NL8103269A - Versnellingsdrijfwerk. - Google Patents

Description

. ’ < r -· i· « .

Versnellingsdrij fwerk.

De uitvinding heeft be trekking op een aan de buitenzijde van een rijwiel te monteren versnellingsdrijfwerk, voorzien van een veel-traps kettingwielsamenstel, welk versnellingsdrijfwerk de aandrijfketting van het rijwiel tussen verschillende trappen van het kettingwielsamen-5 stel overschakelt.

In de ter inzage gelegde Japanse octrooiaanvrage 15.033/77 is een aan de buitenzijde van een rijwiel te monteren versnellingsdrijf-werk beschreven. Dit beschreven versnellingsdrijfwerk heeft tekortko-mingen, doordat naast assen voor het qpnemen van evenwijdige draaiver-10 bindingsmiddelen, een afzonderlijke as is vastgezet aan een hulpstukdeel voor het draaibaar opnemen van een nokkenschijf voor het bedienen van de versnelling, een met een bedieningskabelmiddel verbonden haspel en een veer, zodat het versnellingsdri jfwerk ingewikkeld in constructie is en betrekkelijk zwaar, en dat dit versnellingsdrijfwerk een verstellings-15 bout heeft of dergelijke, die buiten het rijwiel uitsteekt, zodat de uitstekende bout en dergelijke in aanraking kan komen met een persoon en hem letsel toebrengen.

Een doel van de uitvinding is derhalve het opheffen van de voomoemde tekortkomingen van de stand van de techniek. De uitvinding 20 vereenvoudigt de constructie van een aan de buitenzijde aan een rijwiel te monteren versnellingsdri j fwerk en vermindert zijn gewicht door het monteren van een nokkenschijf voor het bedienen van de versnelling, verder van een met een bedieningskabelmiddel verbonden haspel en van een veermiddel aan assen, die draaibaar evenwijdige draaiverbindingsmiddelen 25 dragen, 81 0 3 2 6 9 » * 2

Een ander doel van de uitvinding is het verbeteren van de veiligheid van een rijwiel met een versnellingsdrijfwerk, dat aan de buitenzijde daarvan is gemonteerd, door het omsluiten van gewoonlijk blootliggende delen, zoals de nokkenschijf voor het bedienen van de ver-'5 snelling, veren, een verstelbout, een beweegbaar deel en dergelijke, met een deksel, en een uitwendig draaiverbindingsdeel voor het zodoende opheffen van uitsteeksels, die zich tot buiten het rijwiel uitstrekken.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:.

10 . : fig. 1 een schematisch zijaanzicht is van het versnellings drijfwerk in de gemonteerde toestand aan de achteras van een rijwiel/ fig, 2 een schematisch vooraanzicht is van het versnellingsdrijfwerk/ fig. 3 een. doorsnede is volgens de lijn III-III in fig. 1/ 15 fig. 4 een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fig. 2, waarbij het deksel is verwijderd voor het tonen van het inwendige mecha-nisme, fig. 5 een ruimtelijk aanzicht is met uiteengenomen delen van belangrijke gedeelten van het versnellingsdrijfwerk/ 20 fig. 6 schematisch het profiel toont van de nokkenschijf voor het bedienen van de versnelling, en de fig. 7-9 aan fig. 3 gelijke doorsneden zijn van verschil-lende bedrijfstoestanden van het versnellingsdrijfwerk.

