NL8006104A - Verstelinrichtig voor een zit-ligstoel. - Google Patents

Description

9 *

Verstelinrichting voor een zit-ligstoel.

De uitvinding heeft betrekking op een verstel-- inrichting voor een zit-ligstoel met een hefboanverstel-aandrijf voor het bedienen van een uittrekbare beensteun en met een gasdrukveer voor het overbrengen van de rugleuning 5 van de stoel in een rugleuningstand of een ligstand.

Weliswaar zijn verstelinrichtingen bekend die het verstellen van beensteunen mogelijk maken, maar bij deze inrichtingen is hetzij een stellen van de rugleuning slechts gelijktijdig met de aandrijf voor de beensteun mogelijk, 10 of de aandrijf voor de beensteun dient van buiten met een hefboom bediend te worden.

De uitvinding beoogt een verstelinrichting van de bovengenoemde soort zodanig te voeren dat onder waarborgen van een zo eenvoudig mogelijke, goedkope ophouw zowel een 15 onafhankelijke als ook gelijktijdige verstelling van zowel de beensteun als ook van de rugleuning tijdens de zitstand of ligstand mogelijk wordt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de verstelinrichting bestaat uit twee inrichtingdelen en dat 20 de beide inrichtingdelen parallellogramachtig via een voorste en achterste verstelhefbocm zwenkbaar met elkaar verbonden zijn, waarbij het eerste inrichtingdeel aan het raam van de zitting en het tweede inrichtingdeel aan het zijgedeelte van de stoel aangebracht is. Via een besturing van de rugleuning, 25 welke besturing bij voorkeur aan het achterste gedeelte van het eerste zittingsinrichtingsdeel vast aangebracht is, wordt de verstelbeweging van het stoelraam tot stand gébracht. De verstelbeweging is begrensd door het zwenkbereik van zowel de voorste als ook de achterste verstelhefbocm in de stoel, 30 waarbij het voorste deel van de stoel gelijktijdig wordt geheven. De zwenkbeweging van het zittingraam wordt verder door een aan het zittinginrichfcingsdeel, in de buurt van de scharnierbevestiging van de achterste verstelhefbocm

örtn ft 1 M

ö 4 ‘j O i ^ ·*$ 2 opgestelde bout waarin de achterste verstelhefbocm een in het bereik van zijn scharnierverbinding met het zittinginrichtings-deel aangebrachte uitsparing grijpt naar beneden begrensd.

Door een, in de buurt van de scharnierverbinding van de 5 voorste verstelhefbocm aan het zittinginrichtingsdeel aangebrachte bout wordt het zittingsraam in de zitstand f doordat de bout tegen een aan de voorste verstelhefbocm aangebrachte uitsparing aangrijpt, naar beneden gesteund. Aan een verlenging van de achterste verstelhefbocm is beneden de 10 scharnierende bevestigingsplaats aan het tweede zijdelingse inrichtingsdeel zwenkbaar een bedieningshefbocm voor de aan het eerste zittingsinrichtingsdeel gelagerde aandrijf voor de beensteun opgesteld waardoor de beensteunaandrijf via de aan het zittingsinrichtingsdeel gelagerde, achterste 15 stuurmiddelen voor de beensteun naar buiten gedreven wordt, waarbij bij voorkeur het scharnierende bevestigingspunt van de bedieningshefbocm verder achter de scharnierende bevestigingsplaats van de achterste verstelhefbocm ligt en zodoende een niet bedoeld uitsteken door de aandrijf voor de beensteun 20 verhinderd wordt. Bij voorkeur is tussen de bedieningshefbocm en de achterste beensteunhefbocm een trekveer opgesteld welke bij uitgestoken beensteun gespannen is en een terughaalbeweging van de beensteun in zijn uitgangsstand vergemakkelijkt. De besturing voor de rugleuning welke vast aan het eerste zittings-25 inrichtingsdeel aangebracht is, is bij voorkeur draaibaar met de rugleuning verbonden. Via dit draaipunt wordt de verstelling van de rugleuning zcwel bij de zitstand van de stoel als ook bij uitgestoken beensteunaandrijf mogelijk, aangezien de verstelling van de rugleuning door een aan de zetelframe zwenkbaar 3Q en aan de rugleuning draaibaar, maar stationair opgestelde gas-drukveer, welke bij voorkeur in het middelste deel van de rugleuning opgesteld is, aangedreven wordt. De gasdrukveer grijpt met zijn schuifstang aan een aan het zetelraam draaibaar aangebrachte, U-vormige las, waarbij de ü-las voorzien is van een 35 opening waardoor de schuif stang van de gasdrukveer met zijn 8005104 r + 3 klepstoter steekt. Aan de U-vormige las is een. hoek aangebracht en aan deze hoek trekt een bcwden kabel tegenover de zijde van de bevestiging van de U-vormige las. De bedieningsgreep van de bcwden kabel is vast, maar draaibaar aan het zittingraam 5 aangebracht. Na bedienen van deze hefboom trekt de bcwden kabel de hoek tegen de klepstoter van de schuifstang en een inschuiven van de schuifstang in de gasdrukveer is door een, door de gebruiker van de stoel uit te oefenen druk op de rugleuning mogelijk, waarmee de rugleuning begrensd door de schuifstang over zijn 10 draaipunt naar achteren gezwenkt wordt. De verstelling van de rugleuning is in elke gewenste stand traploos mogelijk. Door een opnieuw bedienen van de hefboom wordt door de kracht uitgeoefend door de gasdruk weer een terugstellen van de rugleuning zonder krachtsinspanning van de gebruiker in elke gewenste 15 stand, tot aan de uitgangsstand, mogelijk. Deze van elkaar onafhankelijke verstelbewegingen van de beensteun en van de rugleuning geven de gebruiker een groter gemak bij gemakkelijke hanteren dan bij de tot nu toe bekende, gebruikelijke, slechts in afhankelijkheid met elkaar te verstellen zit-ligstoelen.

