NL8102983A - Optisch registreermedium. - Google Patents

Description

J -1- VO 1944

Titel: Optisch registreermedium.

De uitvinding heeft betrekking op een verbeterd optisch registreermedium, en meer in het bijzonder op een optisch registreermedium, dat is voorzien van een dikke bovenliggende deklaag, waarin een aantal uitsparingen aanwezig is.

5 Informatie kan worden geregistreerd door een gedeelte van een optisch registreermedium te belichten met een registreerlichtbundel teneinde daardoor plaatstelijke optische eigenschappen van dit medium te veranderen. In zijn meest eenvoudige vorm omvat een dergelijk : registreermedium een substraat met een zich daarop bevindende laag van een licht-10 absorberend materiaal. De informatie wordt geregistreerd door het registreermedium plaatselijk te smelten of plaatselijk materiaal weg te nemen, zodat daarin een uitsparing is gevormd. Door zulk een uitsparing ontstaat een plaatselijke verandering van de door het registreermedium gegeven transmissie en reflectie,hetgeen tijdens uitlezen kan worden 15 gedetecteerd.

Het Amerikaanse octrooischrift 4097895 dat werd verleend op 27 juni. 1978 beschrijft een optisch registreermedium, dat een licht-reflecterende laag omvat, die is· bedekt met een licht-absorberende laag en waarbij de dikte van de absorberende laag zodanig is gekozen, 20 dat het reflecterend vermogen van het registreermedium wordt verminderd. Een gefocüseerde, gemoduleerde lichtbundel die op het registreermedium is gericht, smelt een uitsparing in de absorberende laag, waardoor het reflecterend vermogen van het registreermedium wordt veranderd. Tijdens het uitlezen worden de verschillen in reflécterend vermogen tussen niet-25 belichte en belichte gedeelten van het registreermedium optisch gedetecteerd en omgezet in een electrisch signaal, dat representatief is voor de aldus geregistreerde informatie.

Het Amerikaanse octrooischrift 4216501, dat werd verleend op 5 augustus 1980, beschrijft een drie-laags optisch registreermedium, 30 waarbij een transparante afstandslaag is aangebracht tussen de reflecterende en de absorberende lagen van het optisch registreermedium volgens het Amerikaanse octrooischrift 4097895. De dikte van de absorberende laag 81 02 9 83 -2- staat in een zodanige verhouding tot de dikte van de afstandslaag,en die van de optische constanten van de reflecterende laag, de afstandslaag en de absorberende laag, dat het optisch reflecterend vermogen van het registreermedium wordt verminderd. Energie, die is geabsorbeerd 5 van een gefocuseerde, gemoduleerde lichtbundel verandert de optische eigenschappen van de absorberende laag, doordat materiaal wordt weggenomen, wordt gesmolten of op andere wijze, waardoor het reflecterend vermogen van het registreermedium wordt veranderd. Het drie-laags optisch registreermedium maakt het mogelijk om in vergelijking met het 10 registreermedium zoals voorgesteld in het Amerikaanse octrooischrift 4097895, meerdere soorten van materialeneneenregistreermedium met gering reflecterend vermogen toe te passen.

In een op 29 augustus 1977 ingediende Amerikaanse octrooiaanvrage 828815 is voorgesteld om in een optisch registreermedium gebruik 15 te maken 'van een dikke beschermende uitwendige deklaag. De dikke uitwendige deklaag overdekt de absorberende laag van het optisch registreermedium en houdt stof of andere deeltjes die zich in de structuur kunnen vasthechten ver verwijderd van het brandvlak van de registreerlens, zodat de invloed van dergelijke deeltjes op de 20 registratie en uitlezing aanzienlijk wordt verminderd.

Een dergelijke uitwendige deklaag beïnvloedt echter het registreren van informatie in een registreermedium met dien verstande, dat de registreergevoeligheid wordt verminderd, aangezien de uitwendige deklaag voor energie, die is geabsorbeerd in de absorberende laag een 25 thermische afvoer betekent. Het gevolg is, dat meer energie aan de absorberende laag moet worden toegevoerd teneinde de temperatuur daarvan te kunnen verhogen tot de waarde waarbij een verandering in de absorberende laag, zoals het ontstaan van een uitsparing, kan plaatsvinden. Voor bepaalde absorberende materialen kan de uitwendige deklaag 30 tevens een remmende invloed hebben op het ontstaan van een deformatie, aangezien gedurende het registreerproces mechanische beperkingen ziji mlslaan ten aanzien van de beweging van het absorberend materiaal.

