NL8006522A - HAY CONSTRUCTION MACHINE. - Google Patents

HAY CONSTRUCTION MACHINE. Download PDF

Info

Publication number
NL8006522A
NL8006522A NL8006522A NL8006522A NL8006522A NL 8006522 A NL8006522 A NL 8006522A NL 8006522 A NL8006522 A NL 8006522A NL 8006522 A NL8006522 A NL 8006522A NL 8006522 A NL8006522 A NL 8006522A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
axis
rotation
support
rim
machine according
Prior art date
Application number
NL8006522A
Other languages
Dutch (nl)
Other versions
NL180064B (en
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NLAANVRAGE8006522,A priority Critical patent/NL180064B/en
Publication of NL8006522A publication Critical patent/NL8006522A/en
Publication of NL180064B publication Critical patent/NL180064B/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/661Mounting means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D43/00Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing
    • A01D43/02Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing with rakes
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1078Having only one row of rotors arranged on the same horizontal line perpendicular to the advance direction of the machine

Description

* 1 4 2084 B/Ned.* 1 4 2084 B / Ned.

C. van der Lely ÏT.V.C. van der Lely ÏT.V.

Weverskade 10, Maasland.Weverskade 10, Maasland.

"Hooibouwmachine""Hay construction machine"

De uitvinding heeft, betrekking 'op een hooibouw-machine met ten minste één om een opwaarts gerichte draaiings-as aandrijfbaar harkorgaan, dat voorzien is van buitenwaarts gerichte, zich op de hoogte van de grond bevindende tanden 5 die, gezien in bovenaanzicht, om ongeveer tangentiaal gerichte assen verzwenkbaar zijn ten opzichte van een draag-orgaan van het harkorgaan.The invention relates to a hay-making machine with at least one upwardly rotatable rotary shaft rake member, which is provided with outwardly directed, ground-level tines 5 which, viewed in plan view, are approximately tangentially oriented shafts are pivotable relative to a support member of the rake member.

Teneinde de kans op tandbreuk van de met de grond in aanraking komende tanden te verminderen, wordt volgens 10 de uitvinding voorgesteld de star uitgevoerde tanden om de ' bijbehorende zwenkassen vrij verzwenkbaar uit te voeren en tijdens bedrijf door centrifugaalkrachten in een werkstand te houden.In order to reduce the risk of tooth breakage of the teeth which come into contact with the ground, it is proposed according to the invention for the rigid teeth to make the associated pivot axes freely pivotable and to keep them in a working position during operation by centrifugal forces.

— De uitvinding - -------80 0 6 5 2 2--------------------- ----------------------------- - 2 -v- The invention - ------- 80 0 6 5 2 2 --------------------- ------------ ----------------- - 2 -v

De uitvinding zal nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.The invention will be explained in more detail with reference to the accompanying figures.

Fig. '1 is een bovenaanzicht van de machine in de werkstand zowel als in de transportstand.Fig. 1 is a plan view of the machine in the working position as well as in the transport position.

5 Fig. 2 is een achteraanzicht van een deel van de machine.FIG. 2 is a rear view of a portion of the machine.

Fig. 3 is een verticale doorsnede van een deel van het gestel en van een rotor.Fig. 3 is a vertical sectional view of part of the frame and of a rotor.

Fig. 4 is, gezien evenwijdig aan de draaiingsas, 10 een bovenaanzicht van een deel van een rotor, voorzien van maai organen.Fig. 4, seen parallel to the axis of rotation, 10 is a plan view of part of a rotor provided with mowing members.

Fig. 5 is gedeeltelijk een verticale doorsnede, gedeeltelijk een horizontaal aanzicht van de constructie volgens fig. 4# 15 Fig. 6 is een horizontaal aanzicht van een gedeelte van een rotor voorzien van een maaiorgaan.Fig. 5 is partly a vertical section, partly a horizontal view of the construction according to FIG. 4 # 15 FIG. 6 is a horizontal view of a portion of a rotor equipped with a cutting member.

Fig. 7 is een horizontaal aanzicht van een gedeelte van een rotor voorzien van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een maaiorgaan.Fig. 7 is a horizontal view of a portion of a rotor incorporating a second embodiment of a mowing member.

20 Fig. 8 is een radiaal aanzicht van een deel van een rotor voorzien van een maaiorgaan.FIG. 8 is a radial view of a portion of a rotor equipped with a cutting member.

„ Fig. 9 is een bovenaanzicht volgens de pijl IX in fig. 8.FIG. 9 is a plan view according to the arrow IX in FIG. 8.

Fig. 10 is een aanzicht evenwijdig aan de draaiings-25 as van een deel van een rotor voorzien van een combinatie van een maaiorgaan en een harkorgaan.Fig. 10 is a view parallel to the axis of rotation of a portion of a rotor including a combination of a cutting member and a rake member.

Fig. 11 is een radiaal aanzicht van een deel van de rotor volgens fig. 10.Fig. 11 is a radial view of part of the rotor of FIG. 10.

Fig. 12 is gedeeltelijk een doorsnede, gedeeltelijk 30 een aanzicht van een deel van een rotor voorzien van een combinatie van een maaiorgaan en een harkorgaan.Fig. 12 is partly a section, partly a view of a part of a rotor provided with a combination of a mowing member and a rake member.

Fig. 13 is een aanzicht van een deel van een rotor volgens de figuren 10 - 12, echter zonder harkorgaan.Fig. 13 is a view of part of a rotor according to FIGS. 10-12, but without a rake member.

Fig. 14 is, gezien evenwijdig aanv de draaiingsas, 35 een aanzicht van een deel van een rotor voorzien van een 1 8006522 - 3 -Fig. 14, seen parallel to the axis of rotation, 35 is a view of a part of a rotor provided with a 1 8006522 - 3 -

VV

„» *! combinatie van maai- en harkorgaan, met een derde uitvoeringsvorm van het maai orgaan."» *! combination of cutting and raking member, with a third embodiment of the cutting member.

Pig. 15 is een horizontaal aanzicht van een deel van een rotor volgens fig. 14.Pig. 15 is a horizontal view of part of a rotor of FIG. 14.

5 Pig. 16 is een horizontaal aanzicht van een deel van een rotor, voorzien van een tweede uitvoeringsvorm van een combinatie van een maai- en harkorgaan.Pig. 16 is a horizontal view of a portion of a rotor incorporating a second embodiment of a mowing and raking member combination.

Pig. 17 is een horizontaal aanzicht van de constructie volgens fig. 16 met opgeklapte combinatie van maai- en 10 harkorgaan in een transport stand.Pig. 17 is a horizontal view of the construction of FIG. 16 with the mower and rake assembly folded up in a transport position.

Het gestel van de machine of inrichting bestaat in hoofdzaak uit een bevestigingsdeel 1 en een draaggedeelte 2 (fig. 1 en 2). Het draaggedeelte 2 is op zichzelf opgebouwd uit een draagbalk 3» die zich althans gedeeltelijk be-15 vindt onder een uithouder 4. Het gestel van de machine is aan de achterzijde van een trekker 5 bevestigd en wel aan de beide onderste armen 6 respectievelijk 7 van de hefin-richting van een trekker 5, alsmede aan een topstang 8 van deze hefinrichtlng. 33e lengte van de topstang 8 is instel-20 baar, zodat de stand van de machine ten opzichte van de * i trekker kan worden gewijzigd. Aan de draagbalk 3 zijn twee rotoren 9 en 10 bevestigd, die draaibaar zijn om in de draagbalk 3 gelegerde, op afstand van elkaar aangebrachte draai-ingsassen 11 respectievelijk 12 (fig. t), Eeze draaiings-25 assen zijn onderling evenwijdig, opwaarts gericht en strekken zich beiden evenwijdig aan een in de rijrichting A gelegen verticaal vlak uit, terwijl zij tijdens bedrijf nagenoeg verti-' caal of zodanig hellend zijn opgesteld dat een hoger gelegen deel van elk van deze draaiingsassen, gezien in bovenaan-30 zicht en gerekend ten opzichte van de rijrichting A, vóór een lager gelegen deel ervan ligt.The frame of the machine or device mainly consists of a fastening part 1 and a carrying part 2 (fig. 1 and 2). The carrying part 2 is per se built up from a carrying beam 3 »which is at least partly located under an outrigger 4. The frame of the machine is mounted on the rear side of a tractor 5, namely on the two lower arms 6 and 7 respectively. the lifting device of a tractor 5, as well as on a top link 8 of this lifting device. The 33rd length of the top link 8 is adjustable, so that the position of the machine relative to the * i tractor can be changed. Two rotors 9 and 10 are mounted on the supporting beam 3, which are rotatable about spaced rotary axes 11 and 12 respectively mounted in the supporting beam 3 (fig. T). These rotary axes are mutually parallel, upwardly directed and both extend parallel to a vertical plane located in the direction of travel A, while in operation they are disposed substantially vertically or in such a manner that a higher part of each of these axes of rotation, viewed in top view and counted at with respect to the direction of travel A, in front of a lower part of it.

Aan de voorzijde van het bevestigingsdeel 1 is een bok 13 star bevestigd waarmee de machine aan de hef inrichting van de trekker 5 kan worden aangebracht. 33e bok 13 heeft de 35 vorm van een omgekeerde V of U en omvat aan beide laagst 8006522 - 4 -A trestle 13 is rigidly mounted at the front of the mounting part 1, with which the machine can be mounted on the lifting device of the tractor 5. 33rd trestle 13 has the shape of an inverted V or U and includes at both lowest 8006522 - 4 -

VV

gelegen uiteinden tappen 14 respectievelijk 15, die door in de onderste armen 6 respectievelijk 7 aangebrachte gaten zijn gestoken, terwijl nabij het bovenste punt van de bok 13 twee op afstand van elkaar aangebrachte, verticaal opgestelde 5 strippen 16 en 17 zijn bevestigde Nabij de voorste uiteinden van de strippen 16 en 17 zijn gaten aangebracht, die samenwerken met het achterste uiteinde van de topstang 8 van de hefinrichting van de trekker 5, terwijl de strippen 16 en 17 vanaf hun bevestiging aan de bok 13, althans gezien in 10 bovenaanzicht, evenwijdig naar achteren verlopen, en, in zijaanzicht, vanaf de bok 13 schuin naar beneden tot op de bovenzijde van het bevestigingsdeel 1 verlopen, waaraan zij door middel van lassen zijn bevestigd» Gezien in bovenaanzicht valt een uiteinde van de bok 13 ongeveer samen met 15 het van de rotoren.,3..^~-iQ“~aigelegen uiteinde van het be-vestigingsdeel 1, zodat dit uiteinde van het bevestigingsdeel 1, gezien in de rijrichting A, ongeveer samenvalt met het achterste uiteinde van de onderste arm 6 van de hef-inrichting van de trekker.located ends tap 14 and 15 respectively, which are threaded through holes arranged in the lower arms 6 and 7, while near the top point of the trestle 13 two spaced vertically arranged strips 16 and 17 are mounted Near the front ends holes of the strips 16 and 17 are provided, which co-act with the rear end of the top link 8 of the lifting device of the tractor 5, while the strips 16 and 17, from their attachment to the trestle 13, at least in plan view, are parallel to extending backwards and, in side view, from the trestle 13 sloping downwards to the top of the fastening part 1, to which they are attached by means of welding »Seen in top view, one end of the trestle 13 approximately coincides with the van the rotors., the end of the fastening part 1, so that this end of the fastening part 1, viewed in the direction of travel A, approximately alt with the rear end of the lower arm 6 of the tractor lifting device.

20' Het bevestigingsdeel 1 bestaat in hoofdzaak uit een kokervormige, prismatische balk, met een rechthoekige doorsnede, waarvan de langs as horizontaail en, gezien in boven-aanzicht, loodrecht op de rijrichting A is gelegen. Het naar de rotoren 9 en 10 gerichte uiteinde van het beves-25 tigingsdeel 1 reikt ongeveer tot het aan die zijde van de trekker 5 gelegen verticale, in de rijrichting A gelegen begrenzingsvlak van deze trekker. Het van de rotoren 9 en 10 afgelegen einde van het kokervormige bevestigingsdeel 1 wordt af gedicht door middel van een schot 18 die zich, ge-30 zien in bovenaanzicht, tot op enige afstand achter de achterste begrenzingslijn van het bevestigingsdeel 1 uit strekt.The fixing part 1 mainly consists of a tubular, prismatic beam, of rectangular cross-section, the longitudinal axis of which is horizontal and, seen in top view, perpendicular to the direction of travel A. The end of the fastening part 1, which faces the rotors 9 and 10, extends approximately to the vertical boundary surface of this tractor located on that side of the tractor 5, situated in the direction of travel. The end of the tubular fastening part 1 remote from the rotors 9 and 10 is sealed by means of a bulkhead 18 which, seen in plan view, extends some distance behind the rear boundary line of the fastening part 1.

Aan de bovenzijde en aan de onderzijde van het bevestigingsdeel 1, en wel nabij het naar de rotoren 9 en 10 gerichte uiteinde, zijn dragers 19 en 20 aangebracht ter be-35 vestiging van de uithouder 4 (fig. 1 en 2). Elk van de vier 8006522At the top and at the bottom of the fastening part 1, namely near the end directed towards the rotors 9 and 10, carriers 19 and 20 are arranged for securing the boom 4 (fig. 1 and 2). Each of the four 8006522

VV

- 5 - dragers 19 en 20 “bestaat uit een in hoofdzaak trapeziumvor-mige plaatstrip, die met één uiteinde aan het bevestigings-deel 1 is bevestigd en met het andere uiteinde buiten het bevestigingsdeel 1 uitsteekt» De beide dragers 19 strekken 5 zich loodrecht op de richting van de draaiingsassen 11 en 12 uit en zijn gezien evenwijdig aan deze draaiingsassen, recht boven elkaar gelegen en wel zodanig dat één uiteinde van beide dragers, gerekend ten opzichte van de rijrichting A, vóór het bevestigingsdeel 1 uitsteekt0 Voor de beide dragers 10 20 geldt in hoofdzaak hetzelfde, afgezien van het feit dat de vrije uiteinden ervan, gerekend ten opzichte van de rijrichting A, achter het bevestigingsdeel 1 uitstéken» ïïabij de vrije uiteinden van de vier dragers 19 en 20 zijn gaten 21 respectievelijk 22 'aangebracht en wel zodanig dat de hartlijnen van deze 15 gaten loodrecht op het vlak zijn gericht, waaraan de genoemde plaatstrippen evenwijdig zijn, terwijl de hartlijnen van de gaten 21 in de beide dragers 19 in eikaars verlengde liggen, en de hartlijnen van de gaten 22 in de beide dragers 20 eveneens in eikaars verlengde liggen» Een ongeveer verticaal gelegen 20 vlak door de in eikaars verlengde liggende hartlijnen van de beide gaten 21 en door de beide in eikaars verlengde liggende hartlynen van de gaten 22 valt gedeeltelijk samen met het nabij 4 gelegen eindvlak van de kokervormige gestelbalk 1» De dragers T9 respectievelijk 20 zijn vanaf hun bevestiging aan de boven-25 zijde van het bevestigingsdeel 1, gerekend ten opzichte van de rijrichting A en ten opzichte van het verticale symmetrievlak van de trekker 5, schuin naar voren buitenwaarts respectievelijk schuin naar achteren buitenwaarts gericht» De hartlijnen door de beide gaten 21 respectievelijk de beide gaten 22 30 zijn evenwijdig aan elkaar, liggen in een verticaal, in de rijrichting A gelegen vlak, en strekken zich evenwijdig aan de draaiingsassen van de rotoren 9 en 10 uit. De in het verlengde van het bevestigingsdeel 1 liggende uithouder 4 is door middel van een door de beide gaten 22 gestoken pen 23 en 35 door middel van nader te omschrijven aan de uithouder 4 be- 8006522 - 6 -- 5 - carriers 19 and 20 "consists of a substantially trapezoidal plate strip, which is attached at one end to the fastening part 1 and with the other end protruding outside the fastening part 1» Both supports 19 extend perpendicular to the direction of the rotation axes 11 and 12 and are seen parallel to these rotation axes, directly above each other, such that one end of both carriers, calculated in relation to the direction of travel A, protrudes before the fastening part 1 0 For both carriers 10 20 essentially the same applies, except that the free ends thereof protrude relative to the direction of travel A, protrude behind the fastening part 1. At the free ends of the four carriers 19 and 20, holes 21 and 22 'are respectively provided, such that that the center lines of these holes are oriented perpendicular to the plane to which the said plate strips are parallel, while the center lines of the holes 21 in the b both carriers 19 are in line with each other, and the centers of the holes 22 in both carriers 20 are also in line with each other »An approximately vertically located plane 20 through the centerlines of the two holes 21 extended in each other and through both in each other elongated cardiac axes of the holes 22 partly coincide with the end face of the tubular frame beam 1 located near 4. The carriers T9 and 20, respectively, are from their fastening on the top side of the fastening part 1, with respect to the direction of travel A and with respect to the vertical plane of symmetry of the tractor 5, directed obliquely forward outwards and obliquely backwards outwardly »The axes through the two holes 21 and the two holes 22 30 are parallel to each other, in a vertical direction of travel A planar and extend parallel to the rotational axes of rotors 9 and 10. The extension 4 lying in the extension of the fastening part 1 can be mounted on the extension 4 by means of a pin 23 and 35 inserted through the two holes 22.

