NL8102674A - Inrichting voor het afschrijven van een werkstuk. - Google Patents

Description

ir.o. 30.133 -1- .

Inrichting voor het afschrijven van een werkstuk.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afschrijven van een werkstuk.

Om bijvoorbeeld gaten af te schrijven in bijvoorbeeld I-balken is een tot nu toe gebruikelijke methode de plaats waar de gaten 5 in het lijf van de I-balk moeten komen uit te meten met een lintmaat, duimstok of dergelijke meetinrichting en deze plaats op een flens van de I-balk af te schrijven, met een blokhaak en een kraspen de lijnen waarop de gaten moeten worden aangebracht af te schrijven en verder met een lintmaat of duimstok op deze lijnen de plaats waar de vier gaten moeten worden aan-10 gebracht te bepalen en met een centerpons aan te geven. Deze methode geeft vaak aanleidingen tot onnauwkeurigheden. Bij vooral brede I-balken ontstaan bijvoorbeeld afwijkingen doordat de blokhaak tegen of boven ronde kanten van de balk wordt geplaatst. Bij smallere I-balken speelt de ruimte, waar-binnen moet worden gewerkt, parten. Indien de blokhaak goed is geplaatst, 15 zijn toch weer afwijkingen mogelijk doordat de kraspen waarmede wordt afgeschreven minder recht of schuin wordt gehouden. Bij het uitmeten en afschrijven van de gaten met de duimstok zijn 00k weer allerlei afwijkingen mogelijk, zoals het schuin houden of recht houden van de kraspen>, de ronde kanten van de I-balk, en ruimtegebrek, doordat bijvoorbeeld de duimstok 20 langer is dan de breedte van het lijf van de I-balk.

De uitvinding heeft tot doel een inrichting te verschaffen voor het afschrijven van werkstukken waarmede de bovengenoemde nadelen worden vermeden en volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt doordat de inrichting een glijblok bevat voorzien van middelen voor het geleiden daarvan 25 langs de buitenrand van het af te schrijven werkstuk en voorzien van een verticale wand bestemd om te rusten tegen de buitenkant van het werkstuk, aan welk glijblok aan de bovenzijde daarvan een zich in zijdelingse rich-ting daarvan af uitstrekkende, van een schaalverdeling voorziene horizontale staafvormige geleider met een uiteinde is bevestigd, terwijl de inrichting 30 verdere een houder voor een stiftvormig afschrijforgaan bevat die in lengterichting van de staafvormige geleider verplaatsbaar is vanaf een uitgangspositie in de nabijheid van het glijblok, overeenkomend met de nulpositie van de schaalverdeling, waarbij de houder is voorzien van een verticale doorgaande boring voor het klemmend daarin aanbrengen van een 35 stiftvormig afschrijforgaan zodanig dat in de genoemde uitgangspositie de hartlijn van de boring ligt in het vlak van het binnenoppervlak van de verticale wand van het glijblok.

t 8102674 ' * -2-

Bij het werken met de inrichting volgens de uitvinding heeft men geen last van ronde hoeken van bijvoorbeeld een af te schrijven I-balk daar het glijblok met zijn verticale wand rust tegen de buitenrand van het werkstuk en de positie van dit glijblok dus eenduidig is bepaald Doordat in de uit-5 ganspositie de hartlijn van de boring waarin een kraspen kan worden aange-bracht samenvalt met het binnenoppervlak van het tegen de buitenwand rusten-de verticale wand van het glijblok is dus de nulpositie van de kraspen eenduidig bepaald en vertonen de van daaraf uit te meten plaatsing van bijvoorbeeld gaten geen afwijkingen. Doordat de kraspen altijd verticaal wordt 10 gehouden in de verticale boring van de houder kunnen ook geen afwijkingen ontstaan ten gevolge van het schuin houden van de kraspen. De ruimte waar-binnen moet worden gewerkt kan hier ook geen parten spelen omdat de staaf-vormige geleider zich langs de bovenzijde van de I-balk uitstrekt.

