een lont strekt zich aldus uit vanaf de aftakking bij een lage schroefhoek, maakt een halve draai om de neus en keert terug over het einde van de aftakking op een plaats op afstand vanwaar hij van de aftakking is ge-20 gaan, zodat de twee banen elkaar kunnen kruisen in het gebied van de trap van de sok. De verhouding van de diameter van de neus 32 tot de diameter van de flens 27 op de aftakking is de sinus van de gemiddelde schroefhoek van de wikkelingen in patroon (g).
Elk wikkelpatroon weergegeven in de fig. 3 tot 10 ver-25 schaft een bedekking van een tevoren bepaald gebied van het T-stuk.
Het bedekken van de trap van de sok aan een einde van het T-stuk dient als voorbeeld. Patroon (a) kruist de stap van de sok in een diagonale richting nabij de achterzijde van de loop. Patroon (b) kruist de stap van de sok diagonaal op een zijde van het T-stuk min 30 of meer in het midden tussen de voorzijde en de achterzijde. Patroon (f) kruist de trap van de sok diagonaal nabij de voorzijde van het T-stuk. Deze patronen kunnen als rechter en dan als linker schroeflijnen worden toegepast. In totaal verschaffen deze patronen zich diagonaal uitstrekkende vezels over in hoofdzaak de gehele omtrek 35 van de trap van de sok. ^
Patroon (b) omvat ook ten minste één omtrekswikkeling om : - ^ de trap van de sok en verschaft in omtreksrichting zich uit strekkende vezels. Een aantal diagonaal of schroeflijnvormige wikkelingen van patronen (a), (b) en (f) kunnen over de trap van de sok worden ge-40 vormd gevolgd door een omtrekswikkeling om de trap van de sok.
8104135 - 26 - · * *.
De diagonale wikkelingen hebben een neiging tot brugvorming over de trap van de sok. De omtrekswikkelingen compenseren een dergelijke neiging door de diagonale wikkelingen naar de doom te drukken in het gebied van de trap van de sok. Het gebied van de trap van de sok 5 kan gedeeltelijk worden gevuld met omtrekswikkelingen voor patronen (a), (b) en (f) worden aangebracht zodat de buitenlagen van de diagonale wikkelingen minder de neiging hebben tot brugvorming.
Diagonale vezels kruisen de achterzijde van. de loop in het middenvlak als gevolg van een aantal van depatronen.Het patroon (d) 10 verschaft diagonale vezels aan het einde van de loop. Het volgende gebied naar het midden is bekleed met patroon ,(c) gevolgd door de patronen (a), (b) en (f). Het patroon (e) verschaft ook diagonale vezels in een gebied over de achterste min of meer overlappende de- \ -; len bedekt door de patronen (b) en (f). Deze patronen worden diago-15 naai gevormd en de vezels strekken zich uit over de -sokken op de einden van de loop en over de meeste zijden van de loop.
Zich diagonaal uitstrekkende vezels worden geplaatst over het membraan door de patronen (a), (c) en (d) en in de buitenste delen van'het membraan langs de loop door patroon (b).
20 Een gebied dat enige moeilijkheden geeft ligt*het deel van de trap van de sok aan elke zijde van de aftakking. Dit gebied is bekleed met het patroon (g), dat ook ongeveer zich in omtreks-richting uitstrekkende vezels verschaft over de achterzijde van de loop. De zich in omtreksrichting uitstrekkende vezels om de sok op 25 de aftakking worden verschaft door het patroon (d) en in-enige mate patroon (c). Zich in omtreksrichting uitstrekkende vezels om de sokken aan de einden van de loop worden verschaft door patroon (e).
Het zal duidelijk zijn dat de omtrekswikkelingen - om de sokken kan worden verschaft als een verlenging van elk van de patronen met 5Ö een omtreksbaan nabij de sok. Bijvoorbeeld kan patroon (b) worden vergroot voor het verschaffen van omtreksvezels om de sokken op de einden van de lopen. ö
Diagonale vezels worden verschaft door het wikkelen van , lonten door het kruis onder verschillende hoeken. Patroon (b) ver-35 schaft diagonale vezels in het deel van het kruis nabij de loop.
Patroon (a) verschaft vezels meer nabij het midden van het kruis. Patroon (c) veroorzaakt diagonale vezels in het deel van het kruis meer nabij de aftakking. Patroon (e) verschaft vezels nabij het midden van het kruis aan een einde en meer nabij de loop aan het 40 tegenoverliggende einde. Patronen (c), (d) en (g) verschaffen dia- 810 4 13 5 - 2X- gonale vezels in de aftakking»
Als hierin beschreven beginnen vele patronen aan een einde van de trommel, bijvoorbeeld, en eindigen op een einde van de loop. Omdat een combinatie van patronen wordt toegepast bij het wikkelen 5 van een T-stuk is een strikte navolging van ^,en patroon als beschreven en weergegeven in de fig. 3 tot 10 niet essentieel. Een verschuiving van een patroon naar een ander kan worden uitgevoerd op het lichaam van het T-stuk. Bijvoorbeeld kan een verschuiving worden veroorzaakt tussen patronen als het wikkelen zich voortzet over een 10 kruis, of in een omtreksbaan om een sok. Deze wisselingen worden gemakkelijker uitgevoerd dan wisselingen in de baan van een schroeflijnvormige wikkeling, omdat,met uitzondering van patroon (e), de schroefhoeken in het algemeen de neiging hebben de winding naar een einde van het I-stuk te verplaatsen. Be patronen (g) en (h) 15 vormen een voorbeeld voor de wisseling. Elk van deze patronen begint op een plaats in een kruis en kan gemakkelijk worden geplaatst tussen een ander patroon dat zich uitstrekt door een kruis of in omtreksrichting om een sok aan het einde van een loop.
Zulk tussendringen is duidelijkheidshalve hier niet 20 weergegeven omdat een.zeer groot aantal kruisingen van een patroon naar een ander patroon mogelijk zijn. Zulke kruisingen tussen patronen op de doorn binnen de snijlijnen zijn gewenst om de hoeveelheid afval aan materiaal buiten de snijlijnen te reduceren.
Als voorbeeld van een kruising of wisseling van patronen 25 dient de variatie in patroon (h) als boven aangegeven. In feite is dit een wisseling vanaf een helft van een achtvormig patroon dat begint met een eerste richting tot de helft van een ander achtvormig patroon met een tegengestelde richting. Beze kruising is in het bijzonder van voordeel voor het tussenbrengen van nabijliggende 50 windingen aan beide zijden van het T-stuk en het brengen van materiaal in de trap van de sok van de aftakking zonder de windingen buiten de snijlijnen uit te trekken.