VV

vestigde dragers zwenkbaar met het bevestigingsdeel 1 verbondene Ten einde de uithouder 4 in een stand, waarin deze in het verlengde van het bevestigingsdeel 1 ligt, te arreteren, kan door de beide gaten 21 een losneembare grendaL-5 pen 24 worden gestoken. De opbouw en de afmetingen van een doorsnede van de uithouder 4 is identiek aan die van het bevestigingsdeel 1. De uithouder 4 is met de pen 23 verbonden door middel van twee boven elkaar gelegen dragers 25, die, gezien in bovenaanzicht, nabij het aan de zijde van het be-10 vestigingsdeel 1 liggende uiteinde van de uithouder 4 is bevestigd en, ten opzichte van de rijrichting A, en in de richting'van de ligging van het bevestigingsdeel 1, schuin naar achteren uitsteekt9 Aan de voorzijde van de uithouder 4 zijn twee boven elkaar gelegen dragers 26 bevestigd, die, ten op-15 zichte van de rijrichting A, naar voren en schuin in de richting van de trekker 5 vóór deze uithouder uitstéken. In de vier dragers 25 en 26 zijn eveneens gaten aangebracht, die corresponderen met de gaten 22 respectievelijk 21 van de beide dragers 20' respectievelijk 19, en waarvan de hartlijnen, al-20 thans in de bedrijfsstand eveneens samenvallen met die van de gaten 22 respectievelijk 21.mounted carriers pivotally connected to the fastening part 1 In order to lock the jib 4 in a position in which it is an extension of the fastening part 1, a detachable locking pin 24 can be inserted through the two holes 21. The construction and dimensions of a cross-section of the bracket 4 is identical to that of the fastening part 1. The bracket 4 is connected to the pin 23 by means of two superimposed carriers 25, which, viewed in top view, close to the The end of the bracket 4 is located on the side of the fastening part 1 and protrudes obliquely backwards with respect to the direction of travel A and in the direction of the position of the fastening part 1. two superimposed carriers 26, which protrude forward and obliquely in the direction of the tractor 5 with respect to the direction of travel A in front of this jib. Holes are also arranged in the four carriers 25 and 26, which correspond to the holes 22 and 21 of the two carriers 20 'and 19, respectively, and the center lines of which, at present in the operating position, also coincide with those of the holes 22 and 19, respectively. 21.

De lengte van de dwars op de rijrichting A gelegen uithouder 4 bedraagt ongeveer 55 a 60 procent van de lengte van het bevestigingsdeel 1. De uithouder 4 ligt geheel buiten 25 het nabijgelegen verticale, in de rijrichting A gelegen be- grenzingsvlak van de trekker 5 o Op enige afstand van het van het bevestigingsdeel 1 &£ gelegen uiteinde van de uithouder 4 is zowel aan de voorzijde van de uithouder 4 als aan de achterzijde ervan een verticale plaatstrip 27 aangebracht, die 30 evenwijdig is gelegen aan een loodrecht op de rijrichting A gelegen verticaal vlak. Nabij het onder de onderzijde van de uithouder 4 gelegen uiteinde van deze plaatstrippen 27 zijn in elk van deze gaten aangebracht, waarvan de samenvallende hartlijnen in de rijrichting A en loodrecht op de richting 35 van de draaiingsassen van de rotoren 9 en 10 zijn gericht.The length of the bracket 4 located transversely to the direction of travel A is approximately 55 to 60 percent of the length of the fastening part 1. The bracket 4 lies entirely outside the adjacent vertical boundary surface of the tractor 5 located in the direction of travel A. At some distance from the end of the bracket 4 located on the fastening part 1 & £, a vertical plate strip 27 is arranged both on the front of the bracket 4 and on the back thereof, which is located parallel to a perpendicular to the direction of travel A vertical plane. Near the end of these plate strips 27 located under the underside of the bracket 4 are arranged in each of these holes, the coinciding axes of which are oriented in the direction of travel A and perpendicular to the direction of the rotational axes of the rotors 9 and 10.

8006522 * 4 - 7 -8006522 * 4 - 7 -

VV

Aan het van het bevestiging deel 1 afgelegen uiteinde van de uithouder 4 is een D-vormige houder 28 bevestigd en wel zodanig dat de beide benen van deze houder evenwijdig lopen aan een horizontaal, respectievelijk verticaal vlak, waarvan de 5 onderlinge snijlijn horizontaal en in de rijrichting A is gelegen» In het horizontale been 29 van de houder 28 ia een gat 30 aangebracht, waarvan de hartlijn evenwijdig aan de draaiingsassen van de rotoren 9 en 10 is gelegen»A D-shaped holder 28 is attached to the end of the spacer 4 remote from the fastening part 1, such that the two legs of this holder run parallel to a horizontal and vertical plane, of which the intersection lines are horizontal and in the direction of travel A is located »In the horizontal leg 29 of the holder 28 a hole 30 is arranged, the center line of which is located parallel to the rotational axes of the rotors 9 and 10»

Aan de uithouder 4 is de evenwijdig aan deze uit-10 houder gelegen draagbalk 3 zwenkbaar bevestigd, waartoe zowel aan de voorzijde van de uithouder 3 als aan de achterzijde ervan een plaatstrip 31 is bevestigd en wel zodanig dat deze plaat strippen, gezien in een richting loodrecht op de draaiingsassen 11 en 12, en in de rijrichting A, samenvallen» De 15 plaatstrippen 31 zijn evenwijdig aan een vlak door de draaiingsassen 11 en 12 gelegen en hebben een zodanige onderlinge afstand, dat de naar elkaar toegerichte zijvlakken van deze strippen een onderlinge afstand hebben, die iets groter is dan de afstand tussen de van elkaar afgelegen zijvlakken van 20 de plaatstrippen 27 welke laatste althans gedeeltelijk tussen de plaatstrippen 31 zijn gelegen» Nabij de van de draagbalk 3 afgelegen uiteinden van elk van de plaatstrippen 31 is een gat aangebracht, waarvan de hartlijnen samenvallen en zodanig zijn gelegen dat zij in de rijrichting A wijzen en loodrecht op 25 de richting van de draaiingsassen 11 en 12 van de rotoren 9 en 10 zijn gelegen» De plaatstrippen 31 zijn zodanig om de plaatstrippen 27 gelegen dat de hartlijnen van de gaten in de plaatstrippen 31 samenvallen met die van de in het voorgaande genoemde gaten in de onderzijde van de plaatstrippen 27» Door 30 deze vier gaten is een zwenkas 32 gestoken, die zich in de rijrichting A uitstrekt en uiteraard loodrecht op de draaiingsassen van de rotoren 9 en 10 is gelegen» De draagbalk 3 is met behulp van de zwenkas 32 verzwenkbaar ten opzichte van het bevestigingsdeel 1 en de uithouder 4« De draagbalk 35 3 is, gezien in bovenaanzicht, ten dele gelegen onder de uit- 8006522The supporting beam 3 located parallel to this outrigger 3 is pivotally attached to the bracket 4, for which purpose a plate strip 31 is attached to both the front of the bracket 3 and the rear thereof, such that this plate, seen in one direction perpendicular to the rotary axes 11 and 12, and in the direction of travel A, coincide. The 15 plate strips 31 lie parallel to a plane through the rotary axes 11 and 12 and have such a mutual distance that the side surfaces of these strips facing one another have a distance which is slightly greater than the distance between the spaced-apart side surfaces of the plate strips 27, the latter being at least partly located between the plate strips 31 »A hole is arranged near the ends of each of the plate strips 31 remote from the supporting beam 3 the axes of which coincide and are located so that they point in the direction of travel A and perpendicular to the direction of rotation shafts 11 and 12 of the rotors 9 and 10 are located »The plate strips 31 are arranged around the plate strips 27 such that the center lines of the holes in the plate strips 31 coincide with those of the aforementioned holes in the bottom of the plate strips 27 »A pivot shaft 32 is inserted through these four holes, which extends in the direction of travel A and is of course perpendicular to the rotational axes of the rotors 9 and 10.» The supporting beam 3 can be pivoted relative to the fixing part by means of the pivot shaft 32. 1 and the bracket 4 «The support beam 35 3, seen in plan view, is partly located underneath the 8006522

VV

- ö - houder 4 en wel zodanig, dat gezien in bovenaanzicht, ongeveer 65 procent van de lengte van de draagbalk 3 buiten de uithouder· 4 uitsteekt en wel aan die zijde, welke van het bevestigingsdeel 1 is af gekeerd en ligt, gezien in de rij-5 richting A en in bovenaanzicht, geheel buiten de begrenzing van de trekker 5« De draaiingsas van de rotor 9 is in de draagbalk 3 gelegerd en wel nabij dat uiteinde van deze draagbalk dat naar het bevestigingsdeel 1 is toegekeerd, terwijl de draaiingsas van de rotor 10 eveneens in de draag-10 balk 3 is gelegerd en wel nabij het uiteinde, dat van het · bevestigingsdeel 1 respectievelijk de uithouder 4 is af gekeerde De hartlijn van de draaiingsas· 11 van de rotor 9 snijdt de zwenkas 32 loodrechte Gezien in bovenaanzicht, is de zwenkas 32 aangebracht op een afstand van 25 h. 30 15 procent van de lengte van de uithouder van dat uiteinde ervan dat van het bevestigingsdeel 1 is afgekeerd» Aan de bovenzijde van de draagbalk 3 is een pen 33 bevestigd, waarvan de hartlijn zich ongeveer evenwijdig aan de hartlijnen van de draaiingsassen van de rotoren 9 en 10 uit3trekt en 20 welke pen door het er boven gelegen gat 30 is gevoerd, welk gat is aangebracht in het horizontale been van de · houder 28, terwijl de lengte van deze pen 33 zodanig is, •f dat zij zich over enige afstand boven het bovenvlak van het horizontale been van de houder 28 uitstrekt en wel tot een 25 hoogte die ongeveer overeenkomt met het bovenvlak van het bevestigingsdeel 1 en dat van de uithouder 4o De pen 33 wordt door het gat 30 ruim omsloten0 Om. dat gedeelte van de pen 33, dat boven het horizontale been 29 van de houder 28 uitsteekt, is een veer 34 aangebracht, die aan zijn onder-30 zijde op het bovenvlak van het been 29 afsteund, en aan zijn bovenzijde tegen de onderzijde van een veerring 35 afsteund, welke ring op zijn plaats wordt gehouden door een erboven gelegen moer 36, die op het van schroefdraad voorziene bovenste uiteinde van de pen 33 is aangebracht0 Door ver-35 draaiing van de moer 3β kan de spanning van de veer 34 800 6 5 2 2 >>- holder 4, such that, seen in plan view, approximately 65 percent of the length of the draw beam 3 protrudes beyond the bracket · 4, on that side, which faces away from the fastening part 1 and, seen in the row -5 direction A and in plan view, completely outside the boundary of the tractor 5 «The axis of rotation of the rotor 9 is mounted in the support beam 3, near that end of this support beam that faces the fastening part 1, while the axis of rotation of the rotor 10 is also alloyed in the supporting beam 3, namely near the end which faces away from the fastening part 1 and the bracket 4 respectively. The axis of the axis of rotation · 11 of the rotor 9 cuts the pivot axis 32 perpendicularly. top view, the pivot shaft 32 is arranged at a distance of 25 h. 30 15 percent of the length of the bracket of that end thereof which faces away from the fastening part 1 »A pin 33 is attached to the top of the supporting beam 3, the center line of which is approximately parallel to the center lines of the rotational axes of the rotors 9 and 10 and 20 which pin is passed through the hole 30 above it, which hole is provided in the horizontal leg of the holder 28, while the length of this pin 33 is such that it extends some distance above the top surface of the horizontal leg of the holder 28 extends to a height approximately corresponding to the top surface of the fixing part 1 and that of the bracket 40. The pin 33 is enclosed by the hole 30. that portion of the pin 33, which protrudes above the horizontal leg 29 of the holder 28, is provided with a spring 34, which supports on its bottom side on the top surface of the leg 29, and on its top side against the bottom side of a spring washer 35, which ring is held in place by an overlying nut 36, which is mounted on the threaded upper end of the pin 33. By rotating the nut 3β, the tension of the spring 34 800 6 5 2 2 >>

VV

- 9 - worden ingesteld „ Het gewicht van de draagbalk 3 en dat van de rotoren 9 en 10 kan worden opgenomen door de uithouder 4 via de zwenkas 32 en via de veer 34° Het is uiteraard ook mogelijk om de pen 33 zwenkbaar aan de hovenzijde van de draag-5 balk 3 te bevestigen,, De pen 33 is in bovenaanzicht gelegen tussen de draaiingsassen van de rotoren 9 sn 10 in„- 9 - can be adjusted „The weight of the draw beam 3 and that of the rotors 9 and 10 can be absorbed by the jib 4 via the pivot shaft 32 and via the spring 34 ° It is of course also possible to pivot the pin 33 on the top side of the carrier beam 3, ,, The pin 33 is located in plan view between the rotational axes of the rotors 9 sn 10 in

Aan de bovenzijde van de uithouder 4 is een zwenkas 37 aangebracht waarvan de hartlijn samenvalt met het verlengde van de hartlijn van de draaiingsas 11 van de rotor 9 o Habij de 10 bovenzijde van de zwenkas 37 is een drager 38 bevestigd, die om de hartlijn 37 zwenkbaar is en tevens, ten opzichte van de zwenkas 37 zelf, om een niet-getekende, zich loodrecht op de zwenkas 37 uitstrekkende, tweede zwenkas in op- en neerwaartse richting zwenkbaar is0 De lengte van de drager 38 is 15 iets groter dan de totale straal van de rotor 9 inclusief de aan deze rotor bevestigde bewerkingsorganen„ Aan het van de..-^· zwenkas 37 afgekeerde einde van de drager 38 is een in fig* 2 gestippeld aangeduide staafhouder 39 bevestigd, die zich vanaf de drager 38 in neerwaartse richting uitstrekt en met 2q deze drager een hoek van ongeveer 120° insluit„ Het onderste uiteinde van de staafhouder 39 is over een hoek van ongeveer 90° af gebogen en wel in een richting vanaf de zwenkas 37° Hit af gebogen ondereinde vormt een glijstaaf 40 en sluit in bovenaanzicht gezien een kleine hoek in met het verlengde van de 25 drager 38 (fig. 1)0 Aan de staafhouder 39 zijn een aantal ten opzichte van de glijstaaf 40 relatief dunne verenstalen staven 41 aangebracht, die zich evenwijdig aan de glijstaaf 40 uitstrekken en ongeveer evenwijdig aan de hartlijn van de glijstaaf 40 zijn gelegen» De staven 41 hebben om en om een verschillen-30 de lengte en vormen tezamen een geleidingsvlak voor te ver plaatsen gewas. De zwenkas 37 is ten dele coaxiaal omgeven door een instelorgaan 42, dat de vorm van een deel van een cylinder heeft en bestemd is voor het instellen van de richting van de drager 38 ten opzichte van de richting van de uit-35 houder 4. Daartoe is het plaatvormig instelorgaan 42 aan zijn 8006522 v - 10 - bovenzijde voorzien van een aantal kanteel-vormige uitspa*-' ringen 43 waarin de drager 38 naar keuze kan worden gelegd na verzwenking om de zwenkas 37 en de niet-getekende, bovengenoemde tweede zwenkas, De bovenzijde van het instelorgaan 5 42 alsmede de uitsparingen 43 liggen lager dan het bevesti gingspunt van de drager 38 aan de zwenkas 37. De dimensio-nering van de drager 38 en die van de staafhouder 39 is zodanig, dat wanneer de drager 38 in een van de uitsparingen 43 is gebracht, de glijstaaf 40 met de grond in aanraking is 10 en zich tijdens bedrijf in op- en neerwaartse richting vrij verzwenkbaar over de grond kan glijden. De in fig. 2 gestippeld aangeduide stand van het gelei dings orgaan komt overeen met de transportstand of met een stand, waarbij gewas kan worden verspreid waarbij het ondereinde van de staafhouder' 15 39 op de draagbalk 3 rust. Deze stand zal dus zowel bij de in fig. 1 gestippeld aangeduide stand van de draagbalk 3 worden toegepast, als bij de met getrokken lijnen aangegeven werkstand.At the top of the bracket 4 a pivot axis 37 is arranged, the center line of which coincides with the extension of the center line of the axis of rotation 11 of the rotor 9. On the top side of the pivot axis 37, a carrier 38 is mounted, which surrounds the center line 37 is pivotable and is also pivotable, relative to the pivot axis 37 itself, about a second pivot axis, which is not drawn, extending perpendicularly to the pivot axis 37 in the up and down direction. The length of the carrier 38 is slightly greater than the total radius of the rotor 9 including the machining members attached to this rotor. At the end of the support 38 remote from the pivot axis 37, a rod holder 39, shown in dotted lines, is attached, shown in FIG. direction and encloses an angle of approximately 120 ° with this carrier „The lower end of the rod holder 39 is bent over an angle of approximately 90 °, namely in a direction from the pivot axis 37 ° Hit bent off bottom end forms a sliding bar 40 and, viewed in top view, encloses a small angle with the extension of the carrier 38 (fig. 1) A number of spring steel bars 41, which are relatively thin with respect to the sliding bar 40, are arranged on the rod holder 39, which extend parallel to the sliding bar 40 and are located approximately parallel to the center line of the sliding bar 40. for different lengths and together form a guiding surface for crop to be moved. The pivot shaft 37 is partly coaxially surrounded by an adjusting member 42, which has the shape of a part of a cylinder and is intended for adjusting the direction of the carrier 38 relative to the direction of the holder 4. For this purpose the plate-shaped adjusting member 42 on its 8006522 top is provided with a number of tilt-shaped recesses 43 in which the carrier 38 can be placed optionally after pivoting about the pivot axis 37 and the above-mentioned second pivot axis The top of the adjusting member 42 and the recesses 43 lie lower than the point of attachment of the carrier 38 to the pivot shaft 37. The dimensioning of the carrier 38 and that of the rod holder 39 is such that when the carrier 38 is in one of the recesses 43 is brought in, the sliding bar 40 is in contact with the ground and can slide freely pivotally over the ground during operation in the up and down direction. The position of the guide member, indicated in dotted lines in Fig. 2, corresponds to the transport position or to a position in which crop can be spread, whereby the lower end of the rod holder '39 rests on the support beam 3. This position will therefore be used both in the position of the supporting beam 3 indicated in broken lines in Fig. 1 and in the working position indicated by solid lines.

