NL8101607A - Vorminrichting voor laarzen. - Google Patents

Description

* ·| -1- 21826/CV/tl

Korte Aanduiding: Vorminrichting voor laarzen.

De uitvinding heeft betrekking op een vorminrichting voor laarzen.

Van beenstukken voorziene laarzen, in het bijzonder rijlaarzen 5 of in de mode zijnde laarzen voor dames zijn gevoelig om bij gebruik in uiterlijk ontsierd te worden door merktekens ten gevolge van strekken en kreuken en met de uitvinding wordt beoogd middelen te verkrijgen met behulp waarvan deze merktekens kunnen worden verminderd of verwijderd.

Er zijn reeds vorminrichtingen voor laarzen in de vorm van een opblaas-10 bare sok bekend. Deze bekende vorminrichtingen voor laarzen hebben echter hebben echter verschillende nadelen, in het bijzonder in verband met het verwijderen uit de laars na ' gebruik. *

Het is dan ook een oogmerk van de uitvinding een verbeterde opblaas-15 bare vorminrichting voor laarzen te verkrijgen,welke gemakkelijker en doelmatiger te gebruiken is dan bekende vorminrichtingen voor laarzen van het opblaasbare soort.

Volgens een aspect van de uitvinding is voorzien in een vorminrichting voor laarzen, welke is voorzien van een sok van ondoordringbaar 20 flexibel materiaal,welke sok een aan het teenande gesloten voetgedeelte heeft en een beengedeelte,dat aan het boveneinde is gesloten behoudens . voor een luchtinlaatorgaan met behulp waarvan het mogelijk is de sok na het insteken in een laars op te blazen voor het onder druk brengen van de laars vanaf de binnenzijde daarvan, van een luchtuitlaatorgaan dat is 25 aangebracht om de sok leeg te laten lopen voorafgaand aan het verwijderen uit de laars en van een handgreep,welke toegankelijk is bij het boveneinde van het beengedeelte van de ingetsoken sok ter vergemakkelijking van een verwijderen van de leeggelopen sok uit de laars.

Door het insteken van de opblaasbare sok in een laars,het opblazen 30 van de sok en het gedurende een zekere tijd onder druk houden van de laars met behulp van de opgeblazen sok kan de laars in aanzienlijke mate tot zijn geen merktekens bezittende toestand worden teruggebracht. De sok kan men dan . gemakkelijk leeg laten lopen en eveneens gemakkelijk uit de laars verwijderen onder gebruikmaking van de handgreep. De handgreep kan 35 aanvullend worden gebruikt voor het ophangen van de vorminrichting aan een geschikte pen of dergelijke zowel indien de vorminrichting in ge- 8101607 t f -2- 21826/GV/tl t bruik is als indien deze niet^gebruik is,terwijl de handgreep verder het dragen van de vorminrichting vergemakkelijkt.

De sok kan zijn voorzien van een vormgevend skelet dat wil zeggen een versterkende ribkooi of dergelijke inrichting welke de vorm van de 5 sok in zijn leeggelopen stand in aanzienlijke mate handhaaft en daarbij het insteken van de sok in de laars vergemakkelijkt.

- Het luchtdrukuitlaatorgaan omvat bij voorkeur een met de hand be- dienbare ontlastklep bij het boveneinde van het been van de sok. In een uitvoeringsvorm omvat echter het luchtinlaatorgaan een luchtinlaatklep, 10 welke aangepast is voor verbinding met een afzonderlijke/Luchtpomp en in dat geval kan deze luchtinlaatklep zijn van een type,dat gebruikelijk wordt toegepast in opblaasbare zwembanden en dergelijke en normaal slechts werkt vöor het toelaten van lucht maar is voorzien van een naald of plunder jwelke met de hand kan worden ingedrukt om een uitlaten van lucht uit 15 het inwendige mogelijk te maken. De luchtinlaatklep kan dus ook het ont-lastorgaan voor de luchtdruk vormen.