In alle figuren van de tekening duidt het verwijzingscijfer 25 1 een rijwielframe aan, het verwijzingscijfer 2 de achteras, het verwij zingscijfer 3 een veeltraps kettingwielsamenstel, het verwijzings-cijfer 4 een ketting, het verwij zingscijfer 5 een monteerplaat, het verwij zingscijfer 6 een moer, het verwij zingscijfer 7 een metalen hulp-stuk, het verwij zingscijfer 7' een deksel, het verwij zingscijfer 8 de 30 bout, het verwijzingscijfer 9 een inwendig draaiverbindingsdeel, de verwijzingscijfer 10, 19, 28 en 35 schroef veren, het verwijzingscijfer 11 een L-vormige hefboom, het verwij zingscijfer 12 een verbindingsas voor het inwendige draaiverbindingsdeel, het verwijzingscijfer 13 een verstelbout, de verwijzingscijfers 14, 26 en 27 pennen, het verwijzings-35 cijfer 15 een nokrol, het verwijzingscijfer 16 een uitwendig draaiver- 81 03 2 6 9 4 3 bindingsdeel, het verwij zingscij fer 17 een verbindingsas voor het uit-wendige draaiverbindingsdee1, het verwijzingscijfer 18 een nokkenschijf voor het bedienen van de versnelling, het verwi j zingsci jfer 20 een has-pel, het verwi j zingsci j fer 21 een aanslagring, het verwi j zingsci jfer 22 5 een breekpen, het verwijzingscijfer 23 een kabelverstelorgaan, het verwi j zingsci jfer 24 een kabelvasthoudschroef, het verwijzingscijfer 25 een beweegbaar deel, het verwijzingscijfer 29 een leiwiel, de verwij-zingscijfers 30 en 32 assen, het verwij zingscij fer 31 een spanwiel, het verwijzingscijfer 33 een overschakelgestel, het verwijzingscijfer 10 34 een stang, het verwi j zingsci jfer 36 een aanslagring en het verwi j-zingscijfer 37 een aanslagpen.

Verwijzende naar fig. 1 neemt het frame 1 van het rijwiel een achteras 2 op, voorzien van een veeltrapskettingwielsamenstel 3, dat daaraan is gemanteerd en kettingwielen bevat in vers chi llende stap-15 pen, zodat de aandrijfketting 4 van het rijwiel naar keuze een van de verschillende stapkettingwielen kan aangrijpen. De monteerplaat 5 is vastgezet aan de achteras 2 door de moer 6, aangrijpende in een van schroefdraad voorzien eindgedeelte van de achteras 2.

Bij de afgebeelde uitvoeringsvorm is het metalen passtuk 7 20 vastgezet aan de monteerplaat 5 door de bout 8, zoals is weergegeven in de fig. 3 en 4. Het metalen passtuk 7 wordt gevormd door het buigen van een metalen plaat tot een U-vormige gedaante met de tegenover elkaar liggende zijwanden 7a, 7b en een verbindingsgedeelte 7c, dat zich uit-strekt tussen deze zijwandgedeelten, en wordt gebruikt als een zitting 25 voor het vastzetten van het paastuk 7 aan de monteerplaat 5. De zijwanden 7a en 7b hebben vier asgaten, te weten twee in lijn liggende asgaten 7d voor de verbindingsas 12 van het inwendige draaiverbindingsdee 1 , en twee in lijn liggende asgaten 7e voor de verbindingsas 17 van het uit-wendige draaiverbindingsdeel. De verbindingsas 12 voor het inwendige 30 draaiverbindingsdeel strekt zich uit door de twee asgaten 7d van de tegenover elkaar liggende zijwanden 7a en 7b voor het zodoende draaibaar dragen van de naaf 9a van het inwendige draaiverbindingsdeel 9, verder een schroefveer 10 en de naaf 11a van de L-vormige hefboom 11, die zich bevindt tussen de zijwanden van het metalen passtuk 7. Het inwendige 35 draaiverbindingsdeel 9 heeft een gebogen stuk 9b, dat aan het bovenste 8103269 ' u 4 einde daarvan is gevormd, en de verstelbout 13 grijpt aan in een van schroefdraad voorzien gat van het gebogen stuk 9b. Een borgmoer 13a handhaaft de stand van de verstelbout 13 ten opzichte van het gebogen stuk 9b van het inwendige draaiverbindingsdeel 9. Het onderste einde 5 van het inwendige draaiverbindingsdeel 9 heeft een gootvormig gedeelte, en twee in lijn liggende gaten 9c zijn geboord door de zijwanden van het gootvormige gedeelte voor het zodoende draaibaar dragen van een zijde van het beweegbare deel 25 tussen de zijwanden door een pen 26, aange-bracht in de gaten 9c, welk beweegbare deel 25 hierna wordt beschreven, 10 De L-vormige hefboom 11 heeft een gebogen stuk lib, dat aan een einde daarvan is gevormd voor het zodoende laten oplopen tegen en aangrijpende op het gebogen stuk lib van de verstelbout 13. Het tegenover liggende einde van de L-vormige hefboom 11 draagt de nokrol 15, die draaibaar daaraan is vastgezet door de pen 14. De schroefveer 10 drukt het inwen-15 dige draaiverbindingsdeel 9 rechtsom onder het linksom drukken van de L-vormige hefboom 11, gezien in fig. 3. Het deksel 7' is losmaakbaar gemonteerd aan het metalen passtuk 7 voor het zodoende afdekken van de open buitenzijde van het metalen passtuk 7.

