NL8102032A - Laskamer. - Google Patents

Description

“· ·· · - - - . . : . -----..... -.....* * - 1 -

Laskamer.

De uitvinding "betreft een kamer voor het onder vacuum lassen bestemd voor het aan elkaar lassen door middel van een elektronenbundel van twee langwerpige voorwerpen, die volgens hun langsrichting bewegen door het midden van deze las-5 kamer. Het lassen met behulp van een elektronenbundel heeft aanzienlijke voordelen omdat deze geschikt is voor voorwerpen van grote dikte, snel en automatisch lassen mogelijk maakt en geen thermische behandeling vereist. Het installeren van een afgesloten omhulling is evenwel nodig om een omsloten ruimte te vor-10 men waarin men het voor het lassen onmisbaar vacuum kan opwekken.

De aldus gevormde omsloten ruimte vormt, wanneer het gaat om langwerpige voorwerpen van grote afmetingen, een zeer groot volume, dat lang is en kostbaar is om voor elke lashandeling dit onder een vacuum te brengen nadat het op een atmosferische druk 15 is gebracht hetgeen veroorzaakt wordt door het inbrengen van een nieuw langwerpig voorwerp in de laskamer.

De onderhavige uitvinding stelt voor het volume, dat afwisselend op een atmosferische druk en op een onderdruk is gebracht, te verkleinen waarbij voordeel getrokken wordt uit een 20 groot ontgassingsvolume.

De uitvinding beoogt daarom een kamer voor het onder een vacuum lassen voor het met behulp van een elektronenbundel aan elkaar lassen van twee langwerpige voorwerpen, die volgens hun langsrichting bewegen door het midden van deze kamer, omvat-25 tende een omhulling die aan zijn langsuiteinde is voorzien van afsluitingen die teruggenomen kunnen worden en die geplaatst kunnen worden op elk van de twee langwerpige voorwerpen en die een afgesloten ruimte met hierin een elektronenkanon en een ondersteuningskonstruktie voor het plaatsen en verplaatsen van 30 het elektronenkanon begrenst, voor het verdelen van deze omsloten ruimte in twee delen, die onderling verbonden kunnen worden, een centraal, opgestelde sluis die het passeren van de langwerpige 81 02 032 ' ί ^ - 2 - voorwerpen, toelaat, wanneer de afsluitingen zijn teruggenomen, en een onder-ruimte aan de omtrek, die het elektronenkanon en de genoemde ondersteuningskonstruktie bevat, dit door een samenstel van wegneembare verbindingen verdeeld, in langsridating tussen 5 de genoemde omhulling en de genoemde inrichting en aan de binnenzijde van de genoemde inrichting.

Deze wegneembare afdichtingsverbindingen zijn bij voorkeur opblaasbare verbindingen en zijn gevormd uit een stel van twee elementaire verbindingen evenwijdig aan elkaar geplaatst 10 waardoor een middel voor het pompen van de tussengelegen ruimte tussen deze twee elementaire verbindingen wordt verkregen.

De verbindingsleidingen tussen enerzijds de opblaasbare verbindingen waar de genoemde tussengelegen ruimten zich bevinden aan de binnenzijde van de genoemde inrichting en ander-15 zijds het uitwendige van de omhulling omvatten bij voorkeur tenminste een buigzaam en uitzetbaar gedeelte.

De terugneembare afdichtingsverbindingen geplaatst tussen de omhulling en de inrichting zijn bij voorkeur geplaatst in keerplaten en oefenen een werking in dwarsrichting uit. Bij 20 voorkeur zijn de opstelling en de afmetingen hiervan in hoofdzaak gelijk aan die van de langsuiteinden van de omhulling.

Om de omsloten ruimte onder een vacuum te brengen is het gunstig enerzijds te voorzien in tenminste een pompleiding uitkomend in de sluis en verbonden met een eerste pompinstallatie, 25 en anderzijds in tenminste een pompleiding uitkomend in de aan de omtrek gelegen onderruimte en verbonden met een tweede pompinstallatie .

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving en bijgevoegde tekening, waarin in 30 langsdoorsnedé. een laskamer is weergegeven in het bijzonder bestemd.voor het lassen van leidingen voor het transport van koolwaterstof, in. het bijzonder wanneer de leiding in zee-geplaatst is in de vorm van een "J", echter het is duidelijk dat analoge opstellingen geschikt zijn voor het lassen op het land ' 35 van langwerpige voorwerpen, massief of hol, die volgens ëen 81 0 2 0 3 2 .......- ....... -. .- — ............... -. 1 * V % - 3 - willekeurige langsrichting schuin verlopen.

