NL8006727A - Ketting van verbonden zakelementen. - Google Patents
Ketting van verbonden zakelementen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8006727A NL8006727A NL8006727A NL8006727A NL8006727A NL 8006727 A NL8006727 A NL 8006727A NL 8006727 A NL8006727 A NL 8006727A NL 8006727 A NL8006727 A NL 8006727A NL 8006727 A NL8006727 A NL 8006727A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- bag
- elements
- chain
- loop
- bag elements
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65B—MACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
- B65B9/00—Enclosing successive articles, or quantities of material, e.g. liquids or semiliquids, in flat, folded, or tubular webs of flexible sheet material; Subdividing filled flexible tubes to form packages
- B65B9/06—Enclosing successive articles, or quantities of material, in a longitudinally-folded web, or in a web folded into a tube about the articles or quantities of material placed upon it
- B65B9/08—Enclosing successive articles, or quantities of material, in a longitudinally-folded web, or in a web folded into a tube about the articles or quantities of material placed upon it in a web folded and sealed transversely to form pockets which are subsequently filled and then closed by sealing
- B65B9/093—Enclosing successive articles, or quantities of material, in a longitudinally-folded web, or in a web folded into a tube about the articles or quantities of material placed upon it in a web folded and sealed transversely to form pockets which are subsequently filled and then closed by sealing the web having intermittent motion
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D75/00—Packages comprising articles or materials partially or wholly enclosed in strips, sheets, blanks, tubes, or webs of flexible sheet material, e.g. in folded wrappers
- B65D75/40—Packages formed by enclosing successive articles, or increments of material, in webs, e.g. folded or tubular webs, or by subdividing tubes filled with liquid, semi-liquid, or plastic materials
- B65D75/42—Chains of interconnected packages
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Containers And Plastic Fillers For Packaging (AREA)
- Basic Packing Technique (AREA)
- Bag Frames (AREA)
Description
\ '-r
Ketting van verbonden zakelementen.
De uitvinding heeft betrekking op een ketting van verbonden zakelementen, die wanneer aaneengeregen een longitudinale as vormen, waarbij elk zakelement normaliter gesloten bodemen boveneinden bevat, en twee zijden, die met uitzondering van hun 5 bovenste delen zijn gesloten teneinde een van een open einde voorziene lus te vormen bij het boveneinde van elk zakelement. Een dergelijke ketting van met elkaar verbonden zakelementen is algemeen bekend.
Een bezwaar van deze ketting van zakelementen w is, dat vanwege de wijze van het openen van de lus en van het vullen 10 van de zakelementen een aanzienlijke lengte vereist is. Bovendien dient een speciaal medium te worden toegepast voor het vullen van de zakelementen en er zijn twee doorns vereist.
De uitvinding heeft als kenmerk dat elk zakelement bodem- en boveneinden eniwee zijden bevat, waarbij de 15 zakelementen in de ketting naast elkaar zijn geplaatst en met de boven- en bodemeinden gelegen in een vlak met de longitudinale as, waarbij elk zakelement over de boven- en bodemdelen daarvan gesloten is, waarbij de twee zijden met uitzondering van het boveneinde daarvan gesloten zijn teneinde daardoor een van een open einde 20 voorziene lus te vormen, die bij het boveneinde van elk zakelement een kanaal vormt, waarbij de kanalen in langsrichting met elkaar op een lijn liggen zodat de ketting van zakelementen op de wijze van een roe en gordijn bevestigd kan worden.
Bij voorkeur wordt de ketting van met elkaar 25 verbonden zakelementen aan een vulinrichting toegevoerd vanaf een opgevouwen stapel, waarbij elk zakelement in hoofdzaak wordt afgebroken van de daaraan grenzende. Vanaf de stapel worden de zakken in eerste instantie opgenomen door een doom, waarop zij worden aangebracht op een gordijn- en roe-achtige wijze door middel 30 van de lus bij het boveneinde van elk zakelement. De lus wordt dan doorgesneden in langsrichting, zoals bijvoorbeeld door een mes dat is bevestigd aan de bovenrand van de doom, waardoor vulopeningen worden gevormd tussen de twee gesloten zijden van elk q nn e 7o 7 2 zakelenent en de twee gescheiden randen van de lus. Daarna worden de zakelementen geleid naar een vulstation dat de twee gescheiden randen opent en een product in elk zakelenent brengt door de respectievelijke vulopening daarvan, welke vulopening dan op een geschikte wijze 5 wordt gesloten. De zwak met elkaar verbonden zakelementen kunnen daarna gemakkelijk van elkaar worden gescheiden zander de noodzaak van een bijzondere snijase. Bij bepaalde uitvoeringsvormen wordt het verzwakken van de verbinding tussen de zakelementen op verschillende manieren bereikt, die elk een bijzondere waarde hebben voor een bepaalde 10 vulinrichting. Wanneer bijvoorbeeld het handhaven van steriele omstandigheden belangrijk is, kan een afscheidbare naad worden toegepast, waarbij de naad wordt verdund en verzwakt langs zijn middenlijn zodat de naad niet is geperforeerd maar toch gemakkelijk breekt zonder snijden. Ook kunnen met voordeel kettingsamenstellen 15 worden toegepast voor het aan elkaar verbinden van de zakelementen.
Bij één uitvoeringsvorm bijvoorbeeld worden de zakelementen zijdelings qp een waslijnachtige wijze aan elkaar verbanden door een strook materiaal, die bevestigd is langs één rand aan een zijde van de mond- of vulopening van elk zakelement, welke strook dan wordt 20 rondgevouwen en bevestigd langs de andere rand van de tegenovergelegen zijde van de mond. In dit samenstel vormt de materiaalstrook ook de lus waarop de ketting van zakelementen wordt gemonteerd. Nog een bepaalde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding bevat bijzondere zakconstructies, ; waarbij het vullen mogelijk is door een 25 van een versteviging voorzien gedeelte van de zak, en waarbij afval die optreedt bij het afsnijden van de gescheiden randen van de zakelementen wordt verminderd dbor het tot een minimum beperken van het materiaal dat de gescheiden randen vormt.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht 30 aan de hand van de tekening, waarin:
Fig. 1 een ruimtelijk aanzicht toont van een dé voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van een ketting van met elkaar verbonden zakelementen volgens de uitvinding.
Fig. 2 toont een doorsnede gezien volgens de 35 pijlen II-II in fig. 1.
8 00 6 72 7 3 ί· 4
Fig. 3 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen III-III in fig. 1.
Fig. 4 toont een zijaanzicht van eenuil-inrichting waarmede een ketting van aan elkaar verbonden zakelementen 5 volgens de uitvinding kan worden gevuld.
Fig. 5 toont een bovenaanzicht van de vul- inrichting van fig. 4.
Fig. 6 toont een zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de vulinrichting.
10 Fig. 7 toont een bovenaanzicht van de inrichting van fig. 6.
Fig. 8 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen VIII-VIII in £g. 4.
Fig. 9 toont een doorsnede, gezien volgens 15 de pijlen IX-IX in fig. 4.
Fig. 10 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen X-X in fig. 4.
Fig. 11 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen XI-XI in fig. 4.
20 Fig. 12 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen XII-XII in fig. 5.
Fig. 13 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen XIII-XIII in fig. 4.
Fig. 14 toont een ruimtelijke aanzicht van 25 nog een andere uitvoeringsvorm van de met elkaar verbonden zakelementen volgens de uitvinding.
Fig. 15 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen XV-XV in fig. 14.
Fig. 16 toont een doorsnede, gezien volgens 30 de pijlen XVI-XVI in fig. 14.
Fig. 17 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen XVII-XVII in fig. 14.
Fig. 18 toont een ruimtelijk aanzicht van weer een andere uitvoeringsvorm van met elkaar verbonden zakelementen 35 volgens de uitvinding.
8 00 6 72 7 4
Fig. 19 toont een ruimtelijk aanzicht van weer een andere uitvoeringsvorm van de met elkaar verbonden zakelemsnten volgens de uitvinding.
Fig. 20 toont een doorsnede/ gezien volgens 5 de pijlen XX-XX in fig. 19.
Fig. 21 toont een andere uitvoeringsvorm van de met elkaar verbonden zakelementen volgens cfe uitvinding.
Fig. 22 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen XXII-XXII in fig. 21.
10 Fig. 23 toont een doorsnede, gelijk aan die van fig. 22, van een andere uitvoeringsvorm van de met elkaar verbonden zakelementen.
Fig. 24 toont een doorsnede gelijk aan die van fig. 22, van weer een andere uitvoeringsvorm van de met elkaar verbonden 15 zakelementen.
Fig. 25 toont een ruimtelijk aanzicht van nog een andere uitvoeringsvorm van de met elkaar verbonden zakelementen,
Fig. 26 toont een vooraanzicht van een ketting van met elkaar verbanden zakelementen.