Het zou aldus gewenst zijn om te beschikken over een optisch 35 registreermedium met een dikke uitwendige deklaag, die zijn gunstige effecten behoudt, terwijl de ongewenste neveneffecten van de uitwendige 81 02 9 8 3 -3- deklaag volgens bovenvermelde Amerikaanse octrooiaanvrage zijn geëlimineerd.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verbeterd optisch registreermedium, waarbij de verbetering is gegeven door een 5 uitwendige deklaag met een aantal in het in aanraking met een licht-absorberende laag zijnde deklaag oppervlak aanwezige uitsparingen, waardoor een eerste gebied van het optisch registreermedium wordt . gevormd waar de uitwendige deklaag niet in aanraking is met de absorberende laag, en een tweede gebied is gevormd waar de uitwendige 10 deklaag niet in aanraking is met de absorberende laag. De uitvinding betreft tevens een verbeterde informatiedrager, waarin informatie is geregistreerd in een gedeelte van het gebied waar... de uitwendige deklaag niet in aanraking is met de absorberende laag.

Ter nadere toelichting van de uitvinding zullen in het 15 onderstaande enige uitvoeringsvormen daarvan worden beschreven met verwijzing naar de tekening. In de tekening is: fig. 1 een schematisch weergegeven dwarsdoorsnede van een verbeterd optisch, registreermedium volgens de uitvinding; fig. 2 een schematisch weergegeven dwarsdoorsnede van een 20 tweede uitvoeringsvorm van de Uitvinding; fig. 3 een schematisch weergegeven dwarsdoorsnede van een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding; en fig, 4 een perspectivisch getekende informatiedrager volgens de uitvinding waarin een informatiespoor ..is gevormd.

25 In fig. 1 omvat een verbeterd optisch registreermedium 10 vol gens de uitvinding een substraat 12 met een eerste hoofdoppervlak 14; een zich op het hoofdoppervlak 14 van het substraat 12 bevindende absorberende laag 16, en een uitwendige deklaag 18, die zich op de absorberende laag 16 bevindt. De uitwendigedeklaag 18 is in het 30 oppervlak, dat in aanraking is met de absorberende laag 16 voorzien van één of meer uitsparingen 20, zodat een eerste gebied 22 van het registreermedium 10 is gevormd, waar de uitwendige deklaag in aanraking is met de absorberende laag en een tweede gebied 24.is gevormd, waar de uitwendige deklaag niet in aanraking is met de absorberende laag.

35 Bij de configuratie volgens fig. 2 zijn de elementende\ocr het aldaar weergegeven registreermedium 30 en het registreermedium 10 81 82 9 83 -4- volgens fig.1 gemeenschappelijk zijn, van dezelfde verwijzingssymbolen voorzien. Het registreermedium 30 verschilt ten opzichte van het registreermedium 10 daarin, dat tussen het substraat 12 en de absorberende laag 16 een reflecterende laag 32 is aangebracht.

5 Bij de in fig. 3 weergegeven configuratie zijn de elementen die voor het aldaar weergegeven registreermedium 40 en het registreermedium 30 volgens fig. 2 gemeenschappelijk zijn, van dezelfde verwijzingssymbolen voorzien. Het registreermedium.40 verschilt ten opzichte van het registreermedium 30 daarin, dat tussen de reflecterende laag 32 10 en de absorberende laag 16 een afstandslaag 42 is aangebracht.

Het substraat 12 kan zijn gevormd uit een glasmateriaal of een kunststofmateriaal, zoals polyvinyl-chloride of (poly)methyl-methacrylaat en typerend voor dit substraat is, dat- het de vorm heeft van een schijf. Als een alternatief kan het substraat 12 zijn gevormd 15 uit een materiaal zoals aluminium, dat lichtstraling bij de registreer-golflengte reflecteert zodat de functies van het substraat 12 en de lichtreflecterende laag 16 zijn gecombineerd. Een substraat dient slechts- dik genoeg te zijn om het resterend gedeelte van de structuur te kunnen dragen.