In deze figuur moet een eerste langwerpig voorwerp of een eerste leidinggedeelte 1 aan zijn bovenuiteinde een tweede langwerpig voorwerp of een tweede leidinggedeelte 2 ontvangen 5 en moet de verbinding van deze twee delen plaatsvinden door middel van een las met een elektronenbundel teweeggebracht binnen een omsloten ruimte 3 begrensd door een omhulling 4 en afsluitingen, gevormd door opblaasbare organen 5 en 6, gedragen door de langs-uiteinden van de omhulling U en aanliggend in de opgeblazen toe-10 stand tegen de leidingen 1 en 2, waarbij een niet weergegeven aan de binnenzijde gelegen afdiehtorgaan wordt ingebracht in het inwendige van de langwerpige voorwerpen, in dit geval holle voorwerpen, waardoor de inwendige afdichting van de laszone afsteu-nend op de binnenvlakken van de delen 1 en 2 aan weerszijden van 15 het verbindingsvlak 7 hiervan is verzekerd.

De niet weergegeven elektronenkanonnen worden gedragen door een inrichting 8 omvattende een kransvormige kanondrager 9, een plaat 10 voor de helling en een krans 11, die de niet weergegeven armen draagt, die het leidingdeel 1 kunnen om-20 sluiten en hierop het samenstel van de inrichting 8 kunnen vastzetten.

De elementen, die de inrichting 8 vormen, zijn in zekere zin in langsrichting op elkaar geplaatst, terwijl de kransen 9 en 11, die van elkaar gescheiden zijn om een helling 25 en een draaiing van de krans 9 ten opzichte van de krans 11 toe te laten, kunnen bestaan uit een afdichtingswand zich uitstrekkend van het ene langsuiteinde naar het andere van de omhulling U dankzij een wegneembare afdichtingsverbinding 12 gevormd door een stel elementaire ringvormige opblaasbare verbindingen 13 en 30 1U, waartussen een tussengelegen ruimte 15 gebracht onder een vacuum zich bevindt. Deze verbinding 12 heeft een vrije ruimte waardoor de afdichting in stand gehouden kan worden, wanneer in de onderruimte aan de omtrek alleen een vacuum heerst en de kransen 9 en 11 zich ten opzichte van elkaar verplaatsen om het 35 elektronenkanon in een juiste stand te plaatsen na het aftasten 8102032 m- - k - van het gedeelte van de leiding 1, waarmee de leiding 2 bijvoorbeeld verbonden moet worden.

De elementaire verbindingen 13 en -ib oefenen een druk in langsrichting uit. Deze worden gesteund door de krans 5 11 en steunen af tegen de krans 9 via de van groeven voorziene vlakken 16, 17· Het vacuum in de tussenruimte 15 wordt verwezenlijkt door middel van een leiding 18 omvattende een buigzaam en uitzetbaar gedeelte 19 en uitkomend in de ruimte 3 via een verbinding 20. De pompinstallatie buiten de omhulling h, die van 10 het klassieke type is, is niet weergegeven. Het opblazen van de elementaire verbindingen 13 en 1^ wordt verwezenlijkt door middel van leidingen 21 en 22, die samenkomen in een leiding 23, voorzien van een buigzaam en uitzetbaar gedeelte 2k en uitkomend uit. de ruimte 3 via een verbinding 25, echter deze kunnen ook 15 afzonderlijk verbonden zijn met de buitenzijde, waarbij de elementaire verbinding '\k3 die tijdens de werking omringd is met een vacuum, opgeblazen kan zijn met een kleinere druk of op de atmosferische druk gebracht kan zijn. De installatie voor het opblazen buiten de omhulling k, die van het klassieke type 20 kan zijn, is niet weergegeven. Aan de langsuiteinden van de omhulling k zorgen intrekbare afdichtingsverbindingen 26 en 27 voor de afdichting tussen deze omhulling U en de krans 11 en de krans 9· Daar deze verbindingen 26 en 27 identiek zijn zal slechts êén hiervan, de verbinding 27, beschreven worden. Deze bestaat 25 uit een stel elementaire ringvormige opblaasbare verbindingen 28 en 29 gedragen door cylindrische ribben 30 en 31 verbonden met de omhulling U, die met de cylindrische ribben 32 en 33 gedragen door de krans 9 keerplaten vormen. Deze elementaire verbindingen 28, 29 werken in een dwars en een radiale richting terwijl 30 hun steunvlak tegen de ribben 32 en 33 gegroefd is.

