NL8101348A - Inrichting voor het afgeven van opgerolde producten, in het bijzonder papieren handdoeken. - Google Patents

Description

* *» 81308 vA/mm

Korte aanduiding : Inrichting voor het afgeven van opgerolde produkten, in het bijzonder papieren handdoeken .

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afgeven van velvormige produkten die beschikbaar zijn in de vorm van opgerolde, continue lagen, zoals opgerolde handdoeken, welke inrichting is voorzien van een huis dat 5 enerzijds een opneemruimte heeft van zodanige afmetingen, dat tenminste een rol produkt kan worden opgenomen, en anderzijds, aan het ondergedeelte van deze opneemruimte, middelen die een langwerpige afgeefdoorgang begrenzen, waarvan de doorsnede nagenoeg overeenkomt met die van het bladvormige 10 produkt.

Inrichtingen van deze soort zijn reeds bekend, waarin men rollen plaatst van laagvormig produkt dat niet is voorgesneden, welke inrichting, onder de langwerpige doorgang, een snijorgaan omvat, zoals een zaag, waarbij de gebruiker eerst 15 de vrije rand van het produkt buiten de inrichting moet laten verschijnen met behulp van een handhefboom, die een veer in werking stelt, die op zijn beurt een aandrijfinrichting van de rol vrijmaakt, waarna de gebruiker aan deze vrije rand dient te trekken, totdat de rol wordt geblokkeerd door een 20 inwendig mechanisme met tijdwerk, waarbij de gebruiker dan in staat wordt gesteld om een stuk van het produkt op de zaag vertanding af te scheuren. Er zijn eveneens inrichtingen van dezelfde soort bekend, waarbij men rollen toepast uit laagvormig produkt dat is voorgesneden volgens dwarse scheur-25 lijnen die een reeks breukbeginnen omvatten, waarbij de opeenvolgende stukken van het produkt een voor een kunnen worden afgescheiden, zodra er een nieuwe scheurlijn buiten de inrichting verschijnt.

8101348 if v - 2 -

Er zijn echter geen inrichtingen bekend, waarbij men deze twee soorten van rollen kan toepassen. Wanneer men de beschikking heeft over een rol van de voorgesneden soort in een inrichting van de eerste soort, zal men naargelang het 5 verbruik van de rol vaststellen, dat hoewel de afgerolde lengte van het produkt constant is, na elk gebruik de laatste scheurlijn zich op een andere afstand plaatst ten opzichte van de uitgangsdoorgang, als gevolg van de mogelijke variaties van de aard van het materiaal op de lengte van de rol. Na een 10 aantal malen gebruik is de verplaatsing hierdoor zodanig, dat de laatste scheurlijn zich binnen het huis van de inrichting bevindt. Daar het papier door het trekken met de hand aan het laatste stuk van de laag uit de inrichting wordt getrokken, en deze trekkracht bijna altijd een grootte heeft die groter 15 is dan de sterkte van de voorgesneden lijn, treedt de breuk op zodra de trekkracht op het blad inwerkt, dat wil zeggen, voordat deze aan de buitenzijde verschijnt. Deze vroegtijdige breuk maakt geen normaal gebruik van het produkt mogelijk en het is dan noodzakelijk om de 'inrichting te openen en de rol 20 een groter of kleinere draaiing te geven voordat het produkt opnieuw normaal beschikbaar is.

Hierbij voegt zich het feit, dat het afsnijden van het produkt plaatsvindt, wanneer de gebruiker natte handen heeft, en dat voorts het produkt dikwijls wordt gebruikt in 25 een atmosfeer met hoge vochtigheid. Deze omstandigheden veroorzaken, dat het papieren produkt zacht wordt en hierdoor een kleinere treksterkte-biedt, of weerstand tegen het scheuren van het papier op plaatsen, waar de vingers het blad vastgrijpen, terwijl ongewilde scheuren optreden op andere plaat-30 sen van het produkt dan die welke gewenst zijn. Dit gevaar heeft tot nu. toe het gebruik noodzakelijk gemaakt van materiaal met· een veel grotere kwaliteit dan die, welke anders nodig, zou zijn voor de noodzaken van het gebruik, waardoor de prijs van het produkt sterk wordt verhoogd.