Een verband zal duidelijk zijn tussen de patronen van de windingen weergegeven in de fig. 5 tot 10. Be patronen (c) en (d) 35 zijn overeenkomstig met de uitzondering dat zij de aftakking op verschillende afstanden vanaf de loop kruisen. Patroon (b) lijkt op het halve patroon (e) en verschilt in de schroefhoek zodanig dat een wikkeling in patroon (b) eindigt aan het einde van de loop terwijl hij zich zou kunnen voortzetten door een kruis en in feite 40 de helft van een patroon (e) kan worden.
8104135 - 28,- * *"
Variaties in de patronen zullen ook duidelijk zijn. Bijvoorbeeld is het patroon (c) beschreven en weergegeven als hebbende een halve draai (of een oneven aantal halve draaien ') om de aftakking zodat de winding zichzelf kruist in het membraangebied 5 aan een zijde van het T-stuk. Een dergelijke winding kan een even aantal halve windingen opnemen om de aftakking en het membraandeel kruisen op de tegenoverliggende zijde van het T-stuk.
Be variaties in patroon (h) als boven aangegeven dienen ook als voorbeeld. Bij het wikkelen van een T-stuk kan het gewenst Ί0 zijn deze variaties toe te passen voor het belcleden van 'het gehele oppervlak met vezels die in geschikte richtingen zijn geörient'eerd. Bijvoorbeeld kan de eerste variant van het patroon (h) worden toegepast voor het plaatsen van een band in het deel van de kruisen nabij de loop en de twsde variant kan worden toegepast voor het plaat-15 sen van een band in het deel van de kruisen meer nabij de aftakking.
Het plaatsen van de patronen op verschillende startplaatsen en dus onder verschillende schroefhoeken wordt toegepast voor het bekleden van alle delen van het lichaam van het T-stuk. Het patroon (f) dient als voorbeeld. Een winding van het patroon (f) kan 20 beginnen aan de voorzijde van het T-stuk aan een zijde, het middenvlak kruisen op de-voorzijde van de sok, de achterzijde van de loop kruisen meer nabij het tegenoverliggende einde en het eindigen in het tegenoverliggende einde van het T-stuk op de tegenoverliggende zijde relatief nabij de achterzijde. Be volgende winding in het 25 patroon (f) kan beginnen aan de voorzijde van het T-stuk op ongeveer het middenvlak, de achterzijde van de loop kruisen nabij het midden en verdergaan naar het einde op het tegenoverliggende einde merkbaar dichterbij de voor-zijde van het T-stuk dan het einde van de eerste wikkeling. Opeenvolgende wikkelingen kunnen meer en meer na-30 bij de achterzijde van het T-stuk beginnen en eindigen nabij de voorzijde van het T-stuk. Be schroefhoeken tussen opeenvolgende windingen kunnen wijzigen zodat de windingen effectief uitwaaieren vanaf de achterzijde van de loopjd.w.z. nabij elkaar liggende windingen zijn relatief dichter bij elkaar aan de achterzijde van de 35 loop en relatief verder uit elkaar op de sok. Overeenkomstige variaties van elk van de andere patronen kunnen worden toegepast.
Be opeenvolging van patronen voor het bedekken van het oppervlak van het T-stuk is in het algemeen niet van belang behalve voor het reduceren van de hoeveelheid wikkeImateriaal op-eengehoopt 40 aan de andere zijde van de snijlijnen 14· Evenveel verschuivingen 8104135 - 29. - * tussen de patronen worden uitgevoerd op liet T-stuk als geschikt is voor het reduceren van het aantal malen dat de wikkeling van een einde afloopt. Verder zijn de patronen bij voorkeur in een bepaalde volgorde zodat in hoofdzaak minder dan een volledige draaiing wordt 5 toegepast om een trommel tussen het einde van een patroon en het begin van het volgende. Het is gewenst de patronen of de richting van de patronen vaak te wijzigen inplaats van het vormen van een grote dikte met een patroon. Kruisende vezels zijn gewenst in dunne lagen omdat hierdoor het interlaminaire afschuifgebied vergeleken 10 met mindere en dikkere lagen toeneemt. Een sterker deel kan worden gevormd met dezelfde hoeveelheid materiaal.
Men kan bijvoorbeeld beginnen met een klein aantal herhalingen van patroon (a) beginnende in een reeks plaatsen aan een einde van het T-stuk. Patronen (c), (d) en (f) kunnen dan worden 15 toegevoegd voor het verschaffen van diagonale versterkingsvezeis om in hoofdzaak de gehele omtrek van één van de trappen van de sok. Eatronen (e), (d) en (f) beginnen elk aan een einde van de trommel en eindigen aan het tegenoverliggende einde van de loop. Op een geschikt punt in deze volgorde kunnen aldus verdere herhalingen van 20 patroon (a) worden toegevoegd aan het tegenoverliggende einde van de loop. Patronen (c), (d) en (f) kunnen ook worden toegepast voor het wijzigen van de richting van de schroeflijn aan elk einde van de loop. Een aantal herhalingen van patroon (b) kan dan worden ge- . maakt voor het toevoegen van omtrekswikkelingen in de trap van de 25 sok om brugvorming van de diagonale wikkelingen te vermijden.
Geschikte herhalingen van patronen (c), (d) en/of (f) kunnen worden samengebracht met patronen (b) voor het wijzigen van de richting en de einden van het T-stuk. Pergelijke variaties en herhalingen worden voortgezet voor het plaatsen van verdere patronen op het 50 T-stuk.
Een eerste laag windingen kan worden gevormd op de doorn, waarbij een combinatie van de variaties van de patronen (a) t/m (g) worden toegepast. Deze bedekken op effectieve wijze de gehele doom met lonten uit glasvezels bekleed met epoxy. De meeste gebieden 35 zijn bekleed met zich diagonaal uitstrekkende vezels.
Een tweede laag wordt dan gevormd onder toepassing van een band als hierboven beschreven. Deze tussenlaag bevat verster-kingsvezels die zich dwars uitstrekken op de versterkingsvezels in de eerste laag als gevolg van de structuur van de gebruikte band.
40 Een belangrijk aspect van deze laag ligt in het gebied van de twee 8104135 - 5.0. - * τ kruisen. De kruisen zijn onderworpen aan hoepelspanningen die worden opgenomen door in hoofdzaak zich radiaal en diagonaal uitstrekkende vezels in de windingen, die zich uitstrekken over de kruisen in de eerste laag. Zij worden ook onderworpen aan een min of meer 5 in langsrichting gerichte spanning die niet op effectieve wijze wordt tegengewerkt door de vezels die gaan door het kruis onder een grote hoek met het middenvlak van het T-stuk. Er is bijvoorbeeld een spanning in het middenvlak aanwezig, die de neiging heeft om de loop en de aftakking van elkaar te trekken om de hoek tussen de 10 aftakking en de loop te vergroten.