De tussenruimte 3^ tussen de elementaire verbindingen 28 en 29 wordt onder een vacuum gebracht via een leiding 35 uitkomend uit de ruimte 3 via een verbinding 36. Het opblazen van de elementaire verbindingen 28 en 29 vindt plaats door middel 35 van leidingen 37 en 38, die samenkomen in een leiding 39 uitko- 81 0 2 0 3 2 «r 'm - 5 - mend uit de ruimte 3 via een verbinding Uo, echter deze kunnen gescheiden zijn om in de twee elementaire verbindingen verschillende drukken aan te brengen, zoals reeds verduidelijkt is ten aanzien van de elementaire verbindingen 13 en 1¼.

5 Een radiale werking van de elementaire verbindingen 28 en 29 wordt verkozen boven een langswerking om de uitslag te verkleinen ter plaatse van de verbindingen tijdens het op een nauwkeurige plaats brengen van het elektronenkanon. Het is belangrijk dat de verbindingen 26 en 27 nagenoeg gelijke opstel-10 lingen en afmetingen hebben om mechanische overbelastingen te vermijden wanneer de onderruimte aan de omtrek alleen onder vacuum staat.

Het samenstel van de verbindingen 12, 26 en 27 verdeelt de ruimte 3 in twee delen: een centrale sluis 41 en een 15 onderruimte h2 aan de omtrek, die van elkaar gescheiden kunnen zijn of onderling verbonden zijn volgens de niet-teruggetrokken of teruggetrokken stand van. deze verbindingen.

Een pijp U3 voorzien van een buigzaam en uitzetbaar gedeelte UU verbindt de sluis i+1 met een afsluiter voor het 20 toelaten van lucht, waardoor desgewenst droge lucht kan worden gebracht in de centrale sluis Ui, zoals hierna nog nader beschreven zal worden.

Tenminste één pompleiding zoals bijvoorbeeld de leiding b6 komt uit in de onderruimte h2 aan de omtrek en ten-25 minste een pompleiding zoals de leiding kj komt uit in de centrale sluis U1. De leiding ^7 omvat een buigzaam en uitzetbaar gedeelte U8 en zet zich via een doorgang voort in de krans 11 uitkomend in de sluis Ui door tenminste ein opening \9.

De pompleiding hè is verbonden met een niet weerge- 30 geven pompinstallatie, die een krachtig vacuum opbouwt bijvoor- —3 beeld in de orde van grootte van 10 torr. De pompleiding kj is verbonden met een andere niet weergegeven pompinstallatie, die snel een betrekkelijk minder groot vacuum opbouwt, bijvoor-beeld in de orde van grootte van 10 torr.

35 Wanneer men de gehele ruimte 3 onder een vacuum 81 02 0 32 \ Wf if - 6 - moet brengen, kan men eerst via de pijp U3··· een stroom van droge lucht sturen naar de sluis U1, vervolgens brengt men, -wanneer de opblaasbare organen 5 en 6 aanliggen tegen de pijpdelen 1 en 2, een eerste vacuum teweeg in de sluis U1 via de pompleiding 5 Uj, waarna de verbindingen 12, 26 en 27 worden teruggenomen en het vacuum nodig voor het lassen verkregen wordt door de pomp-installatie, die verbonden is met de pompleiding U6, die werkt als gevolg van het tussengelegen vacuum tussen het eerste vacuum en het vacuum nodig voor het lassen verkregen door verdunning 10 in de volledige ruimte 3 van de lucht overblijvend in de centrale sluis U1 en die aldus onder buitengewoon goede omstandigheden werkt.

Opgemerkt zij, dat de centrale sluis Ui behalve het voordeel van het verminderen van het volume, dat periodiek op 15 de atmosferische druk is gebracht, het voordeel heeft de metalen oppervlakken onderworpen aan het gloeien in een gasvlam wanneer deze op de atmosferische druk gebracht worden te verkleinen.

20 81 0 2 0 3 2

Claims (12)

1. Kamer voor het onder een vacuum met hehulp van een elektronenbundel aan elkaar lassen van twee langwerpige delen, die volgens hun langsrichting bewegen door het midden van deze kamer, omvattende een omhulling die aan zijn langsuiteinden is 5 voorzien van terugneembare afsluitingen, die geplaatst kunnen worden op heide langwerpige voorwerpen, en die een ruimte begrenst bevattende een elektronenkanon en een ondersteuningsinrichting voor het plaatsen en verplaatsen van dit elektronenkanon, met het kenmerk, dat de ruimte is verdeeld in twee delen 10 te weten een centrale sluis (41), die de doorgang van de langwerpige delen (1, 2) mogelijk maakt wanneer de genoemde afsluitingen (5, 6) zijn teruggetrokken, en een onderruimte (b2) aan de omtrek die het elektronenkanon en de genoemde inrichting (8) bevat, waarbij deze twee delen onderling verbonden kunnen 15 worden door een samenstel van terugneembare verbindingen (12, 26, 27. in langsrichting verdeeld tussen de genoemde omhulling (b) en de genoemde inrichting (8) en binnen de genoemde inrichting.

2. Laskamer volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de genoemde terugneembare verbindingen opblaasbare verbin- 20 dingen (13, 1U, 28, 29) zijn.

3. Laskamer volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat elke terugneembare verbinding (12-27) bestaat uit een stel van twee elementaire verbindingen (13, 1¾ - 28, 29) evenwijdig aan elkaar opgesteld voorzien van een pomporgaan voor de ruimte 25 ge-legen tussen deze twee elementaire verbindingen. k. Laskamer volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de terugneembare opblaasbare verbindingen (13, 1^) gelegen aan de binnenzijde van de genoemde inrichting verbonden zijn met het uitwendige van de omhulling (^) via leidingen (23), waar-30 van tenminste een gedeelte {.2b) buigzaam en uitzetbaar is.

5. Laskamer volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat het pomporgaan voor de tussengelegen ruimte (15) tussen de twee elementaire verbindingen (13, 1¼) van een stel geplaatst 81 02 0 32 - 8 - vf- w aan de binnenzijde van de genoemde inrichting een leiding (18) omvat, waarvan tenminste een gedeelte (19) buigzaam en uitzet-baar is.

6. Leskamer volgens een der voorgaande conclusies 5 met het kenmerk, dat de terugneembare verbingingen (12) geplaatst aan de binnenzijde van de genoemde inrichting (8) in langsrich-ting werken.

7. Laskamer volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de terugneembare verbindingen (26, 27) 10 geplaatst tussen de omhulling (1*) en de inrichting (8) geplaatst zijn in stootplaten (30, 31, 32, 33) en in dwarsrichting werken.

8. Laskamer volgens conclusie 7 met het kenmerk, dat de terugneembare verbindingen (26, 27) geplaatst tussen de omhulling (b) en de inrichting (&) een opstelling en afmetingen 15 hebbe n. nagenoeg gelijk aan beide langsuiteinden van de omhulling (k).

9· Laskamer volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat tenminste een pompleiding (1*7) uitkomt in de centrale sluis (.1*1) en dat tenminste een andere onafhankelijke 20 pompleiding (b6) uitkomt in de onderruimte (1*2) aan de omtrek.

10. Laskamer volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat tenminste een pompleiding (U7)9 uitkomend in de centrale sluis (1*1), hiervan uitgaat en loopt in de onderruimte (1*2) aan de omtrek en hierin tenminste een buigzaam en uitzetbaar deel 25 (M3) omvat.

11. Laskamer volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat tenminste een pompleiding (1*7) uitkomt in de centrale sluis (1*1) door middel van tenminste êên opening (1*9) aangebracht in een krans (11) van de genoemde inrichting (8), welke krans 30 een doorgangsgedeelte van deze leiding in de onderruimte (1*2) aan de omtrek vormt.

12. Toepassing van een laskamer volgens êên der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de onderruimte (1*2) konstant onder een vacuum blijft, terwijl door het stel van de 35 terugneembare verbindingen (12, 26, 27) de centrale sluis (1*1) 8102032 - 9 - geïsoleerd is van de onderruimte tussen de handelingen van het lassen en verbonden is met deze onderruimte tijdens de handelingen van het. lassen.

13· Toepassing van de laskamer volgens conclusie 5 12 met het kenmerk, dat voor het in verbinding brengen van de centrale sluis (lj-1) met de onderkamer (k-2) een eerste vacuum teweeggebracht wordt in centrale sluis (U1), waarna de terug-neembare verbindingen (12, 26, 27) teruggenomen worden en het vacuum nodig voor het lassen tot stand gebracht wordt in de 10 totale ruimte (3). Uk Laskamer in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 15 8102032