35 Bovendien is het, evenals bij alle bekende inrichtin gen, noodzakelijk om met de hand de vrije rand van een nieuwe rol in de afgeefdoorgang te steken, wat dikwijls het openen van het huis vereist, en in elk geval een handeling vereist, in het bijzonder in het geval waarin de inrichting een reserve 8101348 ✓ * - 3 - rol bevat, die niet met de vrije rand aan de buitenzijde automatisch in de gebruiksstand kan worden gebracht.

Het doel van de onderhavige uitvinding is daardoor het verschaffen van een inrichting van de bovengenoemde soort, 5 die het gebruik mogelijk maakt van twee soorten van rollen, voorgesneden en niet voorgesneden rollen, waardoor een produkt van normale kwaliteit kan worden gebruikt zonder gevaar te lopen van ongewenst scheuren als gevolg van de vochtigheid, terwijl geen enkele handeling noodzakelijk is voor het inbrengen 10 van de vrije rand van de rol in de afgeefdoorgang.

Hiertoe wordt de uitvinding bij een inrichting van de bovengenoemde soort gekenmerkt, doordat de middelen die de langwerpige doorgang begrenzen worden gevormd door twee kneep-elementen, die tegenover elkaar zijn aangebracht, waardoor zij 15 tussen zich een kneeptussenruimte insluiten die kleiner is dan de dikte van het bladvormige produkt, en die zodanig beweegbaar zijn bevestigd, dat zij zich, tenminste over een bepaalde slag, constant van boven naar beneden kunnen verplaatsen en over déze slag in de kneepstand blijven, terwijl voorts 20 aandrijfmiddelen zijn aangebracht voor tenminste ëén van deze kneepelementen volgens deze slag, welke aandrijfmiddelen een vanaf de buitenzijde van het huis toegankelijk bedieningsor-gaan en middelen voor het begrenzen van de slag omvatten.

Dankzij deze conctructie behoeft de gebruiker slechts 25 het bedieningsorgaan tot aan het einde van de slag te bedienen, waardoor.dit bedieningsorgaan het hiermede samenwerkende kneep-element verplaatst, en door wrijving het tweede element, zodat deze twee elementen, waartussen de vrije rand van het opgerolde produkt is geplaatst, dit produkt over de vaste slag 30 aandrijven teneinde aan de buitenzijde van de inrichting een lengte van het produkt te laten verschijnen die zeer nauwkeurig met deze slag overeenkomt, zodanig, dat deze lengte, bij elk gebruik, zeer nauwkeurig gelijk is. Hieruit volgt daarom, dat onafhankelijk van het in de inrichting geplaatste, al of 35 niet voorgesneden, soort van rol, men steeds een constante lengte verkrijgt van het stuk produkt. In het geval van een voorgesneden rol, zijn de slagbegrenzingsmiddelen zodanig ingesteld, dat de slag van het bedieningsorgaan, en daarom van het kneepelement, nauwkeurig overeenkomt met de voorgesneden 8101348

I V

- 4 - lengte, zodanig dat de scheurlijnen elkaar regelmatig op dezelfde plaats opvolgen, vanaf de uitgang van de kneeptussen-ruimte. In het geval van een niet voorgesneden rol, maakt het bedieningsorgaan mogelijk om de opeenvolgende stukken van con-5 stante lengte af te geven die men over een zaag vertanding afscheurt, welke dan voorbij de uitgang van de kneeptussen-ruimte is aangebracht.