In een ander uitvoeringsvoorbeeld omvat het luchtinlaatorgaan een integraal met de sok bij het boveneinde van het been verbonden luchtpomp. Deze luchtpomp kan zijn voorzien van een lichaam,dat zich uitstrekt in 20 de sok ten einde ook dienst te doen als vormskelet voor het hierboven genoemde doel. De luchtpomp omvat bij voorkeur een verhoudingsgewijs stijve buis, welke zich van een gesloten einde bij het boveneinde van de sok uitstrekt naar een open einde in het inwendige van de sok,terwijl in de buis een zuiger is gelegen en een met de hand bedienbare plunjer door 25 het gesloten einde van de buis met de zuiger is verbonden,terwijl met de pomp een kleporgaan samenhangt een en ander zodanig dat de sok kan worden opgeblazen door het heen - en weer bewegen van de plunjer. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld kan het uitlaten van onder druk staande lucht alternatief worden bewerkstelligd met behulp van een normaal gesloten klep door de 30 zuiger welke kan worden geopend door het indrukken van de plunjer voorbij zijn normale slag.

Alternatief kan het luchtinlaatorgaan zijn voorzien van een opblaas-., orgaan van het ballontype,dat in werking te stellen is door een luchtinlaat en/of luchtdruk-ontlastklep aan welke klep het opblaasorgaan perma-35 nent of losneembaar is aangebracht.

Bij de bovengenoemde mogelijke uitvoeringsvormen kan de handgreep 8101607 * -3- 21826/CV/tl eveneens op verschillende wijze zijn uitgevoerd en bijvoorbeeld de vorm hebben van een lus of vingergreepèn in het bijzonder in het geval van een lus kan deze losneembaar zijn van het deel van de vorminrichting waarop het is aangesloten welk deel bijvoorbeeld kan worden gevormd door 5 het boveneinde van het beagedeelte van de sok of een permanent daarop aangesloten pomp of opblaasorgaan. In bepaalde voorkeursuitvoeringsvormen omvat de handgreep een vlakke strip van flexibel materiaal ten einde een vlak verpakken van een leeggelopen vorminrichting mogelijk te maken.

10 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren waarin enige uitvoeringsvoorbeelden van de constructie volgens de uitvinding schematisch zijn weergegeven.

Fig. 1 toont in perspectief een eerste uitvoeringsvoorbeelden een vorminrichting voor een laars volgens de uitvinding.

15 Fig. 2 toont een dwarsdoorsnede over de kap van de vorminrichting volgens fig.1 waarbij schematisch de constructie van de kleppen is weergegeven.

Fig. 3 toont in perspectief een tweede uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede over de luchtpomp van het in fig.3 20 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld ,waarbij schematisch de constructie van de kleppen is aangegeven.

Fig. 5 toont twee mogelijke wijzigingen op de in fig.3 afgebeelde handgreep.

Fig. 6A en óB tonen een wijziging van h£ in fig.1 afgebeelde uitvoe-25 ringsvoorbeeld.

Fig. 7 toont een alternatieve wijziging op het in fig.1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 8 toont een uitvoeringsvoorbeeld met een andere uitvoeringsvorm .- van een opblaasinrichting dan als is weergegeven in fig.3.

50 Het in fig.1 en 2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een vormin richting voor laarzen omvat een opblaasbare sok 10,welke is vervaardigd uit oen vel rubber of een ander geschikt ondoordringbaar flexibel vel-vorinig materiaal. De sok 10 heelt een beengedeelte 12 en een voetgedeelte 14 ,dat aan het teeneinde is gesloten. Het beengedeelte is aan zijn 35 boveneinde gesloten met behulp van een kleppen omvattende versterkte kap 16 en is uitgerust met een integraal daaraan bevestigde handgreep 18 in 8101607 4 ^ -4- 21826/CV/tl de vorm van een vlakke strip uit flexibel materiaal,welke strip zich vanaf een zijkant van de sok en over het einde van de sok naar de andere zijkant uitstrekt,zodanig dat deze handgreep boven het bovenste open einde van een laars uitsteekt indien de sok in deze laars is ingestoken en 5 onder druk is gebracht,waarbij de handgreep het mogelijk maakt om de sok na gebruik gemakkelijk uit de laars te trekken. De handgreep 18 maakt het ook mogelijk om de sok op te hangen aan een haak of dergelijke zowel indien de sok in gebruik is als indien deze niet in gebruik is, in het bijzonder indien de sok niet in gebruik is,terwijl de handgreep het verder 10 ipogelijk maakt om de vorminrichting gemakkelijk te dragen.