Een tweede geleidingsorgaan met delen welke overeen-20 komen met de delen 37 - 43 van het bovenbeschreven geleidii^- ·A second guide member with parts corresponding to parts 37-43 of the above-described guide.

w Iw I

orgaan is bevestigd boven de rotor 10 en is constructief volkomen analoog als het bovenomschreven geleidingsorgaan. Een verschilpunt is, dat het boven de rotor fÖ aangebrachte geleidingsorgaan aan de bovenzijde van de draagbalk 3 is be-25 vestigd, zodat, daar zijn met de glijstaaf 40 overeenkomende glijstaaf eveneens vrij op- en neerzwenkbaar over de grond moet kunnen 'glijden de dimensionering iets anders is, omdat het bevestigingspunt ten opzichte van de grond lager is gelegen,member is mounted above the rotor 10 and is structurally completely analogous to the above-described guide member. A point of difference is that the guide member arranged above the rotor fo is mounted on the top of the supporting beam 3, so that, since the sliding bars corresponding to the sliding bar 40 must also be able to slide freely pivotable and descendable over the ground, the dimensioning is slightly different because the attachment point is lower to the ground,

In de transportstand en in een stand, waarbij gewas wordt ver-30 spreid rust het onderste uiteinde van een aan een drager 44 bevestigde staafhouder 45 op de bovenzijde van de uithouder 4.In the transport position and in a position in which crop is spread, the lower end of a rod holder 45 attached to a carrier 44 rests on the top side of the bracket 4.

Gezien in achteraanzicht en wel midden tussen de tappen 14 en 15-is aan de onderzijde van het bevestigingsdeel 1 een tandwielkast 47 bevestigd, waarin twee in elkaar grij-35 pende conische tandwielen 48 en 49 zijn aangebracht en wel zo- I» 8006522 - 11 - w danig dat de draaiingsas van het tandwiel 48 horizontaal en ongeveer in de rijrichting A is gelegen, terwijl de hartlijn van de draaiingsas van het tandwiel 49 ongeveer horizontaal is gerichfc an het verlengde van deze hartlijn^ de ·1 _ 5 hartlijn van de draaiingsas van het tandwiel 48 snijdt 0 Het tandwiel 49 is zodanig aangehracht dat het aan de zijde van de uithouder 4 van het tandwiel 48 is gelegen, zodat een telescopische tussenas 50 door middel van een universele koppeling op de as van het tandwiel 49^.aansluitbaar is0 10 Aan zijn van de tandwielkast 47 afgelegen uiteinde is de tussenas 50 door middel van een universele koppeling aan-sluitbaar op een tandwielkast 51 die op het naar het be-vestigingsdeel 1 toegekeerde uiteinde Tran dedraagbalk 3 is aangebracht o De tussenas 50 kan naar keuze op twee ver-15 schillende ingaande assen van de tandwielkast 51 worden aangeslotene De beide rotoren 9 en 10 zijn beide gelijktijdig door middel van de uitgaande as van de tandwielkast 51 aandrijfbaar0 De overbrengingsverhoudingen van de in de tandwielkast 51 aanwezige tandwielen is zodanig dat 20 bij een normaal uitgangstoerental van de uitgaande as van de trekker, welke as door middel van een tussenas rechtstreeks het tandwiel 48 kan aandrijven en waarvan het toeren- <« tal tijdens bedrijf ongeveer 540 omwentelingen per minuut zal bedragen, het toerental van de uitgaande as van de 25 tandwielkast 51, bij aandrijving van een ingaande as 52 van de tandwielkast 51, zodanig is dat beide rotoren 9 en 10 een toerental bezitten welke in de orde van grootte van 1500 è 2000 omwentelingen per minuut ligt, terwijl indien de tussenas 50 op de ingaande as 53 van de tandwielkast 51 30 wordt aangesloten, het toerental van de rotoren 9 en 10 in de orde van grootte van ongeveer 240 omwentelingen per minuut zal bedrageneSeen in rear view, in the middle between the studs 14 and 15, a gearbox 47 is mounted on the underside of the fixing part 1, in which two interlocking bevel gears 48 and 49 are arranged, such as: »8006522-11 Because the axis of rotation of the gear wheel 48 is horizontal and approximately in the direction of travel A, while the axis of the axis of rotation of the gear wheel 49 is oriented approximately horizontally along the extension of this axis of the axis of the axis of rotation. of the gear 48 cuts the gear 49 is mounted so that it is located on the side of the jib 4 of the gear 48, so that a telescopic intermediate shaft 50 can be connected to the shaft of the gear 49 by means of a universal coupling. At its end remote from the gearbox 47, the intermediate shaft 50 can be connected by means of a universal coupling to a gearbox 51 which on the end T facing the mounting part 1. The support beam 3 is fitted o The intermediate shaft 50 can optionally be connected to two different input shafts of the gearbox 51. The two rotors 9 and 10 are both drivable simultaneously by means of the output shaft of the gearbox 51. The gears present in the gearbox 51 are such that at a normal output speed of the tractor's output shaft, this shaft can directly drive the gear 48 by means of an intermediate shaft and the speed of which during operation is approximately 540 revolutions per minute. the speed of the output shaft of the gearbox 51, when driving an input shaft 52 of the gearbox 51, is such that both rotors 9 and 10 have a speed of the order of 1500 to 2000 revolutions per minute, while if the intermediate shaft 50 is connected to the input shaft 53 of the gearbox 51 30, the rotational speed of the rotors 9 and 10 will be on the order of about 240 revolutions per minute

Habij de legering van de rotor 10 is aan de achterzijde van de draagbalk 3 nog een in bovenaanzicht U-vormig 35 bevestigingsstuk 54 aangebracht, waarvan de benen voorzien 8006522 » - id - Ή zijn van in eikaars verlengde liggende gaten» De plaats van liet bevestigingsstuk 54 is zodanig, dat bij verzwenking van de uithouder 4 en de draagbalk 3 om de pen 23 (gestippelde stand in fig. 1) het gaffelvormige bevestigingsstuk 54 5 juist om het achtereinde van het naar achteren uitstekende eindschot 18 van het bevestigingsdeel 1 grijpt» ïïabij dit achtereinde van het schot 18 is een gat aangebracht en wel zodanig dat door dit gat en de beide gaten in de benen van het bevestigingsstuk 54 een grendelpen 55 (die identiek 10 met de pen 24 kan zijn) kan worden gestoken, welke de uithouder 4 en de draagbalk 3 gezamenlijk (3einde fig» 1 ge-: stippelde stand ten opzichte van het bevestigingsdeel 1 fixeert»In the case of the alloy of the rotor 10, a U-shaped 35 attachment piece 54, mounted in plan view, is provided on the rear side of the draw beam 3, the legs of which are provided 8006522 »- id - Ή with recessed holes» The location of the attachment piece 54 is such that when the jib 4 and the draw beam 3 are pivoted about the pin 23 (dotted position in fig. 1), the fork-shaped fastening piece 54 5 engages just around the rear end of the rearwardly projecting end partition 18 of the fastening part 1. this rear end of the partition 18 is provided with a hole, such that a locking pin 55 (which can be identical with the pin 24) can be inserted through this hole and the two holes in the legs of the fixing piece 54, which holder 4 and the carrier beam 3 fixes together (3 end fig »1: dotted position relative to the fixing part 1»

De aandrijving van de rotoren 9 en 10 is nader toe-.15 gelicht aan de hand van fig» 3e De bovengenoemde, zich in de lengterichting van de draagbalk 3 uitstrekkende en in het inwendige van deze balk gelegen uitgaande as 56 van de tandwielkast 51 draagt aan zijn nabij de draaiingsas 57 van de rotor 9 gelegen uiteinde een conisch tandwiel 56, dat 20 in aangrijping is met een op het bovenste uiteinde van de draaiingsas 57 aangebracht conisch tandwiel 59» De uitgaande as 56 is door middel van legers 60 en 61 gelegerd in S' inwendige schotten 62 respectievelijk 63; van de draagbalk 3» die verticaal zijn opgesteld en zich in de rijrichting A uit-25 strekken» Het conische tandwiel 59 is op zijn beurt in aangrijping met een conisch tandwiel 64, dat is aangebracht op het aan de zijde van de draaiingsas 57 gelegen uiteinde van een aandrijfas 65, waarvan de hartlijn in het verlengde ligt van de hartlijn van de uitgaande as 56. De aandrijfas 65 drijft 30 de rotor 10 aan op dezelfde wijze als de uitgaande as 56 de rotor 9 aandrijft» De aandrijfas 65 is nabij een nabij de as 57 gelegen uiteinde gelegerd door middel van een leger 66, die is aangebracht in een schot 67, dat evenwijdig aan de schotten 62 en 63 is opgesteld» 35 De draaiingsas 57 is direct onder het tandwiel 59 1 * 8006522 - 13 - y voorzien van een axiaal leger 68, dat zelf is opgesloten in het midden van een dwarsschot 69 van een stemorgaan 701 dit laatste is bestemd voor het fixeren van de richting van de draaiingsas 57 ten opzichte van de draagbalk 30 Daartoe 5 is het stemorgaan 57 aan zijn bovenzijde voorzien van een het dwarss chot 69 omsluitende, één geheel met dit schot vormende cirkelvormige stemrand 71·» dat aan zijn omtrek is voorzien van op regelmatige afstand van elkaar geplaatste bou-% ten 72 waarmee het stemorgaan 70 aan het ondervlak van de 10 draagbalk 3 is bevestigd» De draaiingsas 57 wordt op afstand onder het leger 68 nogmaals door het stemorgaan 70 ondersteund en wel door middel van van een tot het orgaan 70 behoren^ leger 73« 33e afstand tussen de legers 68 en 73 stemt ongeveer overeen met de breedte van de steunbalk 3» 15 gezien in bovenaanzicht» Het leger 73 is nabij het onderste eindvlak van het stemorgaan 70 aangebracht» Het stemorgaan 70 kan, zoals in fig» 3 is aangegeven, de vorm hebben van een afgeknotte kegel of pyramide, waarvan het kleinste loodrecht op de symmetrieas ervan gelegen eindvlak op de „ 20 genoemde afstand onder het daaraan evenwijdige grootste eindvlak is gelegen» Het zal duidelijk ζφι dat het steun-* orgaan 70 ook kan zijn opgebouwd in de vorm van afzonder lijke staven die het leger 73 verbinden met de stemrand 71 en welke staven, gerekend in de richting van de hartlijn 25 van de draaiingsas 57 en tevens gerekend In neerwaartse richting, onderling convergerend zijn opgesteld» Op korte afstand onder het leger 73 is een bus 74 coaxiaal om de draaiingsas 57 aangebracht en door middel van een stift 75 vast aan de draaiingsas 57 bevestigd» Aan de boven-30 zijde van de bus 74 is een ringvormige plaat 76 vastgelast welke plaat zich direct onder de onderzijde van het leger 73 bevindt» De ringvormige plaat is coaxiaal ten opzichte van de hartlijn van de draaiingsas 57 opgesteld en bezit een diameter die ongeveer gelijk is aan de totale lengte 35 van de draaiingsas 57» De ringvormige plaat 76 kan vanaf 8006522 - Η - de "bus 74 tot zijn buitenrand geheel gesloten zijn, maar kan ook een ringvormige velg· omvatten-die door middel van spaken met de bus 74 is verbonden,, Aan de bovenzijde van de plaat 76 is een coaxiaal ten opzichte van de hartlijn van de 5 draaiingsas 57 gelegen plaatvormige cylinder 77 bevestigd, waarvan de diameter ongeveer de helft van de diameter van de plaat 76 bedraagt0 Deze als bescherming tegen vervuiling dienstdoende cylinder 77 eindigt ter hoogte van de steun-rand 71 van het steunorgaan 70 j de diameter van de steun- ' 10 rand 71 is iets kleiner dan de diameter van de cylinder 77, terwijl de steunrand 71 nog juist gedeeltelijk binnen de cylinder 77 is gelegen. Aan de onderzijde van de steunbalk 3 is nog een ringkraag 78 bevestigd waarvan de binnendia-meter iets groter is dan de buitendiameter van de cy-15 - linder 77 en. waarvan de onderrand het bovengedeelte van de cylinder 77 over enige afstand op coaxiale wijze omsluit.The drive of the rotors 9 and 10 is explained in more detail with reference to FIG. 3. The aforementioned, extending in the longitudinal direction of the support beam 3 and located in the interior of this beam, carries the output shaft 56 of the gearbox 51 at its end, located near the axis of rotation 57 of the rotor 9, a bevel gear 56, which engages a bevel gear 59 mounted on the upper end of the axis of rotation 57. The output shaft 56 is bearing by means of bearings 60 and 61 in S 'internal partitions 62 and 63, respectively; of the draw beam 3 »which are arranged vertically and extend in the direction of travel A» The bevel gear 59 in turn engages with a bevel gear 64 mounted on the end located on the side of the rotary shaft 57 of a drive shaft 65, the center line of which is in line with the center line of the output shaft 56. The drive shaft 65 drives the rotor 10 in the same manner as the output shaft 56 drives the rotor 9. The drive shaft 65 is near a the shaft 57 located at the end is mounted by means of an bearing 66, which is arranged in a partition 67, which is arranged parallel to the partitions 62 and 63 »35 The axis of rotation 57 is provided directly under the gear wheel 59 * 8006522 - 13 - y of an axial bearing 68, which itself is enclosed in the center of a transverse bulkhead 69 of a voting member 701, the latter for fixing the direction of the axis of rotation 57 with respect to the beam 30 For this purpose, the voting member 57 is on its top provided with a transverse chot 69 enclosing, integrally formed with this bulkhead circular voting edge 71 · »which at its periphery is provided with regularly spaced bolts 72 with which the voting member 70 on the bottom surface of the supporting beam 3 is fixed »The axis of rotation 57 is supported at a distance below the bearing 68 again by the tuner 70 by means of a bearing 73 belonging to the member 70. The distance between the bearings 68 and 73 corresponds approximately to the width. of the support beam 3 »15 seen in plan view» The bearing 73 is arranged near the lower end face of the voting member 70 »The voting member 70, as shown in fig. 3, may have the shape of a truncated cone or pyramid, the smallest of which perpendicular to its axis of symmetry, the "20" mentioned distance is below the parallel largest end face. It will be appreciated that the support member 70 may also be in the form of separate rods connecting the bearing 73 to the voting edge 71 and which bars, arranged in the direction of the axis 25 of the axis of rotation 57 and also counting in the downward direction, are arranged convergingly »At a short distance below the In arm 73, a sleeve 74 is arranged coaxially around the axis of rotation 57 and is fixedly attached to the axis of rotation 57 by means of a pin 75. An annular plate 76 is welded to the top of the sleeve 74, which plate is located directly below the bottom of the bearing 73 is located »The annular plate is arranged coaxial to the axis of the axis of rotation 57 and has a diameter approximately equal to the total length 35 of the axis of rotation 57» The annular plate 76 can be used from 8006522 - Η - the " bush 74 is completely closed to its outer edge, but may also comprise an annular rim which is connected to bush 74 by means of spokes. At the top of plate 76, a coaxial plate-shaped cylinder 77 located with respect to the axis of the axis of rotation 57, the diameter of which is approximately half the diameter of plate 76. This cylinder 77, which serves as protection against pollution, ends at the support edge 71 of support member 70. The diameter of the support edge 71 is slightly smaller than the diameter of the cylinder 77, while the support edge 71 is located just partly within the cylinder 77. A ring collar 78, the inner diameter of which is slightly larger than the outer diameter of the cylinder 77 and 77, is attached to the underside of the support beam 3. whose bottom edge coaxially encloses the top portion of cylinder 77 for some distance.