Daar voorts de kneeptussenruimte van de twee elementen aan het ondergedeelte is geplaatst van de opneemruimte van het 10 huis, onafhankelijk van de plaats van de nieuwe rol die zojuist in de opneemruimte is geplaatst, zelfs indien de vrije rand daarvan niet op het ondergedeelte van de rol is aangebracht, plaatsen de kneepelementen zich in beweging, zodra men het bedieningsorgaan bedient, welke kneepelementen de 15 draaiende rol zodanig" beïnvloeden, dat deze vrije rand in de nabijheid van deze elementen komt en wordt "gehapt" in de hierdoor geboden kneeptussenruimte. De inbrenging van de vrije rand van de rol gebeurt daarom volkomen automatisch zonder andere invloed dan die van het 'bedieningsorgaan dat aan de 20 gebruiker ter beschikking staat.

Daar tenslotte de kneepkracht die tussen de twee kneepelementen optreedt volkomen gedoseerd en constant is, behoeft de gebruiker slechts een enkel bedieningsorgaan te bedienen, dat op volkomen regelmatige wijze een van de kneep-25 elementen aandrijft. Er bestaat geen gevaar meer voor het ongewenste scheuren in het geval van vochtigheid, terwijl er geen trekkracht meer op het materiaal bestaat, waarbij de inwerking op het laatste stuk van de. rol uniform is en zonder plotselinge krachten. Hierdoor kan men materialen afgeven 30 die even teer zijn als papier voor zakdoeken.

Een bijkomend voordeel van'de constructie volgens de uitvinding berust op het verkrijgen van een uitstekende afdichting ter plaatse van de afgeefdoorgang, als gevolg van het feit van de aanwezigheid van de twee kneepelementen die tegen elkaar 35 aan worden gedrukt, wat van bijzonder belang is wanneer men een reiniging met de straal uitvoert, zoals bijvoorbeeld in tankstations of in de voedingsindustrie.

Bij een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de twee kneepelementen worden gevormd door cy- 81013 4 8 ï - 5 - linders met horizontale hartlijnen, die draaiend beweegbaar om deze hartlijnen zijn bevestigd, welke hartlijnen bij voorkeur in een vlak liggen dat nagenoeg horizontaal is, terwijl het oppervlak van deze elementen voordelig uit een elastisch 5 materiaal kan zijn vervaardigd. Deze constructie maakt een volmaakte aandrijving mogelijk van de produktlaag en wel onder een zeer nauwkeurig constante kracht.

Volgens een andere voordelige uitvoeringsvorm kan een van deze twee kneepelementen in zijn geheel vrij beweegbaar 10 zijn bevestigd, volgens een richting die nagenoeg dwars is gericht ten opzichte van de doorgangsrichting tussen de twee elementen. In het geval, waarin de rollen op cylindrische dragers zijn opgewikkeld, maakt deze constructie mogelijk om wanneer de rol geheel is verbruikt, met uitzondering van het 15 laatste stik dat aan de drager is bevestigd, een dergelijke cylindrische drager uit te nemen. Dit uitnemen vindt dan plaats door eenvoudigweg aan dit laatste stuk te trekken en het beweegbare kneepelement vrij op te lichten.

De inrichting volgens de uitvinding wordt op voordelige 20 wijze toegepast in openbare gelegenheden encpmeenschapsverblij-ven, al waar het verbruik van rollen groot is en waar het gevaar van, al of niet moedwillige, beschadiging groot is.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaand tekening van enkele uitvoeringsvoor-25 beelden.

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding voor het afgeven van handdoeken in rolvorm.

Fig. 2 toont een gedeeltelijk zijaanzicht van deze 30 inrichting, waarin meer in het bijzonder de uitwendige bedie-ningsorganen daarvan zijn weergegeven.

Figs. 3 tot 5 zijn doorsnede-aanzichten van deze inrichting waarin drie verschillende en opeenvolgende werkings-fasen zijn weergegeven.