Er zijn fcree kleppen in de kap,een luchtinlaatklep 20 door welke de sok kan worden opgeblazen en een ontlastklep 22 voor de luchtdruk via welke de sok lan leeglopen.

De luchtinlaatklep 20 is van een gebruikelijk type en voorzien van 15 een mondstuk 24 waaraan een niet nader weergegeven afzonderlijke pomp kan worden bevestigd,zoals een handpomp of een voetpomp. In het mondstuk is een buisvormig klephuis 26 opgenomen terwijl in het klephuis een onder veerbelasting staande van een kop voorzien naald of plunjer 28 verschuifbaar is. De klep opent onder invloed van onder druk staande lucht,welke 20 wordt toegevoerd in het mondstuk 24 met behulp van de afzonderlijke pomp bij het opblazen van de sok, De plunjer 28 kan echter met een puntig gereedschap met de hand worden ingedrukt waardoor het wegstromen van lucht uit de sok mogelijk wordt.

De luchtdruk ontlastklep 22 is voorzien van een onder veerbelasting 25 staande plunjer 30,die is aangepast om gesloten te blijven op een zitting 32 tot aan een vooraf bepaalde hoogte van de inwendige druk,terwijl de plunjor oen bloot i iggentli' kop 34 draagt ,wi*J kt· kop kan worden gebruikt voor het met de hand oplichten van de plunjer ten einde daarbij de klep te openen en zo de sok leeg te laten lopen.

30 In gebruik wordt de lege of bij voorkeur gedeeltelijk opgepompte sok ingestoken in de laars,die onder druk moet worden gebracht om kreuken of rektekens te verminderen of te elimineren. De sok wordt daarna geheel opgeblazen tot op de gekozen inwendige luchtdruk onder gebruikmaking van de afzonderlijke pomp. De laarswrdt dan in een onder druk staande toe-35 stand gehouden gedurende een bepaalde tijdsperiode, die voldoende is om de kreuk of rekmerken te behandelen. Daarna laat men de sok leeglopen 8101607 ^ -it -5- 21826/CV/tl door gebruikmaking van de luchtdrukontlastkiep waarop de sok gemakkelijk te verwijderen is door onder het vasthouden van de laars aan de handgreep te^rekken.

Ofschoon niet weergegeven kan de sok zijn voorzien van een verster-5 kende ribkooi of een ander vormgevend skel£,zodat de sok in aanzienlijke mate in de leeggelopen stand zijn vorm behoudt,hetgeen bijdraagt tot het 5 gemakkelijk insteken in de laars zonder dat daarbij de sok gedeeltelijk behoeft te worden opgeblazen.

Het in de fig.3 en 4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld verschilt 10 van het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig.1 en 2 doordat een pomp als deel van de constructie van dit uitvoeringsvoorbeeld is opgenomen. De sok 40 heeft een aan het beengedeelte 44 bevestigd voetgedeelte 42. Het boveneinde van het beengedeelte 44 is gehecht ei afgedicht rondom een verhoudingsgewijs stijve uit metaal of kunststof bestaande buis 46,welke 15 deel uitmaakt van een pomp 48,en dient voor het afsluiten van het boveneinde van de sok. Een luchtdrukontlastkiep 50, overeenkomend met de klep 22 van het voorafgaande uitvoeringsvoorbeeld,is nabij het boveneinde van de sok aangebracht buiten de buis 46. Een flexibele handgreep 51 overeenkomend met de handgreep 18 van het in fig.1 weergegeven uitvoerings-20 voorbeeld, is integraal bevestigd aan het pomplichaam 46.