20 Verdere van belang zijnde kenmerken van de uitvinding zijn in de bijgaande volgconclusies aangegeven.

De uitvinding zal in het volgende aan de hand van xiitvoeringsvoorbeelden als aangegeven in de tekening, nader worden verduidelijkt.

25 Fig. 1 toont een stoel met de verstelinrichting in de zitstand.

Fig. 2 toont de stoel net de verstelinrichting in de zitstand bij uitgestoken beensteun.

Fig. 3 toont de stoel met de verstelinrichting in 3Q de terugleunstand met ingeklapte beensteun.

Fig. 4 toont de stoel met de verstelinrichting in de ligstand met uitgestoken beensteun.

Fig. 1 toont een stoel met een zetel 1, een zijdelingse leuning 2 en een rugleuning 3. Tussen het zittingraam 4 en de 35 zijdelingse leuning 2 is een hefboanverstelaandrijf opgesteld

; ' jS 0 ·Π Λ 1 Η A

-ié '0 -0 i 5? i 4 waarvan in de tekening telkens het in een zijdelingse leuning 2 zich bevindend gedeelte te zien is. Deze hefbccnrverstelaandrijf bestaat uit een aan het zittingraam 4 van de stoel aangebracht zittinginrichtingsdeel 5 en een aan de zijdelingse leuning 2 5 aangebrachte zijdelings in richtingsdeel 6 welke via een voorste en een achterste verstelhefboan 7 en 8 parallellogramachtig zwehkbaar met elkaar verbonden zijn.

De bevestiging van de verstel. 1 nrichting is in het bijzonder duidelijk in fig. 2 welke de stoel met uitgestoken 10 beensteun 13 en in fig. 4. welke de stoel met uitgestoken beensteun 13 en de rugleuning 3 in de ligstand toont, te zien.

In het achterste deel van de zittinginrichtingsdeel 5 is een rugleuningbesturing opgesteld welke aan het zittinginrichtingsdeel 5 vast en aan de rugleuning 3 zwehkbaar uitgevoerd is en waarmee 15 de verstelbeweging van de zitting 1 door de druk welke door de gebruiker op de rugleuning uitgeoefend wordt, tot stand gebracht wordt. Evenzo wordt via dit draaipunt 10 de rugleuningbesturing 9 door middel van een in het volgende nog nader te beschrijven gasdrukveer 11 gestuurd respectievelijk de rugleuning 3 in de 20 ligstand gezwenkt.

Aan de verlenging van de achterste verstelhefboan 8 is ander het draaipunt 12 van de verstelhefboan 8 aan het zijdelingse inrichtingsdeel 6 en zoals bij ingetrokken beensteun 13 in fig. 1 zichtbaar is, tenminste enigszins naar achteren 25 in de stoel gericht, de bedieningshefboan 14 voor de beensteun-aandrijf 15 zwenkbaar aangebracht. Daardoor wordt een niet gewenst uitstéken van de beensteun 13 bij gesloten stand van de stoel verhinderd.