De hoogte van de cylinder 77 bedraagt ongeveer 40 procent van de totale lengte van de draaiingsas 57,The height of the cylinder 77 is approximately 40 percent of the total length of the rotary axis 57,

Aan de onderzijde van de ringvormige plaat 76 zijn 20 op regelmatige afstanden een aantal, in dit geval zes, w.On the underside of the annular plate 76 there are 20 at regular intervals a number, in this case six, w.

pijpvormige spaken 79 aangebracht. De richting van de spaken 79 is zodanig dat de hartlijnen van deze spaken op een kegeloppervlak liggen, waarvan de top boven de plaat 76 op de hartlijn van de draaiingsas 57 ligt en waarvan de symme-25 trielijn met de hartlijn van de draaiingsas 57 samenvalt.tubular spokes 79 are provided. The direction of the spokes 79 is such that the centerlines of these spokes lie on a conical surface, the top of which is above the plate 76 on the centerline of the axis of rotation 57 and whose symmetry line coincides with the axis of the axis of rotation 57.

Aan de onderzijde van de spaken 79 is een velg 80 bevestigd die eveneens ringvormig is uitgevoerd en waarvan de buitendiameter ongeveer -1|· maal zo- groot is als de totale lengte van de draaiingsas 57. De ringvormige plaatvelg 80 is even-30 wijdig aan een vlak, dat loodrecht op de hartlijn van de draaiingsas 57 is gelegen. De velg 80 is bij voorbeeld door middel van niet-getekende spaken rechtstreeks op de draaiingsas 57 af gesteund. De afstand tussen de ringvormige plaat 76 en de velg 80 is ongeveer 40 procent van de totale 35 lengte van de draaiingsas 57 Nabij het ondereinde van de 8006522 - 15 - draaiingsas 57 is een schotel 81 draaibaar op de draaiings-as 57 aangebracht o De onderzijde van de schotel 81 bestaat uit een steunplaat 82 die de vorm heeft van een deel van een boloppervlak, waarvan het middelpunt boven de schotel 81 op ^ de hartlijn van de draaiingsas 57 ligt,, De steunplaat 82 i3 voorzien van een bus 83 die coaxiaal om de draaiingsas 57 ligt» In de ruimte tussen de buitenomtrek van de draaiingsas 57 en de binnenwand van de bus 83 zijn axiale legers 84 aangebracht, door middel waarvan de schotel 81 vrij draai-baar om de draaiingsas 57 is* Nabij de bovenzijde van de bus 83 is een zich loodrecht op de draaiingsas 57 uitstrekkende, bovenplaat 85 gelast en die zodanig ten opzichte van de steunplaat 82 is opgesteld, dat de cirkelvormige buitenomtrek van de steunplaat 82 en die van de vlakke boven-15 plaat 85 langs hun omtrek aan elkaar zijn bevestigd, zodat de schotel 81 aan zijn bovenzijde geheel is gesloten» De diameter van de bovenplaat 85 en die van de steunplaat 82 zyn beide gelijk en iets kleiner dan de diameter van de velg 80 » De velg 80 bezit aan zijn omtrek een omkraging 86 die vanaf 20 de velg 80 naar beneden is gericht en zich ongeveer uit strekt tot aan de bovenzijde van de bovenplaat 85.. De binnen-diameter van de omkraging 86 is iets groter dan de buitendiameter van de bovenplaat 85 o De rotor 10 is op geheel analoge wijze samengesteld als de rotor 9° 25 De hiervoor beschreven uitgsngsconstructie kan worden voorzien van alternatieve bewerkingsorganen, dat wil zeggen verschillende series machines elk met verschillende typen bewerkings organen of elke serie met verwisselbare bewerkings organen van verschillende soort, maar ook met 30 een combinatie van verschillende bewerkings organen,, In de uitvoeringsvoorbeelden zijn als voorbeeld maai organ en, hark-organen en een combinatie van beiden beschreven» In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 4 zijn beide in tegengestelde zin draaibare rotoren 9 en 10 voorzien van maaimessen 35 87, waarbij de door de messen van beide rotoren beschreven 8006522 - 16 - banen elkaar in' het midden overlappen' en die elk zijn aan gebracht op een ondersteuning 88 door middel van losneembare bouten of stiften 89» De ondersteuning 88 is, gezien evenwijdig aan de draaiingsas 57, nabij de rand van de velg 80 van 5 ‘ de rotor 9 respectievelijk 10 bevestigd, vanaf deze be vestiging althans tijdens bedrijf radiaal buitenwaarts gericht en bezit in dit aanzicht een in hoofdzaak rechthoekige vorm0 Het maaimes 87 (dikte ongeveer 1 mm) is in een verdieping van de bovenzijde van de ondersteuning 88 aangebracht en wel 10 zodanig dat dit maaimes gerekend in radiale richting buiten de buitenste rand van de ondersteuning 88 en tevens, gerekend ten opzichte van de draairichting B, buiten de voorzijde van het buitenste deel van de ondersteuning 88 uitsteekt „ De ondersteuning 88 is aan zijn naar de draaiingsas 57 toegekeerde 15 uiteinde om twee assen zwenkbaar met de velg 80 verbonden*Attached to the underside of the spokes 79 is a rim 80 which is likewise annular and whose outer diameter is approximately -1 times the length of the total length of the axis of rotation 57. The annular plate rim 80 is parallel to a plane perpendicular to the axis of the axis of rotation 57. The rim 80 is supported, for example, directly on the axis of rotation 57 by means of spokes (not shown). The distance between the annular plate 76 and the rim 80 is approximately 40 percent of the total length of the rotary axis 57 Near the lower end of the 8006522 - 15 rotary axis 57, a disk 81 is rotatably mounted on the rotary axis 57. of the tray 81 consists of a support plate 82 which is in the form of a part of a spherical surface, the center of which is above the tray 81 on the axis of the axis of rotation 57, The support plate 82 i3 provided with a sleeve 83 which is coaxial the axis of rotation 57 lies »In the space between the outer circumference of the axis of rotation 57 and the inner wall of the sleeve 83 axial bearings 84 are arranged, by means of which the cup 81 is freely rotatable about the axis of rotation 57 * Near the top of the sleeve 83 is a top plate 85 extending perpendicular to the axis of rotation 57 and disposed relative to the support plate 82 such that the circular outer circumference of the support plate 82 and that of the flat top plate 85 are attached to each other circumferentially so that the cup 81 is completely closed at its top side »The diameter of the top plate 85 and that of the support plate 82 are both equal and slightly smaller than the diameter of the rim 80» The rim 80 has at its periphery a rim 86 which is directed downward from rim 80 and extends approximately to the top of the top plate 85 .. The inner diameter of the rim 86 is slightly larger than the outer diameter of the top plate 85 The rotor 10 is composed in a completely analogous manner to the rotor 9 ° 25. The above-described output construction can be provided with alternative processing members, i.e. different series of machines each with different types of processing members or each series with interchangeable processing members of different types, but also with a combination of different processing members. In the exemplary embodiments, mowing members, rake members and a comb Inscription of both described »In the exemplary embodiment according to Fig. 4, both rotatable rotors 9 and 10 are provided with mowing knives 35 87, the paths described by the knives of both rotors being 8006522-16 overlapping in the middle and each mounted on a support 88 by means of detachable bolts or pins 89 The support 88, viewed parallel to the axis of rotation 57, is mounted near the edge of the rim 80 of 5 'the rotor 9 and 10, respectively, from this at least during operation, radially outwardly in operation and in this view has a substantially rectangular shape. 0 The cutting blade 87 (thickness about 1 mm) is arranged in a recess of the top side of the support 88, such that this cutting blade is calculated in the radial direction outside the outer edge of the support 88 and also, with respect to the direction of rotation B, outside the front of the outer part of the support 88 protruding „The support 88 is pivotally connected to the rim 80 on its end facing the axis of rotation 57 about two axes *

De ondersteuning 88 bezit nabij de velg een boring waardoor een zwenkas 90 is gestoken, welke zwenkas de draaiingsas 57 loodrecht kruist en ten opzichte van de buitenrand van de velg 80 nabij deze buitenrand en tevens tangentiaal ten op-^20 zichte ervan is opgesteld* De zwenkas 90 is door middel van twee aan weerszijden van de ondersteuning 88 gelegen steunen 91 bevestigd aan een plaatvormige drager 92 (fig* 4 en 5), die zich, evenals de ringvormige velg 80, evenwijdig aan een loodrecht op de draaiingsas 57 gelegen vlak is gelegen* De 25 drager 92 is· ten opzichte van de velg 80 zwenkbaar om een evenwijdig aan de draaiingsas 57 gelegen, de zwenkas 90 loodrecht kruisende zwenkas 93» Een vlak door de hartlijn van de draaiingsas 57 en de hartlijn van de zwenkas 93 vormt, gezien evenwijdig-aan de draaiingsas 57, bij· benadering een -30 symmetrievlak voor de ondersteuning 88 in de bedrijfsstand*The support 88 has a bore near the rim through which a pivot axis 90 is inserted, which pivot axis crosses the axis of rotation 57 perpendicularly and is disposed tangentially with respect to the outer edge of the rim 80 near this outer edge. pivot axis 90 is secured by means of two supports 91 located on either side of the support 88 to a plate-shaped support 92 (fig. 4 and 5), which, like the annular rim 80, is parallel to a plane perpendicular to the axis of rotation 57 located * The carrier 92 is pivotable relative to the rim 80 about a pivot axis 90 perpendicularly crossing the axis of rotation 57, the axis of rotation 90 intersecting the axis of the axis of rotation 57 and the axis of the axis of axis 93, seen parallel to the axis of rotation 57, approximately a -30 plane of symmetry for the support 88 in the operating position *

Gezien in horizontale richting en evenwijdig aan de hartlijn van de zwenkas-'90, is de onderrand 94 van <3·® ondersteuning 88 ongeveer vanaf de buitenrand van de drager 92 schuin neerwaarts en naar buiten'gericht tot aan het gebied waar 35 het maaimes 87 is-rgelegen* Deze stand van de onderrand 94 4 8006522 - 17 - wordt ingenomen tijdens normaal te drijf waarbij het meest binnenwaarts gelegen en tevens hoogste pijnt van de onderrand 94 van de ondersteuning 88 in aanraking met de buitenrand van de drager 92 is, zodat de ondersteuning 88 en bet 5 maaimes 87 ty’dens stilstand ran de rotoren op deze plaats op de drager en daarmee op de rotor kunnen afstemmen,, In deze ruststand bevindt bet maaimes 87 zich op de gewenste snyboogte boven de grond0 De ondersteuning 88 bezit nabij de zwenkas 90 en wel voornamelijk boven deze zwenkas een *10 uitstulping 95» In de bedrijfsstand (fig„ 4 en 5) bevindt de meest naar de draaiingsas 57 toegekeerde zijde van bet maaimes 87 zich op een afstand van de hartlijn van de draaiingsas 57 die ongeveer 1,4 maal zo groot is als de afstand van de hartlijn van de draaiingsas 57 tot aan de "15 buitenomtrek van de velg 80 (dit laatste is de grootste radiale afmeting van de rotor exclusief messen en onder-stemmingen)0 De totale diameter van de rotor, dus inclusief het maaimes 87 bedraagt ongeveer 1,7 maai de diameter van de buitenrand van de velg 80 0 Eet gehele maaimes 87 be-20 vindt zich dus op afstand buiten de velg 80 „When viewed horizontally and parallel to the axis of the pivot axis -90, the lower edge 94 of <3 · support 88 is approximately obliquely downward and outwardly from the outer edge of the carrier 92 to the area where the cutting blade is 87 is positioned * This position of the lower edge 94 4 8006522 - 17 - is assumed during normal buoyancy with the most inward and also highest pain of the lower edge 94 of the support 88 being in contact with the outer edge of the carrier 92, so that the support 88 and the 5 cutting blade 87 during standstill of the rotors can tune in this position on the carrier and thus on the rotor. In this rest position, the cutting blade 87 is at the desired cutting height above the ground. near the pivot axis 90, mainly above this pivot axis, a * 10 bulge 95 »In the operating position (fig. 4 and 5), the side of the cutting blade 87 which faces the rotary axis 57 is at a distance from the h art line of the axis of rotation 57 which is approximately 1.4 times the distance from the axis of the axis of rotation 57 to the outer circumference of the rim 80 (the latter being the largest radial dimension of the rotor excluding blades and bottom tuning) 0 The total diameter of the rotor, so including the cutting blade 87, is approximately 1.7 mowing, the diameter of the outer edge of the rim 80 0 The entire cutting blade 87 be-20 is therefore located at a distance outside the rim 80 "

Tijdens bedrijf wordt de ingaande as waarop het conische tandwiel 48 is bevestigd door middel van de tussenas gekoppeld met de uitgaande as van de trekker 5« De draaiende beweging van deze uitgaande as wordt via de tandwielen 48 25 en 49, de tussenas 50, de ingaande as 52 of 53 van de tand- , wielkast 51» de uitgaande as 56 van de tandwielkast 51» de conische tandwielen 58 en 59 overgedragen op de draaiingsas 57 van de rotor 9» respectievelijk via het conische tandwiel 59, het tandwiel 64 en de aandrijfas 65 overgebracht 30 op de draaiingsas van de rotor 10 „ Teneinde de machine in de transport stand te brengen wordt de grendelpen 54 losgenomen en worden de uithouder 4» de draagbalk 3 inclusief de rotoren 9 en 10 om de hartlijn van de pen 23 in achterwaartse richting over 180° verzwenkt, totdat de in het bevestigingsstuk 54 35 aangebrachte gaten samenvallen met het in het achtereinde van 8006522 - 18 - het schot 18 aangebrachte gat zodat de grendelpen 55, die identiek kan zijn met de grendelpen 24, door deze gaten wordt gestoken zodat verdraaiing van de verzwenkte delen ten opzichte van de trekker tijdens het transport ónmogelijk is0 Indien de uithou-5 der 4 en de draagbalk 3 zich in de werkstand bevinden kan de draagbalk 3 ten opzichte van een uithouder 4 om de zwenkas 32 verend verzwenken, waarbij de stand van de draagbalk 3 zich aan de oneffenheden van de grond kan aanpassen door in- of uitve-ring van de veer 34 (fig,3)o Deze standverandering van de draag-10 balk 3 ten opzichte van het bevestigingsdeel 1 en de uithouder 4 wordt voorgeschreven door het contact tussen de beide schotels 81 met de grond, Tijdens dit contact kunnen de schotels 81, vooral indien de draaiingsassen 57 schuin naar boven en naar voren zijn opgesteld, ten opzichte van de draaiingsas 57 vrij draaien, 15 Tijdens bedrijf zullen de combinaties van de ondersteuning 88 en het maaimes 87 waarvan op de velg 80 zes stuks op regelmatig verdeelde afstand zijn opgesteld, de in fig,5 getekende stand innemen. Tijdens bedrijf zal elk van de rotoren 9 en 10 draaien met een toerental van ongeveer 1500 h 2000 omwentelingen per 20 minuut, De door de maaimessen 87 van beide rotoren beschreven banen overlappen in bovenaanzicht gezien elkaar, De grotendeels door de uitstulping 95 geleverde massa van de ondersteuning 88, welke massa boven een door de hartlijn van de zwenkas 90 gaand loodrecht op de draaiingsas 57 gelegen vlak ligt, is zodanig ten 25 opzichte van de onder het laatstgenoemde vlak gelegen massa van de ondersteuning 88 en het maaimes 87 gedimensioneerd, dat de combinatie van ondersteuning en maaimes de in fig,5 weergegeven stand zal innemen waarbij het maaimes zich op de gewenste snij-hoogte bevindt en de aanlegkracht tussen de ondersteuning 88 30 (met name de schuine onderrand 94) en de buitenrand van de drager 92 als gevolg van laatstgenoemde dimensionering relatief gering is,Ontmoet nu de ondersteuning 88 respectievelijk het maaimes 87 tijdens de draaiing in de richting E een bodemoneffenheid of een andere hindernis dan zal de ondersteuning, die door de centri-35 fugaalkracht naar buiten gericht is, cm de hartlijn van de zwenk- 8006522 -19-.During operation, the input shaft on which the bevel gear 48 is mounted is coupled by means of the intermediate shaft to the output shaft of the tractor. The rotary movement of this output shaft is controlled by the gears 48 and 49, the intermediate shaft 50, the input shaft. shaft 52 or 53 of the gearbox, wheel housing 51 »the output shaft 56 of the gearbox 51» the bevel gears 58 and 59 transferred to the rotary shaft 57 of the rotor 9 »respectively via the bevel gear 59, the gear 64 and the drive shaft 65 transferred 30 to the axis of rotation of the rotor 10 "In order to bring the machine into the transport position, the locking pin 54 is released and the bracket 4" becomes the draw beam 3 including the rotors 9 and 10 about the axis of the pin 23 in the rearward direction. pivoted through 180 ° until the holes made in the mounting piece 54 35 coincide with the hole made in the rear end of 8006522-18 - the bulkhead 18 so that the locking pin 55, which may be identical to the g locking pin 24, which is inserted through these holes, so that rotation of the pivoted parts relative to the tractor during transport is impossible. If the holder 4 and the supporting beam 3 are in the working position, the supporting beam 3 can be relative to a bracket 4 resiliently pivotable about the pivot shaft 32, the position of the support beam 3 being able to adapt to the unevenness of the ground by inversion or inversion of the spring 34 (fig. 3). relative to the fastening part 1 and the bracket 4 is prescribed by the contact between the two plates 81 with the ground. During this contact, the plates 81, especially if the rotation axes 57 are arranged obliquely upwards and forwards, with respect to the rotation axis 57 freely rotate, 15 During operation, the combinations of the support 88 and the cutting blade 87, of which six pieces are arranged on the rim 80, at a regularly spaced distance, will be in the position shown in emen. During operation, each of the rotors 9 and 10 will rotate at a speed of about 1500 h 2000 revolutions per 20 minutes, The paths described by the blades 87 of both rotors overlap in top view seen from each other, The mass of the mass supplied by the protrusion 95 support 88, which mass is above a plane perpendicular to the axis of rotation 57 passing through the axis of the pivot axis 90, is dimensioned relative to the mass of the support 88 and the cutting blade 87 below the latter plane, such that the combination of support and mowing blade will assume the position shown in Fig. 5 with the mowing blade being at the desired cutting height and the contact force between the support 88 30 (especially the oblique bottom edge 94) and the outer edge of the carrier 92 due to the latter dimensioning is relatively small, now meet the support 88 and the cutting blade 87 during rotation in the direction E a bottom mon evenness or any other obstacle, the support, which is directed outwards by the centrifugal force, will be cm the center line of the pivot 8006522 -19-.

