NL8101466A - Fijnregelwikkelingen voor een transformator of smoorspoel. - Google Patents

Description

m- · \ D HO/JS/Smit 240

Fijnregelwikkelingen voor een transformator of smoorspoel ______

De uitvinding betreft een fijnregelwikkeiing voor een transformator of smoorspoel voor hoge stromen, uitgevoerd als lagenwikkeling met tenminste twee, t.c.v. het midden van de wikkeling symmetrisch geplaatste, pa-5 rallelle takken en deelwikkelingen per regeltrap, die ieder voor zich axiaal gelust zijn.

Een dergelijke fijnregelwikkeiing is bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift 28.41592.

Bij hoge stromen ontstaan in enkelvoudige massieve 10 geleiders aanzienlijke extra verliezen. Men heeft getracht deze verliezen te beperken door deze enkelvoudige geleiders op te splitsen in een aantal parallelle geleiders. De uitvoering van dergelijke fijnregelwikkelingen met parallelle geleiders in een éénlaags-15 wikkeling leidt echter veelal tot een hoge wikkeling.

Teneinde de hoogte van de wikkeling beperkt te houden, kan men lage, doch brede geleiders toepassen. Een dergelijke wikkeling heeft echter veelal een slechtere koeling en een hoger extra verlies. De uitvinding beoogt 20 vooor deze bezwaren een oplossing te bieden.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat per regeltrap tenminste twee parallelle geleiders zijn aangebracht, de lagenwikkeling uit twee of meer radiaal op elkaar gewikkelde lagen bestaat en de deelwikkelingen 25 per regeltrap uit deelgeleiders bestaan, die onderling axiaal zodanig gelust zijn, dat de laatste winding of deel van de laatste winding van een deelgeleider in de ene laag verbonden is met de eerste winding of deel van de eerste winding van deze deelgeleider in een volgende 30 laag.

8101466 « ·* -2-

Door op deze wijze te lussen wordt bereikt, dat de afzonderlijke windingen en, zo aanwezig, delen van de afzonderlijke windingen van de deelgeleiders per regel-trap van de fijnregelwikkelingen tenminste één keer op 5 dezelfde plaats in het hoofdlekveld voorkomen, waardoor het ontstaan van vereffeningsstromen in de deelgeleiders wordt vermeden.

De koeling van bovengenoemde regelwikkelingen kan nog worden verbeterd, door tussen twee of meerlagen een 10 koelspleet aan te brengen.

De uitvinding wordt aan de hand van tekeningen verduidelijkt.

Figuur 1 toont een fijnregelwikkeling volgens de uitvinding met twee parallelle takken, een tweelaagswik— 15 keling, twee parallelle deelgeleiders per regeltrap en een geheel aantal windingen per deelgeleider per wikke1-laag.

Figuur 2 toont dezelfde regelwikkeling als figuur 1, doch nu met een verbeterde koeling d.m.v. een koel-20 spleet tussen de wikkellagen.

Figuur 3 toont een fijnregelwikkeling volgens de uitvinding met twee parallelle takken, een drielaagswik-keling, drie parallelle deelgeleiders per regeltrap en een geheel aantal windingen per deelgeleider per wikkel-25 laag.

Figuur 4 toont een fijnregelwikkeling volgens de uitvinding met twee parallelle takken, een tweelaagswik-keling, twee parallelle geleiders per regeltrap, vijf windingen per deelgeleider per regeltrap, waarvan twee 30 en een halve winding per deelgeleider per wikkellaag.

De getallen in de figuren 1,2 en 3 zijn plaatsnummers van de windingen in de wikkelingen. De getallen in de figuur 4 zijn plaatsnummers, maar geven tevens aan het totaal aantal windingen per deelgeleider vanaf het 35 midden van de wikkeling.

8101466 -3-

In de figuren 1 en 2 zijn de deelwikkelingen tussen de aftakkingen SO - SI, S1 - S2, enz. en tussen de aftakkingen SO’ - SI', S1' - S2', respectievelijk ieder behorende tot een van de twee takken van de fijnregel-5 wikkeling, opgebouwd uit twee parallelle deelgeleiders.

Zo is bijv. de deelwikkeling tussen de aftakkingen SO en S1 opgebouwd uit een deelgeleider met de buitenliggende windingen 1a, 2a, 3a en de binnenliggende windingen 4a, 5a, 6a, terwijl de andere parallelle deelgeleider opge-10 bouwd is uit de binnenliggende windingen 1b,2b,3b en de buitenliggende windingen 4b,5b,6b.

In de figuur 3 zijn de deelwikkelingen tussen de aftakkingen SO - S1, enz. en SO' - S11, enz., respectievelijk ieder behorende tot een van de twee takken van de 15 fijnregelwikkeling, opgebouwd uit drie parallelle deel geleiders. Zo is bijv. de deelwikkeling tussen de aftakkingen SO en S1 opgebouwd uit een deelgeleider met de buitenliggende windingen 1a,2a,3a, de windingen 4a,5a en • 6a in de middelste wikkellaag en de binnenliggende win-20 dingen 7a,8a en 9a; de tweede deelgeleider is opgebouwd uit de windingen 1b,2b,3b in de middelste wikkellaag, de binnenliggende windingen 4b,5b,6b en de buitenliggende windingen 7b,8b en 9b; terwijl de derde deelgeleider is opgebouwd uit de binnenliggende windingen 1c,2c,3c, de 25 buitenliggende windingen 4c,5c,6c en de windingen 7c,8c en 9c in de middelste wikkellaag.