20 Fig. 27 toont een doorsnede gezien volgens de pijlen XXVII-XXVII in fig. 26.
Fig. 28 toont een doorsnede, gelijk aan die van fig. 27, van weer een andere uitvoeringsvorm van de zakelementen volgens de uitvinding.
25 Fig. 29 toont een doorsnede, gelijk aan die van fig. 28, van een gewijzigde uitvoeringsvorm van de zakelementen.
Fig. 30 toont een aanzicht, gelijk aan dat van fig. 26, van weer een gewijzigde uitvoeringsvorm van de zakelementen.
30 Fig. 31 toont een dwarsdoorsnede, gezien volgens de pijlen XXXI-XXXI in fig. 30.
In fig. 1 is een ketting van met elkaar verbonden zakelementen 10 getoond, die zijn aangebracht of geregen volgens een in hoofdzaak in langsrichting bepaalde waslijn 12. Meer 35 in het bijzonder cmvatten de met elkaar verbanden zakelementen 10 8006727
t A
5 een lengte van buisvormig materiaal 14, dat is platgemaakt om eerste en tweede in langsrichting zich uitstrekkende randgedeelten 16 en 18 en respectievelijk eerste en tweede wanden 20 en 22 te vormen, die tegenover elkaar zijn geplaatst. De eerste en tweede wanden 20 en 22 5 zijn in dwarsrichting intermitterend met elkaar verbonden door naden 24, die op onderlinge afstanden langs het buisvormige materiaal 14 zijn aangebracht. Meer in het bijzonder verdelen de naden 24 het buisvormige materiaal 14 in afzonderlijke zakelementen 10, waarbij respectievelijke paren van de naden de twee gesloten zijden 26 en 28 10 van elk zakelement vormen. Het door de naden 24 verdeelde tweede randgedeelte 18 vormt of omvat het respectievelijke boveneinde 30 van elk zakelement 10, waarbij het eerste randgedeelte 16 derhalve op dezelfde wijze verdeeld het respectievelijke boveneinde 32 daarvan cmvat.
15 Zoals duidelijk blijkt uit de figuren 1-3 strekken naden 24 zich vanaf het tweede randgedeelte 18 van elk der zakelementen 10 opwaarts uit tot aan een punt grenzende aan maar op afstand geplaatst van de respectievelijke boveneinden 32. Dit vormt vanzelf een lus 34 over het boveneinde 32 van elk zakelement 10 20 waarbij de tegenover elkaar gelegen zich in langsrichting uitstrekkende randen 36 en 38 van de lus respectievelijk overgaan in de eerste en tweede wanden 20 en 22. Meer in bijzonderheden vormt een kanaal 40, dat wordt gevormd door de lus 34, de onderlinge verbinding tussen de zakelementen, waardoor de ketting van met elkaar verbonden 25 zakelementen 10 op een gordijn- en roe-achtige wijze kan worden gemonteerd door het insteken van een langwerpig element door de lus 34, welke wijze van monteren hierna vollediger zal worden beschreven.
De verbinding tussen de zakelementen 10 is belangrijk verzwakt, zodanig dat de zakken van elkaar kunnen worden . 30 gescheiden door een voorzichtig trekken. Bij de zakelementen 10 wordt dit verkregen door het vormen van doorsnijdingen 42 en 44, die elke naad 24 langs de dwars- of lengteafmeting daarvan scheiden.
Meer in het bijzonder worden de twee doorsnijdingen 42 en 44 onderbroken door een verbindingsgedeelte 46, dat de zakelementen 10 35 met elkaar verbindt nabij een bodemeinde 30.
0 Λ Λ ft 7 9 7 6
Elk zakelement 10 kan verder een bodem- versteviging 50 bevatten, die zich over het bodemeinde 30 daarvan uit strekt. De bodemversteviging 50 omvat eerste en tweede benen 52 en 54, waarbij elk been 52 en 54 respectievelijk omvat eerste 5 en tweede plaatpanelen 56 en 58 en 60 en 62. De tweede panelen 58 en 60 van de,benen 52 en 54 vormen tesamen wat in het algemeen als wordt aangeduid teen omgekeerde vouw en gaan in elkaar over of zijn met elkaar verbonden langs de respectievelijke binnenste zich in langsrichting uitstrekkende randen 64 en 66. De twee buitenste 10 zich in langsrichting uistrekkende randen 68 en 70 van de samengestelde of verbonden tweede panelen 60 en 62 zijn respectievelijk verbonden met de aangrenzende langsranden 72 en 74 van de eerste panelen 56 en 62. De tegenover elkaar gelegen langsranden 76 en 78 van de eerste panelen 56 en 62 gaan qp hun beurt respectievelijk over in 15 de eerste en tweede wanden 20 en 22 van elk zakelement 10 waardoor de versteviging 50 in langsrichting wordt gesloten. Teneinde de einden van elke versteviging 50 te sluiten worden de vier panelen van de benen 52 en 54 langs de randen verbonden met elke zijde 26 en 28 van de afzonderlijke zakelementen 10 en wel door de naden 24.
20 In de figuren 4 en 5 is een inrichting 80 getoond die geschikt is voor het doelmatig vullen van de ketting van de onderhavige ketting van met elkaar verbonden zakelementen 10.
Zoals meer in bijzonderheden in figuur 4 is aangegeven, wordt de ketting van met elkaar verbonden zakelementen 10 bij voorkeur en 25 met voordeel aan de inrichting 10 toegevoerd vanaf een opgevouwen stapel 82, in plaats van het gebruikelijke toevoerrolsamenstel dat gewoonlijk wordt gebruikt bij de bekende werkwijzen voor het vullen. In de stapel 82 zijn de met elkaar verbonden zakelementen 10 met een eindvlak naar beneden boven op de andere geplaatst volgens 30 een doorgaande Z-achtige stapelopstelling, waarbij de zijden 26 en 28 van de zakelementen 10 respectievelijk zijn gericht in twee vertikale rijen 84 en 86.
De inrichting 80 cmvat een doom 88, die in eerste instantie de zakelementen 10 vanaf de stapel 82 opneemt. De 35 lus 34 van de ketting van net elkaar verbanden zakelementen 10 wordt 8006727 7 * 4 om de doom 88 toegevoerd, zodat de met elkaar verbonden zakelementen 10 op de doom worden geregen of gemonteerd pp een gordijn- en roe-achtige wijze. Gebleken is dat deze wijze van monteren een nauwkeurige gerichtheid en plaatsing van de zakelementen 10 in de 5 inrichting 80 verschaft, zodat een onklaar worden van de inrichtig als gevolg van niet-juist gerichte zakelementen wordt voorkorten.
Bij de bekende werkwijs voor het vullen wordt de werking van het op juiste wijze toevoeren en richten van de zakelementen in de inrichting in eerste instantie vergemakkelijkt 10 door het eerst opwinden van de zakken op een voorraadrol. Omdat deze zakken dus van tevoren op juiste wijze worden gemonteerd op een toevoerrol, zijn de moeilijkheden als gevolg van niet-juist toevoeren gemakkelijk te voorkomen. Wanneer echter vanaf een opgevouwen stapel zoals de stapel 82, wordt toegevoerd, wordt geen werkelijke effectieve 15 in eerste instantie aanwezige gerichtheid van de net elkaar verbonden zakelementen 10 verschaft. Door de toepassing van de bijzondere doom volgens de onderhavige uitvinding wordt echter een doelmatige wijze van toevoeren van de zakelementen vanaf een stapel verschaft, waardoor deze werkwijze gecombineerd met de bijzondere zakelementenconstructies, 20 belangrijke voordelen verschaft. De gebruikelijke trekkrachten, die optreden bij het opwinden van de met elkaar verbonden zakelementen op een toevoerrol, worden bijvoorbeeld voorkomen. Derhalve kunnen de met elkaar verbonden zakelementen 10 bijna geheel van elkaar worden losgesneden voordat zij worden opgenamen door de inrichting 25 80, zoals bijvoorbeeld door de doorsnijdingen 42 en 44 die zijn aangebracht in de naden 24 van de met elkaar verbonden zakelementen 10. Een afzonderlijk snij station om de met elkaar verbonden zakelementen te scheiden na het vullen kan dus bij de vulinrichting worden weggelaten. Bovendien kunnen ock de legers, de koppelingen 30 de gestellen en dergelijke, die nodig zijn cm de toevoerrol in de inrichting draaibaar te monteren, worden weggelaten.
De doom 88 heeft bij voorkeur een in hoofdzaak dauwdruppelvormige dwarsdoorsnede, waarbij de schuin toelopende of scherpe rand van de dauwdruppel de bovenrand 90 van de 35 doom vormt, zoals in figuur 8 is getoond. Deze vorm vergemakkelijkt 8006727 8 het automatische centreren van de vouw 92 van de lus 34 op de doom 88, zodat de ketting van met elkaar verbonden zakelementen 10 als een gordijn vanaf de doom 88 volgens een in het algemeen nauwkeurige vertikale gerichtheid naar beneden hangt, zoals 5 getoond is in de figuren 4 en 6.