Het is daarom gewenst een band door de kruisdelen volgens patroon (h) te wikkelen. De band strekt zich door het kruis uit in.een ongeveer radiaal vlak. Dit verschaft versterkingsvezels die zich in de gewenste richting uitstrekken in het kruisj d.w.z. even-15 wij dig of bijna evenwijdig met het middenvlak. De variatie in patroon (h) brengt de versterkingsvezels op de aftakking evenwijdig met de hartlijn ervan.
De omtrekswikkelingen van een band om de sokken en de achterzijden van de loop verschaffen een versterking in langsrich-20 ting. Dit is van bijzonder belang in het gebied van de sok. op de aftakking. Slechts een beperkte toepassing van diagonaal gerichte vezels kan worden verschaft op de sok en de trap van de sok door glaslonten zonder overmatig afval als de wikkelingen zich buiten de snijlijnen uitstrekken. De band brengt glasvezels, die zich in langs-25 richting uitstrekken, langs de sok en de trap van de sok en gaan over in habijliggende delen van het kruis. Omtrekswindingen van lonten weerstaan hoepelspanningen. Sterkte kan dus worden öpgebouwd in .de aftakking met een iéts lager nuttig effect dan in de gebieden waar diagonaalvezels op meer eenvoudige wijze worden toegepast.
5° Wikkelingen van de band die zich diagonaal uitstrekken over het membraan verschaffen ook een belangrijke versterking in dat gebied. In het membraandeel (d.w.z. over de verdikkingen), en op bepaalde delen van de loop hebben de glasvezelbundels, die de inslag van de band vormen de neiging scheef te lopen ten opz ichte 35 van de wikkelrichting zodat zij niet loodrecht op de ketting staan. Yerrassenderwijze trekt als een dergelijke band diagonaalsgewijs wordt gewikkeld over het membraangebied en door het kruis de inslag scheef, zodat versterkingsvezels de neiging hebben zich te richten evenwijdig met de hartlijn van de aftakking. Dit is een zwakkere 40 richting en een dergelijk richten van de versterkingsvezels heeft 8104135 - 31 - *' voordeel.
Schroefhoeken van de wikkelingen en het aantal wikkels uit band in elk patroon worden gekozen voor het verschaffen van de gewenste dikte versterkingsvezels in elke richting in elk deel van 5 het T-stuk. Dit kan worden bereikt in de tussenlaag waarin de patronen (a) t/m (e) en (h) worden toegepast.
Het bekleden van een dergelijke band met epoxy of een ander hars is niet gemakkelijk. Het is daarom gewenst om ook een band uit glasvezellonten te wikkelen op de doom samen met het 10 wikkelen van de band. De glasvezellonten worden geleid door een bad vloeibaar hars voordat zij worden gewikkeld en dienen als een drager voor het vloeibare hars voor het impregneren van de band.Dit samenwikkelen van de band en de lont heeft ook voordelen omdat lagen met dwarsvezel worden tussengevoegd, waardoor het interlaminaire af-15 schuifgebied en de sterkte van het T-stuk belangrijk worden verbeterd.
Uadat de tussenlaag gevormd uit band en lont van de gewenste dikte is geplaatst over de binnenlaag op de doorn, wordt een derde of buitenste laag gevormd op een wijze overeenkomstig de 20 "binnenste laag, waarbij glasvezellonten worden toegepast. De patronen (a) t/m (g) worden toegepast voor het bekleden van het gehele gebied van het T-stuk.
Bij de beschreven uitvoeringen zijn de binnenste en buitenste lagen gevormd met lonten waartussen de laag die de band be-25 vat is geplaatst. Hierdoor ontstaat de neiging dat een vlak oppervlak wordt verzekerd op het T-stuk en de bundels glasvezels aanwezig zijn in de tussenlaag, waarvan einden anders buiten het T-stuk zouden steken. Dit is van bijzonder belang in bepaalde gebieden waar de band convexe delen van het T-stuk kruist en de min of meer 30 rechte bundels glasvezel op andere wijze zich zouden uitstrekken vanaf het oppervlak.
Er zijn ook voordelen in het vormen van een T-stuk onder gebruikmaking van samenwikkeling van lonten en band voor het grootste deel van de dikte van het T-stuk, beginnend bij het binnenopper-35 vlak nabij de doom. Bij een dergelijke uitvoering omvat de binnenste laag de band en slechts de buitenste laag, die betrekkelijk dun kan zijn, omvat alleen glaslonten om een glad oppervlak op het uitwendige van het T-stuk te verzekeren. Het uitsteken van de einden van de vezels vanaf de binnenzijde van de T is niet van belang omdat de 4q hars wordt gehard voordat de doorn wordt verwijderd. Dit type wikke- 8104135 * l· - 32 - -' len kan gewenst zijn voor het verschaffen van een groter interlami- nair af schuif oppervlak nabij het binnenoppervlak van het T-stuk.
Het T-stuk kan worden gewikkeld door het roteren van de doom en het toevoeren van lont en/of band vanaf een beweegbare bron 5 of de lont en/of de band kan worden toegevoerd vanaf de roteerbare spoelen, die worden bewogen om de doom, of een combinatie van dergelijke bewegingen kan worden toegepast. Nadat het T-stuk is gewik.-.. keld onder gebruikmaking van een combinatie van wikkelpatronen als hierboven beschreven, wordt de vloeibare hars gehard, bijvoor-10 beeld door verwarming of vulkanisering bij kamertemperatuur. De doorn wordt dan verwijderd uit het T-stuk, hetzij vóór hetzij na het bijsnijden van de einden van de loop en de aftakking.
De wikkelpatronen toegepast bij het als voorbeeld gegeven T-stuk als boven beschreven verwerken zowel lonten en de speciale 15 band die kan deformeren om nauwkeurig te passen op de oppervlakken met samengestelde kromming. Het kan gewenst zijn een T-stuk te vormen door slechts lonten te wikkelen. Een dergelijk T-stuk geeft meer afval aan materiaal bij het bij snij den aan het einde dan het geval is bij een toepassing waarbij de bovengenoemde band wordt ge-20 bruikt. Economische handelsonderzoekingen kunnen worden uitgevoerd tussen eindverliezen, kostenverschillen van band ten opzichte van lonten, en de gecompliceerdheid van de wikkelpatronen voor elke uitvoering van het T-stuk voor het kiezen van een voorkeurstechniek voor het wikkelen van een T-stuk.
25 Een gebied met bepaalde moeilijkheden bij een uitvoering die geheel uit lonten is gewikkeld ligt in elk kruis en in het bijzonder in het deel van het kruis in het middenvlak van het T-stuk dat zich uitstrekt naar het einde van de aftakking. In dit deel is het moeilijk versterkingsvezels aan te brengen die zich in langs-30 richting langs de aftakking uitstrekken. Verdere wikkelpatronen kunnen worden toegepast voor het brengen van materiaal in dit deel.