Het uitwendige draaiverbindingsdeel 16 met een gebogen goot-20 gedaante werkt samen met het inwendige draaiverbindingsdeel 9 voor het vormen van evenwijdige draaiverbindingsmiddelen. Het uitwendige draaiverbindingsdeel 16 heeft zijwanden 16a en 16b, twee in lijn liggende asgaten 16c bij de bovenste eindgedeelten van de zijwanden voor het zodoende draaibaar opnemen van de verbindingsas 17 van het uitwendige 25 draaiverbindingsdeel, twee in lijn liggende gaten 16d, gevormd bij de onderste eindgedeelten van de zijwanden voor het zodoende opnemen van de pen 27, die het beweegbare deel 25 draagt aan de zijde tegenover de door de pen 26 gedragen zijde, en een inkeping 16e. De as 17 strekt zich uit door de in lijn liggende gaten 7e van het metalen passtuk 7 30 en de gaten 16c van het uitwendige draaiverbindingsdeel 16, en de nok-kenschijf 18 voor het bedienen van de versnelling en de schroefveer 19 worden draaibaar gedragen door de as 17 in de ruimte tussen de zijwanden 16a, 16b van het uitwendige draaiverbindingsdeel 16. Een einde van de as 17 steekt uit buiten het metalen passtuk 7, en de haspel 20 is 35 vastgezet aan het uitstekende gedeelte van de as 17, zoals is weergegeven 81 0 3 2 6 9 i Λ 5 in de fig. 4 en 5. Verwijzende naar fig. 5 is de aanslagring 21 beves-tigd in een ringvormige groef 17a, gevormd in het uitstekende eindge-deelte van de as 17 om zodoende te voorkomen, dat de haspel 20 vein de as 17 naar buiten valt.

5 Zoals gedetailleerd weergegeven in fig. 6, heeft de nokken schijf 18 voor het bedienen van de versnelling gedeelten a^, a^, a^, a^ en met gelijke hoogte, waarbij het aantal van deze gedeelten met gelijke hoogte gelijk is aan het aantal kettingwielen in het veeltraps-kettingwielsamenstel 3. Overgangsgedeelten b., b„, b_, b. en b_ strekken 10 zich nit tussen naburige gedeelten met gelijke hoogte. De nokkenschijf 18 voor het bedienen van de versnelling heeft een gat 18a, en een einde van de breekpen 22, nit een stuk met de haspel 20, past in het gat 18a voor het zodoende tot een eenheid vetbinden van de nokkenschijf 18 met de haspel 20. Een einde 19a van de schroefveer 19 grijpt een pen 18b aan, 15 die uitsteekt vanaf de nokkenschijf 18 voor het bedienen van de versnelling, zoals is weergegeven in de fig. 3 en 4, waarbij het tegenover liggende einde 19b vein de schroefveer 19 het metalen passtuk 7 aangrijpt, waardoor de nokkenschijf 18 voor het bedienen van de versnelling in de richting van de pijl A in fig. 3 wordt gedrukt. De irikeping 16e van het 20 uitwendige draaiverbindLngsdeel 16, zoals is weergegeven in fig. 5, werkt als een aanslag voor het draaien van de breekpen 22.

In het bijzonder verwijzende naar fig. 1 en fig. 4, is het kabelverstelorgaan 23 van de bedieningskabel voor de versnelling (niet weergegeven) vastgezet aan het metalen passtuk 7, en is een binnenkabel 25 (niet weergegeven) daarvan gewonden om de haspel 20, waarbij een einde daarvan is vastgezet aan de kabelvasthoudschroef 24, aangebracht in een gat 20a van de haspel 20.

Zoals weergegeven in de fig. 3, 4, 7 en 8 is het bovenste einde van het door het uitwendige draaiverbindingsdeel 16 omgeven, 30 doosvormige beweegbare deel 25 verbonden met het inwendige draaiverbindingsdeel 9 door de pen 26, die zich uitstrekt door de gaten 9c van het onderste einde van het inwendige draaiverbindingsdeel 9. Het onder-ste einde van het beweegbare deel 25 is verbonden met het uitwendige draaiverbindingsdeel 16 door de pen 27, die zich uitstrekt door de gaten 35 16d bij het onderste einde van het uitwendige draaiverbindingsdeel 16.