20 Aangezien enige vorm van ruwheid op het oppervlak 14 van het substraat 12 en vallende in de schaalwaarde van de diameter van de gefocu$:eerde lichtbundel, gedurende het uitlezen geruis zal-veroorzaken in het signaalkanaal, kan voorafgaande aan het vormen van de absorberende laag 16’ op het oppervlak 14, daarop een onderlaag worden 25 aangebracht in de vorm van een niet-aangepaste deklaag van een kunststofmateriaal, zoals een epoxyharscfaÊnacrylisch. hars. De onderlaag heeft een microscopisch, glad oppervlak waardoor hét affect van dezé ruisbron wordt verminderd.

De reflecterende laag 32 reflecteert bij de voor het registre-30 ren en uitlezen toegepaste golflengten een aanzienlijk gedeelte van de invallende lichtstraling en typerend voor deze laag is, dat deze is gevormd uit een metaal, zoals aluminium of goud, dat bij deze golflengten een hoog reflecterend vermogen bezit. De reflecterende laag 32 reflecteert bij voorkeur ten minste 50% van de daarop invallende licht-35 straling en typerende voor deze laag is, dat de dikte daarvan ongeveer 30 tot 60 nm bedraagt. De reflecterende laag 32 kan zijn neergeslagen 8102983 -5- op het oppervlak 14 van het substraat 12 of op het oppervlak van de onderlaag, indien deze aanwezig is, en wel onder toepassing van vacuum-opdamp-technieken. Als een alternatief kan gebruik worden gemaakt van een enkelvoudige of een meervoudige laag dielectricum omvattende 5 reflector.

De absorberende laag 16 is gevormd uit een materiaal van een goede optische kwaliteit en welk materiaal licht bij de golflengte van de voor het registreren gebruikte lichtbundel absorbeert. Geschikte materialen voor de absorberende laag 16 van de eerste uitvoeringsvorm 10 10 en van de derde uitvoeringsvorm 40 zijn tellurium, selenium, legeringen van tellurium en selenium, bismut, titanium en rhodium. Geschikte materialen voor de absorberende laag 16 van de tweede uitvoeringsvorm 30 zijn phthallocyanineverfsoortendieüjongeveer 820 nm absorberen en 4-phenylazo-l-naphthylamine dat absorbeert bij 15 441,6 en 488,0 nm.

De afstandslaag 42 van het registreermedium 40 is gevormd uit een materiaal, dat bij de voor het registreren en uitlezen toegepaste golflengten in hoofdzaak transparant en niet-verstrooiend is. Voor deze laag bruikbare materialen zijn silicium-dioxide, silicium-monoxide, 20 titanium-rdioxide en aluminium-oxide. Deze materialen kunnen op de reflecterende laag 32 worden neergeslagen onder toepassing van electronen-bundel-opdamptechnieken. Volgens een alternatieve uitvoering kan ook gebruik worden gemaakt van organische materialen, die een gladde deklaag kunnen vormen. Deze materialen kunnen op de reflecterende 25 laag worden neergeslagen onder toepassing van technieken op het gebied van opdampen, "spin coating" of glimontlading-neerslag.

De dikte van de absorberende laag 16 van het registreermedium IQ is zodanig gekozen, dat tussen hoog reflecterend vermogen en hoog absorberend vermogen een compromis bestaat. Een voor de dikte van 30 de laag 16 typerende waarde is gelegen in het gebied tussen ongeveer 10 nm en 40 nm.

De dikte van de absorberende laag 16 van het registreermedium 30 is zodanig gekozen, dat het reflecterend vermogen van het optisch registreermedium in de eerste gebieden wordt verminderd en dit wordt 35 bij voorkeur tot een minimum teruggebracht corresponderende met de 81 02 9 8 3 -6- anti-reflectietoestand. Een voor de dikte van de laag 16 van het registreermedium 30 typerende waarde bevindt zich in het gebied tussen ongeveer 20 nm en ongeveer 120 nm.