Een dergelijk patroon is weergegeven in fig. 12 en is aangegeven met patroon (i). Dit wikkelpatroon begint aan het einde van de aftakking min of meer in de nabijheid Van het middenvlak van 35 het T-stuk. De wikkeling strekt zich dan schroeflijnvormig langs de aftakking uit met een kleine schroefhoek, over het membraandeel aan een zijde van het T-stuk, om de achterzijde van de loop en schroeflijnvormig over tegenoverliggende zijde van het T-stuk naar het tegenoverliggende kruis. Na het passeren door het kruis strekt 40 de wikkeling zich schroeflijnvormig uit langs de aftakking met een 8104135 - 35 - grote schroefhoek naar het einde van de aftakking. Als schematisch weergegeven in fig. 12 ligt het eindpunt van dit wikkelpatroon aan het einde van de aftakking ongeveer 90° linksom vanaf het startpunt. Deze hoek is geschikt voor schematische illustratie maar is onder-5 worpen aan een grote variatie als gevolg van de verschillen van lengte van de aftakking hij verschillende afmetingen van T-stukken. Verschillen van dergelijke wikkelingen kunnen worden gevormd op de doom met de start- en eindpunten rechtsom en/of linksom verschoven om het einde van de aftakking om het eindoppervlak van het T-stuk 10 te bedekken.
Patroon (i) heeft een interessant kenmerk aan het einde van de aftakking. Als een lont zich uitstrekt vanaf het einde van de aftakking als weergegeven in fig. 12 vormt hij een gedeeltelijke draai om de neus 32 (fig· 1) aan het einde van de aftakking op de 15 doom. De lont kan dan van het einde van de aftakking afkomen op de tegenoverliggende zijde van het T-stuk bij een herhaling van patroon (i), dat een spiegelbeeld is van het patroon weergegeven in fig. 32. Hierdoor worden vezels gebracht in beide kruisen en op beide zijden van het T-stuk in een logische en symmetrische opeenvolging.
20 Jen ander patroon geschikt voor het wikkelen van een T- stuk met lonten, hierin aangegeven als patroon (j), is weergegeven in fig. 13. Twee segmenten van een dergelijk patroon zijn in de tekening weergegeven.
Het patroon (j) begint aan een einde van de loop op een 25 zijde van het T-stuk, strekt zich uit langs een schroeflijnvormige baan om de loop door het dichtbij liggende kruis, dan schroeflijnvormig om de aftakking naar het einde van de aftakking aan de tegenoverliggende zijde van het T-stuk vanaf het startpunt. Een teruggaande baan van het patroon (j) begint aan een einde van de aftak-30 king op de tegenoverliggende zijde van het T-stuk vanaf het einde van een voorgaande baan, strekt zich schroeflijnvormig uit om de aftakking door hetzelfde kruis, dan schroeflijnvormig om de loop naar het einde van de loop op de tegenoverliggende zijde vanaf het begin van de voorgaande baan. Als een paar van dergelijke wikkel-35 patronen is gestart vanaf overeenkomstige punten op tegenover elkaar liggende zijden van het T-stuk dan kruisen zij in het middenvlak van het T-stuk in het kruis. Bij het starten en beëindigen op verschillende plaatsen om de einden van de loop en de aftakking kan de plaats van de kruising worden gevarieerd langs het middenvlak door 40 het kruis en langs de aftakking.
8104135 * « -54-
Het is gewenst patroon (j) te gebruiken omdat dit patroon de vezels geeft met een grote zich in langsriehting uit strekkende component in het kruis nabij het middenvlak van het T-stuk. Andere patronen kunnen worden gebruikt voor het verschaffen van dergelijke 5 zich ,in langsriehting uitstrekkende vezels, maar een aantal' 'van dergelijke patronen kan noodzakelijk zijn voor het op· geschikte wijze bedekken van alle delen van het kruis. Deze patronen (i) en (j) plaatsen lonten met een belangrijke langscomponent hoog in het kruis, d.w.z. meer nabij het einde van de aftakking. Lonten met een sterke 10 component die zich uitstrekt in langsriehting langs de loop en lager liggen in het kruis kunnen worden verschaft door de patronen (b) of (f), bijvoorbeeld. Indien gewenst kunnen de patronen (i) en (j) worden gebruikt bij een uitvoering waarbij zowel band als lont voor het wikkelen van een T-stuk worden toegepast. Het heeft echter de 15 voorkeur deze patronen niet te gebruiken omdat elk v sterk bijdraagt tot afval van materiaal bij het aan het einde bij snijden en enigszins gelijk georiënteerde vezels kunnen gemakkelijk worden toegevoegd door gebruikmaking van de bovenbeschreven band.
Een voorkeurscombinatie van de wikkelpatronen voor het 20 vormen van een T-stuk onder gebruikmaking van enkel lonten omvat ten minste de patronen (c), (f), (i) en (j). Gezamenlijk kunnen deze patronen worden toegepast voor het brengen van versterkings-vezels met geschikte oriëntaties op alle delen van het T-stuk. Het is echter gewenst dat bij een dergeïijke uitvoering ook de patronen 25 (a) en (b) worden toegepast. Dit is gewenst omdat een aantal van de gebieden op het T-stuk gemakkelijker worden bedekt fla.n met andere wikkelingen, in het bijzonder bij bepaalde typen automatische wikke Imachines.
Een andere combinatie van patronen geschikt voor het vor-50 men van een T-stuk vervaardigd uit alleen wikkelingen uit lont vereist de patronen (f), (h) en (i), plus in hoofdzaak cirkelvormige wikkelingen om’ de soktrap en de sok aan elk einde van de trommel en de aftakking. Gewenste patronen voor het verkrijgen van een dergelijke combinatie zijn de patronen (a), (b) en (c). De patronen (d) 55 en (c) kunnen een aantal in hoofdzaak cirkelvormige wikkelingen omvatten om de einden van de loop.
Uog een andere combinatie van patronen geschikt voor het vormen van een T-stuk onder gebruikmaking van slechts lonten vereist de patronen (b), (c), (i). Bij een dergelijke uitvoering wordt 40 het beginpunt van het patroon (b) om het einde van de loop bewogen 8104135 - 55 - zodat bij bepaalde wikkelingen er een grote schroefhoek is voor het bekleden vai/alle delen van het T-stuk met vezels die geschikte oriëntaties bezitten voor het opnemen van de uitgeoefende spanningen.
Om deze eis te reduceren heeft het de voorkeur ook patroon (f) in de 5 wikkelingen op te nemen. Terdere patronen die kunnen worden gebruikt om het wikkelen van een dergelijk T-stuk makkelijker te maken, zijn patronen (a) en (h) en omtrekswikkelingen om de sok en de sokstrap aan elk einde van de loop en de aftakking, in het bijzonder om de aftakking, omdat de patronen (b) en (o) een aantal in omtreksriehting 10 verlopende wikkelingen omvatten om de einden van de loop.