35 De weergegeven inrichting omvat (fig. 1) een huis 1, dat nagenoeg parallellepipedum vormig is, welk huis is voorzien van twee vertikale zijvlakken of draagflenzen la en lb, die aan de voorzijde zijn verbonden door een dwarsstang lc, en aan de achterzijde door een vertikaal bodemviak ld. Dit 8101 348 - 6 - samenstel wordt voltooid door een afneembare kap le, die met dunne lijnen en verwijderd van de rest van het huis is weergegeven. Deze kap le is voorzien van een bovenvlak en een voorvlak, waarin eventueel een doorzichtig raam lf is aangebracht, 5 waardoor het mogelijk is om het bovengedeelte van de binnenzijde van het huis waar te nemen.

Aan de binnenzijde van het huis en aan het ondereinde 4 daarvan zijn twee rubber cylinders 2a en 2b weergegeven, die zijn bevestigd op de assen 3a en 3b (fig. 3), welke zijn ge-•10 richt volgens een horizontale richting X-X (fig. 1), loodrecht op de flenzen la en lb. Deze assen 3a en 3b zijn aan deze flenzen draaibaar bevestigd, waarbij de twee cylinders 2a en 2b zich zelf uitstrekken tot in de nabijheid van deze flenzen. De hartlijnen van de twee assen 3a en 3b zijn in een zelfde 15 horizontale vlak geplaatst en hun afstand is zodanig, dat de twee cylinders praktisch met elkaar in aanraking komen en tussen zich in een uiterst geringeofals gevolg van de elasticiteit van het rubber van de cylinders niet bestaande kneep-tussenruimte 4 (fig. 3) vormen. Deze tussenruimte of kneep-20 lijn heeft een langwerpige horizontale vorm en vormt de af-geefdoorgang van de inrichting, welke lijn of tussenruimte 4 in een vertikaal vlak P-P is aangebracht.

De nabij de achterwand ld van het huis aangebrachte cylinder 2b is aan een vastgedeelte van de flenzen la 'en lb 25 bevestigd, terwijl daarentegen de voorste cylinder 2a draaibaar is bevestigd aan de horizontale benen van twee L-vormige draagelementen 5a en 5b (fig. 1) . De vertikale benen van de L-vormige draagelementen 5a en 5b zijn aan hun einden 6 (fig.

2) scharnierend bevestigd aan de flenzen la respectievelijk 30 lb om een horizontale' schamieras Y die aan de voorzijde en juist boven de hartlijn van de cylinder 2a is aangebracht. · Boven het bovenste niveau'van deze twee cylinders en enigszins aan de voorzijde van de kneeptussenruimte 4, maar aan de achterzijde van de hartlijn van de cylinder 2a, zijn 35 twee tappen 7a en 7b (fig. 1 en fig. 3) bevestigd aan de flenzen la en lb, aan welke twee tappen twee hefbomen 8a en 8b scharnierend zijn bevestigd (fig. 3). Elk van deze hefbomen omvat een kortere onderarm 9 en een langere bovenarm 10, waarbij de einden van de twee korte armen 9 zijn verbonden door 81 01 348 Γ - 7 - een bedieningsstang 11 (fig. 3) en de twee einden van de lange armen 10 door een vasthoudstang 12.

In de normale werkstand van de inrichting, die in figs. 1 en 3 is weergegeven, hellen de lange armen 10 van de 5twee hefbomen enigszins naar boven en naar achteren, zodanig, dat de vasthoudstang 12, die evenals de stang 11 is gericht volgens de richting X-X, zich enigszins aan de achterzijde bevindt van het vertikale vlak P-P (fig. 3). De lengte van de armen 10 is, overigens, voldoende groot, zodat de stang 12 lOin het bovengedeelte van het huis is geplaatst, dat een eerste opneemruimte 13a vormt, terwijl het ondergedeelte van het huis, dat onder het niveau van deze stang 12 ligt, een tweede opneemruimte 13b vormt.