De buis 46 vormt de cilinder van de pomp waarin een zuiger 52 verschuifbaar is. De zuiger 52 wordt gedragen door een zuigerstang 54 aan het boveneinde waarvan een met de hand bedienbare handgreep 56 is bevestigd .Zoals is weergegeven in fig.4 is de gesloten bovenzijde 58 van de 25 buis, welke aan zijn ondereinde uiteraard open is, voorzien van een luchtinlaat 60. Indien het zuigersamenstel wordt ingedrukt wordt lucht aangezogen in het bovenste deel van de buis achter de zuiger. De zuiger 52, welke een uit rubber of ander materiaal vervaardigde afdichtring 53 draagt, is voorzien van een klep 62 die dient voor de doorlaat van lucht 30 van het achter de zuiger gelegen deel van de buis naar het voor de zuiger gelegen deel van de buis en zo dus in de sok. Doelmatig is de klep 62 voorzien van een kogel 64,die wordt ondersteund op radiale vingers 66 zodanig,dat een doortocht 68 door de zuiger wordt afgesloten behoudens tijdens de opwaartse beweging van de zuiger. Zodoende wordt lucht in het 35 boveneinde van de buis achter de zuiger 52 aangezogen bij de neergaande slag van de zuiger,terwijl de lucht door de zuiger in de sok beweegt 8101607 -a- ^ -6- 21826/CV/tl tijdens de opgaande slagkan de zuiger. Tijdens de opgaande slag zal ook een weinig lucht uittreden door de luchtinlaat 60,maar dit vertraagt slechts de snelheid van het opblazen van de sok in zeer geringe mate.

Dit effect kan worden vermeden door het aanbrengen van eén terugslggclep 5 in de inlaat 60,

Aannemend dat de luchtinlaat 60 open wordt gelaten kan een alternatieve luchtdrukontlastklep worden toegepast bij het in fig.3 en 4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Deze klep 70 is aangebracht in de zuiger en omvat een onder veerdruk staand klepsluitorgaan 72,dat normaal een 10 doortocht 73 afsluit bij alle 'inwendige drukken tot aan een vooraf bepaalde waarde,maar welke in werking te stellen is door een aanvullende indrukking van de zuiger voorbij het gebied van zijn normale neerwaartse slag,waardoor het klepafsluitorgaan 72 in ingrijping wordt gebracht met een aans% 74,welke wordt gedragen door een dwarsstuk nabij het ondereinde 15 van de buis 46.

Evenals het in fig.1 en 2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld kan de sok 40 volgens het tweede uitvoeringsvoorbeeld zijn uitgerust met een niet afgeheeld vormgevend skelet. In het in fig.3 en 4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld werkt echter het pomplichaam 46 zelf reeds als een inwendig 20 skelet dat bijdraagt tot een gemakkelijk insteken van de vorminrichting in de laars en dit pomplichaam kan indien gewenst uitwendig speci fiek worden gevormd en verlengd om bij te dragen aan dit oogmerk.

In fig.5 is een wijziging weergegeven oplet in fig.3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld waarbij de handgreep 51 van het integrale bandtype 25 is vervangen door een afneembare flexibele handgreep 80,welke is voorzien van tappen 82 welke in ingrijping te brengen zijn in uitsparingen 84 van het bajonettype,welke uitsparingen zijn aangebracht in ieder van twee diametraal tegenover elkaar gelegen aan de omtrek van het pomplichaam 46 aangebrachte oren 86.