as 93 achterwaarts draaien (gestippelde stand in figö4).Deze verdraaiing zal uiteraard ook meegemaakt worden door de drager 92-, Indien de ondersteuning 88 hier Dij een zekere hoek naar achteren is verdraaid komt de schuine onderrand 94 in aan-raking met de afgeronde overgang tussen de velg 80 en de om-kraging 86* Tijdens de achterwaartse verzwenking van de ondersteuning 88 zal de schuine onderrand 94 langs de genoemde overgang opwaarts "bewegen, waardoor tevens het maaimes 87 van de grond af en daarbij eveneens van het obstakel af opwaarts 10 beweegt* De ondersteuning 88 vindt tijdens zijn achterwaartse verzwenking een aanslag in de vorm van één van de spaken 79 (fig04)0 De zoeven beschreven opwaartse beweging van de ondersteuning 88 tijdens het achteruitzwenken wordt mogelijk gemaakt door verzwenking om de hartlijn van de zwenkas 90o Nadat het 15 obstakel langs en onder de ondersteuning 88 is gepasseerd, zal de in de gestippelde stand in .fige4 gelegen ondersteuning 88 zich ten gevolge van de centrifugaalkracht weer buitenwaarts bewegen tot-dat de met getrokken lijnen aangeduide radiale evenwichtsstand weer is bereikt* De bovenstaande verzwenkings-20 mogelijkheid geldt ook voor de uitvoeringsvorm volgens fig.6, waarbij echter de onderrand 94 van de ondersteuning 88 tijdens bedrijf in zijn evenwichtsstand niet met het overige deel van de rotor in aanraking is, maar evenwijdig aan en op korte afstand boven de eveneens schuin naar beneden gerichte buitenrand van 25 de velg 80 is gelegen» Hierbij wordt bereikt, dat onmiddellijk nadat de ondersteuning 88 ten gevolge van het ontmoeten van een hindernis achterwaarts draait, de schuine onderrand 94 in aanraking komt met de geleidende velg 80 en dus ook onmiddellijk in opwaartse richting beweegt en daarbij 30 buiten het bereik van de hindernis geraakt. Hierbij is tevens vermeden dat de aanraking van de onderrand 94 met de velg 80 op minder schokkende wijze verloopt dan in bet geval van het uitvoeringsvoor-beeld van fig* 5, waarbij na een aanzienlijk grotere hoekverdraaiing de onderrand 35 9h· plotseling in aanraking komt met de rand van de velg 80» 8006522 - 20 -rotate shaft 93 backwards (dotted position in figö4). This rotation will of course also be experienced by the carrier 92-. If the support 88 here Thigh is rotated a certain angle backwards, the sloping lower edge 94 comes into contact with the rounded transition. between the rim 80 and the rim 86 * During the rearward pivoting of the support 88, the oblique lower edge 94 will move upward along said transition, thereby also cutting blade 87 from the ground and thereby also from the obstacle upward. moves * The support 88 finds a stop in the form of one of the spokes 79 during its rearward pivoting 79 (fig04). The above-described upward movement of the support 88 during reverse pivoting is made possible by pivoting about the axis of the pivot axis 90o. if the obstacle has passed along and under the support 88, the support 88 located in the dotted position in figure 4 will result The centrifugal force moves outward again until the radial equilibrium position indicated by solid lines has been reached again. The above pivotal possibility also applies to the embodiment according to Fig. 6, wherein however the lower edge 94 of the support 88 is in operation during operation. the equilibrium position is not in contact with the rest of the rotor, but is situated parallel to and at a short distance above the outer edge of the rim 80, which is likewise obliquely downwards. »This is achieved immediately after the support 88 as a result of the encountering an obstacle rotates rearwardly, the inclined lower edge 94 contacts the guiding rim 80 and thus also immediately moves upwards, thereby falling out of range of the obstacle. It is also avoided that the contact of the bottom edge 94 with the rim 80 is less shocking than in the case of the exemplary embodiment of Fig. 5, wherein the bottom edge 35 9h · suddenly comes into contact with a considerably greater angular rotation. the rim rim 80 »8006522 - 20 -

Volgens het uitvoeringsvoorbeeld van fige 6 gebeurt dit vrijwel onmiddellijk na liet begin van de achterwaartse ver-zwenking, zodat de ondersteuning 88 op beheerste wijze op de velg 80 zal glijden zonder nadelige opspringende be-5 wegingen o Hen rustige achterwaartse verzwenking van het maaimes wordt hij het ontmoeten van obstakels eveneens bevorderd door het feit dat het maaimes door middel van de ondersteuning 88 op afstand van de buitenrand van de velg 80 van de rotor is gelegen„ By het raken van een obstakel zal de optredende hoekversnelling minder groot zijnj daar immers de rotor over een grotere hoek kan verdraaien voordat het obstakel ontweken is en waarbij dus een grotere tijd ter beschikking staat totdat het obstakel ontweken is dan in het geval, dat het maaimes direct aan de 15 velg 80 zou zijn bevestigde Hierdoor zullen de optredende krachten op de bevestiging aan de velg alsmede de kracht die door het obstakel op het mes of op de ondersteuning wordt uitgeoefend, kLeiner zijn dan in het geval dat het maaimes 87 zelf rechtstreeks aan de velg 80 zou zijn 20 bevestigdeAccording to the exemplary embodiment of FIG. 6, this occurs almost immediately after the start of the rear swing, so that the support 88 will slide on the rim 80 in a controlled manner without any detrimental upward movement. It becomes quiet rear swing of the cutting blade. encountering obstacles is also aided by the fact that the mowing blade is located at a distance from the outer edge of the rim 80 of the rotor by means of the support 88. By hitting an obstacle, the angular acceleration occurring will be less as the rotor can rotate through a larger angle before the obstacle has been evaded and thus a longer time is available until the obstacle is evaded than in the case where the cutting blade is attached directly to the rim 80 This will cause the forces acting on the attachment on the rim as well as the force exerted by the obstacle on the blade or on the support, n then in case the blade 87 itself would be directly attached to rim 80 20

In figo 7 is een uitvoeringsvoorbeeld getekend waarbij het maaimes en de uithouder uit één strip veren-staal zijn bevestigde Het strip verenstaal is hiertoe aan een uiteinde voorzien van een krul 96 die zodanig gebogen 25 is dat deze krul de zwenkjas^ 90 nauw omsluit0 Ten dienste van de verwisseling van/maaimes dient in dit geval de zwenk-as 90 ten opzichte van de steunen 91 gemakkelijk losneembaar te zijn0 Be krul 96 eindigt aan de bovenzijde van de zwenkas 90 en gaat daarna over in een ongeveer horizontaal 30 gedeelte 97» Het van de zwenkas 90 afgekeerde einde van het horizontaal gedeelte 97 gaat over in een afbuiging 98 die zich ten opzichte van het deel 97 neerwaarts uitstrekt0 Aan de onderzijde van de afbuiging 98 is de verenstalen strip opnieuw af gebogen en wel van de zwenkas 90 af, waarbij een 35 mesgedeelte 99 wordt gevormd dat zich ongeveer horizontaal 8006522 - 21 - of iets neerwaartsuitstrekte Het-zwaartepunt ran het materiaal ran het ongereer horizontale gedeelte 97 ligt tijdens bedrijf ten gerolge ran de centrifugaalkracht boren de hartlijn ran de zwenkas 90 en het zwaartepunt ran het 5 mesgedeelte 99 onder deze hartlijn,» De totale in radiale richting gemeten lengte ran de delen 96-99 kan in principe gelijk zijn aan de totale radiale lengte ran de ondersteuning 88 en het maaimes 87. Ihdien de lengte ran het gedeelte 97 en die ran het mesgedeelte 99' erenlang 10 zijn blijft het mesgedeelte 99 tijdens bedrijf ten gerolgeFig. 7 shows an exemplary embodiment in which the cutting blade and the arm are attached from one strip of spring steel. The strip of spring steel is for this purpose provided at one end with a curl 96 which is curved such that this curl closely encloses the pivot jacket. In this case, the swivel shaft 90 must be easily detachable from the supports 91 with regard to the exchange of the cutting blade. 0 Curl 96 ends at the top of the swivel shaft 90 and then changes into an approximately horizontal section. the end of the horizontal portion 97 turned away from the pivot axis 90 changes into a deflection 98 which extends downwards relative to the part 97. At the bottom of the deflection 98 the spring steel strip is bent again, namely from the pivot axis 90, whereby a The blade portion 99 is formed which extends approximately horizontally 8006522-21 or slightly downward. The center of gravity of the material of the approximately horizontal portion 97 is During operation due to the centrifugal force, the center line of the pivot axis 90 and the center of gravity of the blade section 99 drill below this center line. »The total radial length of the parts 96-99 measured in principle can be equal to the total radial length of the support 88 and the cutting blade 87. If the length of the section 97 and that of the blade section 99 are long, the blade portion 99 will remain rolled during operation.

ran de centrifugaalkracht loodrecht op de hartlijn ran de draaiingsas 57.aftaan. Deze constructie rormt een eenroudige en goedkopere constructiere oplossing ten opzichte ran de uitroeringsrorm rolgens de figuren 4 - 6. In het uit-roeringsroorbeeld rolgens fig. 7 is de relg 80 niet roor-zien ran de neerwaarts af gebogen omkraging 86, maar ran een omkraging 86A die opwaarts is gebogen tot op een hoogte die ongereer orereenstemt met de borenzijde ran de zwenk-as 90, zodat, indien de rotor stil staat, het horizontale 20 gedeelte 97 op het borenste uiteinde ran de omkraging 86Arun the centrifugal force perpendicular to the axis of the axis of rotation 57. This construction forms a simple and cheaper constructional solution with respect to the rudder rorm according to figures 4 - 6. In the rudder example according to fig. 7, the relg 80 is not affected by the downwardly bent bend 86, but from a bend 86A which is bent upwardly to a height approximately in accordance with the drilling side of the pivot axis 90 so that, when the rotor is stationary, the horizontal portion 97 on the drill end of the casing 86A

kan rusten, waarbij roorkomen wordt dat het mesgedeelte 99 tijdens- stilstand op de grond rust hetgeen tot beschadigingen zou kunnen leiden. De schotel 81 sluit met zijn borenzijde (de _borenplaat 85) aan aan de onderzijde ran de relg 80j 25 bij- dezelfde hoogte ran de totale rotor is in dit geral de lengte ran de spaken 79 iets groter dan in de roorgaande uitroeringsroorbeelden.can rest, causing the blade portion 99 to rest on the ground during standstill which could lead to damage. The dish 81 connects with its drilling side (the drilling plate 85) to the underside of the ridge 80j at the same height of the entire rotor, in this case the length of the spokes 79 is slightly larger than in the corresponding rake samples.

- Hoewel in· fig0 7 roor elk mes alleen één de draaüngs-as loodrecht kruisende zwenkas-90 is getekend, is het 30 uiteraard ook mogelijk om analoog-aan de roorgaande figuren een-zich-erenwijdig aan de draaiingsas 57 uitstrekkende zwaik- 6..Although each knife is only drawn one pivot axis 90 perpendicularly to the axis of rotation in FIG. 7, it is of course also possible to swing in parallel with the axis of rotation 57 analogously to the figures. .

as 93 aan te brengen waarbij de steunen 91 weer τρ een drager 92 zijn berestigd, welke drager om de zwenkas 93 achterwaarts-zwenkbaar is. Teneinde tijdens de achterwaartse zwenk-35 beweging bij het ontmoeten ran obstakels het mesgedeelte 99 8006522 - 22 - opwaarts te kunnen laten verzwenken is het in dit geval van voordeel om de afbuiging 98 niet evenwijdig aan de draaiings-as 57 aan te brengen, maar gerekend vanaf het horizontale gedeelte 97 schuin naar buiten neerwaarts af te buigen, 5 zodat tijdens de achterwaartse verzwenking de schuin naar buiten en naar beneden lopende afbuiging 98 over de bovenste rand van de omkraging 86A opwaarts kan glijden, waardoor het mesgedeelte 99 zich eveneens weer in opwaartse richting van het obstakel kf kan verwijderen.shaft 93, the supports 91 again being mounted on a carrier 92, which carrier can be pivoted backwards about the pivot axis 93. In order to be able to pivot the blade part 99 8006522 - 22 - upwards during the backward swinging movement when encountering obstacles, it is advantageous in this case to arrange the deflection 98 not parallel to the axis of rotation 57, but calculated bend downwardly from the horizontal section 97, so that during the backward pivoting the downwardly inclined and downward deflection 98 can slide upwardly over the upper edge of the collar 86A, so that the blade section 99 also moves upwards again direction of the obstacle kf.