Volgens een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is 15 de houder voor het stiftvormig orgaan, dat kan bestaan uit een kraspen of een centerpons of een combinatie daarvan, direct aangebracht aan de aan het glijblok bevestigde staafvormige geleider. De houder wordt dus hierbij langs de staafvormige geleider verplaatst. Voor het afschrijven van bijvoorbeeld gaten kan daarbij bijvoorbeeld eerste met een meetlint in lengterichting van de 20 I-balk de plaats worden gemeten waar de gaten in het lijf van de I-balk moeten worden aangebracht, waarna op de uitgemeten plaats de kraspen/center-pons op de uitgemeten plaats wordt geplaatst en het glijblok van de af-schrijver op een van de flenzen van de I-balk wordt geplaatst. De juiste plaats van de gaten kunnen dan via de schaalverdeling van de staafvormige 25 geleider worden afgemeten en worden afgecenterd met de centerpons.

Een andere mogelijkheid voor het afschrijven van gaten kan worden verkregen als in de uitgartgspositie van de houder de hartlijn van de verticale boring ligt in het dwarsdoorsnedevlak door het midden van het glijblok. Voor het uitmeten van de plaats van de gaten wordt dan rekening 30 gehouden met de lengte van het glijblok. De afstand waar de gaten moeten komen wordt dan vermeerderd of verminderd met de helft van de lengte van het glijblok welke afstand dan op een flens van de I-balk wordt afgeschreven en waarbij het blok dan met een van zijn uiteinden op de afgeschreven plaats wordt gelegd.

35 Een gewijzigde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan worden verkegen doordat de houder voor het stiftvormige orgaan in lengterichting verplaatsbaar is bevestigd aan een tweede van een schaalverdeling voorziene horizontale staafvormige geleider, welke tweede staafvormige geleider loodrecht op de eerste geleider is aangebracht en 81 0 2 6 74 -3- » * \ zich ter weerszijden daarvan uitstrekt, terwijl deze tweede geleider in lengterichting van de eerste geleider verplaatsbaar is vanaf een uitgangs-positie, in welke positie de hartlijn van de verticale boring van de houder ligt in het vlak van het binnenoppervlak van de verticale zijwand van het 5 glijblok. Met deze inrichting is het mogelijk direct via de tweede staaf-vormige geleider de afstand in lengterichting van de I-balk direct te bepalen en met de centerpons de plaats van de gaten aan te brengen.

Een doelmatige uitvoeringsvorm wordt bereikt doordat de schaalverdeling van de tweede staafvormige geleider tussen de einden van 10 deze geleider een nulpositie bevat zodanig dat, als de houder zich in deze positie bevindt de hartlijn van de verticale boring daarvan ligt in het dwarsdoorsnedevlak door het midden van het glijblok. Met deze inrichting kunnen dezelfde werkzaamheden worden uitgevoerd als met de inrichting waar-bij de houder van het stiftvormige orgaan direct is aangebracht aan de aan 115 het glijblok bevestigde staafvormige geleider terwijl bovendien direct via de tweede staafvormige geleider de afstand in lengterichting van de I-balk kan worden vastgesteld.

Een zeer doelmatige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen doordat de aan het glijblok bevestigde staaf- 20 vormige geleider scharnierbaar is om een verticale scharnieras die zodanig is aangebracht dat de hartlijn daarvan samenvalt met de hartlijn van de verticale boring van de houder als deze zich in de nulpositie langs de staafvormige geleider bevindt. Met deze inrichting is het mogelijk om bij- voorbeeld een I-balk onder een hoek af te korten . Bovendien is het daar- '-'25mede mogelijk om bijvoorbeeld veel-hoekige gaten in de I-balk aan te brengen.

Het verdient daarbij de voorkeur om gebruik te maken van een gradenboog en volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de staafvormige % geleider is bevestigd aan een aan de bovenzijde van het glijblok bevestigde plaat die is voorzien van een gradenboog.

-30 De uitvinding zal thans nader worden uiteengezet aan de hand van de tekening waarin bij wijze van voorbeeld enige uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven alsmede enige voor-beelden zijn gegeven van de wijze waarop met deze inrichtingen kan worden gewerkt.