Een scheidingsorgaan of nes 94 is bovenop de doom 88 gemonteerd, benedenstrooms van de voorste rand 96 daarvan ten opzichte van de beweging van de baan van de net elkaar verbonden zakelementen 10, welke richting met de pijl 98 is 10 aangegeven. Het mes 94 doorsnijdt de lus 34 in langsrichting wanneer de ketting van zakelementen 10 langs het mes 94 loopt.
Het doosnijden van de lus 34 vormt een afzonderlijke vulopening 100 voor elk zakelement 10, waarbij de afzonderlijke vulopeningen 100 worden bepaald door de twee gescheiden randen 102 en 104 van 15 de lus en de twee gesloten zijden 26 en 28 van elk zakelement, zoals getoond is in de figuren 5 en 9.
Wanneer de met elkaar verbonden zakelementen 10 van de doom 88 en het mes 94 aflopen, worden de twee gescheiden wanden 102 en 104 aangegrepen door een paar tanden 106 en 108 zonder 20 einde, die worden aangedreven door afzonderlijke randstelsels 110 en 112. De twee gescheiden wanden 102 en 104 worden tussen de banden 106 en 108 samengeperst, zoals in figuur 10 is aangegeven, waardoor de ketting van net elkaar verbonden zakelementen 10 naar een vulstation 114, dat een trechter 116 bevat, wordt geleid.
25 De trechter 116 is zodanig aangebracht dat deze tussen de twee gescheiden wanden 102 en 104 van de zakelementen 10 dringt, zodat de randen 102 en 104 worden geopend en cm de overstaande zijden 118 en 120 daarvan verplaatsen, zoals getoond is in figuur 11. De trechter 116 kan derhalve worden toegepast 30 cm een product in elk zakelement 10 aan te brengen door de afzonderlijke vulopeningen 100 daarvan die geplaatst zijn tussen de geopende gescheiden randen 1021 en 104. Het vullen van de zakelementen 10 wordt het eenvoudigst verkregen op een intermitterende basis, waarbij de banden 106 en 108 de zakelementen één voor 35 één naar de trechter 116 leiden. Wanneer derhalve een zakelement 10 8 00 6 72 7 9 onder de trechter 116 is geplaatst worden de banden 106 en 108 stilgezet gedurende een tijd die voldoende is om de lading of vulling door de trechter 116 in het bepaalde zakelement, dat wordt gevuld, te laten vallen.
5 In de beschreven inrichting 80, zijn de banden 106 en 108 aangepast cm de gescheiden randen 102 en 104 geheel langs de omtreksrand 106 te ondersteunen en om daarna de gevulde zakelementen te leiden naar een sluitstation, zoals hierna in meer bijzonderheden zal worden beschreven. Hiertoe werken de 10 rolstelsels 110 en 112 samen cm een eerste paar kneeprollen 122 en 124 te verschaffen, die vlak bij het voorste einde 126 van de trechter 116 zijn geplaatst, en cm een tweede paar kneeprollen 128 en 130 te verschaffen, die nabij het tegenovergelegen einde van de trechter zijn geplaatst, dat wil zeggen het achtereinde 132 daarvan. 15 De banden 106 en 108 ondersteunen derhalve en persen de gescheiden randen 102 en 104 samen bij het voorste einde 126 van de trechter 116 en wel door middel van de druk die wordt verschaft door het eerste paar kneeprollen 122 en 124, waarna de banden respectievelijk nauw aanliggend lopen langs de tegenover elkaar gelegen zijden 118 en 120 20 van de trechter 116, waardoor de gescheiden rand 102 wordt ondersteund door het samengeperst worden tussen de band 108 en de zijde 118, waarbij de gescheiden rand 104 op dezelfde wijze wordt ondersteund tussen de band 106 en de zijde 120. De banden 106 en 108 met de gescheiden randen 102 en 104 daartussen geperst, worden dan 25 weer bij het achtereinde 132 van de trechter 116 verenigd door middel van het tweede paar kneeprollen 128 en 130.
Daarna worden de banden 106 en 108 met de gescheiden randen 102 en 104 daartussen geperst, geleidt tussen derde en vierde paren kneeprollen 134 en 136, en 138 en 140. Een 30 paar samenwerkende impuls-lasstaven 142 en 144 (fig. 5 en 12) is in hoofdzaak tussen en direct onder de twee paren kneeprollen 134 en 136, en 138 en 140 aangebracht. De lasstaven 142 en 144 zijn van een gebruikelijke soort, die bij voorbeeld door een electrische stroom worden verwarmd tot een temperatuur die geschikt is voor het lassen 35 van zakelementen 10, die warmte-laseigênschappen hébben zoals bij- fi00 6 72 7 10 voorbeeld zakken die zijn gevormd van thermoplastische materialen, zoals polyethyleen, polyvinylchloride. De staven 142 en 144 worden bediend gedurende de stilstandtijd die gepaard gaat met het vullen, . waardoor de staven 142 en 144 tegen elkaar sluitend over 5 het eerste randgedeelte 17 van het bepaalde zakelerrent 10 dat daartussen is geplaatst. De warmte en de druk, die door de staven 142 en 144 worden verschaft, vormen de las 146 die de eerste en tweede wanden 20 en 22 over het eerste randgedeelte 16 van het zakelement 10 samenlassen, waapbij de gevormde las is verbonden 10 met de naden 24 aan elke zijde 26 en 28 daarvan teneinde een afdichtende afsluiting of vulopening 100 te verschaffen (de figuren 4 en 13).
Na het voltooien van de lasbewerking leiden de banden 106 en 108 de gevulde en afgesloten zakelementen 10 naar 15 een vijfle paar kneeprollen 148 en 150. De rollen 148 en 150 verankeren respectievelijk de.afzonderlijke randstelsels 110 en 112 waardoor de banden 106 en 108 teruglopen naar het eerste paar kneeprollen 122 en 124 via een weg, die de spanningsrollen 152 en 154, en 156 en 158 bevat. De spanningsrollen worden bij voorkeur 20 verschuifbaar gemonteerd teneinde naar binnen of naar buiten te bewegen vanuit hun aangegeven standen, waardoor de spanning in de banden 106 en 108 kan worden ingesteld.
Wanneer de twee banden 106 en 108 can de verankeringsrollen 148 en 150 lopen gaan de banden uit elkaar, 25 waardoor een greep op de gescheiden randen 102 en 104 van de gevulde en afgesloten zakelementen 10 wordt losgelaten.
Een transporteurstelsel 160 is met voordeel de banden 106 en 108 behulpzaam bij hun aandrijving, waarbij het stelsel 160 een transportband 162 zonder einde bevat, die de bodem-30 einden 30 van de met elkaar verbonden zakelementen 10 gedurende het vullen en het lassen ondersteunt en aandrijft. De transportband 162 is aan beide einden verankerd en loopt om (in de richting van de pijl 164) een paar aandrijf rollen 166 en 168. Tussen de aandrijf-rollen 166 en 168 is een schamierrol 170 aangebracht die werkzaam 35 is in ccnbinatie met de aandrijf rol 166 teneinde een uitzakstation 8 00 6 72 7 11 te vormen voor de inrichting 80. De rol 166 is heen en weer beweegbaar aangebracht (zoals bijvoorbeeld door een gebruikelijk nok en schuifnechanisme dat niet is teneinde in hoofdzaak op en neer te trillen om de aslijn 170/, waardoor eenzelfde trilling 5 van het gedeelte van de transportband 162, dat onder de trechter 116 is geplaatst, wordt veroorzaakt. Deze trilwerking schudt het bodemeinde 30 van het zakelement 10 gedurende het vullen, zodat een volledipr vulling en uitzakking van het product in het bodemeinde 30 van de zak wordt verkregen.
10 Vanaf de rol 170 leidt de transportband 162 het bodemeinde 30 van de gevulde zakelementen 10 naar de reeds vermelde impuls-lasstaven 142 en 144. Daarna keert de transportband 162 naar de rol 166 terug, waardoor de ondersteuning voor de bodem-einden 30 van de gevulde en afgesloten zakelementen 10 wordt .15 beëindigd. Het beëindigen van de ondersteuning, die wordt verschaft door de transportband 162, samen met het loslaten van de boveneinden 32 van de zakelementen 10 door de banden 106 en 108, maakt de gevulde en afgesloten zakelementen 10 vrij van de inrichting 80.
De zakelementen 10 kunnen dan door hun eigen gewicht wegvallen 20 van de inrichting 80, waarbij de zakelementen gewoonlijk in hoofdzaak van elkaar breken gedurende dit wegvallen.