In het registreermedium 40 bestaat tussen de dikte van 5 de afstandslaag 42 en die van de absorberende laag 16 enerzijds en de optische constanten van de reflecterende laag 32, de afstandslaag 42, de absorberende laag 16 en de uitwendige deklaag 18 anderzijds een zodanig verband, dat het reflecterend vermogen van het registreèrmedium 40 in de eerste gebieden is verminderd en bij voorkeur tot een 10 minimum is teruggebracht corresponderende met de anti-reflectie-toestand. Een voor de dikte van de afstandslaag 42 typerende waarde bevindt zich in het gebied tussen ongeveer 10 nm en ongeveer 150 nm. Een voor de dikte van de absorberende laag 16 typerende waarde bevindt zich in het gebied tussen ongeveer 3 nm en ongeveer 40 nm.

15 De uitwendige deklaag 18 is samengesteld uit een materiaal dat bij de golflengten van de voor het registreren en uitlezen toegepaste lichtbundels, in hoofdzaak transparant is en dat een niet-verstrooiende laag op de absorberende laag 16 kan vormen. Een voor de dikte van de uitwendige deklaag 20 typerende waarde bevindt zich in 20 het gebied tussen ongeveer 0,Ö5 mm en ongeveer 1 mm.

De uitwendige deklaag 18 omvat één of meer uitsparingen, die kunnen zijn geconfigureerd als een cirkelvormige of spiraalvormige groef of wel als een reeks van afzonderlijke uitsparingen langs een spoor, in dat vlak van de uitwendige deklaag 18, dat in aanraking is 25 met de absorberende laag. Een voor de afstand waarover de uitsparingen zich in de uitwendige deklaag uitstrekken, typerende waarde is groter dan ongeveer 100 ran, meer in het bijzonder ongeveer 200 nm of meer. Indien de uitsparingen de vorm hebben van groeven, is een voor de breedte daarvan typerende waarde gelegen in het gebied tussen ongeveer 0,2 30. micrometer en ongeveer 2 micrometer, terwijl een voor de onderlinge afstand typerende waarde zich bevindt in het gebied tussen ongeveer 0,5 en ongeveer 2, 0 micrometer.

De uitwendinge deklaag kan worden gevormd onder gebruikmaking van relieftechnieken, giettechnieken of compressie-giettechnieken.

81 02 9 8 3 -7-

Hiertoe geschikte materialen zijn b.v. epoxy- en silicoon-harsen, die kunnen worden gevormd onder gebruikmaking van b.v. vacuumgieten in een matrijs, waarbij een meesterafdruk van de groeven in één van de vlakken daarvan is gemaakt. Volgens een alternatieve methode kunnen 5 de uitsparingen worden gevormd doordat een materiaal zoals polyvinylchloride onder druk in de vorm wordt gebracht. De uitwendige deklaag wordt dan onder gebruikmaking van een geschikt kleefmiddel gelamineerd met betrekking tot de absorberende laag van het optisch registreermedium.

Het aldus gevormde optisch registreermedium omvat een 10 eerste gebied waar de uitwendige deklaag niet in aanraking is met de absorberende laag, en een tweede gebied waar de uitwendige deklaag rechtstreeks in aanraking is met de absorberende laag. De warmte-overdracht vanuit de absorberende laag naar de uitwendige deklaag in het eerste gebied zal kleiner zijn dan in het tweede gebied, aangezien 15 de overdracht in deze gebieden uitsluitend door straling of convectie kan plaatsvinden. In het tweede gebied kan warmte-overdracht door rechtstreekse geleiding plaatsvinden, aangezien de twee lagen in aanraking met elkaar zijn. Aldus zal de registreergevoeligheid in het eerste gebied groter zijn dan in het tweede gebied, aangezien de 20. warmteverliezen kleiner zijn. Aangezien in het eerste gebied verder geen aanraking bestaat tussen de absorberende laag en de uitwendige deklaag, zijn mechanische belemmeringen die remmend kunnen werken op het ontstaan van een deformatie in de absorberende laag, beperkt.

Aldus geldt, dat voor een stel van vermogenswaarden voor de invallende 25 lichtstraling, die groter zijn dan de bij het registreren bestaande drempel, het ontstaan van een deformatie in de absorberende laag zal zijn beperkt tot het eerste gebied, waardoor het mogelijk is gebruik te maken van een registreerlichtbundel, waarvan de diameter groter is dan de voor het registreerspoor gewenste breedte. Echter zij opgemerkt, 30. dat bij voldoende grootte van de vermogensdichtheid van de registreerlichtbundel, die invalt op het registreermedium, de deformatie zich kan uitstrekken tot aan de tweede gebiede n waar de uitwendige deklaag in aanraking is met de absorberende laag.

Fig. 4 geeft iieen perspectief getekend schema van een informatie-35 drager 50, waarin informatie is geregistreerd door dit te belichten met 81 02 9 83 -8- een gemoduleerde registreerlichtbundel. De elementen die voor de informatiedrager 50 en het registreermedium 40 gemeenschappelijk zijn, hebben dezelfde verwijzingssymbolen. De uitsparingen hebben de vorm van een reeks van groeven 52 in de uitwendige deklaag 18. Het informatie-5 spoor omvat één of meer gebieden 54 in het eerste gebied met verschillende optische eigenschappen en waartussen niet-verstoorde gedeelten 56 in het eerste gebied van de absorberende laag bestaan. De gebieden 54 kunnen openingen zijn in de absorberende laag 16. De aanwezigheid van » de gebieden 54, of variaties in ofwel de lengte van de langs het spoor 10 verlopende gebieden ofwel de afstand tussen de gebieden, ofwel beider zijn representatief voor de geregistreerde informatie. Óp soortgelijke wijze kan een informatiedrager worden samengesteld uit een registreermedium, zoals gegeven door resp. de eerste en tweede· uitvoeringsvormen 10 en 30, waarbij één of meer gebieden van de absorberende laag met 15 verschillende optische eigenschappen aanwezig zijn.

Het reflecterend vermogen van het optisch registreermedium in de eerste en tweede gebieden is verschillend, aangezien de uitwendige deklaagstructuren in de twee gebieden verschillend zijn. Dit verschil in reflecterend vermogen kan worden gebruikt om spoorvolginformatie 2Q beschikbaar te stellen teneinde ervoor te kunnen zorgen dat de voor het registreren of uitlezen dienende lichtbundel het pad van de uitsparingen kan volgen.

81 02 9 83

Claims (23)

1. Optisch registreermedium (10, 30, 40) omvattende een substraat (12); een absorberende laag (16) die zich bevindt op het substraat (12) en die bij de golflengte van een voer het registreren en uitlezen gebruikte lichtbundel licht absorbeert; en een uitwendige deklaag (18), die in 5 aanraking is met de absorberende laag {16) , alsook lichtdoorlaat bij de golflengte van de voor het registreren en de voor het uitlezen gebruikte lichtbundels, met het kenmerk, dat in het in aanraking met de absorberende laag (16) verkerende oppervlak van genoemde uitwendige deklaag (18) een of meer uitsparingen (20) aanwezig zijn zodat een eerste 10 gebied (22) van het registreermedium is gevormd waar de uitwendige deklaag (18) niet in aanraking is met de absorberende laag (16), en een' tweede gebied (24) is gevormd waar de uitwendige deklaag (18) in aanraking is met de absorberende laag (16).

2. Optisch registreermedium volgens conclusie 1, gekenmerkt door 15 een zich onder de absorberende laag (16) bevindende reflecterende laag (32) die een aanzienlijk gedeelte van de erop invallende lichtstraling bij de golflengte van de voor het registreren en uitlezen gebruikte lichtbundels, reflecteert.

3. Optisch registreermedium volgens de conclusies 1 of 2, met het 20 kenmerk, dat de dikte van genoemde absorberende laag (16) in genoemde eerste gebieden (22) zodanig is gekozen dat het reflecterend vermogen van het registreermedium is verminderd.

4. Optisch registreermedium volgens conclusie 2, gekenmerkt door een afstandslaag (42) die is aangebracht tussen genoemde reflecterende 25 laag (32) en genoemde absorberende laag (16).

5. Optisch registreermedium volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de dikte-afmetingen van genoemde afstandslaag (42) en genoemde absorberende laag (16) zodanig zijn gekozen dat het reflecterend vermogen van het registreermedium in genoemde eerste gebieden (22) is verminderd.

6. Optisch registreermedium volgens de conclusies 2 of 4, met het kenmerk/ dat het reflecterend vermogen van het registreermedium tot een minimum is teruggebracht.

7. Optisch registreermedium volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat genoemde absorberende laag (16) uit een organisch materiaal bestaat. 8102983 -10-

8. Optisch registreermedium volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat genoemde afstandslaag (42) is samengesteld uit een materiaal gekozen uit de groep van materialen gevormd door siliciumdioxyde, silicium-monoxyde, aluminiumoxyde en titaniumdioxyde.

9. Optisch registreermedium volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat genoemde afstandslaag (42) een organisch materiaal is.

10. Optisch registreermedium volgens de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat genoemde absorberende laag (16) is samengesteld uit een . materiaal gekozen uit de groep bestaande uit titanium, rhodium, tellurium, 10 selenium, legeringen op basis van tellurium, legeringen op basis van selenium, arseentrisulfide en arseentriselenide.

11. Optisch registreermedium volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat genoemde uitsparingen (20) zich in genoemde uitwendige deklaag (18) uitstrekken over een afstand die groter is dan ongeveer 100 nm.

12. Optisch registreermedium volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen genoemd substraat (12) en genoemde absorberende laag (16) een onderlaag is aangebracht.

13. Informatiedrager (50) met daarin geregistreerde informatie, omvattende een substraat (12); een absorberende laag (16) die zich be- 20 vindt op het substraat (12) en die licht bij de golflengte van de voor het registreren en uitlezen gebruikte lichtbundel absorbeert; een uitwendige deklaag (18) die zich bevindt op de absorberende laag. (16), en die licht bij de golflengte van de.voor het registreren en uitlezen gebruikte lichtbundels doorlaat, met het kenmerk, dat in het in aanraking 25 met de absorberende laag (16) verkerende oppervlak van genoemde uitwendige deklaag (18) een of meer uitsparingen (20) aanwezig zijn waardoor een eerste gebied (22) van de informatiedrager is gevormd waar de uitwendige deklaag (18) niet in aanraking is met de absorberende laag (16) en een tweede gebied (24) is gevormd waar de uitwendige dek-30 laag (18) wel in aanraking is met de absorberende laag (16); waarbij genoemde informatie omvat een gedeelte (54) van het eerste gebied (22) met optische eigenschappen die verschillen ten opzichte van de rest van het eerste gebied (22).

14. Informatiedrager volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat 35 tussen het genoemde substraat (12) en genoemde absorberende laag (16) een onderlaag is aangebracht. 81 02 9 83 t « -11-

15. Informatiedrager volgens conclusie 13, gekenmerkt door een zich onder de absorberende laag (16) bevindende reflecterende laag (32) die een aanzienlijk gedeelte van de daarop invallende lichtstraling bij de golflengte van de voor het registreren en uitlezen gebruikte lichtbundel 5 absorbeert.

16. Informatiedrager volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de dikte van de absorberende laag (16) zodanig is gekozen dat het reflecterend vermogen van de informatiedrager is verminderd.

17. Informatiedrager volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat tussen 10 de reflecterende laag (32) en genoemde absorberende laag (16) een afstand slaag (42) is aangebracht.

18. Informatiedrager volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de dikte-afmetingen van genoemde afstandslaag (42) en genoemde absorberende laag (16) zodanig zijn gekozen dat het reflecterend vermogen van de 15 informatiedrager is verminderd.

19. Informatiedrager volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat genoemde afstandslaag (42) is samengesteld uit een materiaal dat is gekozen uit de groep bestaande uit siliciummonoxyde, siliciumdioxyde, aluminium-oxyde en titaniumdioxyde.

20. Informatiedrager volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat ge noemde afstandslaag (42) bestaat uit een organisch materiaal.

21. Informatiedrager volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat genoemde absorberende laag (16) bestaat uit een organisch materiaal.

22. Informatiedrager volgens de conclusies 13 of 17, met het ken- 25 merk, dat genoemde absorberende laag (16) is samengesteld uit een materiaal gekozen uit de groep bestaande uit titanium, rhodium, tellurium, selenium, legeringen op basis van tellurium, legeringen op basis van selenium, arseentrisulfide en arseentriselenide.

23. Informatiedrager volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat ge-30 noemde uitsparingen (20) zich in genoemde uitwendige deklaag (18) uitstrekken over een afstand die groter is dan ongeveer 100 nm. 81 02 9 83