. 35 Figuur 1 geeft een perspectivisch aanzicht weer van een uit voeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, geplaatst op een af te schrijven I-balk.

Figuur 2 geeft een perspectivisch aanzich weer van een gewijzigde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding geplaatst 40 ______ fc 81 0 2 6 74 » ν φ· -4- . * op een af te schrijven I-balk.

Figuur 3 geeft schematisch een bovenaanzicht weer van een I-balk met daarin aangegeven met de inrichting volgens de uitvinding afgeschreven daarin aan te brengen gaten.

5 Figuur 4 geeft een schematisch bovenaanzicht weer van een I-balk met daarin aangegeven met de inrichting volgens de uitvinding afgeschreven lijnen voor het op lengte afkorten van de I-balk.

In fig. 1 is een I-balk 1 weergegeven met een lijf 2 en de flenzen 3 en 4. Op de flens 3 is het glijblok van de inrichting volgens de uitvinding 10 geplaatst welk glijblok een verticale wand 6 bezit die rust tegen de flens 3 en een omgezette rand 7 welke ligt op de rand van de flens 3. Voorts is het glijblok 5 voorzien van een naar buiten uitstekende horizontale plaat 8 welke is voorzien van een gradenboog 9 met een graadverdeling lopen van 0 tot 180°. Op de bovenzijde van de plaat 9 is een staafvormige geleider 10 15 bevestigd welke is voorzien van een schaalvierdeling 11 in centimeters en milimeters. Voor het bevestigen van de staaf 10 op de plaat 9 is de *r .

staaf 10 aan een uiteinde voorzien van een uit een stuk daaraan gevormd plaatvormig.ideel 12, waarvan een gedeelte van de omtrek helfcirkelvormig is welk halfcirkelvormig gedeelte in het midden daarvan is voorzien van een uit-20 sparing 13 die is voorzien van een merkstreep 14 die samenwerkt met de gradenboog 9. De plaat 12 is op de plaat 8 bevestigd via een schroef 15 om welke schroef de plaat 12 bij losdraaien daarvan kan scharnieren. De scharnieras is zodanig aangebracht dat de hartlijn daarvan ligt in het vlak van het bhnenoppervlak van de verticale wand 6 terwijl de hartlijn eveneens 25 ligt in het dwarsdoorsnedevlak van het blok 5 dat loopt door het midden daarvan. Op de staafvormige geleider 10 is eenslede 16 aangebracht welke is bevestigd aan drie verticale assen 17, 18 en 19 welke assen aan hun onderzijde zijn voorzien van vrij draaibare geleidingswielen, waarvan er een 20 zichtbaar is. De geleidingswielen grijpen in aan beide zijden 30 van de geleidingsstaaf aangebrachte in langsrichting daarvan lopende groeven, waarvan er een aangeduid met 21 zichtbaar is in de figuur. De slede 16 is aan een zijkant voorzien van een lichaam 22 uit elastische kunststof in welk lichaam een verticale boring 23 is aangebracht in welke boring een van een geharde punt 24 voorziene pen 25 is aangebracht welke pen 35 een kraspen of een centerpons of een combinatie daarvan kan zijn. De binnen-diameter van de boring is zodanig dat de pen 25 klemmend daarin past. De verticale boring 23 is zodanig aangebracht dat in de positie waarin de met de schaalverdeling samenwerkende zijde 26 van de slede 16 zich bevindt in de nulpositie van de schaalverdeling 11 de hartlijn van de borings samen- 8102674 . * -5- valt met de hartlijn van de schroef 15 en dus van de scharnieras van de geleider.