Een snijmechanisme 172 is behulpzaam bij dit van elkaar breken van de met elkaar verbonden zakelementen 10.
Het snijmechanisme 172 bevat in het algemeen een paar draaibaar 25 aangebrachte en langs de onttrek scherp geslepen schijven 174 en 176 die aan elke zijde van de zakelementen 10 zijn geplaatst op een punt rechtstreeks onder de banden 106 en 108 en nabij· de verankerings-rollen 148 en 150. De schijven 174 en 176 werken samen om de gescheiden randen 102 en 104 van de zakelementen 10 langs de 30 bovenrand 178 van de naad 146 af te snijden. Het verwijderen van de gescheiden randen 102 en 104 verzwakt verder de verbinding tussen de zakelementen 10, waardoor de zakelementen 10 gemakkelijker van elkaar kunnen scheiden bij het verlaten van de inrichting 80.
De doorgesneden gescheiden randen 102 en 104 worden bij voorkeur 35 geleid naar een haspel 180, waarop zij worden gewikkeld en gemakkelijk 12 uit de baan worden gebracht.
De banden 106 en 108 en de transportband 162 kunnen worden bediend door een enkele energieuitgang die deze twee mechanismen synchroon en intermitterend aandrijft. Dit wordt 5 gewoonlijk bereikt door het toepassen van een electrisch oog dat gericht is op een gedrukt opschrift op elk zakelement 10. Het electrische oog is gewoonlfcjk in een electrische keten verbanden met de electromotor (niet getoond), die de banden 106 en 108 en de transportband 162 aandrijft. Het electrische oog is werkzaam 10 om de energie/ die aan de electromotor wordt geleverd/ te onderbreken/ waardoor de werking wordt stilgezet, waarbij één zakelement direct onder de trechter 116 is geplaatst. Nadat het vullen wordt voltooid, met behulp van een tempeerorgaan, kan de electromotor weer in werking worden gesteld, waardoor de vulkringloop wordt 15 herhaald. Op gelijke wijze wordt het laten vallen van een product door de trechter 116 en het bekrachtigen van de lasstaven 142 en 144 gedurende de stilstandtijden gewoonlijk verkregen door hèt toepassen van een tweede tempeerorgaan in het stelsel, waardoor bij het stilzetten van de banden 106 en 108 en de transportband 162, het 20 vulirechanisme, dat het product door de trechter 116 afgeeft, wordt bediend samen met de lasstaven 142 en 144, die de vulopening 100 van een daarvoor gevuld zakelement 10 door lassen sluiten. De onderdelen voor de intermitterende aandrijf inrichting 80, zoals bijvoorbeeld geschikte electrische oogketens, electrcmotoren en 25 tempeemechanismen, zijn algemeen bekend en beschikbaar en worden algemeen toegepast bij vulinrichtingen.
Bij de in figuren 6 en 7 getoonde uitvoeringsvorm van de inrichting, worden wanneer de met elkaar verbonden zakelementen 10 van de doom 88 en het mes 94 af Iepen, de twee 30 gescheiden randen 102 en 104 aangegrepen door een paar banden 55 en 57 zonder einde, die worden aangedreven door afzonderlijke rolstelsels 59 en 61. Meer in het bijzonder worden de twee gescheiden randen 102 en 104 samengeperst tussen de banden 55 en 57, zoals is aangegeven in figuur 7, waardoor de met elkaar verbanden zakelementen 10 worden 35 geleid naar het vulstation dat een trechter 116 bevat.
8 00 6 72 7 13
De banden 55 en 57 zijn aangepast om de gescheiden randen 102 en 104 volledig om de trechter 116 heen te ondersteunen en om daarna de gevulde zakelementen 10 te leiden naar ' een sluitstation, dat hierna in neer bijzonderheden zal worden 5 beschreven. Hiertoe werken de rolstelsels 59 en 61 samen teneinde een eerste paar kneeprollen 71 en 73 te verschaffen, die nabij het voorste einde 126 van de trechter 116 zijn geplaatst, en een tweede paar kneeprollen 77 en 79 die daartegenover zijn aangebracht nabij het achtereinde 132 van de trechter. De banden 55 en 57 ondersteunen 10 dus de gescheiden randen 102 en 104 bij het voorste einde 126 van de trechter 116 en wel door middel van de druk die wordt verschaft door het eerste paar kneeprollen 71 en 73, waarna de banden in een dichte aanraking langs de respectievelijk tegenover elkaar gelegen zijden 118 en 120 van de trechter 116 lopen, waardoor de gescheiden 15 rand 102 wordt ondersteund door het samenpersen tussen de band 55 en de zijde 120, waarbij de gescheiden rand 104 op dezelfde wijze wordt ondersteund tussen de band 57 en de zijde 118. De banden 55 en 57 met de gescheiden randen 102 en 104, die daartussen zijn geperst, worden dan weer verenigd bij het achtereinde 132 van de 20 trechter 116, en wel door middel van het tweede paar kneeprollen 77 en 79. Daarna worden de banden 55 en 57 respectievelijk geleid tussen de rollen 81 en 83 die ten opzichte van elkaar op afstand zijn aangebracht, zodat de banden 55 en 57 geleidelijk uit elkaar gaan bij hun nadering tot deze rollen. Derhalve worden op deze 25 plaats de gescheiden randen 102 en 104 dan minder stevig samengeperst tussen de geleidelijk uit elkaar gaande banden 55 en 57. Dit vergemakkelijkt het overbrengen wi de gevulde zakelementen 10 naar een continu werkzaam sluitstation, dat hierna in meer bijzonderheden zal worden beschreven.
30 De rollen 81 en 83 verankeren respectievelijk de afzonderlijke rolstelsels 59 en 61, waardoor de banden 55 en 57 worden teruggeleid naar het eerste paar kneeprollen 71 en 73 en wel via een weg, die de spanrollen 85 en 87 bevat. De spanrollen 85 en 87 zijn met voordeel verschuifbaar aangebracht, teneinde naar 35 binnen of buiten vanaf hun weergegeven standen te bewegen, waardoor 14 de spanning in de banden 55 en 57 kan worden ingesteld.
Naast de trechter 116 bevat het vulstation bij voorkeur een uitzakorgaan 89, dat onder de trechter 116 is geplaatst, en waarop de bodeneinden 30 van de zakelementen worden 5 ondersteund, gedurende het vullen. Het uitzakorgaan 89 bevat een transportband 91 zonder einde, die loopt cm (in de richting van de pijl 93) een paar aandrijf rollen 95 en 97. Het uitzakorgaan 89 is ook heen en weer beweegbaar aangebracht (door geschikte middelen die niet zijn aangegeven) cm werkzaam te zijn in een bovenste stand 10 A en een onderste stand B. De bovenste stand A wordt in figuur 6 net getrokken lijnen aangeduid, waarbij de onderste stand B in dezelfde figuur met een stippellijn is aangeduid. Wanneer het vullen van een zakelement 10 begint, bevindt het uitzakorgaan 89 zich in de bovenste stand A, waardoor het uitzakorgaan 89 opwaarts duwt 15 tegen het bodemeinde 30 van het zakelement 10, dat wordt gevuld. Derhalve wordt een slaphangen verschaft aan de wanden van de zakelementen, zodat deze gemakkelijk uit kunnen gaan staan amdfe vulling op te nemen. De onderste stand B wordt door het uitzakorgaan 89 aangenomen op een tussengelegen ogenblik gedurende het vullen van 20 het zakelement 10. In deze stand kan het bodemeinde 30 enigszins naar beneden vallen, zodat de bodem van de zakelementen 10 volledig met het product kan worden gevuld. Daarna keert het uitzakorgaan 89 terug naar de bovenste stand A, waardoor de transportband 91 op éën lijn ligt teneinde het bodem-einde 30 van het gevulde zakelement 25 10 te leiden naar een tweede transportband voor de sluitwerking.
De onderdelen van de in de figuren 6 en 7 weergegeven inrichting worden bij voorkeur bediend op een intermitterende basis, waarbij de /zakken één voor één worden geleid naar het vulstation. Dit wordt gewoonlijk bereikt door de toepassing van 30 een electrisch oog dat gericht is op een gedrukt opschrift qp elk zakelement 10. Het electrische oog kan in een electrische keten zijn verbonden met een electromotor (niet getoond), die de twee banden 55 en 57 zonder einde en de rollen 95 en 97 bedient. Meer in het bijzonder is het electrische oog werkzaam cm de energie te onder-35 breken die aan de electromotor wordt geleverd, waardoor de werking 8 00 6 72 7 15 wordt stilgezet, waarbij een zakelement 10 rechtstreeks onder de trechter 116 is geplaatst. Een tempeerorgaan wordt gewoonlijk in de electromotor opgenamen teneinde deze motor weer in werking te stellen na de vulwerking. De motor wordt dus weer in werking gesteld en 5 drijft het volgende zakelement aan naar een stand onder de trechter 116, op welk ogenblik het electrische oog weer de keten naar de motor onderbreekt, waardoor het vullen wordt herhaald. Het op en neer bewegen van het uitzakorgaan 89 kan ook warden verkregen door gébruik van een tempeerorgaan of, indien gewenst, door een door een 10 nokkenschijf bedienbaar mechanisme (niet getekend).