In figuur 4 zijn de deelwikkelingen tussen de aftakkingen SO - SI, S1 - S2, enz.· en SO' - S1', SI* -S2‘, enz. respectievelijk ieder behorende tot een van de 30 twee takken van de fijnregelwikkeling, opgebouwd uit twee parallelle deelgeleiders, met vijf windingen per deelgeleider per regeltrap, waarvan twee en een halve winding per deelgeleider per wikkellaag. Zo is bijv. de deelwikkeling tussen de aftakkingen SO en S1, opgebouwd 35 uit de deelgeleider beginnende bij Oa en gewikkeld Oa, 1/2a, 1a, 1 1/2a, 2a, 2 1/2a in de buitenliggende 81 01 466 -4- wikkellaag vervolgens gewikkeld 2 l/2a, 3a, 3 1/2a, 4a, 4 1/2a, 5a in de binnenliggende wikkellaag en eindigende bij 5a, en uit de deelgeleider beginnende bij Ob en gewikkeld Ob, 1/2b, 1b, 1 1/2b, 2b, 2 1/2b in de binnen-5 liggende wikkellaag vervolgens gewikkeld 2 1/2b, 3b, 3 1/2b, 4b, 4 1/2b, 5b in de buitenliggende wikkellaag en eindigende bij 5b.

Is het aantal windingen per deelgeleider n en het aantal wikkellagen m, dan bedraagt het aantal windingen 10 per deelgeleider per wikkellaag n/m, waarbij n > m > 1 is en n en m gehele getallen zijn.

Zo is voor het in figuur 4 gegeven voorbeeld: n = 5, m = 2 en bedraagt het aantal windingen per deelgeleider per wikkellaag 2 T/2.

15 Het begin en het eind van de deelwikkelingen en dus ook van de deelgeleiders, waaruit iedere deelwikkeling is samengesteld, liggen ongeveer in een zelfde vlak door de as van de regelwikkeling.

De verbinding tussen de laatste winding of deel van 20 de laatste winding van een deelgeleider in de ene laag en de eerste winding of deel van de eerste winding van deze deelgeleider in een volgende laag ligt in een vlak door de as van de regelwikkeling, dat t.o.v. het vlak door het begin en het eind van de beschouwde 25 deelgeleider, langs de omtrek van de regelwikkeling ge zien, een hoek maakt van: p x - x 360° m waarin n = aantal windingen per deelgeleider m = aantal wikkelingen p = het aantal reeds gewikkelde lagen waarna doorverbinding plaatsvindt.

35 Hieruit blijkt, dat,warneer = een geheel getal is, het begin en het eind van een deelgeleider en de door verbindingen van de betreffende deelgeleider, langs de omtrek van de fijn'regelwikkeling gezien, in vlakken door 81014 6 6 -5- door de as van de regelwikkeling'-'iiggen, die geen hoek met elkaar maken.

Voor het in figuur 4 gegeven voorbeeld daarentegen, waarin n = 5,m=2enps1 is blijkt, dat de doorver-5 bindingen in een vlak liggen dat t.o.v. het vlak door het begin en het eind van de beschouwde deelgeleider langs de omtrek van de regelwikkeling gezien een hoek maakt van: 10 p - 5 x 360 = 1 x 5/2 x 360 °= 900° of 180° .

m M.a.w. de doorverbindingen liggen aan de andere kant van de regelwikkeling als de aftakkingen.

15 8101466

Claims (3)

1. Fijnregelwikkeling voor een transformator of smoorspoel voor hoge stromen/ uitgevoerd als lagenwikkeling met tenminste twee t.o.v. het midden van de wikkeling symmetrisch geplaatste/ parallelle takken en deel-5 wikkelingen per regeltrap, die ieder voor zich axiaal gelust zijn, met het kenmerk, dat per tak tenminste twee parallelle geleiders zijn aangebracht, de lagenwikkeling uit twee of meer radiaal op elkaar gewikkelde lagen bestaat en de deelgeleiders, waaruit de deelwikkelingen 10 per regeltrap opgebouwd zijn, onderling axiaal zo gelust zijn, dat de laatste winding of deel van de laatste winding van een deelgeleider in de ene laag verbonden is met de eerste winding of deel van de eerste winding van deze deelgeleider in een volgende laag.

2. Fijnregelwikkeling volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat tussen twee of meer lagen een koelspleet is aangebracht.

3. Fijnregeling volgens conlusie 1, met het kenmerk dat het aantal windingen per deelgeleider per wikkellaag 20 n/m is, waarbij n>m > 1 met n en m elk een geheel getal, n het aantal windingen per deelgeleider en m het aantal wikkellagen is. 810146 6