Het zal duidelijk zijn dat het patroon (i) van belang is bij elke uitvoering van het T-stuk gevormd door het alleen wikkelen van lonten. Het verschuiven van het patroon (i) langs verschillende start- en stoppunten aan het einde van de aftakking kan op gemakke-15 lijke wijze veel van het kruis en het membraan bedekken met vezels die op geschikte wijze zijn georiënteerd voor het weerstaan van uitgeoefende spanningen. Yerder kan het patroon (i) op gemakkelijke wijze op een machine worden geplaatst voor het automatisch wikkelen van T-stukken. Hoewel een T-stuk kan worden gewikkeld met alle 20 lonten zonder gebruikmaking van patroon (i), vereist een dergelijke uitvoering substitutie van een aantal verschillende patronen om het bedekken van alle delen van het T-stuk te verzekeren.
Hoewel de uitvinding is beschreven aan de hand van beperkte uitvoeringsvoorbee1den, zijn vele modificaties en variaties 25 duidelijk voor een deskundige. Bijvoorbeeld zijn de uitvoeringen beschreven bij toepassing van epoxyhars en glasvezels. Andere vezels en synthetische kunststofmaterialen zoals polyesterhars kunnen duidelijk hiervoor in de plaats worden gesteld. Het T-stuk is beschreven met een sok over het opnemen van het insteekstuk van een leiding. 50 Ook kan het T-stuk worden gevormd zonder een sok of soktrap, d.w.z.
• dat de loop en de aftakking zich in hoofdzaak als een cilinder uitstrekken. Ben dergelijke uitvoering wordt bijvoorbeeld gebruikt bij het bewerken van het uitwendige van de einden van de loop en de aftakking voor het opnemen van een flens, die op zijn plaats is ge-35 plakt, waarbij een met vezels versterkt T-stuk uit kunststof materiaal wordt verschaft voor flensverbindingen.
- conclusies - 8104135

Claims (23)

1. Met vezels versterkt T-stuk uit kunststofmateriaal omvattende een rechte loop en een zij aftakking en een aantal lagen die versterkingsvezelsAmet elkaar zijn verbonden door synthetische hars omvattende ten minste een aantal lagen uit in hoofdzaak continue 5 lonten van versterkingsvezels, gekenmerkt door tenminste bepaalde lagen band met een inslag omvattende een aantal bundels versterkingsvezels en éen draagketting die voldoende los de bundels vasthoudt om het scheeflopen van de bundels ten opzichte van de lengte van de band voor het harden van de hars mogelijk te 10 maken.
2. T-stuk volgens conclusie 1,met het k e n - • merk, dat deze lagen uit lonten zijn geplaatst tussen dergelijke lagen uit band.
3· T-stuk volgens conclusie 1,met het k e n -15 m e r k, dat de versterkingsvezels in de bundels einden bezitten die zijn ingebed onder het buitenoppervlak van het T-stuk.
4· T-stuk volgens conclusie 3» gekenmerkt do or een buitenste laag bestaande in hoofdzaak uit dergelijke in hoofdzaak continue lonten versterkingsvezels. 20 5* T-stuk volgens conclusie 1,met het ken merk, dat een deel van een dergelijke band is gewikkeld door elk kruis tussen de aftakking en de loop met een lengte van de band die zich uitstrekt in een in hoofdzaak radiaal vlak.
6. T-stuk volgens conclusie 1, m e t het ken- 25. e r k, dat ten minste een deel van een dergelijke band is gewik keld in een in hoofdzaak achtvormig patroon dat zich uitstrekt door elk kruis tussen de aftakking en de loop en kruist op de achterzijde van de loop tegenover de aftakking. . 7· T-stuk volgens conclusie 1, m e t het ken-30 m e r k, dat een deel van de versterkingsvezels van de inslag van de band evenwijdig lopen met het middenvlak van het T-stuk in het gebied van elk kruis tussen de aftakking en de loop.
8. T-stuk volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat ten minste een deel van een dergelijke band is gewik- 35 keld in een patroon dat zich uitstrekt vanaf een kruis tussen de loop en de aftakking om de achterzijde van de loop, door een oneven aantal halve wikkelingen om de aftakking en om de achterzijde van de loop naar het tegenoverliggende kruis. 8104135 - 37 - 9* T-stuk volgens conclusie 1, m e t het k en -merk, dat ten minste een deel van de versterkingsvezels in de inslag van een dergelijke hand nabij een dergelijk einde van het T-stuk evenwijdig lopen met de hartlijn van het einde van het T-stuk. 5 10. T-stuk volgens conclusie 1, m e t het ken merk, dat ten minste een deel van de versterkingsvezels in de inslag van de band evenwijdig lopen met de hartlijn van de loop langs ten minste een deel van de lengte van de achterzijde van de loop tegenover de aftakking. 10 11. T-stuk volgens conclusie 1,met het ken merk, dat ten minste een deel van de versterkingsvezels in de inslag van de band in het membraandeel aan elke zijde van het T-stuk nabij het snijpunt van de loop en de aftakking ongeveer evenwijdig liggen met de hartlijn van de aftakking. 15 12. T-stuk volgens conclusie 1,met het ken merk, dat ten minste een deel van een dergelijke band in omtreks-richting is gewikkeld om elk einde van het T-stuk.
13· T-stuk volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de dragerketting niet-versterkende dragervezels omvat 20 die de bundels van de versterkingsvezels vasthouden.
14· T-stuk volgens conclusie 1 , gekenmerkt door een buitenste gelamineerde laag omvattende een aantal wikkelingen van een lont uit versterkingsvezels gehecht met een kunsthars dat ligt over de buitenste laag van de band. 25 15· T-stuk volgens conclusie 1, gekenmerkt door een binnenste gelamineerde laag omvattende een aantal wikkelingen van een lont uit versterkingsvezels gehecht met een kunsthars binnen de structurele laag.
16. T-stuk volgens conclusie 2,met het ken-30 merk, dat ten minste een deel van de bundels evenwijdige versterkingsvezels einden bezitten, die zich uitstrekken dwars op ten minste een deel van dergelijke samengevoegde continue lonten.