Het tweede - of sluit-station van de in de figuren 6 en 7 getoonde inrichting cravat een sluitstation 101, dat met voordeel werkzaam is op een continue basis, waardoor zakelementen 10 na het vullen continu worden weggetrokken van het intermitterend 15 werkzame eerste of vulstation en uit elkaar getrokken en daarna gesloten bij hun vulopeningen 100.
Bij de in de figuren 6 en 7 weergegeven uitvoeringsvorm is het sluitstation 101 voorzien van een paar continu werkzame banden 107 en 109 zonder einde, die worden aangedreven door 20 afzonderlijke rolstelsels 111 en 113. De rolstelsels 111 en 113 werken samen cm een paar kneeprollen 115 en 117 te vormen die zijn aangebracht aan elke zijde van het laatst gevulde zakelement 10 op een plaats direct onder en nabij de rollen 77 en 79 en 81 en 83, die de banden 55 en 57 aandrijven. De banden 107 en 109 lopen tussen 25 de kneeprollen 115 en 117 teneinde in eerste instantie het laatst- gevulde zakelement 10 daartussen aan te grijpen, waardoor gedurende de stilstandtijd die gepaard gaat met het vullen, het laatst gevulde zakelement wordt weggetrokken van de verzwakte greep van de banden 55 en 57 en van het daaropvolgende, dat wil zeggen het zakelement 10 30 dat wordt gevuld door de trechter 116.
Een continu werkzame transportband 119 zonder einde werkt samen met de banden 107 en 109 en ondersteunt en geleidt de bodemeinden 30 van de gevulde zakelementen gedurende het sluiten. Meer in het bijzonder wordt de transportband 119 om de rollen 120 en 35 123 in de richting van de pijl 125 aangedreven met een snelheid die fldOfi 72 7 16 gesynchroniseerd is met de snelheid van de banden 107 en 109 die de bovenste einden 32 van de zakelementen 10 aangrijpen. De rollen 121 en 123 zijn op doelmatige wijze aangebracht teneinde het ondersteuningsvlak van de transportband 119 op één lijn te brengen 5 met dat van het uitzakorgaan 89 wanneer dit zich in zijn bovenste stand A bevindt. Bij het beëindigen van de vulfase levert derhalve het uitzakorgaan 89 het gevulde zakelement 10 zender schokken op de transportband 119 af, waardoor de aandrijfkracht van de transportband 119 in staat is cm de banden 107 en 109 behulpzaam te zijn 10 bij het van elkaar breken van de zakelementen 10.
Bij deze uitvoeringsvorm volgens de uitvinding worden de banden 107 en 109 door een geschikt orgaan verwarmd, zoals bijvoorbeeld een paar electrisch verwarmde elementen 103 en 105, waartussen de banden 107 en 109 Iepen 15 op een stroomafwaartse plaats ten opzichte van de kneeprollen 115 en 117. Door middel van de elementen 103 en 105 worden de banden op een temperatuur gébracht die geschikt cm de zakelementen 10 met warmte dicht te lassen langs de respectievelijke vulopeningen 100.
20 In de fig. 14 t/m 17 wordt een andere uitvoeringsvorm van de zakconstructie volgens de uitvinding weergegeven. In het algemeen zijn de zakelementen 10a gelijk aan de reeds beschreven zakelementen, waarbij elk zakelement langs randgebieden 16a en 18a, gesloten bodem en boveneinden 30a 25 en 32a en twee zijden 26a en 28a bevat, die gesloten zijn behalve bij hun bovenste gebieden om de van een open einde voorziene lus 34 a te vormen langs het boveneinde van elk zakelement 10a.
Elk zakelement 10a bevat echter verder zowel een bodemversteviging 36a als een bovenste versteviging 36a'. De verstevigingen 36a en 30 36a' zijn gelijk aan de versteviging 36 van de zakelementen 10, met deze uitzondering dat bij de bovenste verstevigingen 36a' het eerste been 190 versprongen is aangebracht tot voorbij het tweede been 192, zoals het duidelijkst in fig. 15 is getoond.
De eerste panelen 194 en 196 van het eerste been 190 strekken zich 8006727 17 dus tot voorbij de panelen 198 en 200 van het tweede been 192 uit, waardoor de versprongen gedeelten van de panelen 194 en 196 met voordeel zijn aangebracht om de lus 34a bij het bovenste einde van elk zakelement 10a te vormen. Meer in het 5 bijzonder -wordt de lus 34a bepaald door middel van het beëindigen van de naden 24a nabij de voorste rand 202 van het tweede been 192/ waardoor het versprongen gedeelte van het eerste been 190 in hoofdzaak zonder naad wordt gelaten. Er wordt derhalve een kanaal 40a gevormd dat wordt bepaald door de versprongen gedeelten 10 van de panelen 194 en 196/ welk kanaal 40a zich in hoofdzaak ononderbroken uitstrekt langs de zakelementen. Op plaatsen onder de voorste rand 202 van het tweede been 192 worden de vier vouwen van de eerste en tweede panelen van de benen 190 en 192 aan elke zijde 26a en 28a van de zakelementen 10a 15 aan elkaar bevestigd door de naden 24a. De naden 24a houden derhalve de bovenste versteviging 36a' stevig in zijn gevouwen stand;gedurende het vullen en het dichtlassen, die door de inrichting 80 worden uitgevoerd. De bodemversteviging 36a cmvat de benen 52a en 54a.
20 De zakelementen 10a bevatten verder een bijzondere wegbreeknaad 24a, zoals het duidelijkst in fig. 17 is getoond. De naad 24a is in het bijzonder geschikt voor zakelementen die gevormd zijn uit een thermoplastisch materiaal, en naken het de zakken mogelijk te worden afgebroken zonder de 25 noodzaak van het extra perforeren of doorsnijden. Dit wordt bereikt door het dunner maken van een strook A langs het midden van de naad 24a, zoals weergegeven is in fig. 17, waarbij het materiaal dat oorspronkelijk langs de strook A aanwezig was, wordt verplaatst en bolvormige randen B vormt aan elke zijde van de 30 verdunde strook. De strook A verzwakt natuurlijk in belangrijkt mate de sterkte van de verbinding tussen de zakelementen 10a, waarbij de verdikte bolvormige gedeelten B bijzondere sterke naden vormen bij de zijden 26a en 28a van elk zakelement 10a. Teneinde de wegbreekconstructie van de naden 24a te vergemakkelijken 35 kan een opening 204 (fig. 14} worden gesneden door de panelen 194 en o Λ Λ β 7 0 7 18 196 van het eerste been 190 nabij de bovenste beëindiging van de naad. Na het doorsnijden wordt het gedeelte boven de opening 204 verwijderd zoals bijvoorbeeld door het snijmechanisme 172, waarbij de opening 204 dan in een stand is geplaatst om het 5 scheiden van de naad 24a langs de verzwakte strook A tot stand te brengen.
Fig. 18 toont een gewijzigde vorm van een ketting van met elkaar verbonden zakelementen 10bf die in hoofdzaak dezelfde constructie heeft als die van de fig. 14 t/m 10 17, maar die extra zijn voorzien van driehoekige uitsnijdingen 206 en 208, die respectievelijk zijn verwijderd uit de verstevigingen 36b en 36b' nabij de tegenoverelkaar gelegen einden van elke naad 24b. De uitsnijdingen 206 en 208 doen de tegenoverelkaar gelegen einden 210 en 212 van elke versteviging 36b en 36b' 15 teruglopen onder een hoek van ongeveer 45°, waardoor de zakelementen 10b na het vullen en scheiden de neiging hebben cm op de hoeken keurig vierkant uit te gaan staan. De vier panelen, die het eerste en tweede been van elke versteviging 36b en 36b' omvatten, en onder duidelijke uitsluiting van het versprongen gedeelte 20 van het been 190b van de bovenste versteviging 36b', worden aan elk einde 210 en 212 aan elkaar bevestigd door naden 214 die op hun beurt overgaan in en een deel omvatten van de naden 24b, die de seinen van elk zakelement 10b sluiten. Meer in het bijzonder zijn de naden 214 van het wegbreeksoort, dat 25 wil zeggen de binnenste gedeelten van de naden 214, die de naar elkaar gerichte oppervlakken van de respectievelijke tweede panelen van de verstevigingen 36b en 36b' bij elk einde 210 en 212 met elkaar verbinden, verschaffen slechts een relatief zwakke binding, waardoor bij het vullen van de 30 zakelementen 10b de eerste en tweede benen ; van elke versteviging 36b en 36b' van elkaar breken. Meer in het bijzonder eindigen de naden 214 die de bovenste verstevigingen 36b' sluiten, op afstand van de voorste of gevouwen rand 218 van het eerste been 190b. Dit laat het versprongen gedeelte van het eerste 35 been 190b tenminste gedeeltelijk open bij elk einde 210 en 212, 800 6 72 7 t 19 waardoor de van een epen einde voorziene lus 34b bij het bovenste einde van elke zak 10b wordt gevormd. De uitsnijdingen 208, die in de verstevigingen 36b' zijn aangebracht, laten een strook materiaal 220 ongeschonden, die de aangrenzende lussen 34b van 5 de zakelementen 10b met elkaar verbindt. De doorgaande lus- constructie, die wordt verschaft door de stroken 220, maakt een gemakkelijker toevoeren van de elementen 10b cm de doom 88 heen mogelijk, waardoor de mogelijkheid dat een lus 34b vastloopt op de voorste rand van de doom, tot een minimum wordt beperkt.