De bedieningshefboan 14 drijft de aan het zittings-30 inrichtingsdeel 5 gelagerde, achterste beenstukzwehkazm 16, zoals blijkt uit fig. 2 en 4, daardoor naar buiten dat doca* de rugleuning via de rx^leuningbesturing 9 en de achterste verstel-hefbocra 8 de bedieningshefboan 14 via een draaipunt 12 aan het zijdelingse inrichtingsdeel 6 naar buiten gedreven wordt. De 35 achterste beenstukzwenkarm 16 is met de eveneens aan het 8 Q 0 S i Ö 4 * 5 zittingsinrichtingsdeel 5 gelagerde voorste beenstukzwenkarm 17 via één van de beide beenscharen 18 verbonden, waarmee de beensteun 13 in een voor de gebruiker van de stoel overeenkomstig ver uitgestoken stand gébracht wordt en zodoende een goede 5 steun voor de voeten mogelijk maakt. Bij voorkeur is tussen de bedieningshefbocm 14 en het achterste beenstukzwenkarm 16 een trekveer 19 opgesteld welke bij uitgestoken beensteun gespannen is en de terugtrékbeweging van de beensteun 13 naar zijn uitgangs-stand ondersteund. Uit fig. 1 blijkt dat aan een aan de voorste 10 verstelftefbocm 7 aangebrachte uitsparing 20, een aan het zitting-inrichtingsdeel 5 aangebrachte bout 21 grijpt, waarmee een ondersteuning van het beweegbare zittingraam 4 op het vaste zijdelingse gedeelte 2 respectievelijk het zijdelingse inrichtingsdeel 6 wordt verkregen. Uit fig. 2 en 4 blijkt dat door een aan de achterste 15 verstelhefbocm 8 aangebrachte uitsparing 22 een aan de rugleuning-besturing 9 aangébrachte bout 23 bij uitgestoken beensteun 13 grijpt, welke de zwenkbeweging van de verstelhefbomen 7 en 8 en zodoende de verstelling van zcwel de beensteun 13 als ook de zitting 1 begrenst. Bovendien is deze bout gelijktijdig een ondersteuning 20 van het zittingraam 4 bij uitgestoken beensteun 13 op het zijdelingse inrichtingsdeel 6.

Door aantrekken van de bedieningsgreep 24 wordt de door de aan het zittingsraam 4 door middel van een hoek 25 aangébrachte bedieningsgreep 24 over een draaipunt 26 versteld en 25 zodoende de aan de onderzijde van de bedieningsgreep 24 aangebrachte bowdenkabel 27 aangetrokken, waarmee wederom de bowdenkabel 27 de ongeveer in het midden van de rugleuning 3 aangébrachte gasdruk-veer 11 bedient.

Zoals blijkt uit fig. 3 en 4 grijpt de bowdenkabel" 3Q 27, geleid in een uitsparing van de draaibaar aan het zittingraam 4 aangebrachte U-vormige las 28 aan een aan deze U-vormige las aangebrachte hoek 29 aan, waarbij na bedienen van de bowdenkabel 27 de hoek 29 tegen de in een opening in de U-vormige las 28 stekende ventielstoter 30 drukt, waarbij in de zitstand, zoals 35 blijkt uit fig. 1, de uitgestoken schuif stang 31 van de gasdruk- 80 0-3 1 0 4 6 veer 11 vrij gemaakt wordt en, zoals blijkt uit fig. 3 en 4, de schuifstang 31 door een door de gebruiker van de stoel uit te oefenen druk op de rugleuning 3, in de cilinder 32 van de gas-drukveer 11 geschoven wordt.

5 Zoals blijkt uit de fig, 1 t/fti 4, is de gasdrukveer 11 met zijn cilinderdeel 32 draaibaar aan een dufcbellas 33 van de rugleuning 3 van de stoel bevestigd.

Het is zodoende mogelijk om de rugleuning 3 over het draaipunt 10 van de rugleuningbesturing 9 en slechts begrenst 10 door de lengte van de schuifstang 31 in elke gewenste verstel-stand te brengen, welke door een uittrekken van de bedieningsgreep 24 daar de stand van de rugleuning 3 vastlegt. Na opnieuw aantrekken van de bedieningsgreep 24, schuift door een aan de gasdrukveer 11 te geven kracht van de cilinder 32 de schuifstang 15 31 weer in elke gewenste tussenstand tot de door de opstelling van de gasdrukveer 11 begrensde eindstand.

Uit de figuurbeschrijving wordt zodoende duidelijk dat de verstelinrichting voor de zit-ligsboel aan de gebruiker een optimaal comfort biedt doordat hierdoor een verstellen van 20 de beensteun 13 en de rugleuning 14 zowel tegelijkertijd als ook onafhankelijk van elkaar mogelijk maakt.

8008104

Claims (12)

1. Verstelinrichting voor een zit-ligstoel met een hefboomverstelaandrij f voor het bedienen van een uitsteekbare been-steun en een gasdrukveer voor het overbrengen van de rugleuning van de stoel in een rugleunstand of een ligstand, gekenmerkt 5 doordat aan het zittingraam(4) een eerste, zittinginrichtingsdeel Q aangebracht is en aan de zijdelingse leuning(25 een tweede, zijdelings inrichtingsdeel (6) aangebracht is en dat beide inrichtingsdelen parallellogramachtig via een voorste en een achterste verstelhefboon (7, 8) zwenkbaar met elkaar verbonden 10 zijn, waarbij het eerste zittingsinrichtingsdeel (5} via de rugleuning (31 gestuurd wordt en de rugleuningsturing (9) vast aan het eerste zittinginrichtingsdeel (51 en draaibaar aan de rugleuning (3) aangebracht is en via dit draaipunt (10), door middel van een aan het zittingsraam (41 en aan de rugleuning (31 15 bevestigde gasdrukveer (11) in een traploze verstelling de rugleuning (3) gestuurd wordt en dat aan het tweede zijdelingse inrichtingsdeel (6) aan een verlenging van de achterste verstel-hefbocm (8). een bedieningshefbocm (141 voor de aan het eerste zittingsinrichtingsdeel (51 gelagerde beensteunzwenkarm (16, 17) 20 zwenkbaar aangebracht is, 2. inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de ongeveer in het midden van het zittingraam (4) aangrijpende gasdrukveer (11) draaibaar en zwenkbaar door middel van een U-vormige las: (28) bevestigd is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat aan de U-vormige las (28) een opening aanwezig is waardoorheen de schuif stang (31) met de klepstoter (30) van de gasdrukveer (11) steekt.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, gekenmerkt 30 doordat aan de U-vormige las (28) een hoek (29) als element van de gasdrukveer (11) zwenkbaar aangebracht is.

5. Inrichting volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat aan de hoek (29) een bowderikabel (27) voor het bedienen van de klepstoter (30) van de gasdrukveer (11) aangrijpt. p -η λ :: ·-'· ' - . V ’J δ

6. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de ongeveer in het midden van de rugleuning (3) aangebrachte gasdrukveer (11) met het cilinderdeel (32) draaibaar aan de rugleuning (3) door middel van bijvoorbeeld 5 een dubbele las (33) aangébracht is.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat aan het zittingsraam (4) van de stoel een bedieningshefbocm (24) via een hoek (25) met een draaipunt (261 zwenkbaar aangébracht is en dat aan de onderzijde van de 10 bedieningsgreep (24) onder het draaipunt (26) de bcwdenkabel (27) bevestigd is.

8. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de bedieningshefbocm (14) voor de beensteun (13) aan de verlenging van de achterste verstelhefbocm (8) onder het draaipunt (12) 15 van de verstelhefbocm (8) aan het zijdelingse inrichtingsdeel (6), echter tenminste enigszins naar achteren in de stoel gericht, aangebracht is.

9. Inrichting volgens conclusie 1 en 8, gekenmerkt doordat de bedieningshefbocm (14) met de aan het zittinginrichtings- 20 deel (51 gelagerde achterste beensteun-zwenkarm (16) zwenkbaar bevestigd is.

10. Inrichting volgens conclusie 1 en 9, gekenmerkt doordat de achterste bediensteunzwenkarm (16) en de eveneens aan het zxttinginrichtingsdeel (51 gelagerde voorste beensteun- 25 zwenkarm (17) door middel van één van de beide beenscharen (18) zwenkbaar met elkaar verbonden is.

11. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat een zowel aan de voorste en de achterste verstelhefbocm (7, 8) aangebrachte uitsparing (20, 22) en aan het zittinginrichtings- 3Q deel (5) in deze buurt aangebrachte bout (21, 23) een begrenzing van de zwehkbeweging van het zittingsraam (4) en een extra steun van het zittingraam (41 op het zijdelingse inrichtingsdeel (61 plaats heeft.

12. Inrichting volgens conclusie 1 en 10, gekenmerkt 35 doordat tussen het bedieningshefbocm (141 en de achterste 8 o 0 s 1Λ beensteunzwenkarm (16) een trekveer (19) aangebracht is.

8. O 6 1 O A