10 In de figuren 8 en 9 is een uitvoeringsvorm getekend waarbij een maaimes 100 op het van de velg 80 afgekeerde uiteinde van een ondersteuning 101 is bevestigd, en waarbij het meest buitenwaarts gelegen einde van het maaimes 100 buiten het meest buitenwaarts gelegen uiteinde van de onderin steuning 101 uitsteekt en waarbij, weer gerekend in de draai richting B, het snijgedeelte van het maaimes 100 vódr de voorste rand van de ondersteuning 101 uitsteekt» Het maaimes 100 en de ondersteuning 101 zijn aan de velg 80 bevestigd door middel van een zwenkas 102. Daartoe is de 20 ondersteuning 101 gelast aan een bus 103 die om de zwenkas 102 vrij verzwenkbaar is. De zwenkas 102 is vanaf de velg 80 opwaarts gericht en sluit een hoek in met een loodrecht op de draaiingsas 57 gelegen vlak. Deze hoek is bij voorkeur gelijk aan ongeveer 70° & 80°. De zwenkas is zodanig aan 25 de velg 80 bevestigd, dat de zwenkas, gerekend ten op zichte van de draairichting B en gerekend vanaf de velg 80, schuin naar boven en naar voren is gericht. De hartlijn van de zwenkas 102 is gelegen in een vlak dat tangentiaal gelegen is ten opzichte van een om de hartlijn van de draai-30 ingsas 57 coaxiale cylinder. Tijdens bedrijf zal het samen stel van het maaimes 100 en de ondersteuning 101 ten gevolge van de centrifugaalkracht een zodanige stand innemen, dat een loodrecht op de hartlijn van de draaiingsas gelegen verbindingslijn tussen deze hartlijn en het zwaartepunt van 35 het genoemde samenstel, de hartlijn van de zwenkas 102 zal m 8006522 - 23 - snijden* Indien het maaimes 100 of de ondersteuning 101 tijdens bedrijf een obstakel zal raken zal het samenstel van maaimes en ondersteuning achterwaarts en ten-gevolge van de boven beschreven stand van de zwenkas 102, tevens 5 opwaarts wegzwenken, daarbij het obstakel ontwijkende.Figures 8 and 9 show an embodiment in which a mowing blade 100 is mounted on the end of a support 101 remote from the rim 80, and the outermost end of the mowing blade 100 outside the outermost end of the bottom support 101 protrudes and wherein, again in the direction of rotation B, the cutting part of the cutting blade 100 protrudes before the front edge of the support 101 »The cutting blade 100 and the support 101 are attached to the rim 80 by means of a pivot shaft 102. For this purpose, the support 101 is welded to a sleeve 103 which is freely pivotable about the pivot axis 102. The pivot axis 102 is directed upwards from the rim 80 and encloses an angle with a plane perpendicular to the axis of rotation 57. This angle is preferably equal to about 70 ° & 80 °. The pivot axis is attached to the rim 80 such that the pivot axis, relative to the direction of rotation B and counting from the rim 80, is inclined upwards and forwards. The axis of the pivot axis 102 is located in a plane tangentially to an axis coaxial about the axis of the axis of rotation 57. During operation, the assembly of the cutting blade 100 and the support 101, due to the centrifugal force, will assume such a position that a connecting line perpendicular to the axis of the axis of rotation between this axis and the center of gravity of the said assembly, the axis of the pivot shaft 102 will cut m 8006522 - 23 - * If the mower blade 100 or the support 101 will hit an obstacle during operation, the mower blade and support assembly will reverse and due to the above described position of the pivot shaft 102, also 5 upward swing away, avoiding the obstacle.

In de fig. 10-12 zijn de rotoren elk voorzien van een aantal combinaties van verschillende bewerkingsorganen, waarbij elke combinatie bestaat uit een maaiorgaan en een harkorgaam. Een maaimes 104 is op de hierboven beschreven 10 wijze weer bevestigd aan de boven- en voorzijde van een onder steuning 105, welke ondersteuning weer door middel van een zwenkas 106 via de steunen 91 op de bovenzijde van de velg 80 zwenkbaar is bevestigd. De zwenkas 106 kruist de draai-ingsas 57 en is weer nabij de buitenrand van de velg 80 aan-15 gebracht. De zwenkas 106 sluit een hoek in met een lood recht op de draaiingsas 57 aangebracht vlak (fig, 11), en is zodanig aangebracht dat zij, gerekend vanaf de velg 80 en ten opzichte van de draairichting B, schuin naar voren en naar boven wijst, terwijl ze meer horizontaal dan vertikaal . 20 is gericht en de hartlijn ervan is gelegen in een vlak dat tangentiaal is aangebracht aan een cylinder waarvan de symmetrieas samenvalt met de hartlijn van de draaiingsas 57. Gerekend vanaf de zwenkas 106 verloopt de ondersteuning 105 in buitenwaartse richting schuin neerwaarts zodat althans 25 het grootste deel van de massa van de ondersteuning 105 en de massa van het maaimes 104 in de in fig. 12 getekende bedrijfsstand onder een vlak ligt dat loodrecht/de draaiingsas 57 is gelegen en dat door een punt van de zwenkas 106 loopt. De onderzijde van de ondersteuning 105 (fig. 12) is 30 weer zodanig uitgevoerd dat deze onderrand vanaf de over- gang tussen de velg 80 en de omkraging 86 schuin buitenwaarts naar beneden loopt. Nabij de laatstgenoemde overgang tussen de velg 80 en de omkraging 86 vormt de onderrand van de ondersteuning 105 samen met deze overgang samen-35 werkende aanslagvlakken, die verhinderen dat de ondersteuning 8006522 - 24 - 105 van de in fig» 12 getekende stand nog verder neerwaarts zouden kunnen verzwenken. De b-ovenzijde van het deel van de ondersteuning 105 dat nabij, aan weerszijden van en tevens boven de zwenkas 106 is gelegen wordt aan de bovenzode 5 begrensd door een plat begrenzingsvlak 107 (fig. 13), dat althans tijdens bedrijf evenwijdig is gelegen aan een loodrecht op de draaiingsas 57 gelegen ylak» Op dit vlak 107 is een cylindervormige houder 108 aangebracht waarvan de hartlijn loodrecht op het vlak 107 is gelegen en zich dus althans 10 tijdens bedrijf evenwijdig aan de hartlijn van de draaiingsas 57 uitstrekt. De diameter van het cylindrische oppervlak van de houder 108 is ongeveer 2 maal zo groot als de diameter van de zwenkas 106. De hartlijn van het cylindrische oppervlak van de houder 108 snijdt de hartlijn van de zwenk-15 as 106« De diameter van het cylindrische oppervlak van de houder 108 bedraagt ongeveer 80 procent van de hoogte van de houder 108 boven het vlak 107. Om de houder 108 en op het vlak 107 kan een drager 109 van een harkorgaan 110 worden geschoven. De drager 109 is een hol cylindrisch lichaam waarbij de binnendiameter van het cylindrische deel ervan gelijk of iets groter is dan de buitendiameter van het cylindrische deel van de houder 108. De drager 109 is aan één zijde van het cylindrische deel open, aan de andere zijde, de bovenzijde is de drager door een deksel-„ vormig afsluitdeel af gedicht. De lengte, gerekend in de richting van de hartlijn van het cylindrische deel van de drager 109, is ongeveer maal zo groot als de in overeenkomstige richting gemeten lengte van de houder 108,In Figs. 10-12, the rotors are each provided with a number of combinations of different processing members, each combination consisting of a mowing member and a rake frame. A cutting blade 104 is reattached to the top and front of a support 105 in the manner described above, which support is again pivotally mounted on the top of the rim 80 via a pivot 106 via the supports 91. The pivot shaft 106 crosses the pivot axis 57 and is again placed near the outer edge of the rim 80. The pivot axis 106 encloses an angle with a plane disposed perpendicularly to the axis of rotation 57 (fig. 11), and is arranged such that, counting from the rim 80 and relative to the direction of rotation B, it points obliquely forwards and upwards while being more horizontal than vertical. 20 is oriented and its axis is located in a plane tangentially arranged to a cylinder whose axis of symmetry coincides with the axis of the axis of rotation 57. Calculated from the pivot axis 106, the support 105 extends in an outward direction so that at least the largest part of the mass of the support 105 and the mass of the cutting blade 104 in the operating position shown in Fig. 12 is below a plane perpendicular to the axis of rotation 57 and passing through a point of the pivot axis 106. The underside of the support 105 (fig. 12) is again designed such that this lower edge runs obliquely outward from the transition between the rim 80 and the rim 86. Near the latter transition between the rim 80 and the rim 86, the lower edge of the support 105 forms cooperating abutment surfaces together with this transition, which prevent the support 8006522 - 24 - 105 from the position shown in Fig. 12 even further downwards. could pivot. The b-oven side of the part of the support 105 which is located near, on both sides of and also above the pivot axis 106 is bounded at the top sod 5 by a flat boundary surface 107 (fig. 13), which is at least parallel during operation. a ylak located perpendicular to the axis of rotation 57. A cylindrical holder 108 is arranged on this plane 107, the axis of which is perpendicular to the plane 107 and thus extends at least parallel to the axis of the axis of rotation 57 during operation. The diameter of the cylindrical surface of the holder 108 is about twice as large as the diameter of the pivot shaft 106. The centerline of the cylindrical surface of the holder 108 intersects the centerline of the pivot shaft 106. The diameter of the cylindrical The surface of the container 108 is approximately 80 percent of the height of the container 108 above the plane 107. A carrier 109 of a rake 110 can be slid around the container 108 and on the surface 107. The carrier 109 is a hollow cylindrical body, the inner diameter of the cylindrical part of which is equal or slightly larger than the outer diameter of the cylindrical part of the container 108. The carrier 109 is open on one side of the cylindrical part, on the other side the top is sealed off by the cover by a cover-shaped closing part. The length, calculated in the direction of the axis of the cylindrical part of the carrier 109, is approximately twice as great as the length of the holder 108, measured in a corresponding direction,

Het harkorgaan 110 bestaat uit een groep van twee 30 uit één stuk verenstaaldraad vervaardigde harktanden, die gerekend evenwijdig aan de draaiingsas 57 boven elkaar zijn gelegen, De bovenste tand 111 (fig. 12) is door middel van windingen 113 bevestigd aan de drager 109, de onderste tanden 112 van elke groep 110 zijn bevestigd met windingen 35 114. Een verbindingsdeel tussen de windingen 113 en 114 8006522 - 25 - is door middel van een bevestigingsbout of stift 115, die door de drager 109' gestoken kan worden, aan deze drager bevestigd. In gemonteerde toestand (fig. 12) ligt de onderzijde van de bout 115 juist boven de bovenzijde van de zich 5 binnen in de drager 109 bevindende houder 108. Aan de onder zijde van de drager 109 is een bevestigingsplaat 116 aangebracht die zich evenwijdig uitstrekt aan een vlak dat loodrecht staat op de hartlijnen van de cylindrische delen van de houder 108 en de drager 109. Het van de drager 109 10 af gekeerde begrenzingsvlak aan de bevestigingsplaat 116 rust in gemonteerde toestand op het begrenzingsvlak 107 van de ondersteuning 105» In de bevestigingsplaat 116 is op afstand van de drager 109 een gat aangebracht, waarvan de hartlijn door draaiing van de drager 109 om zijn langs-15 symmetrieas kan samenvallen met een aantal, bijvoorbeeld twee, in de ondersteuning 105 aangebrachte gaten waarvan een gat 117 in fig, 10 zichtbaar is. Door het in de bevestigingsplaat 116 aangebrachte gat en een van de in de uithouder 105 aangebrachte gaten kan een losneembare bout , 20 of stift 118 worden gestoken, zodat de drager 109 tezamen met het eraan bevestigde harkorgaam 110 in verschillende standen ten opzichte van de ondersteuning 105 en het maai-mes 104 kan worden opgesteld. De tanden 111 en 112 verlopen in de werkstand en gezien evenwijdig aan de draaiingsas 57 25 (fig. 10) vanaf de windingen 113 respectievelijk 114, ge rekend ten opzichte van de draairichting B in achterwaartse richting. Het deel van deze tanden 111 en 112 dat aansluit bij de windingen 113 en 114 ligt dus gerekend ten opzichte van de draairichting B althans ten dele, achter 30 een radiaal door de hartlijn van de draaiingsas 57 en de hartlijn van het cylindrische deel van de drager 109. Be einden van de tanden 111 en 112 zijn gerekend ten opzichte van de richting waarin de binnenste delen van de tanden zich uitstrekken, in de richting van de draaiing B af gebogen, en wel 35 zodanig dat, in een eerste stand, gezien evenwijdig aan de 8006522 - 26 - draaiingsas 57, een radiaal getrokken door de hartlijn Tan de draaiingsas 57 en het buigpunt 121 respectievelijk 122 van de tanden 111 en- 112 (vanaf welke punten de tandeinden 119 respectievelijk 120 in de draairichting B zijn gebogen), deze tandeinden 119 en 120 gerekend ten opzichte van de draairichting B vóór deze radiaal liggen, terwijl in een tweede, in fig. 10 gestippeld aangeduide stand, de richting van het tandeinde 119 respectievelijk 120 samenvalt met de richting van de hierboven genoemde radiaal.The rake member 110 consists of a group of two rake teeth made of one piece of spring steel wire, which are located one above the other, parallel to the axis of rotation 57. The top tooth 111 (fig. 12) is attached to the carrier 109 by means of windings 113, the lower teeth 112 of each group 110 are attached with windings 35 114. A connecting part between the windings 113 and 114 8006522 - 25 - is attached to this carrier by means of a mounting bolt or pin 115, which can be inserted through the carrier 109 '. confirmed. In mounted condition (fig. 12), the underside of the bolt 115 lies just above the top side of the holder 108 located inside the carrier 109. On the underside of the carrier 109 a mounting plate 116 is arranged which extends parallel to a plane which is perpendicular to the axes of the cylindrical parts of the holder 108 and the carrier 109. The boundary surface of the mounting plate 116 remote from the carrier 109 10 rests in mounted condition on the boundary surface 107 of the support 105 »In the mounting plate 116, a hole is provided at a distance from the carrier 109, the center line of which, by rotating the carrier 109 about its longitudinal axis of symmetry, can coincide with a number, for instance two holes, arranged in the support 105, of which a hole 117 in fig. is visible. A detachable bolt, 20 or pin 118 can be inserted through the hole provided in the mounting plate 116 and one of the holes provided in the bracket 105, so that the carrier 109 together with the attached rake frame 110 in different positions relative to the support 105 and the cutting blade 104 can be arranged. The teeth 111 and 112 extend in the working position and seen parallel to the axis of rotation 57 (fig. 10) from the windings 113 and 114, respectively, relative to the direction of rotation B in the rearward direction. The part of these teeth 111 and 112 which adjoins the windings 113 and 114 is thus calculated, at least partly in relation to the direction of rotation B, behind a radial through the center line of the axis of rotation 57 and the center line of the cylindrical part of the carrier. 109. The ends of the teeth 111 and 112 are counted relative to the direction in which the inner parts of the teeth extend, bent in the direction of the rotation B, such that, in a first position, seen parallel to the 8006522 - 26 - axis of rotation 57, a radial drawn through the axis of the axis of rotation 57 and the inflection points 121 and 122, respectively, of the teeth 111 and - 112 (from which points the tooth ends 119 and 120 are bent in the direction of rotation B), these tooth ends 119 and 120, calculated relative to the direction of rotation B before they lie radially, while in a second position, indicated in dotted lines in fig. 10, the direction of the tooth end 119 and 120 coincide with t the direction of the above radial.

Tijdens bedrijf kunnen de rotoren in de eerste plaats zijn uitgerust met uitsluitend door middel van de ondersteuningen 105 aangebrachte maaimessen 104, waarbij de hark-organen 110 na losneming van de bouten of stiften 118 zijn verwijderd. In dit geval zullen de ondersteuningen 105 en de maaimessen 104 tijdens bedrijf ten gevolge van de centrifu-gaalkracht de in fig. 12 aangeduide stand innemen, waarbij de massa van de boven de zwenkas 106 gelegen houder 108 ten opzichte van de in hoofdzaak onder een loodrecht op de draaiingsas gelegen, de hartlijn van de zwenkas 106 omvattend vlak gelegen massa van de ondersteuning 105 en het maaimes 104 zodanig is gekozen dat de onderrand van de ondersteuning 105ter plaatse van de overgang tussen de velg 80 en de om-kraging 86 met relatief geringe kracht aanligt. Indien de ondersteuning 105 op het maaimes 104 een obstakel raakt kunnen deze beide ten gevolge van de schuine stand van de zwenkas 106 (fig. 11) schuin opwaarts en achterwaarts, dus van het obstakel af, wegzwenken. Tijdens het maaien kan volgens de uitvindingsgedachte echter ook gebruik gemaakt worden van de harkorganen 110. Nadat de drager 109 van het harkorgaan 110 op de houder 108 is geschoven en door middel van de bout of stift 118 is vastgezet, wordt gewerkt met behulp van het samengesteld bewerkingsorgaan zoals dit in de figuren 10 - 12 is voorgesteld. Het door het maaimes 104 gemaaide gewas vliegt over het maaimes heen, wordt door de tanden 111 en 112 van het harkorgaan 110 gegrepen en daarna 8006522 - 27 - door de In tegengestelde· draaizin draaiende rotoren (de pijlen D in fig. 1) tussen deze rotoren- door naar achteren gevoerd op analoge wijze zoals dit bij een cirkelhooier het geval is. De geleidingsorganen die gevormd worden door de 5 door de staven 41 respectievelijk 46 gevormde geleidings- vlakken kunnen daarbij, zoals in fig. 1 is getekend, in achterwaartse richting convergerend zijn opgesteld, zodat het gemaaide gewas in een zwad wordt afgelegd waarvan de breedte wordt bepaald door de onderlinge afstand van de 10 achterste uiteinden van de overeenkomstige staven 41 respectievelijk .46, een breedte die kleiner is dan de maai-breedte van de rotoren. Het is echter ook mogelijk om de geleidingsorganen op te klappen, zoals dit gestippeld in fig. 2 is aangegeven, zodat het naar achteren geslingerde 15 gemaaide gewas niet in aanraking komt met deze geleidings organen en het gewas achter de rotoren wordt uitgespreid* Door de toepassing van de harkorganen 110 in combinatie met de maaiorganen ontstaat het belangrijke voordeel dat het gemaaide gewas veel effektiever in een zwad kan 20 worden samengebracht, respectievelijk kan worden verspreid, dan wanneer de maaiorganen (de maaimessen 104 en de ondersteuningen 105) alleen aanwezig zouden zijn zonder de harkorganen 110. De te kiezen stand van de tanden 111 en 112, dat wil zeggen de in fig. 10 met getrokken lijnen aangeduide 25 stand respectievelijk de met gestippelde lijnen aangeduide stand is afhankelijk van het feit of het gewas dient te worden verspreid (met getrokken lijnen aangeduide stand) dan wel in een zwad moet worden verzameld met behulp van de in fig. 1 aangeduide stand van de geleidingsorganen 30 41 en 46. Ih het laatstgenoemde geval is het wenselijk om de tanden 111 en 112 in de in fig. 10 met gestippelde lijnen aangeduide stand te plaatsen.In operation, the rotors may, in the first place, be equipped with mowing blades 104 arranged exclusively by means of the supports 105, the rake members 110 being removed after the bolts or pins 118 have been loosened. In this case, due to the centrifugal force, the supports 105 and the mower blades 104 will assume the position shown in FIG. 12 during operation, the mass of the container 108 located above the pivot axis 106 relative to the substantially perpendicular located on the axis of rotation, comprising the centerline of the pivot shaft 106, the flat mass of the support 105 and the cutting blade 104 is selected such that the lower edge of the support 105 at the location of the transition between the rim 80 and the rim 86 with relatively small strength is applied. If the support 105 on the cutting blade 104 hits an obstacle, both of these can swing away obliquely upwards and backwards, i.e. away from the obstacle, due to the inclination of the pivot shaft 106 (fig. 11). During mowing, however, according to the inventive idea, use can also be made of the rake members 110. After the carrier 109 of the rake member 110 has been slid onto the holder 108 and is secured by means of the bolt or pin 118, work is carried out using the composite processor as shown in Figures 10-12. The crop mowed by the mower blade 104 flies over the mower blade, is gripped by the tines 111 and 112 of the rake 110 and then 8006522 - 27 - by the rotors rotating in the opposite direction (the arrows D in fig. 1) between these rotors - fed backwards in an analogous way as is the case with a circular hay. The guide members formed by the guide surfaces formed by the rods 41 and 46, respectively, can here be arranged converging in the rearward direction, as shown in fig. 1, so that the mown crop is deposited in a swath, the width of which is determined by the mutual distance of the rear ends of the corresponding bars 41 and 46, respectively, a width smaller than the cutting width of the rotors. However, it is also possible to fold up the guide members, as shown in dotted lines in fig. 2, so that the cut crop thrown backwards does not come into contact with these guide members and the crop is spread behind the rotors * By the application of the rake members 110 in combination with the mowing members, the important advantage arises that the mowed crop can be brought together in a swath much more effectively, or can be spread, than if the mowing members (the mower blades 104 and the supports 105) would only be present without the rake members 110. The position of the tines 111 and 112 to be selected, ie the position indicated by solid lines in Fig. 10 and the position indicated by dotted lines, depends on whether the crop is to be spread (with solid lines) or must be collected in a swath using the position indicated in fig. guide members 41, 46. In the latter case, it is desirable to place the teeth 111 and 112 in the position indicated by dotted lines in FIG.

Ook de hooibouw zelf kan worden uitgevoerd met behulp van dèzelfde machine die, zoals hierboven is be-35 schreven (fig. 10 - 12), wordt gebruikt voor het maaien.The hay building itself can also be carried out using the same machine which is used for mowing, as described above (fig. 10-12).

8006522 - 28- waarbij 'de omwentelingssnelheid voor de hooibouw in de orde van grootte· van 240- omwentelingen per minuut bedraagt, - en tijdens het maaien Ί500-- 2000 omwentelingen per minuut . Hierbij zal de ondersteuning 105 als het ware als een tand, 5 zij het niet een elastisch naar achteren uitwijkbare tand, dienst doen, In het geval dat het gewenst is dat de ondersteuning voor dit doel achterwaarts uitwijkbaar is, kan deze om een opwaarts gerichte, niet-getekende zwenkas ten opzichte van de zwenkas 106, de drager 109 en het harkorgaan jq 110 worden bevestigd; door de centrifugaalkracht wordt als het ware een elastisch terugzwenken verkregen (vergelijk ook de figuren 14 en 15). Het maaimes 104 kan in dit geval, indien gewenst, worden verwijderd door de bouten of stiften 89 los te nemen, Indien het maaimes 104 niet wordt ver-* -J5 wijderd worden de hooistengels tijdens de hooibouw in kleinere stukken gesneden, hetgeen bij de latere verwerking van het verkregen hooi, zoals tijdens het oprapen en het opslaan tot aanzienlijke voordelen kan leiden, De machine volgens de fig. 10-12 is dus een -universele machine die zowel 20 voor het maaien als voor de hooibouw zelf kan worden toe gepast, zodat hiermee voor deze doelen afzonderlijke machines wordt vermeden.8006522 - 28- where 'the rotational speed for haymaking is of the order of 240 revolutions per minute, - and during mowing --500-- 2000 revolutions per minute. Here, the support 105 will serve as a tooth, as it were, albeit not an elastically deflectable tooth, In the event that it is desired that the support is deflectable backwards for this purpose, it can be arranged around an upwardly directed, pivot axis (not shown) relative to the pivot axis 106, the carrier 109 and the rake member jq 110 are attached; the centrifugal force gives an elastic backward swing, as it were (compare also figures 14 and 15). In this case, the mower blade 104 can be removed, if desired, by loosening the bolts or pins 89. If the mower blade 104 is not removed, the hay stems are cut into smaller pieces during the haymaking process, which in the later processing the hay obtained, such as during pick-up and storage, can lead to considerable advantages. The machine according to fig. 10-12 is thus a universal machine which can be used both for mowing and for hay-making itself, thus avoiding separate machines for these purposes.

De gedachte om een voor het maaien geschikte machine te gebruiken voor de hooibouw zelf, waarbij het niet gewenst 25 zou zijn om de hooistengels in kleinere stukken te snijden, is verder uit gewerkt in de figuren 14 en 15, waarbij het maaimes 104 niet rechtstreeks aan de ondersteuning 105 is bevestigd, maar door middel van bouten of stiften 89 is vastgezet aan een afzonderlijke houder 123, welke laatst-2Q om een zwenkas 124 verzwenkbaar is ten opzichte van de ondersteuning 105. De hartlijn van de zwenkas 124 staat loodrecht op een vlak dat aan de schuin buitenwaarts en neerwaarts verlopende onderrand van de uithouder 105 evenwijdig is. De lengte van de houder 123 is ten opzichte 35 van de lengte van de houder 105 zodanig gekozen, dat de in 9 8006522 - 29 - radiale richting 'gelegen lengte van de houder 123 ongeveer 75 procent "bedraagt van- de in- radiale richting -vanaf de zwenkas 106 gemeten lengte van de ondersteuning 105« De houder 123 strekt zich ongeveer evenwijdig aan de schuin ^ "buitenwaarts en neerwaarts gerichte onderrand van de ondersteuning 105 uit. De houder 123 is nabij de zwenkas 124 voorzien vaneen inkeping 125« De inkeping 125 ligt gerekend ten opzichte van de draairichting B. vóór de zwenkas 124 en strekt zich over een omtrekshoek van onge-10 veer 45° uit. De inkeping wordt begrensd door een co axiaal ten opzichte van de zwenkas 124 gelegen begrenzings-vlak alsmede door twee radiaal ten opzichte van deze zwenkas gelegen begrenzingsvlakken. Aan de bovenzijde van de ondersteuning 105 is nabij het nabij de zwenkas 124 gelegen •jtj einde van de houder 124“een grendel 126 aangebracht, die gedeeltelijk over de eveneens aan de bovenzijde van de ondersteuning 105 liggende houder 123 heen grijpt. Gezien evenwijdig aan de richting van de hartlijn van de zwenkas 124 is de vorm van. het gedeelte van de grendel 126 dat boven de 20 houder 123 is gelegen, ongeveer gelijk aan die van de in keping 125, maar iets kleiner van afmetingen. Indien de houder 123 om de zwenkas 124 in een richting wordt verdraaid die in fig. 14 overeenkomt met de pijl B (gestippelde stand in fig. 14) zal na bepaalde grootte van deze ver-25 draaiing, gezien evenwijdig aan de zwenkas 124, de begren zing van het gedeelte van de grendel 126 dat boven de houder 123 is gelegen, binnen de gehele begrenzing van de inkeping 125 vallen, zodat de houder 123 met het maaimes 104 gezamenlijk door opwaartse verschuiving langs de zwenkas 30 124 van de ondersteuning 105kan worden af genomen. Het overblijvende gedeelte, namelijk de ondersteuning 105, kan dan tijdens hooibouwwerkzaamheden in samenwerking met het harkorgaan 110 worden gebruikt waarbij de ondersteuning 105 in dit geval als een starre tand dienst doet. Het zal 35 duidelijk zijn dat, gezien ten opzichte van de draairichting 8006522 - 30 - B, de voorzijde vande ondersteuning 105 zodanig gevormd kan zijn dat het door-de ondersteuning 105 gegrepen gewas achterwaarts en tevens opwaarts geleid wordt naar''de tanden 111 en 112 van het harkorgaan 110 toe* Hiertoe kan de voor-5 zijde van de ondersteuning 105 een schuin naar achteren en omhoog gerichte afschuining worden gegeven, Be inkeping 125 is aan de voorzijde van de houder 123 aangehracht om te voorkomen dat de houder 123 van de zwenkas 124 zou kunnen afvliegen indien tijdens een omtmoeting met een obstakel 10 de houder 123 ten opzichte van de ondersteuning 105 achterwaarts verzwenkt.The idea of using a mowing machine suitable for the hay building itself, where it would not be desirable to cut the hay stems into smaller pieces, has been further elaborated in Figures 14 and 15, where the mowing blade 104 is not directly the support 105 is attached, but is bolted to a separate holder 123 by bolts or pins 89, the latter of which is pivotable about a pivot axis 124 relative to the support 105. The axis of the pivot axis 124 is perpendicular to a plane that the oblique outwardly and downwardly extending bottom edge of the bracket 105 is parallel. The length of the holder 123 is chosen relative to the length of the holder 105 such that the length of the holder 123 situated in the radial direction is approximately 75 percent of the radial direction. length of the support 105 measured from the pivot axis 106 The holder 123 extends approximately parallel to the obliquely outward and downwardly directed bottom edge of the support 105. The holder 123 is provided with a notch 125 near the pivot axis 124. The notch 125 is relative to the direction of rotation B. in front of the pivot axis 124 and extends over a circumferential angle of approximately 45 °. The notch is delimited by a boundary plane located co-axially with respect to the pivot axis 124 and by two boundary faces located radially with respect to this pivot axis. At the top of the support 105, near the end of the holder 124, located near the pivot axis 124, a latch 126 is provided, which partially engages the holder 123 which is also situated on the top of the support 105. Seen parallel to the axis axis of the pivot axis 124, the shape of. the portion of the latch 126 located above the holder 123, approximately equal to that of the notch 125, but slightly smaller in size. If the holder 123 is rotated about the pivot axis 124 in a direction corresponding to the arrow B in Fig. 14 (dotted position in Fig. 14), after a certain magnitude of this rotation, seen parallel to the pivot axis 124, the delimitation of the portion of the latch 126 located above the holder 123 fall within the entire boundary of the notch 125 so that the holder 123 with the mower blade 104 can be separated from the support 105 jointly by upward movement along the pivot 30 124 taken. The remaining part, namely the support 105, can then be used during hay construction work in conjunction with the rake 110, the support 105 in this case serving as a rigid tooth. It will be appreciated that, with respect to the direction of rotation 8006522-30B, the front of the support 105 may be shaped such that the crop gripped by the support 105 is guided backward and also upwardly toward the teeth 111 and 112 of the rake member 110 * For this purpose, the front side of the support 105 can be given an obliquely rearward and upwardly inclined bevel. The notch 125 is provided on the front of the holder 123 to prevent the holder 123 from being pivot shaft 124 could fly off if holder 123 pivots rearwardly relative to support 105 during an encounter with an obstacle 10.

Het zal aan de hand van de figuren 12 en 15 duidelijk zijn dat de kracht waarmee het deel van de schuine onderzijde van de ondersteuning 105 in aanraking is met de over-15 gang tussen de velg 80 en de omkraging 86, nadat het hark-orgaan 110 aan het maaiorgaan is toegevoegd groter zal zijn dan in het geval wanneer uitsluitend het maaielement aanwezig is, Be hoogte van het maaimes 104 hoven de grond wordt door deze als aanslag dienën4e overgang tussen de 20 velg 80 en de öiökraging 86 bepaald.It will be apparent from Figures 12 and 15 that the force with which the part of the inclined underside of the support 105 contacts the transition between the rim 80 and the rim 86 after the rake member 110 has been added to the mowing member, it will be larger than if only the mowing element is present. At the height of the mowing blade 104 above the ground, this transition between the rim 80 and the collar 86 serves as a stop.

Het zal. verder duidelijk zijn dat de constructie volgens de figuren 4, 5 en 6 waarbij het bewerkingsorgaan ten opzichte van de velg 80 om een evenwijdig aan de draaiingsas 57 · gelegen zwenkas 93<verzwenkbaar is ook kan worden toe-25 gepast bij de constructie volgens de figuren 10 - 15, waarbij dan de steunen 91 op analoge wijze bevestigd zijn op dragers 92, die om de evenwijdig aan de draaiingsas 57 gelegen zwenkas verzwenkbaar zijn en waardoor na ontmoeting van een obstakel het bewerkingsorgaan naar achteren 30 verzwenkt en daarbij via de schuine onderzijde van de ondersteuning 105 over de rand van de velg 80 achterwaarts en opwaarts kan wegzwenken,It will. It is furthermore clear that the construction according to Figures 4, 5 and 6, wherein the processing member can be pivoted relative to the rim 80 about a pivot axis 93 situated parallel to the axis of rotation 57, can also be used in the construction according to the Figures. 10-15, wherein the supports 91 are attached in an analogous manner to carriers 92, which are pivotable about the pivot axis parallel to the axis of rotation 57, and whereby the processing member pivots backwards after encountering an obstacle and thereby via the oblique bottom of the support 105 can pivot backwards and upwards over the rim of the rim 80,

Verder wordt opgemerkt dat de de draaiingsas 57 loodrecht kruisende zwenkas 90 (fig, 4, 5, 6 en 7) respec-35 tievelijk de schuin opgestelde zwenkas 106 (fig, 10 - 15) 8006522 - 31 - kan-worden gebruikt - om- de'bewerkingsorganen, of het nu maai-organen, hooibouworganen-of een combinatie van beide-zijn, opwaarts in de richting van de draaiingsas 57 te zwenken ten einde tijdens transport een kleinere breedte van de ma-5 chine te verkrijgen.It is further noted that the pivot axis 90 perpendicularly crossing the rotation axis 57 (fig. 4, 5, 6 and 7) and the inclined pivot axis 106 (fig. 10 - 15) 8006522 - 31 - can be used - the working members, whether they are mowing members, hay-building members, or a combination of both, are pivoted upward toward the axis of rotation 57 in order to obtain a smaller width of the machine during transportation.

Ten einde een met de hand omhoog verzwenken van de bewerkings organen te voorkomen is het mogelijk om de be-werkingsorganen, indien de rotoren stil staan, automatisch in deze· transportstand te doen verstellen (fig. 16). In 10 dit uitvoeringsvoorbeeld is de zwenkas 106 op een speciale plaats ten opzichte van het bewerkings orgaan aangebracht. Gerekend in radiale richting is de afstand tussen de hartlijn van de draaiingsas 57 tot het snijpunt van de radiaal met de zwenkas 106 groter dan de afstand van de hartlijn 15 van de draaiingsas 57 tot aan het zwaartepunt van de com binatie van de ondersteuning 105, het maaimes 104en de houder 108.Het verschil tussen deze beide afstanden kan in relatie met de massa van de delen 104, 105, en 108 nader worden vastgelegd door de mogelijkheid om de cylin-20 drische houder 108 al of niet massief uit te voeren en/ of de diameter of de hoogte er-van te wijzigen. In dit geval zal na gebruik van alleen het maaielement 104 en 105 (dus zonder harkorgaan), nadat de rotor stilstaat, dit maaielement om de as 106 omkiepen tot-dat het 25 binnenste uiteinde van de ondersteuning 105 door de dan als aanslag dienende velg 80 in zijn beweging wordt begrensd. Deze verzwenking om de as 106 kan zodanig worden gekozen dat het maaimes 104 in een verticale transportstand komt te staan (fig. 17). De houder 108 dient in 30 deze stand bij voorkeur nog-niet geheel loodrecht op de draaiingsas 57 gericht /zijn, maar een kleine hoek met het bovenvlak van de velg 80jntesluiten, en wel zodanig dat het zwaartepunt van de houder 108 nog juist boven de zwenkas 106 uitsteekt, zodat bij een volgende rotatie de in 35 fig. 16 getekende stand weer wordt ingenomen.In order to prevent pivoting of the working members by hand, it is possible to have the working members automatically adjusted to this transport position when the rotors are stationary (fig. 16). In this exemplary embodiment, the pivot shaft 106 is arranged at a special location relative to the processing member. Calculated in the radial direction, the distance between the axis of the axis of rotation 57 to the intersection of the radial with the axis of rotation 106 is greater than the distance from the axis of the axis of axis 57 to the center of gravity of the combination of the support 105, mowing blade 104 and the holder 108.The difference between these two distances can be further determined in relation to the mass of the parts 104, 105, and 108 by the option of whether or not the cylindrical holder 108 can be made solid and / or or change its diameter or height. In this case, after using only the cutting element 104 and 105 (i.e. without a rake element), after the rotor has stopped, this cutting element will tip around the shaft 106 until the inner end of the support 105 is driven by the rim 80 then serving as the stopper 80. is limited in its movement. This pivoting about the shaft 106 can be selected such that the cutting blade 104 is brought into a vertical transport position (fig. 17). In this position, the holder 108 should preferably not yet be completely perpendicular to the axis of rotation 57, but should close a small angle with the top surface of the rim 80, such that the center of gravity of the holder 108 is just above the pivot axis. 106, so that with a subsequent rotation the position shown in fig. 16 is resumed.