In figuur 3 is schematisch aangegeven op welke wijze de in figuur 1 weergegeven afschrijfinrichting kan worden gebruikt voor het 5 afschrijven van gaten in een I-balk. In figuur 3 is de I-balk in bovenaan-zich weergegeven. De punten B-B geven plaatsen aan waar gaten in het lijfi: van de I-balk moeten worden aangebracht. Het een meetlint wordt de gewenste afstand 1 op het lijf van de I-balk gemeten en op deze afstand het bij-voorbeeld het punt A aangegeven. Na het uitmeten van het punt A wordt de 10 afschrijfinrichting volgens figuur 1 gebruikt voor het afkrassen en centeren van de punten B, B. Hiertoe wordt de staaf 10 onder een hoek van 90° ten opzichte van het blok 5 met de schroef 15 vastgezet. In de boring 23 wordt de kraspen 25 geplaatst waarbij de punt van deze kraspen vervol-gens wordt geplaatst in het punt A waarna het glijblok 5 op de flens 3 % 15 wordt geplaatst. Door verschuiving van de slede 16 langs de geleidings-staaf wordt de door de punten B, B gaande kraslijn gekrast waarna de slede 16 op de gewenste afstand op de schaalverdeling van de staaf wordt geplaatst en in de boring een centerpons wordt aangebracht welke centerpons met behulp van de hamer 26 (zie figuur 1) wordt aangeslagen waarna de 20 houder op de gewenste plaats langs de geleider wordt geschoven naar het andere van de punten B en de centerpons daar ook weer wordt aangeslagen.

In figuur 3 zijn ook nog vier punten E, E, F, F aangegeven waarbij de afstand tussen de punten E, F gelijk is aan de lengte van het glijblok 5 van de inrichting volgens de uitvinding. Een veel toegepaste 25 lengte is een lengte van 200 mm, overeenkomend met de veel voorkomende maat van een op de I-balk aan te sluiten schetsplaat van 200 maal 200 mm. In figuur 3 zijn op de rand van de flens 3 de maatlijntjes c en d aangegeven. De afstand c-d is de lengte (200 mm) van een blok van de afschrijver. Voor het afschrijven van de punten E-E schrijft men op de flens 3 het lijntje 30 c af op een afstand van het linker einde van de I-balk die overeenkomt met de afstand van dit uiteinde van de punten E-E verminderd met 100 mm, dat is de helft van de lengte van het blok 5. Het blok 5 van de afschrijfinrichting wordt vervolgens met zijn in bovenaanzicht gezien linker uiteinde tegen het lijntje c gebracht waarna de punten E nauwkeurig kunnen worden 35 afgeschreven en worden gecenterd als hierboven uiteengezet. Voor het afschrijven van de punten F, F die op een afstand liggen gelijk aan de lengte van de blok 5 kan op de flens 3 het lijnte d worden afgeschreven bij het in bovenaanzicht rechter uiteinde van het blok 5 waarna het blok 5 met zijn linker uiteinde vanuit een positie bij het lijntje c wordt opgeschoven W totdat dit uiteinde ligt tegen het lijntje d waarna de punten F, F nauw- 81 02 6 74 -6- keurig kunnen worden afgeschreven en worden gecenterd als hierboven aan-gegeven.

In figuur 4 is schematisch in bovenaanzicht een I-baik aangegeven welke in zijn midden is onderbroken. In het linkergedeelte is 5 aangegeven de wijze waarop de balk rechthoekig kan worden afgekort. Hierbij wordt weer gebruik gemaakt van de afschrijfinrichting volgens figuur 1 met de geleidingsstaaf onder een hoek van 90° geplaatst ten opzichte van het blok 5. De plaats waar debalk moet worden afgekort wordt weer afgemeten over het lijf van de balk en de afgemeten plaats wordt aangeduid door het 10 punt G. De pen 25 wordt weer in het punt G geplaatst waarna het glijblok weer tegen de flens 3 wordt geplaatst waarna met behulp van de slede 16 de plaats waar de balk moet worden afgekort in het lijf wordt gekrast.

Ook is het mogelijk het blok met een van de einden op de in de figuur aangegeven afgeschreven plaatsen H of I op de flens van de balk, welke plaatsen 15 H of I de afgeschreven afstand plus of min 100 mm is daarna kan de ge-wenste lijn weer worden afgekrast op de hierboven aangegeven wijze.