In de bovenste opneemruimte 13a is voorts, aan de 15zijde van het voorvlak van de kap le een steunelement 14 aangebracht, dat eveneens evenwijdig is gericht aan de richting X-X, welk steunelement boven het voorgedeelte van de cylinder 2a is aangebracht. Op deze wijze kan een reserverol handdoeken 15a in de bovenste opneemruimte 13a worden bewaard, waarbij 20deze rol enerzijds steunt op het steunelement 14 en anderzijds op de vasthoudstang 12. Hierbij bevindt de hartlijn van de doorn of cylindrische drager 16a, bijvoorbeeld uit karton, waarop deze rol is opgewikkeld, zich enigszins aan de achterzijde van het vertikale vlak P-P maar aan de voorzijde van 25de stang 12.

Verder is in de onderste opneemruimte 13b een werk-rol 15b geplaatst, die is aangebracht op een doorn of cylindrische drager 16b, waarvan de hartlijn nagenoeg in de vertikaal ligt van die van de rol 15a. Deze rol 15b rust, ener-30zijds, op de besturingsstang 11 en, anderzijds, op het bovengedeelte van de achterste cylinder 2b. Verder steunt de rol 15b eventueel met zijn achterzijde op een dwarsgeleide vlak 17, dat naar voren en naar achteren helt en is bevestigd aan de achterwand ld, zodanig dat het in de nabijheid komt van 35het bovengedeelte van de achterste cylinder 2b.

In deze zelfde normale werkstand is de stang 11 enigszins boven het bovengedeelte van de voorste cylinder 2a geplaatst, en enigszins aan de voorzijde van de tappen7a en 7b.

De korte armen 9 van de twee hefbomen 8a en 8b hebben een 81 01 348 4

> V

- 8 - naar voren gebogen gedeelte 18, waarbij de einden van deze gebogen gedeelten zijn verbonden door een dwarsstang 19. Aan de einden van de lange armen 10 van de hefbomen zijn twee terug-brengveren 20 aangebracht, die nagenoeg horizontaal en naar 5 voren zijn geplaatst, en die zelf aan het huis zijn bevestigd. De stangen 11 en 19 zijn verbonden door een geleide plaat 21.

De L-vormige dragers 5a en 5b van de voorcylinder 2a zijn aan hun onder-en achterranden verbonden door een zaagtandvormige staaf 22, waarvan de snijkant, in de normale 10 werkstand, in het vertikale vlak P-P onder de kneeptussen-ruimte 4 ligt.

Het einde van de as 3b van de achterste cylinder, die draaibaar is bevestigd in de flens lb, is bevestigd in een vrij draaibaar wiel 23 (fig. 2), waarvan de buitenrand 23a 15 een vertanding draagt die het uitgangswiel vormt van een vertragende tandwieloverbrenging 24, voorzien van een dubbel tussenrondsel 24a en een ingangswiel 24b. Dit ingangswiel is vertikaal bevestigd boven de andere rondsels en is vastverbonden met een lange bedieningshefboom 25 voorzien van een 20 handgreep 25a, die naar de voor-en onderzijde van de inrichting is gericht. De vertanding van het wiel 24b is aan een gedeelte van zijn omtrek onderbroken door een uitsparing 26, die een stift 27 opneemt welke aan de flens lb is bevestigd, zodanig dat de hoekverdraaiing van dit wiel 24b, en daardoor van de 25 hefboom 25, wordt. begrensd door het in aanraking komen van een van beide einden van de uitsparing 26 met de stift 27.

Deze hoekverdraaiing is, bijvoorbeeld, in de orde van grootte van 45°, maar de vertragingscoëfficiënt van de tandwieloverbrenging 24 is zodanig, dat deze hoekverdraaiing van 45° 30 overeenkomt met verschillende volledige omwentelingen van de achterste cylinder 2b.

Tenslotte is aan dezelfde flens lb en aan zijn ondergedeelte, beneden de tandwieloverbrenging 24, een gat 28 aangebracht, waarin een instelbare aanslag 29 kan worden ver-35 plaatst, die in de baan is aangebracht van de hefboom 25 tijdens zijn hoekverdraaiing toegelaten door de uitsparing 26. Hierbij laten de verschillende plaatsingen van deze aanslag 29 verschillende hoekverdraaiingen toe voor de hefboom 25, welke hoekverdraaiingen kleiner zijn dan die toegelaten door 8101348 K- «: - 9 - het tot aanslag komen van de stift 27 die overeenkomt met de kortste hoekverdraaiing van de hefboom.