10 Een variatie van de naden 24b wordt ook in de zakelementen 10b getoond, waarbij een aantal perforaties 216 wordt toegepast teneinde elke naad 24a gedeeltelijk te scheiden langs de middellijn, zodat de met elkaar verbonden zakelementen 10b gemakkelijker van elkaar kunnen worden gescheiden, zoals hierboven beschreven.
15 In de fig. 19 en 20 wordt een andere uit voeringsvorm volgens de uitvinding weergegeven in de vorm van met elkaar verbonden zakelementen 10c. Elk zakelement 10c bevat zcwel een bodem als een bovenste versteviging 36c en 36c', die in hoofdzaak gelijk zijn aan die welke in fig. 18 zijn weergegeven, 20 maar waarbij de twee benen van elke versteviging 36c en 36c' ongeveer 180° uit elkaar gedraaid zijn aangebracht. Van de bovenste versteviging 36’ zijn de eerste benen 222 in hoofdzaak rechtop geplaatst opgericht en zij vormen de bovenste einden 32c van de zakelementen 10c, waarbij de tweede benen 224 van de versteviging 25 36' omgebogen zijn naar een stand die gelegen is boven de tweede wanden 22c. De rechtopstand van de eerste benen 222 plaatst deze in de juiste stand teneinde de van een open einde voorziene lus 34c te vormen bij het bovenste einde 32c van elk zakelement, waardoor de eerste delen 222 geen dieper doorgezette 30 constructie behoeven, dat wil zeggen niet versprongen tot voorbij de tweede benen 224 teneinde het dichtlassen en doorsnijden mogelijk te maken zonder hinder van de tweede benen.
Het uitelkaar vouwen van de benen 222 en 224 is mogelijk gemaakt, door de benen 222 en 224 afzonderlijk 35 van naden te voorzien bij de overstaande einden 226 en 228 van 800 6 72 7 20 de verstevigingen 36c'. De twee panelen 230 en 232 van het eerste been 223 worden aldus beide tegenover elkaar gelegen einden 226 en 228 daarvan aan elkaar bevestigd door de naden 234, die eindigen pp afstand van de gevouwen rand 236 van de 5 benen 222 voor de vorming van de lussen 34c. (¾) gelijke wijze worden de panelen 238 en 240 van de benen 224 bij de einden 226 en 228 aan elkaar bevestigd door de naden 242. Meer in het bijzonder gaan beide naden 234 en 242 ' over in de naden 24c teneinde de zijden 26c en 28c van elk zakelement 10c 10 te sluiten, behalve bij de bovenste gedeelten daarvan, waar het kanaal 40c is aangebracht.
• ' In het algemeen zijn de bodemverstevigingen 36c op dezelfde wijze gevormd als de bovenste verstevigingen 36c, behalve dat zowel de eerste als de tweede benen van de 15 versteviging 36c bij de tegenover elkaar gelegen einden 226 en 228 volledig zijn afgesloten door de naden 244 en 248. Ook zijn de tegenover elkaar gelegen einden 226 en 228 van de verstevigingen 36c en 36c1 teruggesneden ander een hoek van ongeveer 45°, zoals bij de zakelementen 10b, met deze uitzondering dat 20 geen strookmateriaal ongeschonden wordt gelaten, zoals dat het geval is bij het eerste been 224 van de verstevigingen 36c".
Het verwijderen van een dergelijke strook kan in scirmige gevallen gewenst zijn, bijvoorbeeld cm de snij- en sluitbewerkingen, die noodzakelijk zijn cm de bovenste verstevigingen te vormen, te 25 vereenvoudigen.
In de fig. 21 t/m 24 is weer een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding getoond, waarbij het materiaal dat de lus van elk zakelement vormt, enigszins dunner is gemaakt, zodat de afval, die optreedt bij het doorsnijden 30 van de lus of duidelijker de twee randen die gevormd warden door het scheiden van deze lus, wordt verminderd. In de fig. 21 en 22 wordt dit verkregen door het vormen van de zakelementen lOd uit op elkaar aangebrachte lagen materiaal, waarbij de lus 34d bijvoorbeeld kan bestaan uit één enkele laag van een relatief licht 35 materiaal, waarbij de eerste en tweede wanden 20d en 22d van de 800 6 72 7 21 zakelementen 10d bestaan uit een meerlagige constructie.
Meer in het bijzonder bevat het buisvormige materiaal 14d een binnenste laag 254 uit bij voorkeur betrekkelijk dun en licht gewicht materiaal (maar in staat om de zakelementen lOd 5 te steunen bij het vullen, afdichten en sluiten), waaroverheen met uitzondering van de lus 34d een betrekkelijk zware buitenste laag 256 is aangebracht. Meer in het bijzonder strekt de zware laag 256 zich uit van de langsrand 36d van de lus 34d in een innige aanraking net de binnenste laag 254 rondom het 10 bodemeinde 30d van de zakelementen lOd naar de tegenover gelegen langsrand 38d van de lus.
Bij de zakelementen 10e, die in fig.
23 worden weergegeven, zijn materiaalbesparingen verkregen door het gebruik van een dubbele wand, zoals in fig. 22, 15 met deze uitzondering dat de buitenste laag 258 met de binnenste laag 260 alleen op belangrijke punten is verbonden, zoals bijvoorbeeld langs de tegenover elkaar gelegen zich in langsrichting uitstrekkende randen 36e en 38e van de lus 34e.
Bij de zakelementen lOf van fig. 24 20 zijn materiaalbesparingen verkregen op een neer directe wijze en wel door het feitelijk dunner maken van het materiaal dat de lus 34f vormt, zoals bijvoorbeeld door het extruderen van buisvormig materiaal 14f, dat een dunnere dwarsdoorsnede heeft bij het randgedeelte 262 daarvan, dat de lus vormt. Dit 25 is natuurlijk alleen geschikt voor zakelementen lOf die bestaan uit thermoplastische of dergelijke materialen, die op belangrijke gedeelten gemakkelijk dunner kunnen worden gemaakt door extruderen of door andere evenzeer doelmatige werkwijzen.
Een verdere wijziging van de in de 30 fig. 21 getoonde zakelementen lOd heeft betrekking op een aantal uitsnijdingen 266 die op onderling regelmatige afstanden langs de lus 34d daarvan zijn verwijderd.
De uitsnijdingen 266 verschaffen met voordeel een middel cm de plaats van de zakelementen lOd in 35 de richting 80 aan te geven. De uitsnijdingen 266 kunnen dus önnR 7? 7 22 bijvoorbeeld worden toegepast om nauwkeurig de vul- en sluit-bewerkingen, die aan de zakelementen moeten worden uitgevoerd, te regelen en tot stand te brengen. Vfeer een andere variatie van het zakelement lOd heeft betrekking op de naden 24d die 5 elk een paar dicht bij elkaar en evenwijdig aan elkaar geplaatste naden 268 en 270 omvatten, die zich uitstrekken vanaf de bodem-einden 30d van de zakelementen lOd tot nabij de tegenover elkaar gelegen langsstanden 36d en 38d van de lus. Perforaties 272 zijn aangebracht tussen elk paar naden 268 en 270, cm de hierboven 10 beschreven reden, en strekken zich vandaar af opwaarts uit door de lus 34d. Het verzwakken van de lias 34d door de perforaties 272 zal gewocnlijk voordelig zijn voor zakelementen die moeten worden gevuld en afgedicht door een inrichting die geen snijmechanisme bevat, zoals bijvoorbeeld het snijmechanisme 15 170 dat in fig. 7 is getoond.