In het rechter gedeelte van figuur 4 is aangegeven op welke wijze een I-balk onder een hoek kan worden afgekort. Hiertoe wordt met behulp van een schroevedraaier de schroef 15 van de afschrijver losgedraaid 20 en de staafvormige geleider ingesteld op het aantal vereiste graden op de gradenboog 9. Daarna wordt de schroef stevig aangedraaid. Daarna kan het blok nu met het einde op een van de afgeschreven punten 3, K, L of M worden geplaatst en de gewenste lijn met de kraspen worden afgeschreven. De punten 3, K, L of M kan men ook krijgen door bijvoorbeeld al een afgeschreven 25 punt N in het midden van de balk over dehengen naar de flenzen en van daaraf de punten L of M afschrijven waarna te werk wordt gegaan als hierboven aangegeven.

In figuur 2 is een gewijzigde uitvoeringsvorm van de afschrijfinrichting volgens de uitvinding weergegeven. De afschrijfinrich-30 ting bestaat hierbij uit een glijblok 27 bestaande uit een halfcirkelvormige horizontale plaat 28 aan de onderzijde waarvan een verticale plaat 29 is aangebracht die rust tegen de flens 3. De plaat 28 rust verder op de rand van de flens 3. Aan de bovenzijde is de plaat 28 voorzien van een gradenboog 30 van 0 tat 180°. Op de plaat 28 is een van een schaalverdeling 35 voorziene geleidingsstaaf 31 scharnierend om de scharnieras 32 bevestigd. Verder bevat de inrichting een tweede geleidingsstaaf 33, eveneens van een schaalverdeling voorzien welke staaf 33 loodrecht op de staaf 31 is bevestigd via een glijblok 34. Op de staaf 33 is een glijblok 35 bevestigd welke is voorzien van een verticaal buisje 36 waarin klemmend een afkraspen 8102674 Γ < ^ -Ιοί centerpons 37 is bevestigd. De staaf 33 is verplaatsbaar langs de staaf 31 via het glijblokje 34 vanaf een nulpositie op de schaalverdeling van de staaf 31. Het buisje 36 van het glijblok 35 is zodanig aangebracht dat de hartlijn daarvan ligt in het vlak van het binnenoppervlak van de verticale 5 wand 29 van het glijblok 27 als de geleidingsstaaf 33 zich in de genoemde nulpositie van de schaalverdeling van de staaf 31 bevindt. Bovendien is de nulpositie van de schaalverdeling van de staaf 33 zodanig aangebracht, dat als het glijblokje 35 in deze nulpositie is gebracht de hartlijn van het buisje 36 ligt in het dwarsdoorsnedevlak door het midden van het glijblok 10 27. Met behulp van de geleidingsstaaf 33 is het mogelijk om, als het glijblok in een bepaalde afgemeten positie op de flens 3 is geplaatst af te schrijven gaten vanuit deze positie door verschuiving van de geleider 33 ten opzichte van de geleider 31 en door verschuiving van het blokje 35 langs een geleider 33 kunnen worden afgeschreven. De staven 33 en 31 15 hebben nauwkeurig dezelfde afmetingen zodat het blokje 35 ook direct op de geleider 31 kan worden aangebracht waardoor een inrichting wordt verkregen gelijk aan die van figuur 1, zoals aangegeven in het rechter gedeelte van figuur 2.

De slede 16 en de glijblokjes 34 en 35 kunnen zijn voorzien 20 van vastzetinrichtingen voor het vastzetten van deze onderdelen in een gewenste positie. Verder kunnen de slede en de glijblokjes 34 en 35 aan de zijde waarmede deze samenwerken met de schaalverdelingen of de geleidings-staven zijn voorzien van een nonius, waardoor een zeer nauwkeurige positie-bepaling kan worden bereikt.

25 Verder kan de afschrijver in verschillende maten worden uit- gevoerd.

Voorts kan de afschrijfinrichting zijn voorzien van elek-troriische aandrijving die al of niet met behulp van een computer kan worden gestuurd. Voorts kan het glijblok nog zijn voorzien van een permanente, 30 niet-permanente of elektromagneet om dit glijblok in goede positie te houden op het werkstuk.