8103269 * « 4 1 6

De schroefveer 28 is aangebracht aan de pen 26 voor het uitoefenen van een kracht in de richting van de pijl B in fig. 3 voor het zodoende gewobnlijk rechtsom ten opzichte van het inwendige draaiverbindingsdeel 9 drukken van het beweegbare deel 25.

5 Verwijzenderi naar de fig. 1 en 2 wordt het leiwiel 29 van de ketting 4 draaibaar gedragen door het overschakelgestel 33 via een as 30, waarbij het spanwiel 31 van de ketting 4 draaibaar wordt gedragen door het overschakelgestel 33 via de as 32. Een einde van de stang 34 is vastgezet aan een tussengedeelte van het overschakelgestel 33, en 10 het tegenover liggende einde van de stang 34 wordt draaibaar gedragen door de vertikale wand 25a van het beweegbare deel 25. De schroefveer 35 is aangebracht aan de buitenzijde van de stang 34 tussen het overschakelgestel 33 en de vertikale wand 25a van het beweegbare deel 25.

De aanslagring 36 grijpt het einde van de stang 34 aan dat zich uit-15 strekt tot buiten het doosvormige beweegbare deel 25 voor het zodoende voorkomen van het vanaf het beweegbare deel 25 scheiden van de stang 34. Een tegenplaat 33' is op afstand vastgezet aan het overschakelgestel 33 voor het zodoende draaibaar opnemen van de wielen 29 en 32 tussen het overschakelgestel 33 en de tegenplaat 33'. De schroefveer 35 heeft 20 een verlengd einde 35a, in aangrijping met de aanslagpen 37, vastgezet aan het overschakelgestel 33, zodat dit in de richting van de pijl C om de stang 34 wordt gedrukt, gezien in fig. 1.

De werking van het versnellingsdrijfwerk met de voorgaande construetie wordt thans beschreven.

25 Wanneer het beweegbare deel 25 in zijn hoge snelheidsstand is, zoals is weergegeven in fig. 2, en een kruk (niet weergegeven) wordt gedraaid voor het mogelijk maken van de beweging van het overschakelgestel 33, doet de binnenkabel van de bedieningskabel (niet weergegeven) wanneer daaraan wordt getrokken door een bedieningsmechanisme (niet weer-30 gegeven), de haspel 20 en de nokkenschijf 18 over een hoek draaien in de richting van de pijl D in fig. 3. Als gevolg hiervan wordt de in aangrijping met de nokkenschijf 18 zijnde hefboom 11 gedraaid in de richting van de pijl E in deze figuur. De hefboom 11 kan in de richting van de pijl E draaien ten opzichte van het inwendige draaiverbindings-35 deel 9 tegen de veerkracht van de schroefveer 10, die aanwezig is om 8103269 7 alleen te worden samengedrukt door een kracht, die groter is dan die, nodig voor het overschakelen van de ketting 4 tussen de verschillende trappen van het veeltrapskettingwielsamenstel 3. Zolang het beweegbare deel 25 beweegbaar is, wordt dienovereenkomstig de schroefveer 10 nimmer 5 samengedrukt. Omdat het beweegbare deel 25 en het overschakelgestel 33 thans worden aangenomen beweegbaar te zijn, draait het inwendige draai-verbin dings deel 9 samen met de hefboom 11 vanuit de stand van fig. 3 naar die van fig. 7. In dit geval wordt de veer 28 samengedrukt, en draait het uitwendige draaiverbindingsdeel 16 samen met het inwendige 10 draaiverbindingsdeel 9, zoals is weergegeven in fig. 7, zodat het beweegbare deel 25 beweegt naar de zijde van de lage snelheidsstand, en wordt de ketting 4 geschakeld naar de trap van het veeltrapskettingwielsamenstel 3, welke trap een overbrengingsverhouding heeft, die over een aantal verschillende trappen, veroorzaakt door de draaihoek van de 15 nokkenschijf 18 lager ligt. Fig. 7 toont de toestand, waarin de ketting 4 is geschakeld near de laagste overbrengingsverhoudingstrap van het veeltrapskettingwielsamenstel 3.

Wanneer het beweegbare deel 25 zich in de laagste overbren-gingsverhoudingsstand bevindt (zie fig. 7) en de kruk (niet weergegeven) 20 wordt gedraaid voor het mogelijk maken van de beweging van het overschakelgestel 33, wordt de haspel 20, indien de bedieningskabel (niet weergegeven) wordt losgelaten door het bedieningsmechanisme (niet weergegeven) door de schroefveer 19 gedraaid voor het opnemen van de binnen-kabel (niet weergegeven) daarop. TezeIfdertijd draait de nokkenschijf 25 18 over een hoek in de richting van de pijl A in fig. 7. Dit draaien van de nokkenschijf 18 in de richting van de pijl A maakt het beweegbare deel 25 klaar voor een beweging, en de veerkracht van de schroefveer 28 neigt tot het draaien van het inwendige draaiverbindingsdeel 9 naar zijn hoge overbrengingsverhoudingsstand, en de hefboom 11 wordt in 30 de richting van de pijl F gedrukt door de veerkracht van de schroefveer 10. Wanneer dus de nokkenschijf 18 draait over de genoemde hoek in de richting van de pijl A, draait de hefboom 11 in de richting van de pijl F over een hoek, die overeenkomt met een aantal verschillende trappen, veroorzaakt door de draaihoek van de nokkenschijf 18. Dientengevolge 35 draaien het inwendige draaiverbindingsdeel 9 en het uitwendige draaiver- 8103269

# V

I * t 8 bin dings dee 1 16 gelijktijdig vanuit de stand van fig. 7 naar de stand van fig. 3. Als gevolg hiervan schakelt het beweegbare deel 25 naar de stand van de hogere overbrengingsverhouding, en wordt de ketting 4 geschakeld naar de trap van het veeltrapskettingwielsamenstel 3, welke 5 trap een overbrengingsverhouding heeft, die hoger ligt dan daarvoor over een aantal verschillende trappen, veroorzaakt door de draaihoek van de nokkenschijf 18.

Indien de kruk (niet weergegeven) zich daarentegen in rust bevindt, is het schakelen van de ketting 4 tussen naburige trappen van 10 het veeltrapskettingwielsamenstel 3 niet mogelijk, zodat het bweegbare deel 25 onder deze omstandigheden niet kan bewegen.

Wanneer dus het beweegbare deel 25 zich in de hoge overbren-gingsverhoudingsstand bevindt, zoals is weergegeven in fig. 3, en de kruk (niet weergegeven) is in rust voor het beletten van een beweging 15 van het beweegbare deel 25, worden de haspel 20 en de nokkenschijf 18 indien de binnenkabel van de bedieningskabel (niet weergegeven) wordt aangetrokken door het bedieningsmechanisme (niet weergegeven), gelijktijdig over een hoek gedraaid in de richting van de pijl D in fig. 8. Omdat het beweegbare deel 25 dan niet kan bewegen, kunnen zowel het 20 inwendige draaiverbindingsdeel 9 als het uitwendige draaiverbindings-deel 16 draaien. De hefboom 11 draait echter ten opzichte van het inwendige draaiverbindingsdeel 9 in de richting van de pijl E in de figuur tegen de veerkracht van de schroefveer 10, en de nokrol 15 van de hefboom 11 loopt op het gedeelte met gelijke hoogte van de nokkenschijf 18, 25 welk gedeelte in aanraking komt met de nokrol 15 wanneer de nokkenschijf 18 draait. Derhalve verlaat het gebogen stuk lib van de hefboom 11, welk stuk werkt als aanslagorgaan, de verstelbout 13 en neemt ee- stand in op afstand daarvan, zoals is weergegeven in fig. 8. Een kracht voor het draaien van het inwendige draaiverbindingsdeel 9 en het uitwendige 30 draaiverbindingsdeel 16 naar een lagere overbrengingsverhoudingsstand, wordt dus opgeslagen in de schroefveer 10. Indien de kruk (niet weergegeven) wordt gedraaid onder de omstandigheden, dat deze kracht is opgeslagen in de schroefveer 10, kan het beweegbare deel 25 bewegen, en overwint de in de schroefveer 10 opgeslagen kracht de veerkracht van de 35 schroefveer 28 voor het doen draaien van het inwendige draaiverbindings- 8103269

ϊ A

9 deel 9 en het uitwendige draaiverbindingsdeel 16 totdat de verstelbout 13 het gebogen stuk lib van de hefboom 11 raakt, zoals is weergegeven in fig. 9. Dientengevolge wordt het beweegbare deel 25 geschhkeld naar een lagere overbrengingsverhoudingsstand, en wordt de ketting 4 gescha-5 keld naar de trap van het vee 1 trapskettingwie Isamenste 1 3, welke trap een overbrengingsverhouding heeft, die lager ligt dan daarvoor over een aantal verschillende trappen, overeenkomende met de draaihoek van de nokkenschijf 18.

Wanneer het beweegbare deel 25 zich bevindt in de lage over-10 brengingsverhoudingsstand, zoals is weergegeven in fig. 7, en de kruk (niet weergegeven) is in rust voor het beletten van het schakelen van het beweegbare deel 25, neemt de haspel 20, indien de bedieningskabel (niet weergegeven) wordt losgelaten door het bedieningsmechanisme (niet weergegeven) de binnenkabel (niet weergegeven) op door de veerkracht 15 van de schroefveer 19, en draait de nokkenschijf 18 over een hoek in de richting van de pijl A in de figuur. Omdat het beweegbare deel 25 dan niet kan draaien, kunnen zowel het inwendige draaiverbindingsdeel 9 als het uitwendige draaiverbindingsdeel 16 niet draaien. Aan de andere kant draait de nokkenschijf 18 vanuit de stand van fig. 7 naar de 20 stand van fig. 9 in de richting van de pijl A, en wordt een ruimte geproduceerd tussen de nokkenschijf 18 en de nokrol 15 aan een einde van de hefboom 11, zoals is weergegeven in fig. 9, welke ruimte over-eerikomt met een aantal verschillende trappen, veroorzaakt door de draaihoek van de nokkenschijf 18. Onder de omstandigheden dat deze afstand 25 tussen de nokrol 15 en de nokkenschijf 18 aanwezig is, doet, indien de kruk (niet weergegeven) wordt gedraaid voor het mogelijk maken van een beweging van het beweegbare deel 25, de veerkracht van de schroefveer 28, die het inwendige draaiverbindingsdeel 9 en het uitwendige draaiverbindingsdeel 16 gewoonlijk naar een hogere overbrengingsverhoudings-30 stand drukt, het inwendige draaiverbindingsdeel 9, het uitwendige draaiverbindingsdeel 16 en de hefboom 11 draaien totdat de nokrol 15, gedragen aan een einde van de hefboom 11, een van de gedeelten met gelijke hoogte raakt van de nokkenschijf 18. Als gevolg hiervan beweegt het beweegbare deel 25 naar een hogere overbrengingsverhoudingsstand, 35 zoals is weergegeven in fig. 3, en wordt de ketting 4 geschakeld naar 8103269 I 4 l 10 de trap van het veeltrapskettingwielsamenstel 3, welke een overbrengings-verhouding heeft, die hoger ligt dan daarvoor over het aantal verschil-lende trappen veroorzaakt door de draaihoek van de nokkenschijf 18.

De door de uitvinding bereikte effecten worden thans beschre-5 ven. In overschakeldrij'fwerken volgens de stand van de techniek, is een as naast de verbindingsassen van een evenwijdig draaiverbindingsdeeImid-del vastgezet aan een metalen passtuk voor het opnemen van een nokkenschijf voor het bedienen van de overschakeling, is een haspel verbonden met een bedieningskabel, en is een veermiddel aanwezig. Dienovereenkom-10 stig is het bekende overschakeldrijfwerk ingewikkeld in constructie en betrekkelijk zwaar. Bovendien bevat het bekende overs chakeldrijfwerk een verstelbout en dergelijke, die tot buiten het met het overschakeldrijf-werk uitgeruste rijwiel uitsteekt, welke uitstekende bout en dergelijke gevaarlijk is omdat hij mensen kan raken en letsel toebrengen. Aan de 15 andere kant wordt bij het gevraagde overschakeldrijfwerk gebruik gemaakt van de as 17 van het uitwendige draaiverbindingsdeel 16 van de evenwij-dige draaiverbindingsdeelmiddelen voor het opnemen van de nokkenschijf 18 voor het bedienen van de overschakeling, van de haspel 20, verbonden met de bedieningskabel, en van de schroefveer 19, zodat de constructie 20 van het overschakeldrijfwerk is vereenvoudigd en het gewicht daarvan ver-kleind. Verder zijn volgens de uitvinding de gewoonlijk blootliggende nokkenschijf 18 voor het bedienen van de overschakeling, de schroefveer 19, de verstelbout 13 en het beweegbare deel 25 omsloten door het· deksel 7' van het metalen passtuk 7 en het uitwendige draaiverbindings-25 deel 16, zodat uitsteeksels tot buiten het rijwiel volledig zijn opge-heven. Als gevolg hiervan is de veiligheid van het rijwiel verbeterd, en is de afmeting van het aan de buitenzijde van het rijwiel te monteren overschakeldrijfwerk kleiner gemaakt, waarbij het uiterlijk daarvan aantrekkelijker is gemaakt dan voorheen.

30 Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

8103269

Claims (4)

1. OverschakeIdrij fwerk, gemonteerd aan de buitenzijde van een rijwiel, voorzien van een veeltrapskettingwielsamenstel, dat in aan-grijping is met een ketting, gekenmerkt door een passtuk, vastgezet 5 aan het frame van het rijwiel, door evenwijdige draaiverbindingsdeel-middelen, die een inwendig draaiverbindingsdeel bevatten, waarvan €€n einde draaibaar is verbonden met het passtuk door een verbindingsas van het inwendige draaiverbindingsdeel, en een uitwendig draaiveibin-dings dee 1, waarvan den einde draaibaar is verbonden met het passtuk door 10 een verbindingsas van het uitwendige draaiverbindingsdeel, door een be-weegbaar deel, verbonden met tegenover elkaar liggende einden van het inwendige draaiverbindingsdeel en het uitwendige draaiverbindingsdeel, door een overschakelgestel, dat een leiwiel en een spanwiel van de ketting draagt, welk overschakelgestel draaibaar is gemonteerd aan het 15 beweegbare deel, door een nokkenschijf voor het bedienen van de over-schakeling, door een veer voor het in den draairichting drukken van de nokkenschijf, waarbij de nokkenschijf en de drukveer worden gedragen door de verbindingsas van het uitwendige draaiverbindingsdeel, waarvan een gedeelte de nokkenschijf voor het bedienen van de overschakeling, de 20 drukveer en de buitenzijde van het beweegbare deel bedekt, door een L-vormige hefboom, draaibaar gedragen door de verbindingsas van het inwendige draaiverbindingsdeel, door een veer voor het bedienen van de hefboom, waarvan een einde tegen de nokkenschijf voor het bedienen van de overschakeling wordt gedrukt door deze veer voor het bedienen van de 25 hefboom, en het tegenover liggende einde naar keuze in aangrijping kan worden gebracht met het inwendige draaiverbindingsdeel, waarvan een gedeelte de L-vormige hefboom en de veer voor het bedienen van deze hefboom omsluit, door een deksel voor het omsluiten van de buitenqpper-vlakken van het inwendige draaiverbindingsdeel en het uitwendige draai-30 verbindingsdeel, welk deksel kan worden verbonden met het passtuk en door een haspel, tot een eenheid vastgezet aan het gedeelte van de verbindingsas van het uitwendige draaiverbindingsdeel, welk gedeelte zich buiten het passtuk uitstrekt, met welke haspel de binnenkabel is verbonden van een bedieningskabel, waarbij de haspel meedraaibaar is verbonden 35 met de nokkenschijf voor het bedienen van de overschakeling. 8103269

2. Drijfwerk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het beweegbare deel kan bewegen in aanspreking op een verandering in de hoek-stand van de nokkenschijf voor het bedienen van de overschakeling via het inwendige draaiverbindingsdeel voor het zodoende schakelen van het 5 overschakelgestel vanuit een overbrengingsverhoudingsstan naar een andere.

3. Drijfwerk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het overschakelgestel de baan van de ketting kan schakelen in afhankelijk-heid van de hoekstand van de nokkenschijf voor het bedienen van de over- 10 schakeling voor het zodoende veranderen van de overbrengingsverhouding door het schakelen van de ketting vanaf een trap naar een andere van het veeltrapskettingwielsamenstel,

4. Overschakeldrijfwerk in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 8103269