Fig. 25 geeft weer een andere wijziging van de vorm van de uitvinding in samenhang met de zakelementen lOg. In het bijzonder is de lus van deze zakelementen van tevoren gescheiden, waardoor het vullen van de zakelementen lOg ge-20 woonlijk zal plaats hebben onder toevoer vanaf een op een rol gelijkende opstelling. Dit toont de algemene toepasbaarheid van de zakconstructies volgens de onderhavige uitvinding, waarbij deze indien gewenst gemakkelijk kunnen worden aangepast voor toepassing bij de gebruikelijke vul- en afdichtinrichtingen. 25 Andere wijzigingen van de zakelementen lOg hébben betrekking op het verschaffen van een klep die als één geheel in de zakconstructie is gevormd en die in het bijzonder geschikt is voor poedervormige of fijnverdeelde producten, waardoor een overmaat aan lucht, die in de zak 30 is opgevangen, door een filter in de klep kan ontsnappen, maar waarbij het filter ondoorlatend is gemaakt voor de doorgang van het product. Ben dergelijke klep is in het bijzonder voordelig voor het toepassen in combinatie met poedervormige producten en dergelijke, omdat deze producten 35 feitelijk luchtdeeltjes schijnen te absorberen of te vangen, 8 00 6 72 7 23 welke luchtdeeltjes na het vullen de neiging hebben de zak te doen opzwellen. Het filter bestaat uit papier of een dergelijk materiaal/ dat doorlatend is voor lucht maar in hoofdzaak ondoorlatend voor het product/ en omvat een binnenste laag 5 276/ die tenminste een gedeelte van de wanden 20g en 22g van elk zakelement lOg vormt. De laag 276 wordt bedekt door en is langs zijn twee tegenover elkaar gelegen langsranden 279 en 281 verbonden met een buitenste laag 278. Waar de buitenste laag 278 bestaat uit een door lucht of gas ondoorlatend materiaal, 10 zoals bijvoorbeeld een thermoplastische foelie, kan deze in veelvoud van perforaties 280 bevatten. De overmaat lucht, die gevangen is in het poedervormige product, is derhalve in staat door de binnenste filterlaag 276 te stromen en vervolgens door de perforaties 280, zodat een overmaat aan lucht automatisch 15 uit de begrenzingen van de zakelementen lOg wordt uitgestoten.
De buitenste laag 278 strékt zich met voordeel uit tot voorbij de binnenste laag 276 bij het bovenste einde 32g van elk zakelement lOg om de gescheiden randen 102g en 104g daarvan te vormen, waardoor het idee van materiaalbesparingen door het tot een minimam 20 beperken van de afval, in de zakelementen lOg is ingebouwd.
De fig. 26 en 27 geven een andere gewijzigde vorm van de uitvinding weer, waarbij zakelementen lOh naast elkaar zijn opgehangen, zoals bijvoorbeeld bij een waslijn.
Dit wordt verkregen door middel van een strook materiaal 286, 25 die langs een van zijn langsranden 288 is verbonden met de respectievelijke eerste wanden 20h van elk zakelement lOh en dan cmhoog rondgevouwen en langs een tegenovergelegen langsrand 290 verbonden met de respectievelijke tweede randen 22h van de zakelementen, zoals het duidelijkst in fig. 27 is getoond.
30 Meer in het bijzonder eindigen de naden 292 en 294, die de wanden 20h en 22h langs de zijden 26h en 28h verbinden, op afstand van de gevouwen rand 296 van de strook 286, waardoor de gevouwen strook 286 de van een open einde voorziene lus 34h vormt bij het bovenste einde van elk zakelement lOh.
35 Het is voordelig dat de naden, bestaande uit kleefmiddelen of 800 6 72 7 24 dergelijke, 298, die de wanden 20h en 22h verbinden met de tegenover elkaar gelegen randen 288 en 290 van de strook 286, zich. niet uitstrekken langs het gehele bovenste einde 34h van de zakelementen lOh maar eindigen op afstand van de 5 tegenover elkaar gelegen zijden 26h en 28h daarvan. Deze naadoonstructie maakt een grotere uitzetting van de vulopening van elk zakelement lOh mogelijk, welke opening is gevormd na het scheiden van de lus 34h zodat de laad- of vulbewerkingen worden vergemakkelijkt.
10 Een verdere verbinding tussen aangrenzende zakelementen lOh wordt verschaft nabij hun bodemeinden 30h en wel door middel van korte materiaalstroken 302, die respectievelijk aangrenzende zakelementen lOh met elkaar verbinden. Een verbinding op deze plaats stabiliseert de zakelementen lOh aan de strook 286, 15 zodat wanneer de zakelementen worden toegevoerd vanaf een stapel, die geplaatst is in een doos of dergelijke houder, het vastlopen van de bodemeinden van de zakelementen qp een rand van de houder wordt voorkcmen.
De fig. 28 en 29 tanen wijzigingen 20 van het algemene uitvindingsidee dat in fig. 26 is aangegeven, waarbij deze uitvoering is aangepast on het laden of vullen mogelijk te maken door verstevigde gedeelten van de zakelementen. Meer in het bijzonder toont fig. 28 een bovenste versteviging 36i die in hoofdzaak gelijk is aan de versteviging 36a', met 25 deze uitzondering dat bij de versteviging 361 de twee panelen 304 en 306, die het eerste been 190i daarvan vormen, niet rechtstreeks aan elkaar zijn verbonden, maar aan de tegenover elkaar gelegen randen 288 en 290 van de strook 286. In fig. 29 wordt eenzelfde verbinding van de strook 286 met een 30 een versteviging 36j getoond, waarbij de versteviging 36j van hetzelfde algemene type is, waarbij de twee benen daarvan 180° uit elkaar zijn gevouwen, zoals reeds is beschreven met betrekking tot de fig. 19 en 20.
In de fig. 30 en 31 wordt een andere 35 wijziging van het algemene uitvindingsidee volgens fig. 26 8 0 0 6 72 7 25 weergegeven/ waarbij de zakelernenten 10k in fig. 30, elk langs het tegenover elkaar gelegen zijden 26k en 28k daarvan zijverstevigingen 310 en 312 bevatten. De verstevigingen 310 en 312 zijn in het algemeen van het type met omgekeerde vouw, 5 dat in bijzonderheden is beschreven met betrekking tot fig. 1, en bevatten elk twee benen 318 en 320. De vier panelen van de benen 318 en 320 zijn met de randen verbonden aan de respectievelijke bodemeinden 30k van elk zakelement 10k en wel door de naden 322 en 324. De naden 322 en 324 gaan over -in en omvatten 10 een gedeelte van de naden 314, die de eerste en tweede wanden 20k en 22k langs het bodemeinde van elk zakelement 10k met elkaar verbinden. De vier panelen van elk been 318 en 320 zijn ook met randen met elkaar verbonden nabij de respectievelijke bovenste einden 32k van elk zakelement en wel door de naden 15 316 en 328. De naden 316 en 328 worden met voordeel toegepast om de verstevigingen 310 en 312 in een gevouwen stand te houden teneinde het sluiten daarvan te vergemakkelijken, waardoor na het vullen een warmtelas kan worden aangebracht langs de bovenste einden 32k van de zakelernenten 10k.
20 Het in de fig. 26 t/m 31 weergegeven waslijnidee, kan worden toegepast voor gevouwen dozen, zoals bijvoorbeeld dozen die gevormd zijn uit karton, alsmede voor zakelernenten zoals hierboven in bijzonderheden zijn beschreven.
De zakelernenten volgens de uitvinding 25 kunnen gevormd zijn uit gebruikelijk verpakkingsmateriaal, zoals bijvoorbeeld papier, jute, katoen, kunststoffolie, plaat-vormig materiaal van kunststof en dergelijke, waarbij polyethyleen, polystyreen en polyvinylchloride voorbeelden van het laatstgenoemde materiaal. Wanneer de zakelernenten gevormd zijn uit een 30 kunststoffolie of uit een plaatvormig materiaal kunnen zij op gebruikelijke wijze worden vervaardigd uit <5f buisvormig materiaal óf één enkel folie óf uit twee folies die op elkaar zijn geplaatst en langs de randen in de langsrichting zijn aaneengelast. Meer in bijzonderheden zullen de zakelernenten, die zijn voorzien van 35 een van een open einde voorziene lus bij het bovenste einde daarvan 8006727 26 gewoonlijk worden gevormd uit buisvormig materiaal, waarbij de zakelementen, die zijn voorzien van randen bij het bovenste einde daarvan, zoals de in fig. 25 weergegeven zakelementen, zullen worden gevormd uit één enkel folie, die op juiste wijze 5 wordt gevouwen, zodat de tegenover elkaar gelegen langsranden van de folie de randen van de bovenste einden van het zakelement vormen.