8102674

Claims (11)

1. Inrichting voor het afschrijven van een werkstuk met het kenmerk, dat de inrichting een glijbiok bevat voorzien van middelen voor het geleiden' daarvan langs de buitenrand van het af te schrijven werkstuk en voorzien van een verticale wand bestemd om te rusten 5 tegen de buitenkant van het werkstuk, aan welk glijbiok aan de bovenzijde daarvan een zich in zijdelingse richting daarvan af uitstrekkende, van een schaalverdeling voorziene horizontale staafvormige geleider met een uiteindecds bevestigd, terwijl de inrichting verder een houder voor een stiftvormig afschrijforgaan bevat die in lengterichting van de staafvormige 10 geleider verplaatsbaar is vanaf een uitgangspositie in de nabijheid van het glijbiok, overeenkomend met de nulpositie van de schaalverdeling, waarbij de houder is voorzien van een verticale doorgaande boring voor het klemmend daarin aanbrengen van een stiftvormig afschrijforgaan zodanig dat in de genoemde uitgangspositie de hartlijn van de boring ligt in het vlak van het 15 binnenoppervlak van de verticale wand van het glijbiok.

2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk , dat de houder van het stiftvormig orgaan direct is aangebracht aan de aan het glijbiok bevestigde staafvormige geleider.

3. Inrichting volgens conclusie 2,met het k e n -20 m e r k , dat in de uitgangspositie van de houder de hartlijn van de verticale boring ligt in het dwarsdoorsnede vlak door het midden van het glijvlak.

4. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk , dat de houder voor het stiftvormige orgaan in lengterichting ver- 25 plaatsbaar is bevestigd aan een tweede van een schaalverdeling voorziene horizontale staafvormige geleider, welke tweede staafvormige geleider loodrecht op de eerste geleider is aangebracht en zich ter weerszijden daarvan uitstrekt, terwijl deze tweede geleider in lengterichting van de eerste geleider verplaatsbaar is vanaf een uitgangspositie, in welke 30 positie de hartlijn van de verticale boring van de houder ligt in het vlak van het binnenoppervlak van de verticale zijwand van het glijbiok.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk , dat de schaalverdeling van de tweede staafvormige geleider tussen de einden van deze geleider een nulpositie bevat zodanig dat, als de houder 35 zich in deze positie bevindt de hartlijn van de verticale boring daarvan ligt in het dwarsdoorsnede vlak door het midden van het glijbiok. 8102674 -9-

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aan het glijblok bevestigde staafvormige ge-leider scharnierbaar is om een verticale scharnieras die zodanig is aange-braeht dat de hartlijn daarvan samenvalt met de hartlijn van de verticale 5 boring van de houder als deze zich in de nulpositie langs de staafvormige geleider.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het ken-m e r k , dat de staafvormige geleider is bevestigd aan een aan de boven-zijde van het glijblok bevestigde plaat die is voorzien van een gradenboog.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder voor het stiftvormig orgaan bestaat uit een langs de bovenzijde van de staafvormige geleider verplaatsbare slede, welke slede in een buiten de staafvormige geleider stekend deel, daarvan is voorzien van een verticale boring, waarvan tenminste de binnen-15 wanden bestaan uit elastisch materiaal en waarvan de binnendiameter lets kleiner is dan de diameter van het daarin aan te brengen stiftvormig af-schrijforgaan.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk , dat de verticale boring is aangebracht in een aan een zijkant 20 van de slede bevestigd lichaam uit elastisch kunststofmateriaal.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder van het stiftvormig afschrijforgaan is bevestigd aan zich ter weerszijden daarvan uitstrekkende verticale assen die aan hun ondereinde zijn voorzien van vrij draaibare horizontale 25 geleidingswielen die met hun omtrek grijpen in in de zijkanten van de staafgeleider aangebrachte langsgroeven.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder van het stiftvormig orgaan aan zijn naar het glijblok toegekeerde zijde is voorzien van een met de schaal-30 verdeling van de staafvormige geleider samenwerkende nonius. 8102674