De werking van de hierbovenbeschreven inrichting is als volgt: 5 De inrichting bevindt zich normaal in de stand volgens fig. 3, waarin een werkrol 15b, die in de onderste opneem-ruimte 13b is geplaatst, rust op de stang 11 en op de achterste cylinder 2b, terwijl een reserverol 15a in de bovenste opneem-ruimte 13a is aangebracht en steunt op de vasthoudstang 12.

10 Wanneer de rol 15b zojuist op zijn plaats is gebracht, bevindt zijn rand of vrije zijkant zich op een willekeurige plaats aan zijn omtrek, en de gebruiker of de beambte die met het onderhoud van de inrichting is belast bedient de hefboom 25, welke via de tandwieloverbrenging 24 een continue draaiing 15 veroorzaakt van de achterste cylinder 2b. De op deze laatstgenoemde rustende rol wordt draaiend aangedreven, en wel totdat de vrije rand daarvan in aanraking komt met deze cylinder 2b, welke deze vrije rand dan richt naar de tussenruimte of kneeplijn 4, waarin de rand wordt vastgegrepen. De voorste 20 cylinder 2a, die onder invloed van zijn gewicht tegen de cylinder 2b wordt aangedrukt, wordt volgens een beweging in omgekeerde richting aangedreven, welke dubbele beweging van de twee rollen de laag 30 van de rol 15b vastgrijpt en op conrinue wijze aandrijft.

25 De inrichting is thans in de stand "gereed voor ge bruik" en wanneer de eerste gebruiker opnieuw de bedienings-hefboom 25 bedient over een hoekverdraaiing, van bijvoorbeeld maximaal 45°, voeren de cylinders 2a en 2b drie volledige omwentelingen uit, waarbij de laag 30 op continue wijze wordt 30 aangedreven over een lengte van, bijvoorbeeld, minder dan 40 cm, dat aldus een eerste stuk laag vormt dat onder de inrichting uithangt en dat de gebruiker dan kan afscheuren door het tegen de zaagvertanding 22 aan te drukken.

Indien de rol 15b, in plaats van door een continue 35 laag te worden gevormd, bestaat uit een laag die is voorgesneden in stukken van 40 cm, zal vanzelfsprekend een stuk van dezelfde lengte door de twee cylinders 2a en 2b worden afgegeven, waarbij de gebruiker, zonder de zaagvertanding 22 te behoeven te gebruiken, een stuk kan losnemen door het eenvoudigweg af- 8101348 ’**' V- f r - 10 - scheuren langs de hiertoe aangebrachte scheurlijn.

Naarmate de rol 15b wordt verbruikt neemt de diameter hiervan geleidelijk af, totdat er op de doorn 16b slechts een laatste stuk 30a overblijft, dat, zoals fig. 4 toont, tussen 5 de twee cylinders 2a en 2b steekt. In deze stand rust de doom 16b op de stang II en op de achterste cylinder 2b.

Een nieuwe drukkracht op de besturingshefboom 25 veroorzaakt, dankzij de kneep van de cylinders 2a en 2b, een trekkracht op het laatste stuk 30a dat aan de doorn is vastgelijmd, 10 waardoor dit naar beneden wordt aangedreven (fig. 5). Deze benedenwaartse beweging veroorzaakt het naar buiten kantelen van het beweegbare samenstel dat de cylinder 2a draagt. Hierdoor wordt de daling van de doorn gecombineerd met de praktisch ogenblikkelijke val van de reserverol 15a, die wordt 15 vrijgegeven door het intrekken van de stang 12. Dit intrekken wordt veroorzaakt door de 'kanteling van de hefbomen 8a, 8b die worden aangedreveri door de stang 11, welke zelf door de doorn naar voren werd gedrukt tijdens de daalbeweging van de doorn. Het gevolg van deze gecombineerde daalbeweging van de doorn 20 en val van de reserverol is, dat deze rol tegelijkertijd bo"tst tegen de doorn (waardoor deze bij zijn daalbeweging wordt geholpen.' en de doorn van draaiing weerhoudt) waardoor deze belet wordt om om zichzelf te draaien zonder door de cylinders te zijn aangedreven, welke dubbele werking hierdoor de uit-25 werping van deze doorn vervolmaakt tussen de twee cylinders 2a en 2b.