8 0 0 6 72 7
Claims (13)
1. Ketting van verbonden zakelementen, die wanneer aaneengeregen een longitudinale as vormen, waarbij elk zakelement normaliter gesloten bodem- en boveneinden bevat, en twee zijden, die met uitzondering van hun bovenste delen zijn gesloten teneinde een van een open einde voorziene lus te 5 vormen bij het boveneinde van elk zakelement met het kenmerk dat elk zakelement bodem- en boveneinden en twee zijden bevat, waarbij de zakelementen in de ketting naast elkaar zijn geplaatst en met de boven- en bodeneinden gelegen in een vlak met de longitudinale as, waarbij elk zakelement over de boven-10 en bodemdelen daarvan gesloten is, waarbij de twee zijden met uitzondering van het boveneinde daarvan gesloten zijn teneinde daardoor een van een open einde voorziene lus te vormen die bij het boveneinde van elk zakelement een kanaal vormt, waarbij de kanalen in langsrichting met elkaar op één 15 lijn liggen zodat de ketting van zakelementen op de wijze van een roe en gordijn bevestigd kan worden.
2. Ketting van verbonden zakelementen volgens conclusie 1 met het kenmerk dat een afgeplat buisvormig lichaam aanwezig is voor de vorming van eerste- en tweede 20 randdelen, die zich in de langsrichting daarop uitstrekken, en eerste en tweede wanden die tegenover elkaar zijn geplaatst, waarbij de zijden van de zakelanenten, begrensd door naden, zich dwars op de longitudinale as uitstrekken.
3. Ketting van verbonden zakelementen 25 volgens de conclusie 1 of 2 gekenmerkt door een continue strook van materiaal die cfe.' zakelanenten onderling verbindt en die zich. langs de longitudinale as uitstrekt, waarbij de strook is bevestigd langs een langsrand daarvan met de eerste wanden en naar boven is omgevouwen en langs de overstaande langsranden 30. daarvan is bevestigd met de tweede wanden, teneinde daardoor een van een open einde voorziene lus bij het boveneinde van elk zakelement te vormen.
4. Ketting van verbonden zakelanenten 8 0 0 6 72 7 volgens één der conclusies 1 t/m 3 met het kenmerk dat de zakelementen een bodemversteviging bevatten, waarbij een bovenversteviging twee benen heeft waarvan het ene been langer is dan het andere.
5. Ketting van verbonden zakelementen volgens conclusie 4 met het kenmerk dat de benen van de verstevigingen zodanig zijn gevormd dat zij 180° uit elkaar liggen.
6. Ketting van verbanden zakelementen 10 volgens één der conclusies 2 t/m 5 met het kenmerk dat de naden intermitterende sleuven of een verdund deel hebben.
7. Ketting van verbonden zakelementen volgens één der conclusies 1 t/m 6 met het kenmerk dat het lusdeel stelgroeven bevat.
8. Ketting van verbonden zakelementen volgens één der conclusies 1 t/m 7 net het kenmerk dat het lusdeel dunner is dan het zakdeel.
9. Ketting van verbonden zakelementen volgens één der conclusies 1 t/m 8 met het kenmerk dat het 20 zakdeel tenminste twee lagen bevat.
10. Ketting van verbonden zakelementen volgens conclusie 9 met het kenmerk dat de ene laag doorlaatbaar is voor lucht en de andere is geperforeerd.
11. Zakelement volgens één der conclusies 25. t/m 10 met het kenmerk dat de lus van elk zakelement in de longitudinale richting is gescheiden.
12. Zakelement in hoofdzaak zoals aangegeven in de beschrijving en/of afgebeeld in de tekening.
13. Ketting van verbanden zakelementen in 30 hoofdzaak zoals aangegeven in de beschrijving en/of afgebeeld in de tekening. 8 00 6 72 7
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US72746468A | 1968-05-08 | 1968-05-08 | |
US72754568A | 1968-05-08 | 1968-05-08 | |
US72746468 | 1968-05-08 | ||
US72754568 | 1968-05-08 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8006727A true NL8006727A (nl) | 1981-03-31 |
Family
ID=27111515
Family Applications (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL6906062A NL166656C (nl) | 1968-05-08 | 1969-04-18 | Inrichting voor het vullen van met elkaar verbonden zakelementen. |
NL8006727A NL8006727A (nl) | 1968-05-08 | 1980-12-11 | Ketting van verbonden zakelementen. |
Family Applications Before (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL6906062A NL166656C (nl) | 1968-05-08 | 1969-04-18 | Inrichting voor het vullen van met elkaar verbonden zakelementen. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE732665A (nl) |
DE (1) | DE1923020A1 (nl) |
FR (1) | FR2009866A1 (nl) |
GB (1) | GB1265572A (nl) |
NL (2) | NL166656C (nl) |
Families Citing this family (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0176851A3 (de) * | 1984-10-02 | 1987-09-30 | Hans Lissner | Sack |
ES2015248B3 (es) * | 1986-11-01 | 1990-08-16 | Minigrip Europe Gmbh | Cadena de bolsas de cierre de cremallera con medios de interconexion con tira de arranque. |
SE464575B (sv) * | 1987-07-13 | 1991-05-13 | Skf Ab | Saett och anordning foer att toemma ett foerpackningsband |
DE69837082T2 (de) * | 1998-05-11 | 2007-11-22 | Cryovac, Inc. | Leicht zu öffnende Anordnung an einem gasdichten, geschrumpften Beutel |
US6260705B1 (en) | 1999-11-15 | 2001-07-17 | Cryovac, Inc. | Heat shrinkable pouch |
ES2331391B1 (es) * | 2007-03-21 | 2010-06-07 | Garaia Sdad. Coop. | Saco para cultivo de plantas y su procedimiento de fabricacion. |
NZ578477A (en) | 2008-07-18 | 2009-11-27 | Cryovac Australia Pty Ltd | A bag of heat-shrinkable gas-barrier thermoplastic film |
CN118254998B (zh) * | 2024-05-29 | 2024-08-16 | 山东亿嘉农化有限公司 | 一种农药包装设备 |
-
1969
- 1969-04-18 NL NL6906062A patent/NL166656C/nl not_active IP Right Cessation
- 1969-05-06 DE DE19691923020 patent/DE1923020A1/de active Pending
- 1969-05-07 BE BE732665D patent/BE732665A/xx unknown
- 1969-05-07 FR FR6914572A patent/FR2009866A1/fr not_active Withdrawn
- 1969-05-07 GB GB1265572D patent/GB1265572A/en not_active Expired
-
1980
- 1980-12-11 NL NL8006727A patent/NL8006727A/nl not_active Application Discontinuation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE1923020A1 (de) | 1969-11-20 |
FR2009866A1 (nl) | 1970-02-13 |
GB1265572A (nl) | 1972-03-01 |
BE732665A (nl) | 1969-11-07 |
NL6906062A (nl) | 1969-11-11 |
NL166656B (nl) | 1981-04-15 |
NL166656C (nl) | 1981-09-15 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US3559874A (en) | Series bag construction | |
US3699746A (en) | Apparatus for filling a chain of connected bag elements | |
US3817017A (en) | Bag construction and method for filling the same | |
US5440860A (en) | Method and apparatus for forming and hermetically sealing slices of food items | |
US5112632A (en) | Method and apparatus for forming and hermetically sealing slices of food items | |
EP0965520A1 (en) | Packaging web | |
US4969310A (en) | Packaging machine and method | |
US5036643A (en) | Form, fill, seal and separate packaging machine for reclosable containers including means for applying zipper to web | |
EP0054564B1 (en) | Blank belt | |
JPH0659883B2 (ja) | 直方体の圧縮可能な物品を包装する方法及び装置 | |
EP1295797B1 (en) | Form, fill and seal packaging method and apparatus | |
EP0608123A1 (en) | Pouch having easy opening and reclosing characteristics and method and apparatus for production thereof | |
US5951452A (en) | Method and apparatus for the manufacture of infusion packages | |
US5114307A (en) | Apparatus for stacking slices | |
NL8006727A (nl) | Ketting van verbonden zakelementen. | |
JP2018509354A (ja) | バッグおよびバッグを作製する方法 | |
US6080093A (en) | Apparatus for wicket-top converting of a cross-laminated synthetic resin fiber mesh bag | |
US5466474A (en) | Method and apparatus for manufacturing infusion packages | |
EP2308758A1 (en) | Method and apparatus for manufacturing and filling flexible containers as well as the container obtained | |
US3996721A (en) | Commodity packaging | |
AU672563B2 (en) | Method and apparatus for forming and hermetically sealing slices of food items | |
JPH04102507A (ja) | ファスナー付き包装体の製造装置 | |
EP0704375A1 (en) | Method and apparatus for forming and hermetically sealing packages of sliced food items | |
JPH08216302A (ja) | 手提げ用の外装袋及びその外装袋を製造するための製袋機 | |
CZ282771B6 (cs) | Způsob balení potravinářského výrobku a zařízení k provádění tohoto způsobu |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |