NL8103325A - Inrichting voor het gaarmaken of blancheren van voedingsmiddelen. - Google Patents

Description

* « - 1 -

Inrichting voor het gaarmaken of blancheren van voedingsmiddelen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het gaarmaken of blancheren van dierlijke of plantaardige voedingsmiddelen met een met vloeistof gevulde houder, een toevoer- en een afvoerstation benevens een in de houder continu rondlopende transporteur, die in het gebied van het 5 toevoer- en van het afvoerstation uit de houder en over ombuigingen weer daarin wordt geleid.

Dergelijke inrichtingen worden gebruikt bij het houdbaar maken van voedingsmiddelen en dienen in hoofdzaak zowel voor het verminderen van het aantal micro-organismen als 10 voor het inactiveren van enzymen, die beide verantwoordelijk zijn voor een voortijdig bederf.

Gelijktijdig wordt door dit proces de ontwikkeling verhinderd van ongewenste smaakstoffen tijdens de opslag en wordt de permeabiliteit van de celmembranen verbeterd 15 voor een vochtigheidsuitwisseling al naar de tijdsduur van de warmte-inwerking en ten minste in de bovenste lagen van het behandelde materiaal, waar-^door aanvullend een snellere droging mogelijk wordt. Een verder doel is de denaturering van het proteïne, dat wil zeggen een gaarmaken van voedings-20 middelen, wat wordt bereikt door een juiste keuze van de temperatuur en de doorlooptijd. Het laatste proces wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het vervaardigen van kookworst.

Een inrichting als bovenbeschreven is uit de praktijk bekend. Deze inrichting is daardoor gekenmerkt, dat een 25 langgerekte, met vloeistof gevulde houder wordt toegepast, waardoorheen een eindloze, continu aangedreven transporteur wordt geleid onder de vloeistofspiegel. De transporteur is uitgevoerd als een van meenemers voorziene transportband en deze wordt in de nabijheid van de einden van.de houder 30 zodanig geleid, dat tenminste het bovenste part van de transporteur, dat het te koken of te blancheren materiaal draagt, uit de vloeistofspiegel wordt opgetild, omgekeerd en in de vloeistof wordt teruggeleid. Bij deze beide gebieden is het toevoer- respektievelijk het afvoerstation aangebracht, 35 waarbij het te behandelen materiaal wordt aangebracht op het in de vloeistof onder te dompelen part van de transporteur 8103325

# *M

- 2 - respektievelijk van het naar boven toe komende part1- wordtf§fgenomen, terwijl het teruglopende part leeg over de bodem van de houder wordt teruggeleid.

Deze bekende inrichting bezit verschillende nadelen.

5 Zo is het noodzakelijke volume van de houder relatief groot, wat vanwege het grote gebruik aan duur materiaal voor houder en transporteur - daar hoofdzakelijk roestbestendig materiaal wordt toegepast - hoge kosten met zich mede brengt. Bovendien neemt de inrichting veel ruimte in en vereist anderzijds van-10 wege de grote warmte-uitstralende oppervlakken kostbare iso-latiemaatregelen en/of leidt tot een oneconomische energiebalans. Verder wordt het te behandelen en eveneens het behandelde materiaal bij het toevoeren ofwel bij het afvoeren op een zodanige wijze gehanteerd, dat bij een gevoelig mate-15 riaal onevenredig veel verloren gaat.

Het doel van de uitvinding is daarom een construktie voor een inrichting van het bovenbeschreven type aan te geven, die bij een vergelijkbare doorvoercapaciteit compact en dus minder volumineus is gebouwd en niet slechts daardoor goed-20 koper is. Gelijktijdig moet worden bereikt, dat het materiaal tijdens de behandeling aan mindere belastingen wordt onderworpen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de transporteur slechts één zich buiten de houder bevindende 25 ombuiging bezit en het toevoerstation is aangebracht in de nabijheid van de indompelingsplaats van het ingaande part van de transporteur en het afvoerstation in de nabijheid van het uitkomende part.

De daarmee bereikbare voordelen bestaan in het bij-30 zonder daarin, dat het teruglopende part van de transporteur mede wordt gebruikt voor het verder doorvoeren van het materiaal, wat behalve een verkorting van de bouwlengte van de inrichting een betere hantering mogelijk maakt zeker van onder verwarming opdrijvend materiaal, zoals bijvoorbeeld 35 worst, doordat het oppervlak van het teruglopende part, welk oppervlak de bovenste afdekking vormt van de kamers waarin zich het materiaal bevindt, zich ten opzichte van dit materiaal in rust bevindt.

Verdere maatregelen voor het verkrijgen van een voor- 4-0 zichtiger hantering en daardoor vermindering van de hoeveel- 8103325 - 3 - heid materiaal, bestaan daarin, dat het toevoerstation bestaat uit een toevoertransporteur, die boven en in de nabijheid van het ingaande part van de transporteur uitkomt en is uitge-voerd als discontinu aangedreven bandtransporteur of als 5 continu aangedreven en met een stapsgewijs bestuurde schuif samenwerkende bandtransporteur, en dat het afvoerstation bestaat uit een continu aangedreven bandtransporteur, die met zijn ombuiging buiten de baan van de meenemers en onder de vloeistofspiegel is aangebracht.

10 Daarbij wordt enerzijds het materiaal direkt in de vloeistof afgegeven, waarbij vanwege de stapsgewijze verplaatsing van de toevoertransporteur een terechtkomen van het materiaal op de randen van de meenemers wordt vermeden, terwijl anderzijds een behoedzame afname wordt verzekerd.

15 De meenemers van de transporteur bestaan op doelmatige wijze uit, van uitsparingen voor de vloeistofcirculatie voorziene, platen, die aan de transporteur zijn bevestigd en die met de wanden van de houder kamers vormen voor het opnemen van het te behandelen materiaal.

20 Om het behandelde materiaal bij het afvoerstation uit de baan van de meenemers af te kunnen voeren, is op de binnenzijde van het, in het gebied van het afvoerstation uit de vloeistof komende, part van de transporteur een inrichting aangebracht voor het opwekken van een op de band-25 transporteur gerichte stroming, bijvoorbeeld in de vorm van ten minste één vloeistofmondstuk, waarvan de werkzaamheid wordt gewaarborgd, doordat de transporteur is voorzien van uitsparingen.

Op deze wijze kan het af te voeren materiaal tot boven 30 de bandtransporteur van het afvoerstation worden gespoeld en op voorzichtige wijze door deze bandtransporteur worden overgenomen.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, dat is weergegeven in de 35 tekening, die schematisch een zijaanzicht toont van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

In een houder 1, die van bovenaf toegankelijk is door wegneembare deksels 2 en vanaf de zijde door reinigings- of montageluiken 3» en welke houder is gevuld met verwarmde vloeistof, is een transporteur 4· aangebracht, die bestaat 81 03325 ώ·'· Λ.

- 4 - 0 uit een geperforeerde "band, bijvoorbeeld in de vorm van draadgaas en die in hoofdzaak in horizontale richting rondloopt, nagenoeg de gehele breedte van de houder 1 inneemt en continu wordt aangedreven.

5 De ene ombuiging van de transporteur vindt plaats door middel van een, op een as 5 draaiende omkeertrommel 6, waarbij de as 5 zich bevindt in de nabijheid van de kopwand 7 van de houder 1 en ongeveer op de halve hoogte daarvan. De andere, met de aandrijving in verbinding staande, ombuiging 10 8 bevindt zich in de nabijheid van de andere.kopwand 9 boven de houder 1. In de nabijheid van de kopwand 9 zijn op de zijwanden van de houder 1 geleidingsrails 10 aangebracht, die zorgen voor de geleiding van het bovenste part 11 en van het onderste part 12 van de transporteur 4 vanuit het horizontale 15 bewegingsvlak tangentiaal ten opzichte van de vlakken bij de ombuiging 8.

De transporteur 4 is voorzien van vlakke meenemers 13» die op regelmatige afstanden van elkaar staan en wel dwars en haaks op de transporteur 4 en die zijn voorzien van uit-20 sparingen voor het doortreden van de vloeistof. Met hun zij-.kanten sluiten zij aanrakingsvrij aan op de zijwanden van de houder 1 en de bovenranden ervan bevinden zich tegenover een geleidingsplaat 14» die de transporteur 4 begeleidt over gehele verloop ervan binnen.de houder 1 op een steeds gelijke 25 afstand tenopzichte van de transporteur 4. Slechts op de overgangsplaats van het bovenste part 11 van de ombuiging 8 in horizontale richting is de geleidingsplaat 14 onderbroken j door de toevoeropening 15. Boven de toevoeropening 15 eindigt een slechts schematisch aangegeven toevoertransporteur 16, 30 die in afhankelijkheid van de plaats van de meenemers 13 stapsgewijs wordt aangedreven.

De houder 1 is boven de kopwand 9 uit verlengd door een schuin naar boven toe lopend deel 17, dat eveneens met vloeistof is gevuld en dat een hellend aangebrachte, met zijn 35 laagliggende einde 18 onder de vloeistofspiegel liggende bandtransporteur 19 opneemt voor de afvoer van het behandelde materiaal. Daarbij eindigt de kopwand 9 iets boven het laagliggende einde 18 van de transporteur 19 met een afgeronde overbrengkant 20. Onder de ombuiging 8 is tussen het bovenste part 11 en het onderste part 12 in de nabijheid van de vloei- 8103325 4T~ - 5 - stofspiegel een rij in hoofdzaak op de geleidingskant 20 gerichte mondstukken 21 aangebracht. De toevoeropening 15 is opgenomen in een afdekkap 22, die de ombuiging 8 afdekt en die zich uitstrekt tot boven het onder de vloeistof liggende 5 deel van de transporteur 191 Op het hoogste punt van de afdekkap 22 bevindt zich een wasemafvoer 23.

De werking van de inrichting is als volgt:

Het te behandelen materiaal komt door middel van de toevoertransporteur 16, discontinu toegevoerd, in de vloei-10 stof tussen telkens twee meenemers 13. De stapsgewijze verplaatsing van de toevoertransporteur 16 vindt daarbij zodanig plaats, dat deze zich in rust bevindt tijdens de doorloop van een meenemer 13 onder de, ten opzichte van de verdeling daarvan, smallere toevoeropening 15. Tijdens het verloop van 15 het transport wordt het materiaal onder de geleidingsplaat 14- getrokken en in de richting naar de ombuigtrommel 6 toeverplaatst. Na ombuiging door deze doorloopt het materiaal het gebied van de houder 1 dat zich tussen de door de geleidingsplaat 14 gevormde bodem van de houder 1 en het terug-20 lopende onderste part 12 van de transporteur 4 bevindt en het wordt in de nabijheid van de kopwand 9 getransporteerd naar het oppervlak van de vloeistof toe. Ondersteund door de, door de mondstukken 21 ondersteunde, stroming wordt nu het materiaal over de geleidingskant 20 heen op de bandtransporteur 25 19 gespoeld en door deze transporteur afgevoerd.

In geval van behandeling van worst, die tot die voedingsmiddelen behoort, welke bij warmtetoevoer ten gevolge van de daarmee-gepaard gaande volumevergroting een dichtheid kleiner dan één bereiken, zakt de worst eerst na het toevoeren 30 ervan door de toevoeropening heen op het bovenste part 11 van de transporteur 4 en drijft ongeveer in het gebied van de ombuigtrommel 6 naar boven toe. Dit heeft ten gevolge, dat zich een zodanig materiaal na het ombuigen in het gebied van het onderste part 12 van de transporteur 4 onder inwerking 35 van de opwaartse kracht tegen de transporteur aanlegt zodat tussen het materiaal en het transporterende oppervlak geen snelheidsverschil optreedt. Bij het terugbrengen van het materiaal naar het oppervlak van de vloeistof werken de telkens vooruitlopende meenemers 13 als tegenhouder en het 40 ledigen van de kamers vindt plaats onder bijdrage van de 8103325 - 6 - stroming opgewekt door de mondstukken 21.

De doorloopsnelheid van de. transporteur 4· kan, evenals de temperatuur van de vloeistof in het reservoir, bij voorkeur water, traploos worden ingesteld, zodat al naar de 5 grootte van het te behandelen materiaal en het gewenste effect van. het behandelingsproces een aanpassing van de bedrijfsomstandigheden kan plaatsvinden.

De verhitting kan plaatsvinden door middel van in de vloeistof geblazen stoom, door elektrische verwarmingslichamen 10 of ook op andere geschikte wijze.

- conclusies - 1 8103325

Claims (7)

1. Inrichting voor het gaarmaken of blancheren van dier-lijke of plantaardige voedingsmiddelen met een met vloeistof gevulde houder, een toevoer- en een afvoerstation benevens een in de houder continu rondlopende transporteur, die in het 5 gebied van het toevoer- en van het afvoerstation uit de houder en over ombuigingen weer daarin kan worden geleid, met het kenmerk, dat de transporteur (4.) slechts één zich buiten de houder (1) bevindende ombuiging (8) bezit en het toevoerstation is aangebracht in de nabij- 10 heid van de indompelingsplaats van het ingaande part van de transporteur (4·) en het afvoerstation in de nabijheid van het uitkomende part.

2. Inrichting volgens conclusie 1,met het 15 ken merk, dat het toevoerstation bestaat uit een toevoer-transporteur (16), die boven en. in de nabijheid van het ingaande part van de transporteur (4-) uitkomt en is uitgevoerd als discontinu aangedreven bandtransporteur (16) of als continu aangedreven en met een stapsgewijs bestuurde 20 schuif samenwerkende bandtransporteur (19).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het afvoerstation bestaat uit een continu aangedreven bandtransporteur (19), die met zijn ombuiging 25 (8) buiten de baan van de meenemers (13) en onder de vloei stof spiegel is aangebracht.

4. « Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de meenemers (13) van 30 de transporteur (4·) bestaan uit, van uitsparingen voorziene, platen, die aan de transporteur zijn bevestigd en die met de wanden van de houder (1) kamers vormen voor het opnemen van het materiaal.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de baan van ten minste 8103325 ^ -λ. - ' ’ ‘ - 8 - die transporteur (4·) die de meenemers (13) draagt is voorzien van uitsparingen.

6. Inrichting volgens één der conclusies 3-5, met 5het kenmerk, dat op de binnenzijde van het, in het gebied van het afvoerstation uit de vloeistof komende, part van de transporteur. (4-) een inrichting is aangebracht voor het opwekken van een -op de bandtransporteur (T9.) gerichte stroming, bijvoorbeeld in de vorm van ten minste een vloei-10 stofmondstuk (21).

7. Inrichting als beschreven en/of weergegeven in de tekening. 8103325