30 Fig. 5 toont nog een verder alternatief,dat kan worden gebruikt in plaats van de bandvormige handgreep 51 of 80. In de geheel ingedrukte stand van de pomphandgreep 56 is daarbij een uitsparing 88 in de zuiger-stang 54 van de luchtpomp 48 in ingrijping te brengen met een door een drukknop vrij te maken pal 90,die is gevormd ii>èen kraag 92 van het pomp-35 lichaam 46 waardoorheen de zuigerstang zich uitstrekt. Ingrijping van de pal 90 in de uitsparing 88 vergrendelt de pomhandgreep 56 in een bepaalde 81 01607 * , -7- 21826/CV/tl stand ten opzichte van de sok 40 waardoor het mogelijk wordt om deze handgreep te gebruiken als handgreep met behulp waarvan de sok na het leeglopen uit de laars kan worden verwijderd. In een niet nader weergegeven alternatief uitvoeringsvoorbeeld kan de pomphandgreep 56 op 5 soortgelijke wijze in de gewenste stand worden vastgezet met behulp van een met de pomphandgreep 56 samenwerkend bevestigingsorgaan van het bajonettype voorzien van tappen welke in ingrijping te brengen zijn in uitsparingen van het bajonettype,die zijn aangebracht in de kraag 92 van het pomplichaam.

10 Indien de sok niet hetzij met een inwendige ribkooi of een een geheel daarmee vormende luchtpomp,die als een inwendig skelet dienst kan doen ,is uitgerust,kunnen andere middelen zijn aangebracht om bij te dragen in het insteken van de vorminrichting ,in het bijzonder van het voetgedeelte daarvan,in een laars.

15 In fig.6 A en 6 B is een gewijzigde uitvoeringsvorm weergegeven waarbij de sok 10 is uitgerust met een veerkrachtig inzetstuk of rug 94, bijvoorbeeld uit nylonband of met behulp van plastic bedekte draad,en met een permanante instelling,zodat indien de sok is leeggelopen de sok is opgewikkeld op de in fig.6 B weergegeven wijze. De sok wordt in zijn 20 opgerolde stand in de laars ingestoken en de sok wikkelt zich bij het opblazen af tot deze de in fig.6 A weergegeven vorm inneemt waarin de sok de laars op dezelfde wijze opvult als de in fig.1 afgebeelde sok. Indien men de sok voorafvaand aan de verwijdering uit de laars laat leeglopen wkkelt de sok zich weer op waarop deze uit de laars verwijderbaar is 25 onder gebruikmaking van de handgreep,welke hier de vorm heeft van een vingergreep 96.

Fig. 7 toont een alternatief orgaan ter bijdrage in het insteken waarbij de sok 10 is uitgevoerd met een harmonica-achtig beengedeelte 120 en een opgewikkeld voetgedeelte 140. Opwikkelen van het voetgedeelte 30 140 kan,indien gewenst,worden ondersteund door het aanbrengen van een veerkrachtig inzetstuk of rug bij dit gedeelte van de sok. De gedeeltelijk harmonica-achtig gevouwen en gedeeltelijk opgewikkelde sok 10 wordt ingestoken tot de binnenzijde van het hielgedeelte van de laars waarop het voetgedeelte 140 wordt afgewikkeld en het beengedeelte 120 wordt omhoog 35 getrokken (indien noodzakelijk onder vrijmaking van de luchtinlaatklep gedurende de laatste stap ) voor het uitstrekken van de harmonica-achtige 81 01 607

*' "W

-8- 21826/CV/tl vouwen. Een opblazen fen dan op de gebruikelijke wijze worden bewerkstelligd. Verwijdering van de sok uit de laars na het leeglopen wordt weer vergemakkelijkt met behulp van een vingergreep 96.

Zonder nadere afbeelding zal het ook duidelijk zijn,dat indien de 5 sok is vervaardigd uit een flexibel materiaal,dat verhoudingsgewijs niet veerkrachtig is,dat wil zeggen gemakkelijk te vouwen is of op te wikkelen met een minimale neiging tot omvouwen of terugwikkelen naar zijn natuurlijke vorm,een insteken van de sok kan worden vergemakkelijkt zonder het aanbrengen van speciale middelen voor dit doel door het voetgedeelte 10 eenvoudig op te wikkelen in de richting van de hiel en het beengedeelte in de richting van het opgewikkelde voetgedeelte . Na de zo opgewikkelde sok in het inwendige hielgedeelte van de laars te hebben gebracht wordt, indien noodzakelijk,een terugwikkelen van de voet en beengedeeltes bewerkstelligd met de hand voorafgaand aan het opblazen. Een handgreep kan 15 weer zijn aangebracht om het verwijderen van de sok uit de laars te vergemakkelijken.

In alle bovenomschreven.geilen zal het gewenst zijn dat het bovenste eindgedeelte van het beengedeelte van de sok,welk gedeelte doelmatig verdikt of versterkt kan zijn met het oogpunt van sterkte, naar binnen gedrukt 20 kan worden,zodat het voorbijziet deel met de kleinste dwarsdoorsnede van de kuit van het been in het binnenste hielgebied kan worden geduwd.

In plaats van gebruik te maken van een afzonderlijke of integrale luchtpomp voor het opblazen van de sok kan een eenvoudig opblaasorgaan van het ballontype worden gebruikt. Een dergelijk ballon opblaasorgaan 25 zal overeenkomen met die welke wordt gebruikt in een sphygmomanometer.

Het opblaasorgaan van het ballontype kan zijn verbonden of kan verbindbaar zijn met een luchtinlaatklep op de sok,of indien permanent verbonden aan de sok kan dit opblaasorgaan zelfe zijn voorzien van alle noodzakelijke kleppen,zoals een een-richtings inlaatklep, een- richtings 30 uitlaatklep, duwknopdrukontlastklep en/ of overdrukontlastklep.

Een losneembaar opblaasorgaan is doelmatig doordat deze kan dienen voor het opblazen van twee of meer sokken die gelijktijdig moeten worden gebruikt ,maar heeft het nadeel,dat het opblaasorgaan verloren kan raken of op de onjuiste plaats wordt opgeborgen. Voor gelijktijdige opblazing 35 van twee sokken voor een paar laarzen kan dus een opblaasorgaan van het ballontype,dat permanent aan een sok is bevestigd,zijn voorzien van een 81016 07 -9- 21826/CV/tl extra naar keus te gebruiken luchtuitlaatbuis welke is aan te sluiten op een tweede sok. Aansluiting van een opblaasorgaan van het losneembare ballontype ( of een luchtuitlaatbuis daarop) kan plaatsvinden met behulp van een koppeling van het bajonettype voorzien van O-ring afdichtingen.

5 Als voorbeeld is in fig.8 een opstelling weergegeven waarbij ge bruik wordt gemaakt van een opblaasorgaan 100 van*het ballontype. Het opblaasorgaan 100 past op de luchtinlaatklep 102 van een sok 10,welke is uitgerust met een een geheel daarmee vormende flexibele handgreep 18.

Het opblaasorgaan 100 past op de klep 102 onder tussenkomst van een skelet-10 huls 104,welke het opblaasorgaan permanent tegenhoudtterwijl het daarbij toch mogelijk is om dit op te lichten voor het door de skeletwand van de huls blootgegeven van een insteekeinde op de inlaatklep ,dat in te drukken is voor het bewerkstelligen van een omlaag brengen van de druk en een leeg laten lopen van de sok.

15 Doelmatig zal de sok zijn vervaardigd hetzij door het lassen van uit kunststof bestaand velvormig materiaal,dat in een geschikt patroon is gesneden of door gebruikmaking van een van de verschillende mogelijke kunststofvormtechnieken. In vele gevallen zal de voltooide sok een zeer glad en glibberig uitwendig oppervlak hebben,hetgeen aanleiding kan geven 20 tot de neiging dat de geheel opgeblazen sok zichzelf uit het been van de laars naar buiten dringt. Ten einde dit mogelijke nadeel ,indien het optreedt ,te vermijden wordt een band van niet glad materiaal ,zoals katoen of juteweefsel aangebracht rondom de buitenzijde van het boveneinde van het beengedeelte van de sok. Een dergelijke band 10 is aangeduid in 25 fig.8.

De bovenomschreven uitvoeringsvoorbeelden zijn slechts als voorbeeld weergegeven en het zal duidelijk zijn,dat binnen de geest en be-schermingsomvang van de uitvinding hierop wijzigingen en/of aanvullingen mogelijk zijn.

30 8101607

Claims (11)

1. Vorminrichting voor laarzen voorzien van een sok uit ondoordringbaar flexibel materiad.,welke sok een aan het teeneinde gesloten voetge-deelte heeft en een beengedeelte,dat aan het boveneinde gesloten is behoudens voor een luchtinlaatorgaan met behulp waarvan het mogelijk is 5 de sok na het insteken in een laars op te blazen ten einde de laars vanuit het inwendige daarvan onder druk te brengen,terwijl verder een luchtdrukontlastorgaan is aangebracht ten einde het mogelijk te maken de sok voorafgaand aan verwijdering uit de laars leeg te laten lopen, met het kenmerk,dat een handgreep ( 18;51;56;88 ; 90;96) is aangebracht, 10 welke handgreep bij het boveneinde van het beengedeelte · (12 ; 44) van de ingestoken sok (10 ; 40) toegankelijk is voor het vergemakkelijken van een verwijderen van de leeggelopen sok uit de laars.

2. Vorminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de handgreep een vlakke flexibele strip (18 ; 51) omvat.

3. Vorminrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat het luchtdrukontlastorgaan (22;50; 102) een met de hand bedienbare ontlast-klep (30 ,32,34; 102 ,106 ) bij het boveneinde van het been (12) van de sok omvat.

4. Vorminrichting volgens conclusie 1 , 2 of 3, met het kenmerk,dat het 20 luchtinlaatorgaan (20;100) een luchtinlaatklep (24,26,28;102),welke is aangepast voor aansluiting van een afzonderlijke luchtpomp (100) omvat.

5. Vorminrichting volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat de luchtinlaatklep (24,26,28;102) ook het luchtdrukontlastorgaan vormt.

6. Vorminrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 25 dat het luchtinlaatorgaan (60) een bij het boveneinde van het been (44) integraal met de sok (40) verbonden luchtpomp (48) omvat.

7. Vorminrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk,dat de pomp (48) is voorzien van een verhoudingsgewijs stijve buis (46) ,welke zich vanaf een gesloten einde (58) bij het boveneinde van de sok (40) uitstrekt 30 tot een open einde in het inwendige van de sok,terwijl in de buis (46) een zuiger (52) is gelegen,die door het gesloten einde (58) van de buis is verbonden met een met de hand bedienbare plunjer (54,56) en de pomp (48) verder is uitgerust met een kleporgaan (62),een en ander zodanig,dat de sok (40) is op te pompen door het heen en weer bewegen van de plunjer 35 (54, 56).

8. Vorminrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 8101607 -11- 21826/CV/tl dat de sok (10) is voorzien van een veerkrachtige rug (94)welke dient voor het opwikkelen van de sok in de leeggelopen stand.

9. Vorminrichting volgens een der voorgaande conclusies 1- 5,met het kenmerk,dat het voetgedeelte (140) van de sok is aangepast voor opwikkelen 5 en het beengedeelte (120) is aangepast voor het harmonica-achtig samenvouwen in de leegelopen stand van de sok.

10. Vorminrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de sok is vervaardigd uit gl*4 afgewerkt kunststof materiaal.

11. Vorminrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk,dat een band 10 (110) uit niet glad weefsel is aangebracht op het uitwendige van het beenge deelte bij of nabij het boveneinde van dit beengedeelte. 15 8101607