Men zal opmerken, dat deze inrichting behalve de in de inleiding van de beschrijving genoemde voordelen een bijkomende veiligheid biedt. Wanneer een kwaadwillige gebruiker de cy-30 linder 2a oplicht, in het geval waarin de kap deze laatstege-noemde niet geheel omgeeft, is het onmogelijk dat de reserverol 15a door de stang 12 wordt vrijgegeven, indien de werkrol 15b niet geheel is verbruikt. In feite kunnen de hefbomen 8a en 8b pas kantelen (onder invloed van een verplaatsing van de 35 stang 11) wanneer de rol 15b geheel is verbruikt. Zelfs onder deze omstandigheden kan een kwaadwillige verbruiker het samenstel van het resterende deel van de rol niet uitnemen, daar elke trekkracht die op de vrije rand van deze rol wordt uitgeoefend slechts een eenvoudige draaiing van deze rol veroorzaakt.

8101348

Claims (6)

1. Inrichting voor het afgeven van bladvormige produk-ten die beschikbaar zijn in de vorm van op rollen gewikkelde continue lagen, welke inrichting is voorzien van een huis 5 dat een opneemruimte heeft voor een produktrol, waarbij aan het ondergedeelte van het huis twee draaiende kneepcylinders met horizontale assen zijn bevestigd, die zodanig tegenover elkaar zijn aangebracht, dat tussen de cylinders in een kneep-tussenruimte wordt ingesloten die kleiner is dan de dikte van 10 het bladvormige produkt, terwijl middelen aanwezig zijn voor het draaiend aandrijven van tenminste één van deze cylinders, welke middelen een bedieningsorgaan met handbesturing omvatten dat vanaf de buitenzijde van de het huis toegankelijk is, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan (25) een hefboom met 15 slag in twee richtingen is, waarbij middelen voor het begrenzen van de slag (26-27,29) en een vrij wielorgaan (23) zijn aangebracht tussen de gedreven cylinder (2b) en dit bedieningsorgaan .

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat de slagbegrenzingsmiddelen (26-27,29) instelbaar zijn.

3. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de slagbegrenzingsmiddelen (26-27, 29. een wiel (24b) omvatten dat vast is verbonden met de bedieningshefboom (25) en waarvan de omtrek wordt onderbroken 25 door een uitsparing (26) die een stift (27) opneemt welke aan het huis (1) is bevestigd.

4. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 2 en 3, wanneer conclusie 3 afhankelijk is van conclusie 2, met het kenmerk, dat de slagbegrenzingsmiddelen (26-27,29) 30 een aanslag (29) omvatten die in de baan van de hefboom (25) is geplaatst en die in een gat (28) van het huis (1) kan worden verplaatst.

5. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat een vertragingsmechanisme (24) is 35 aangebracht tussen de bedieningshefboom (25) en de hiermede samenwerkende kneepcylinder (2b).

6. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat in het geval waarin de ene (2a) van de twee kneepcylinders (2a, 2b) dwars beweegbaar is be- 8101348 -12 - vestigd ten opzichte van de doorgangsrichting tussen de twee cylinders (2a, 2b), deze cylinder (2a) beweegbaar is bevestigd tussen een kneepstand, waarin hij onder invloed van zijn eigen gewicht wordt gehouden, en een intrekstand. 81013 4 8