17· Werkwijze voor het wikkelen van een met vezels versterkt T-stuk uit kunststofmateriaal omvattende de stappen van het 35 wikkelen van lonten versterkingsvezels en vloeibaar kunsthars om een T-vormige doom voor het volledig bedekken van de doom, en het harden van de hars en het scheiden van het T-stuk en de doom, en gekenmerkt door toepassing van een aantal patronen omvattende: » (i) het starten aan een zijde van een einde van de loop, zich va '-vu 40 schroeflijnvormig uitstrekken onder een eerste hoek_om de achter- 8104135 * * - 38 - zijde van de loop, door het tegenoverliggende kruis en dan schroeflijnvormig in een andere richting om de achterzijde van de loop en eindigend aan de tegenoverliggende zijde van de loop aan hetzelfde einde; 5 (ll) starten aan een zijde van een einde van de loop, het schroeflijnvormig lopen in een eerste richting om de achterzijde van de loop, vervolgens door het tegenoverliggende kruis, dan in omtreks-richting op het tegenoverliggende einde van de loop over ten minste één omwenteling terug naar het kruis, dan schroeflijnvormig in 10 een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend op de tegenoverliggende zijde van hetzelfde einde van de loop; (lil) starten nabij de achterzijde van de loop aan een einde, het schroeflijnvormig leiden om de loop over het membraandeel, da.n door het tegenoverliggende kruis, vervolgens in omtreksrichting om de af-15 takking met ten minste één halve omwenteling, dan door een kruis, dan schroeflijnvormig om het lichaam van het T-stuk over het membraandeel, en eindigend nabij de achterzijde van de loop aan een einde; (iY) starten aan een einde van de loop, het schroeflijnvormig lopen S0 om de loop over het centrale deel van de achterzijde van de loop en eindigend op het tegenoverliggende einde van de loop; (y) starten vanaf een kruis, het schroeflijnvormig lopen langs een zijde van het T-stUk en om de achterzijde van de loop, dan over de t tegenoverliggpade zijde van het T-stuk onder kruising van het midden-25 vlak van de aftakking en het eindigend aan het einde van de aftakking; en (Yl) in het algemeen achtvormig patroon beginnend in een kruis, schroeflijnvormig gaande in een eerste richting om de achterzijde van de loop, dan door het tegenoverliggende kruis, dan schroeflijn-30 vormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend in het startkruis; of (Yll^het beginnen in een kruis, het schroeflijnvormig lopen in een eerste richting om de achterzijde van de loop, dan door het tegenoverliggende kruis, dan ten minste over een halve winding óm de af-35 takking naar het beginkruis, dan schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend in het tegenoverliggende kruis.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, gekenmerkt door een patroon beginnend aan een zijde op een einde van de loop, 40 verder schroeflijnvormig in een eerste richting gaande om de achter- 8104135 • - 39 - zijde en de tegenoverliggende zijde van de loop, dan door het tegenoverliggende kruis, dan in omtreksrichting om het tegenoverliggende einde van de loop, dan door het tegenoverliggende kruis en schroeflijnvormig in een tweede richting over de beginzijde van de loop 5 en in omtreksrichting om het begineinde van de loop, dan door het nabijliggende kruis, vervolgens schroeflijnvormig in de eerste richting om de achterzijde van de loop en eindigend op het tegenoverliggende einde van de loop.
19· Werkwijze volgens conclusie 17» gekenmerkt 10 door het wikkelen van ten minste een deel van de versterkingsvezels zodat zij in een richting komen te liggen dwars op de wikkelrichting.
20. Werkwijze volgens conclusie 19 , m e t het kenmerk, dat ten minste een deel van de versterkingsvezels in aanwezig is -in hoofdzaak evenwijdige bundels in de inslag van een 15 band met een ketting uit niet-versterkende draagvezels.
21. Werkwijze volgens conclusie 20 , m e t het kenmerk, dat een deel van een dergelijke band is gewikkeld door elk kruis tussen de aftakking en de loop in een in hoofdzaak radiaal vlak.
22. Werkwijze volgens conclusie 20,m e t het kenmerk, dat ten minste een deel van een dergelijke band is gewikkeld in een achtvormig patroon dat zich uitstrekt door elk kruis tussen de aftakking en de loop en kruist nabij het midden van de achterzijde van de loop tegenover de aftakking.
23. Werkwijze volgens conclusie 20,m e t het kenmerk, dat een deel van de versterkingsvezels van de inslag van de band zijn gewikkeld in elk kruis tesen de aftakking en de loop zodat zij evenwijdig komen te liggen met het middenvlak van het T-stuk. 30 24· Werkwijze volgens conclusie 20, m e t het kenmerk, dat ten minste een deel van een dergelijke band in omtreksrichting is gewikkeld om elk einde van het T-stuk.
25. T-stuk volgens conclusie 20,met het kenmerk, dat de band is gewikkeld om het membraandeel op elke zijde 35 van het T-stuk nabij het snijpunt van de loop en de aftakking zodat ten minste een deel van de versterkingsvezels in de inslag van de band ongeveer evenwijdig liggen met de hartlijn van de aftakking.
26. S-stuk volgens conclusie 18, met het ken·.· merk, dat ten minste een deel van een dergelijke band is gewik- 40 keld in een patroon dat zich uitstrekt vanaf een kruis tussen de 8104135 * *· - - 40 - loop en de aftakking om de achterzijde van de loop, door een oneven aantal halve wikkelingen om de aftakking en om de achterzijde van de loop naar het tegenoverliggende kruis.
27. Werkwijze volgens conclusie 17, gekenmerkt 5 door een patro'on beginnende nabij de achterzijde van de loop aan een einde zich schroeflijnvormig in een richting uitstrekkende om de loop over het membraandeel, dan door het tegenoverliggende kruis, vervolgens in omtreksrichting om de aftakking over een halve omwenteling, dan door het nabijliggende kruis, vervolgens schroeflijn-10 vormig in een tweede richting om het lijf van het T-stuk over hetzelfde membraangebied en eindigend nabij de achterzijde van de loop aan het tegenoverliggende einde.