8006522 - 32 - -Het zal duidelijk zijn·dat indien het harkorgaan 110 bestaande uit de drager 109, de tanden 111 en -112, alsmede de windingen- 113en 114 op de houder 108 werden geplaatst, de verzwenking hij stilstand van de* rotor in de transporten stand nog makkelijker zal plaats vinden, omdat het zwaarte punt van het harkorgaan 110 aan de naar de draaiingsas 57 gekeerde zijde van de zwenkas. 106 ligt, Ih de transport-stand, waarbij het maaimes 104 en de tanden 111 en 112 ongeveer evenwijdig aan de draaiingsas 57 zijn gericht zal dan 10 het zwaartepunt van het gehele bewerkingsorgaan nog iets hoger boven de zwenkas 106 liggen dan in het geval dat alleen het maaiorgaan aanwezig.was, zodat na rotatie het gehele bewerkingsorgaan in de/5iig. 16 aangeduide stand zal terugverzwenken totdat de schuine onderzijde van de 15 ondersteuning 105 in aanraking komt met de over gang tussen de velg 80 en de omkraging 86.8006522 - 32 - It will be clear that if the rake member 110 consisting of the carrier 109, the teeth 111 and -112, as well as the windings 113 and 114 were placed on the holder 108, the pivoting he stopped at the * rotor the transport position will take place even more easily, because the center of gravity of the rake 110 on the side of the pivot axis facing the axis of rotation 57. 106, in the transport position, in which the cutting blade 104 and the teeth 111 and 112 are oriented approximately parallel to the axis of rotation 57, the center of gravity of the entire working member will then be slightly higher above the pivot axis 106 than in the case that only the mowing device was present, so that after rotation the entire processing device is in the. The position indicated in the figure 16 will pivot back until the inclined underside of the support 105 comes into contact with the transition between the rim 80 and the rim 86.

De automatische verzwenking in de transport stand, die uitsluitend bereikt wordt met behulp van de massa van het te verzwenken bewerkingsorgaan zelf, heeft het 20 voordeel dat de werkbreedte van de gehele machine aan zienlijk groter kan zijn dan in het geval van niet opklapbare bew er kings organen, De totale breedte van de rotoren gemeten met opgeklapte bewerkingsorganen kan dus ongeveer even groot zijn als de breedte van de trekker, terwijl in de 25 werkstand de werkbreedte aanmerkelijk groter kan zijn dan de breedte in de transport stand, daar de bewerkings organen (maaimes 104, tanden 111 en 112) aanzienlijk buiten de velg van de rotoren kunnen uitsteken. Zodoende wordt in de tran-sportstand een aanzienlijke reductie van de breedte bereikt, 30 zowel van ae- uitvoering als'maaimachine, als cirkelhooier of als eombïha'tië van beide- De diameter van ae rotoren in de werkstand is volgens ats uitvoeringsvoorbeelden ongeveer 1,6 maal de breedte van de rotoren In de trans port stand.The automatic pivoting in the transport position, which is only achieved with the aid of the mass of the pivoting implement itself, has the advantage that the working width of the whole machine can be considerably larger than in the case of non-folding operations The total width of the rotors measured with the working tools folded up can therefore be approximately the same size as the width of the tractor, while in the working position the working width can be considerably larger than the width in the transport position, since the working members 104, teeth 111 and 112) can protrude considerably outside the rim of the rotors. Thus, in the transport position, a considerable reduction of the width is achieved, both of a version as a mower, as a rotary harvester or as an eombia of both. The diameter of the rotors in the working position is approximately 1 according to the exemplary embodiments. 6 times the width of the rotors In the transport position.

De uitvinding omvat een machine waarmee zowel kan 35 worden gemaaid, het gemaaide gewas op zwad kan worden afge- 8006522 ψ - 33 - legd of worden "verspreid, terwijl het hooi op dezelfde wijze kan worden behandeld als.....met-eenrcirkelhooier,· waarbij even eens van de-zelfde gel ei dings organen to or het" vormen van een zwad kan worden gebruik gemaakt en waarbij het tijdens 5 het maaien gebruikte maaielement geheel of gedeeltelijk kan worden benut als een deel van het bewerkingsorgaan ten dienste van de hooibouw, - De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat in de beschrijving en/of in de conclusies is vermeld, maar 10 heeft ook betrekking op de details van de figuren al of niet beschreven, -conclusies- 8006522The invention includes a machine which can both mow, swath, mow or spread the mown crop, while the hay can be treated in the same way as ..... with a circle hay , In which case also the same jointing elements can be used to form a swath and in which the cutting element used during mowing can be used in whole or in part as a part of the processing element for the benefit of the The invention is not limited to what is stated in the description and / or in the claims, but also relates to the details of the figures whether or not described, -claims- 8006522

Claims (7)

1. Hooibouwmachine met ten minste één om een opwaarts gerichte draaiingsas aandrijfbaar harkorgaan, dat voorzien is van buitenwaarts gerichte, zich op de hoogte van de grond bevindende tanden die, gezien in bovenaanzicht, om ongeveer 5 tangentiaal gerichte assen verzwenkbaar zijn ten opzichte van een draagorgaan van het harkorgaan, met het kenmerk, dat de star uitgevoerde tanden om de bijbehorende zwenkassen vrij verzwenkbaar zijn en tijdens bedrijf door centrifugaalkrachten in een werk stand worden gehouden.Haymaking machine with at least one upwardly rotatable rotatable axis rake member having outwardly oriented, ground-level tines pivotable about 5 tangentially oriented axes with respect to a carrier member of the rake member, characterized in that the rigidly designed tines are freely pivotable about the associated pivot axes and are held in a working position during operation by centrifugal forces. 2. Hooibouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zwenkassen meer dan 45° van de richting van de draaiingsas afwijken.Hay construction machine according to claim 1, characterized in that the pivot axes deviate more than 45 ° from the direction of the axis of rotation. 3. Hooibouwmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat ten minste een deel van elke tand in buiten- 15 waartse richting taps toeloopt.Haymaking machine according to claim 1 or 2, characterized in that at least a part of each tine tapers outwardly. 4. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat boven elke tand een tweede tand is aangebracht die elastisch is uitgevoerd.Hay construction machine according to any one of the preceding claims, characterized in that a second tooth is provided above each tooth, which is made elastic. 5. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande con-20 clusies, met het kenmerk, dat de tanden tijdens bedrijf verzwenkbaar zijn om een opwaarts gerichte schamieras.Hay construction machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the tines are pivotable during operation about an upwardly directed hinge axis. 6. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat neerwaartse bewegingen van de tanden worden begrensd door een aanslag die door een velg van 25 het draagorgaan wordt bewerkstelligd waarbij de velg tevens de tanden draagt.Haymaking machine according to any one of the preceding claims, characterized in that downward movements of the teeth are limited by a stop which is effected by a rim of the support member, the rim also carrying the teeth. 7. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 4-6, met ten minste één paar tegengesteld draaiende harkorganen, met het kenmerk, dat de elastische tanden ten opzichte van 30 het draagorgaan in verschillende standen instelbaar zijn, die tenminste corresponderen met een voor zwadvorming bedoelde stand en een voor schudden bedoelde stand. -o-o-o-o-o- 8006522Haymaking machine according to any one of claims 4-6, with at least one pair of counter-rotating rake members, characterized in that the elastic teeth are adjustable in different positions relative to the carrying member, which correspond at least to a position intended for swath formation and a position intended for shaking. -o-o-o-o-o- 8006522
NLAANVRAGE8006522,A 1973-04-13 1980-12-01 HAY CONSTRUCTION MACHINE. NL180064B (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NLAANVRAGE8006522,A NL180064B (en) 1973-04-13 1980-12-01 HAY CONSTRUCTION MACHINE.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7305170A NL169814C (en) 1973-04-13 1973-04-13 DEVICE FOR MOWING RAKING OR SHAKING RESIDENTIAL GROUND.
NL7305170 1973-04-13
NL8006522 1980-12-01
NLAANVRAGE8006522,A NL180064B (en) 1973-04-13 1980-12-01 HAY CONSTRUCTION MACHINE.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL8006522A true NL8006522A (en) 1981-03-31
NL180064B NL180064B (en) 1986-08-01

Family

ID=19818633

Family Applications (3)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7305170A NL169814C (en) 1973-04-13 1973-04-13 DEVICE FOR MOWING RAKING OR SHAKING RESIDENTIAL GROUND.
NLAANVRAGE7803070,A NL172294C (en) 1973-04-13 1978-03-22 DEVICE FOR TILLING GROUND CROPS.
NLAANVRAGE8006522,A NL180064B (en) 1973-04-13 1980-12-01 HAY CONSTRUCTION MACHINE.

Family Applications Before (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7305170A NL169814C (en) 1973-04-13 1973-04-13 DEVICE FOR MOWING RAKING OR SHAKING RESIDENTIAL GROUND.
NLAANVRAGE7803070,A NL172294C (en) 1973-04-13 1978-03-22 DEVICE FOR TILLING GROUND CROPS.

Country Status (4)

Country Link
DE (1) DE2418210C2 (en)
FR (5) FR2225076B1 (en)
GB (3) GB1472124A (en)
NL (3) NL169814C (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0945051A1 (en) * 1998-03-26 1999-09-29 Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH Mowing machine

Families Citing this family (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA1039515A (en) * 1973-10-12 1978-10-03 C. Van Der Lely N.V. Raking machines
NL7405407A (en) * 1974-04-22 1975-10-24 Lely Nv C Van Der HAY MACHINE.
NL7502191A (en) * 1975-02-25 1976-08-27 Lely Nv C Van Der HAY MACHINE.
NL7607093A (en) * 1976-06-29 1978-01-02 Texas Industries Inc MACHINE FOR CROP PROCESSING.
NL7802741A (en) * 1978-03-14 1979-09-18 Patent Concern Nv HAY MACHINE.
NL7806223A (en) * 1978-06-08 1979-12-11 Patent Concern Nv DEVICE FOR MOVING GROUND CROP.
NL7809023A (en) * 1978-09-01 1980-03-04 Expert Nv AGRICULTURAL TOOL FOR TILLING ON LAND CROPS.
DK156531B (en) * 1979-10-23 1989-09-11 Lely Nv C Van Der RAKE MACHINE
DE3143284C2 (en) * 1981-10-31 1984-05-17 Karl Mengele & Söhne Maschinenfabrik und Eisengießerei GmbH & Co, 8870 Günzburg Loading wagons
NL8400818A (en) * 1984-03-15 1985-10-01 Lely Nv C Van Der MOWER.
NL8501910A (en) * 1985-07-03 1987-02-02 Albert Bouwhuis ROTARY CUTTING MACHINE.
IE881344L (en) * 1988-05-12 1989-11-12 Robert White Crop rotary mower
NL8901359A (en) * 1989-05-30 1990-12-17 Zweegers & Zonen P J MOWER.
DK174602B1 (en) * 1994-03-15 2003-07-14 Freudendahl J Fab As Lift-mounted mower
DE102009034933A1 (en) 2009-07-28 2011-02-03 Kverneland Asa Schwaderkombination
DE202012010746U1 (en) * 2012-11-09 2014-02-14 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges.m.b.H. Hay-making machine
ITTO20140090U1 (en) 2014-06-27 2015-12-27 Spagnolo Eng Di Spagnolo S STATION FOR PARKING A MOTORCYCLE OR A CYCLE, AND PARKING AREA INCLUDING A PLURALITY OF SUCH STATIONS
CN107258358B (en) * 2017-07-21 2023-06-09 广西壮族自治区农业科学院农产品加工研究所 Leaf stripping knife set and sugarcane harvesting front leaf stripping machine using same

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6408548A (en) 1964-07-24 1966-01-25
FR1453923A (en) * 1965-07-10 1966-07-22 Device for the lateral attachment of a mowing beam or similar devices to a tractor and mower incorporating such a device
AT259920B (en) * 1965-11-19 1968-02-12 Fahr Ag Maschf Tractor-mounted rotary mower
DE1582341A1 (en) 1966-08-29 1970-09-03 Interfinanz Ag Holding Ges Swath rake for moving crops lying on the ground to the side
DE1582356A1 (en) * 1967-10-13 1970-04-30 Krone Bernhard Gmbh Maschf Mower
DE1929104C3 (en) * 1968-08-13 1981-10-22 Maschinenfabrik Fahr Ag Gottmadingen, 7702 Gottmadingen Haymaking machine
DE6606535U (en) 1968-08-13 1970-10-01 Matrading Ag RIGHT WHEEL FOR HAYMAKING MACHINERY
IE34222B1 (en) * 1969-06-05 1975-03-05 Zweegers P Improvements in or relating to implements for working crop lying on the ground
NL6910427A (en) * 1969-07-07 1971-01-11
NL148220B (en) * 1970-01-14 1976-01-15 Zweegers P DEVICE FOR TREATING GROUND CROP.
NL7102932A (en) * 1971-03-05 1972-09-07
BE790877A (en) * 1971-11-05 1973-03-01 Lely Nv C Van Der EQUIPMENT EQUIPPED WITH AT LEAST ONE ROTATABLE ROTATING SHAFT ORGAN

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0945051A1 (en) * 1998-03-26 1999-09-29 Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH Mowing machine

Also Published As

Publication number Publication date
FR2575897A1 (en) 1986-07-18
NL172294C (en) 1985-05-17
FR2225076B1 (en) 1980-03-14
FR2450553A1 (en) 1980-10-03
FR2496404A1 (en) 1982-06-25
NL169814C (en) 1985-07-16
DE2418210C2 (en) 1985-04-11
FR2225076A1 (en) 1974-11-08
GB1472124A (en) 1977-05-04
FR2582902A1 (en) 1986-12-12
DE2418210A1 (en) 1974-10-24
NL7305170A (en) 1974-10-15
FR2496404B1 (en) 1986-08-01
NL7803070A (en) 1978-07-31
NL180064B (en) 1986-08-01
GB1472122A (en) 1977-05-04
NL172294B (en) 1983-03-16
NL169814B (en) 1982-04-01
GB1472123A (en) 1977-05-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8006522A (en) HAY CONSTRUCTION MACHINE.
US3965658A (en) Mowing machines
CA1044900A (en) Harvesting machine equipped with a stalk-cutter
JPS6035082B2 (en) More
US3501901A (en) Mowing machines
EP0217436B1 (en) Machine for working grass, hay or other crops on the field
JP2001352822A (en) Hay harvesting machine having at least one rake wheel jointed to supporting arm
US4157644A (en) Haymaking machines
US4237679A (en) Mowing machine
DE2838372C2 (en) Rotary mower
NL8800409A (en) DEVICE FOR MOVING CROPS.
CA1107083A (en) Implement for working crop lying on the ground
US4251981A (en) Mowing machines
CN108738719B (en) Grass pickup and strip collection machine
US4161860A (en) Haymaking machine
US3436901A (en) Cutting machine for stalk corps
NL8102698A (en) RACKING AND TURNING HAYING MACHINE.
CA1267538A (en) Mowing device
JP2004180604A (en) Reaper
NL8201507A (en) MOWER.
CN210226241U (en) Adjustable harvester of ratoon rice
GB1599603A (en) Agricultural implements
NL8702876A (en) Mowing machine with pivotable blades and rotors - has gears arranged under blades and each connected with mowing mechanism (NL 3.10.78)
JPH01257410A (en) Whole culm charging combine
CA1042218A (en) Hay-making machines

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
R1B Notice of opposition during period of laying open
R2W Refused after publication