28. T-stuk, dat met vezels is versterkt en bestaat uit kunststofmateriaal met een rechte loop en een zijaftakking, een 15 paar kruisen tussen de aftakking en de loop en een membraandeel op elke zijde van het middenvlak van het T-stuk nabij het snijpunt van de aftakking en de loop, gekenmerkt door een voldoend aantal verschillende wikkelingen uit versterkende vezellonten voor het bedekken van het gehele T-stuk gekozen uit de groep van patronen 20 bestaande uit : (i) beginnendaan een zijde van een einde van de loop, het volgens een schroeflijn in een eerste richting lopen om de achterzijde van de loop, door het tegenoverliggende kruis, dan schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend 25 aan de tegenoverliggende zijde van de loop aan hetzelfde einde; (il) beginnendaan een zijde van een einde van een loop, verder schroeflijnvormig in een eerste richting om de achterzijde van de loop, vervolgens door het tegenoverliggende kruis, dan in omtreksrichting om het tegenoverliggende einde van de loop over ten minste 30 één omwenteling terug: naar het kruis, dan schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend op de tegenoverliggende zijde van hetzelfde einde van de loop; (lil) beginnend nabij de achterzijde van de loop aan een einde, zich schroeflijnvormig uitstrekkend om de loop over het membraan-35 deel, dan door het tegenoverliggende kruis, vervolgens in omtreksrichting om de aftakking over ten minste een halve omwenteling, dan door een kruis, vervolgens schroeflijnvormig om het lichaam van het T-stuk over een membraandeel en eindigend nabij de achterzijde van de loop aan een tegenoverliggend einde; 40 (IY) beginnend aan-een einde van de loop en verder schroeflijnvormig 8104135 - 41 - om de loop over een middendeel van de achterzijde van de loop en eindigend aan het tegenoverliggende einde van de loop; (y) beginnend vanaf een kruis, verder schroeflijnvormig voortgaand over een zijde van het T-stuk en om de achterzijde van de loop, 5 vervolgens over de tegenoverliggende zijde van het T-stuk, waarbij het middenvlak van de aftakking wordt gekruist en eindigend aan het einde van de aftakking; (YI) een in het algemeen achtvormig'patroon beginnend in een kruis, zich schroeflijnvormig uitstrekkend in een eerste richting om de 10 achterzijde van de loop, dan door het tegenoverliggende kruis, vervolgens schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop, en eindigend in het uitgangskruis; (YIl) beginnend in een kruis, zich schroeflijnvormig voort zettend in een eerste richting om de achterzijde van de loop, vervolgens 15 door het tegenoverliggende kruis, dan ten minste over een halve winding om de aftakking naar het beginkruis en schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigen in het tegenoverliggende kruis; en (ΥΙΙΐ) samenvoegingen van deze patronen. 20 29· T-stuk volgens conclusie 28, gekenmerkt door een binnenste laag omvattende patronen (i t/m Y); een tussenlaag omvattende patronen (i), (il) en (lil) en het patroon (Yl) of (YIl); en een buitenste laag omvattende patronen (i t/m Y). 25 50* ï-stuk volgens conclusie 29, m e t het kenmerk, dat ten minste een deel van de glasvezellonten in de tussenlaag bundels zijn waarvan de einden liggen binnen de tussenlaag. 31. 27-stuk volgens conclusie 28, gekenmerkt 30 door een patroon beginnend aan een zijde op een einde van de loop, vervolgens schroeflijnvormig in een eerste richting om de achterzijde van de tegenoverliggende zijde van de loop, dan door het tegenoverliggende kruis, vervolgens in omtreksrichting om het tegenoverliggende einde van de loop, vervolgens door het tegenoverliggende 35 kruis en schroeflijnvormig in een tweede richting over de beginzijde van de loop en in omtreksrichting om het begineinde van de loop, dan door het nabij liggende kruis, vervolgens schroeflijnvormig in de eerste richting om de achterzijde van de loop en eindigendaan het tegenoverliggende einde van de loop. 8104135 . * * - 42 -
32. Met vezels versterkt T-stuk uit kunststof materiaal met een rechte loop en een zijaftakking, een paar kruisen tussen de aftakking en de loop en een membraanvlak op elke zijde van het middenvlak van het T-stuk nabij het snijpunt van de aftakking en 5 de loop, gekenmerkt door ten minste een aantal wikkelingen uit versterkende vezellonten van elk van de groep patronen bestaande uit: (i) beginnendnabij de achterzijde van de loop aan een einde, verder schroeflijnvormig om de loop over het membraanvlak, fla.n door het 10 tegenoverliggende kruis, vervolgens in omtreksrichting om de aftakking over ten minste een halve omwenteling, dan door een kruis, vervolgens schroeflijnvormig om het lichaam van het T-stuk over een membraanvlak, en eindigend nabij de achterzijde van de loop aan een tegenoverliggend einde; 15 (il) beginnendaan een einde van de loop, verder schroeflijnvormig om de loop over een middendeel van de achterzijde van de loop en eindigend aan het tegenoverliggende einde van de loop; (lil) beginnendaan een einde van de aftakking, verder schroeflijnvormig in een eerste richting met een betrekkelijk kleine schroef-20 hoek langs de aftakking, over het membraanvlak, dan om de achterzijde van de loop, verder schroeflijnvormig in een tweede richting over de tegenoverliggende zijde van de loop, dan door het kruis tegenover de plaats waar is begonnen, dan schroeflijnvormig in de eerste richting met een relatief grotere schroefhoek langs de af-25 takking aan dezelfde zijde van het T-stuk als het membraanvlak en eindigend aan het einde van de aftakking; (IT) beginnend’aan een einde van de loop, schroeflijnvormig in een eerste richting langs de loop, dan door het meer nabijliggende kruis, vervolgens langs de aftakking in dezelfde richting en eindigend aan 30 het einde van de aftakking. '33· T-stuk volgens conclusie 32* gekenmerkt door ten minste een aantal omwikkelingen met de volgende patronen: (7) beginnend aan een zijde van een einde van de loop, vervolgens schroeflijnvormig in een eerste richting om de achterzijde van de 35 loop, door het tegenoverliggende kruis, dan schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend aan de tegenoverliggende zijde van de loop aan hetzelfde einde; (71) beginnend aan een zijde van een einde van de loop, verder sóhroeflijnvormig in een eerste richting om de achterzijde van de 40 loop, dan door het tegenoverliggende kruis, dan in omtreksrichting 8104135 -43- om het tegenoverliggende einde van de loop over ten minste één omwenteling terug naar het kruis, vervolgens sshroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend op de tegenoverliggende zijde van hetzelfde einde van de loop. 5 34· Met vezels versterkt ö?-stuk uit kunststofmateriaal met een rechte loop en een zijaftakking, een paar kruisen tussen de aftakking en de loop en een membraanvlak op elke zijde van het middenvlak van het T-stuk nahij het snijpunt van de aftakking en de loop, gekenmerkt door ten minste een aantal wikkelingen 10 uit versterkingsvezellonten van elk van de groep van patronen bestaande uit: (i) beginnend aan een zijde van een einde van de loop, vervolgens schroeflijnvormig in een eerste richting om de achterzijde van de loop, vervolgens door het tegenoverliggende kruis, dan in omtreks-15 richting om het tegenoverliggende einde van de loop over ten minste een omwenteling terug naar het kruis, dan schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend aan de tegenoverliggende zijde van hetzelfde einde van de loop; (il) beginnend nabij de achterzijde van de loop aan een einde, 20' schroeflijnvormig om de loop over het membraanvlak, dan door het tegenoverliggende kruis en vervolgens in omtreksrichting om de aftakking over ten minste een halve omwenteling, dan door een kruis, vervolgens schroeflijnvormig om het lichaam van het 3?-stuk over het membraanvlak, en eindigend nabij de achterzijde van de loop op het 25 tegenoverliggende einde; en (lil) beginnend aan het einde van de aftakking, verder schroeflijnvormig in een eerste richting met een betrekkelijk kleinere schroefhoek langs de aftakking, over het membraanvlak, dan om de achterzijde van de loop, vervolgens schroeflijnvormig in een tweede 30 richting over de tegenoverliggende zijde van de loop, dan door het kruis tegenover het begindeel, vervolgens schroeflij' vormig in de eerste richting bij een betrekkelijk grote schroefhoek langs de aftakking aan dezelfde zijde van het T-stuk als het membraanvlak en eindigend aan het einde van de aftakking. 35 35« T-stuk volgens conclusie 34, gekenmerkt door ten minste een aantal omwikkelingen met het patroon: (IT) beginnend aan een einde van de loop, schroeflijnvormig om de loop over het middendeel van de achterzijde van de loop en eindigend aan het tegenoverliggende einde van de loop. 40 36* T-stuk volgens conclusie 35> gekenmerkt 8104135 r * v* door ten minste twee omwikkelingen van de patronen omvattende: (Y) beginnend aan een zijde van een einde van de loop, verder schroeflijnvormig in een eerste richting om de achterzijde van de-loop, door het tegenoverliggende kruis, dan schroeflijnvormig in 5 een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend aan de tegenoverliggende zijden van de loop aan hetzelfde einde; en (Yl) een in het algemeen achtvormig patroon beginnend in een kruis, verder schroeflijnvormig in een eerste richting om de achterzijde van de loop, dan door het tegenoverliggende kruis, dan 10 schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend in het beginkruis; of (Vil) beginnend in een kruis, verder schroeflijnvormig in een eerste richting om de achterzijde van de loop, dan door het tegenoverliggende kruis, vervolgens ten minste over een halve wikkeling om de 15 aftakking naar het beginkruis, dan schroeflijnvormig in een tweede richting om de achterzijde van de loop en eindigend in het tegenoverliggende kruis.
57· T-stuk volgens conclusie 5^, gekenmerkt door een aantal in hoofdzaak in omtreksriehting aanwezige wikke-20 lingen om elk einde van de loop en de aftakking.
38· T-stuk volgens conclusie 35» gekenmerkt door een aantal in hoofdzaak in omtreksriehting zich uitstrekkende wikkelingen om elk einde van de loop en de aftakking. 8104135
NL8104135A 1980-09-11 1981-09-07 Met vezels versterkt t-stuk uit kunststofmateriaal voor leidingen. NL8104135A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US18633580 1980-09-11
US06/186,335 US4601496A (en) 1980-09-11 1980-09-11 Fiber reinforced plastic pipe tee

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8104135A true NL8104135A (nl) 1982-04-01

Family

ID=22684539

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8104135A NL8104135A (nl) 1980-09-11 1981-09-07 Met vezels versterkt t-stuk uit kunststofmateriaal voor leidingen.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4601496A (nl)
JP (1) JPS5779392A (nl)
DE (1) DE3136076A1 (nl)
GB (1) GB8327002D0 (nl)
IE (1) IE52551B1 (nl)
NL (1) NL8104135A (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3516814A1 (de) * 1985-05-10 1986-11-13 Rheinische Braunkohlenwerke AG, 5000 Köln Kupplungsmuffe aus kunststoff fuer rohre
US4931119A (en) * 1988-06-27 1990-06-05 Watkins Richard L T Method for making a reinforced thermosetting resin structure with integral unflanged nozzle
US4927476A (en) * 1988-06-27 1990-05-22 Watkins Richard L T Method for making a reinforced thermosetting resin structure with integral flanged nozzle
US5108135A (en) * 1990-09-18 1992-04-28 Ameron, Inc. Fiber reinforced plastic pipe tee
US7757718B1 (en) 2007-06-20 2010-07-20 Bruce Mark H Polymer reinforcement for a clay pipe joint
AR088889A1 (es) 2011-11-16 2014-07-16 Flexpipe Systems Inc Tuberia reforzada flexible y cinta de refuerzo
CA2854951C (en) 2011-11-16 2020-05-12 Flexpipe Systems Inc. Connection for a thermoplastic pipe, assembly and method
WO2013120201A1 (en) 2012-02-17 2013-08-22 8193053 Canada Ltd. Pipe, pipe connection and pipeline system

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2751237A (en) * 1952-11-10 1956-06-19 Edwin E Conley Hollow fiber reinforced resin products such as pipe fittings with molded internal threads and method of making same
FR1150700A (fr) * 1955-03-15 1958-01-16 United Shoe Machinery Ab Raccords de tuyaux en matières résineuses
US2878038A (en) * 1955-06-27 1959-03-17 Reinhold Engineering & Plastic Plastic pipe bend and method for making same
US3522122A (en) * 1967-06-16 1970-07-28 Ganahl Carl De Reinforced plastic pipe
GB1222041A (en) * 1968-03-19 1971-02-10 Johns Manville Improvements relating to pipe fittings
US3963185A (en) * 1971-12-14 1976-06-15 Hills-Mccanna Company Filament winding method
US4106797A (en) * 1976-05-07 1978-08-15 Fiber Glass Systems, Inc. Reinforced fitting construction

Also Published As

Publication number Publication date
IE812108L (en) 1982-03-11
US4601496A (en) 1986-07-22
DE3136076A1 (de) 1982-04-08
GB8327002D0 (en) 1983-11-09
JPS5779392A (en) 1982-05-18
IE52551B1 (en) 1987-12-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP5503291B2 (ja) 分割した布地層を有するバルーン及び三次元の型の上に編み組みするための方法
EP3107718B1 (en) Fibre reinforced polymer matrix composite pipes
EP2198813B1 (en) Intraluminal stent
JP6342908B2 (ja) コンポジットファンケース用の周囲補強材
US20210071330A1 (en) Braided structures of complex geometry
NL8104135A (nl) Met vezels versterkt t-stuk uit kunststofmateriaal voor leidingen.
US20130167462A1 (en) Lattice support structures
EP0089809A1 (en) Method for the production of fibre reinforced articles
US20070021707A1 (en) Helical graft
US3349806A (en) Reinforced hose construction and method of making the same
JP4503011B2 (ja) 螺旋移植片
CN117597533A (zh) 复合交织气体安全壳组件
US4506918A (en) Fiber reinforced plastic pipe tee
US4601770A (en) Fiber reinforced plastic pipe tee
NL8104134A (nl) Met vezels versterkt t-stuk uit kunststofmateriaal voor leidingen.
US4005233A (en) Filament wound structure and method
IE58046B1 (en) Apparatus for shirring a tubular casing
GB2083879A (en) Fiber Reinforced Plastics Pipe Tee
RU2663401C1 (ru) Многослойная трубчатая тканая конструкция
RU151868U1 (ru) Армированная полимерная труба, армирующая система и комплексная армирующая нить для нее
CN108883549A (zh) 用于形成具有在径向横截面变化的轮廓的旋转体的纤维预制件的装置和方法
JP6954590B2 (ja) 合成樹脂製管とその製造方法
WO2023195397A1 (ja) 人工血管
RU2364509C2 (ru) Труба из композиционного материала и способ ее изготовления
RU2217313C1 (ru) Способ изготовления тройника

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed