NL8005782A - Aandrijfmechanisme voor een bezinktrog. - Google Patents

Description

- 1 - HO 414 *' ; η.

AAMDHJEMECHAHISME VOOR EEN BEZIMTROG

Door aanvraagster wordt als uitvinder genoemd:

Ing. Billy BOSHOVEN te Heerhugowaard

De uitvinding heeft "betrekking op een aandrijfmechanisme voor 5 de "beweegbare schrapers van een bezinktrog met hellende bodem, welke schrapers zijn opgenomen in een frame dat aan elk uiteinde scharnierend is opgehangen aan het ene been van een L-vormige hefboom, ! die in het hoekpunt van de L kantelen kan om het boveneinde van een: tweede hefboom die aan het ondereinde scharnierend is ondersteund, j

10 waarbij een koppelstang beide andere benen van de L-vormige hefboom onderling schamierbaar verbindt en een aandrijfmotor met het bovenste stel hefbomen verbonden is. I

Een dergelijke inrichting is bekend, onder meer blijkens het ; boek "Behandeling van afvalwater” door Prof. Ir. A.C.J. Koot, blz. |

J

15 124 tot 126, fig. 8.11 en 8.12. De te behandelen suspensie stroomt j in bedrijf aan één zijde het ondiepe,· rechthoekige reservoir van de, i trog binnen en wordt gelijkmatig over het reservoir verdeeld om aan. de andere zijde over de rand van het reservoir naar de afvoer weg te vloeien. Via de hellende bodem wordt het slib door eerder genoemde 20 schrapers boven water gebracht, welke door het stelsel van kantelhefbomen een gesloten afgeplatte baan beschrijven. Het i slib wordt bij elke slag opgeschoven en weer losgelaten, waarna bij de volgende slag de eerste hogere schraper het weer opneemt.

Deze bekende constructie blijkt in bedrijf een aantal bezwaren; i 25 te bezitten. Indien de hark door een op de trogbodem liggend obstakel tot stilstand komt tijdens de arbeidsdag kan het onderste stel hef-j bomen uitknikken en doorslaan, waarna verbuiging en zelfs breuk aan! scharnieren, hefbomen en aandrijving zullen kunnen optreden. Voorts1 wordt de hark onvoldoende, namelijk alleen door het eigen gewicht, ! 30 in het op de hellende bodem liggende slib gedrukt, waardoor per slag eigenlijk te weinig slib wordt meegenomen.

Λ A Λ Λ .-d 1 i * V " v -508294? /2 ' 5 - 2 _

De uitvinding beoogt een verbetering van het aandrijfmechanisme voor een bezinktrog te verschaffen, waarbij zich deze bezwaren niet meer voordoen.

Volgens de uitvinding is in de koppelstang een compensatie-5 . medium in de vorm van een veerelement opgenomen en verbindt een tweede koppelstang de beide hoekpunten van de L-vorraige hefbomen, in welke koppelstang eveneens een veerelement is opgenomen.

Door deze constructiewijziging vindt geen doorslaan van het hefbomenstelsel meer plaats en wordt de hark met een instelbare 10 extra positieve kracht in het slib gedrukt. Bij het vastlopen van de hark kan de aandrijfmotor door blijven draaien en wordt het aandrijfmechanisme niet vervormd of afgerukt alvorens de aandrijfmotor door elektrische beveiligingen wordt uitgeschakeld. j

De uitvinding zal in het navolgende worden toegelicht aan de 15 hand van de tekening, waarin fig. 1 een bekend aandrijfmechanisme in zijaanzicht, fig. 2 een aandrijfmechanisme volgens de uitvinding eveneens j in zijaanzicht,

| I

fig. 3 een detail van de aandrijfbeweging van het mechanisme 20 volgens fig. 2 en fig. 4 een daarbij gebruikt veerelement in langsdoorsnede voorstelt.

In* fig. 1 is van een bezinktrog de hellende bodem met 1 aangeduid, terwijl de zijwand met 2 is aangegeven. De bodem 1 wordt j i 25 ondersteunt door versterkingen 3. Met S is het niveau van de wa- j terige suspensie aangegeven. Op de bodem 1 vormt zich een slib- j i laag 4 die met behulp van een hark met beweegbare schrapers 5 over; de- hellende bodem 1 omhoog naar rechts tot boven het niveau S wordt j gebracht en over het boveneinde 6 van de bodem 1 wordt afgevoerd, j 30 De schrapers 5 zijn opgenomen in een frame 7 dat is bevestigd aan | brugconstructie 8. j

Aan het ondereinde hangt het frame 7 vla een draagstang 9 aanj een scharnier C. Dit scharnier C is deel van een veiligheidswip BC, | die in B scharnieren kan om het uiteinde van het been van een &- j | 35 vormige hefboom 12 en met een steun 14 daarop rust en daardoor ten - opzichte van de hefboom 12 alleen omhoog kan bewegen.

η λ “ v> J :v / - /3 _3_

De hefboom 12 kan in hei; hoekpunt D kantelen om het boveneinde j van een tweede L—vormige hefboom 16, die aan het ondereinde bij E om een vast steunpunt kan scharnieren.

Aan de aandrijfzijde hangt het frame 7 via een draagstang 10 aan' 5 een scharnier H. Dit scharnier H is deel van een veiligheidswip Hl. } Deze wip kan om het punt G scharnieren en rust met een steun 21 op het ene been van een L-vormige kniehefboom 13» zodat de wip EG ten opzichte van deze hefboom 13 alleen omhoog kan bewegen. Op de hef- j boom 13 is nog een vaste begrenzing 15 voor de veiligheidswip HG.

i10 De hefboom 13 kan in het hoekpunt I kantelen om het boveneinde j i van een tweede L-vormige hefboom 17» die aan het ondereinde bij J ! om een vast steunpunt kan scharnieren.

De beide andere benen van de L-vormige hefbomen 12 respectievelijk 13 zijn onderling scharnierbaar verbonden door middel van een koppel-15 stang 22, waarbij de scharnierpunten met A respectievelijk F zijn aangegeven.

De elektrische aandrijfmotor 23 is via een vertragingskast 24 ί verbonden met een kruk K, die met het bovenste stel hefbomen 13» 17» van het aandrijfmechanisme verbonden is.

20 Deze bekende aandrijving heeft een aantal nadelen. Eén daarvan is dat een doorknikken van het onderste stel hefbomen mogelijk is. \ Bij het vastlopen van de hark kan breuk aan scharnieren of vervor- i j ming van hefbomen optreden. Een ander nadeel is een te lage vlakte- j druk tussen de schrapers en slib. j i

25 Geraakt er tussen de bodem 1 en de hark 5 een vreemd vast voor- I

i werp van abnormale afmetingen, waardoor de hark 5 eventueel vast Sou; kunnen lopen, dan zullen de scharnierpunten C en H ten opzichte van de oude positie hoger komen te liggen. Dit is alleen maar mogelijk ! | indien C t.o.v. B en H t.o.v. G kunnen roteren. i

; I

30 Doordat evenwel de aandrijving (23,24,K) dóór blijft draaien, | zal via het hefboomstelsel 13, 22 trek op het scharnierpunt A worden i uitgeoefend. Hierdoor moet het punt B ten opzichte van het punt C j dalen, De daling van B zal gebeuren via een baan die gelijkvormig isi | aan de rotatie van D om E. Daardoor zal D t.o.v. het vaste punt E naar 35 achteren dalen en daarbij B meenemen. Punt C komt dan recht boven B ! |-te staan. Door de trek op A knikt het stelsel door en kan niet meer j 8 Π Λ ~ 7 - :? sö8:‘.uf J^ 1 - 4 - uit zichzelf terugkomen*

Door een gewijzigde constructie zijn deze problemen afdoende geëlimineerd, hetgeen aan de hand van fig. 2, 3 en 4 zal worden toe-; gelicht. Overeenkomstige onderdelen in de figuren 1 en 2 zijn daar-5 · bij met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

De constructieve wijzigingen van het aandrijfmechanisme volgens fig. 2 t.o.v. dat van fig. 1 kunnen als volgt worden samengevat: - veiligheidswip BC is vervallen, - daardoor is hefboom 12 verkort; 10 - draagstang 10 is verlengd en - opgehangen aan een nieuwe hefboom MH; j - een tweede koppelstang (26) is aangebracht en wel tussen de punten D en I, - in beide koppelstangen* 22 en 26 zijn veerelementen opgenomen; 15 - de begrenzing 15 is vervallen.

Bij het aandrijfmechanisme afgebeeld in fig. 2 zijn de hoekpunten D en I van de beide bovenste L-vormige hefbomen 12 en 13 verbonden door middel van een koppelstang 26. Deze koppelstang 26 is voorzien van een veerelement 27. De bovenste koppelstang 22, tussen de j 20 scharnierpunten A en F,is eveneens voorzien van een veerelement 19· ! ! j

Aan het boveneinde is de draagstang 10 langer uitgevoerd en j langt scharnierend aan de nieuwe hefboom MH. HG, de veiligheidswip ; rust normaal met de steun 21 op het ene been van de L-vormige hef- ; boom 13« 25 De stang 10 en de hefboom MH hebben normaal dezelfde hartlijn, \ waardoor ze dezelfde krachten kunnen overbrengen. j

Bij de constructie volgens fig. 2 kan de motor 23 en de daar- I door aangedreven kruk K blijven doordraaien terwijl de hark 5 is j vastgelopen. De veerelementen 19 en 27 vangen nu de beweging van 30 de kruk K op.

Dit is in fig. 3 nader aanschouwlijkt. In deze figuur zijn 'de banen van de verschillende scharnierpunten bij de normale werkslag ! en bij een vastgehouden hark aangeduid. !

Bij het roteren van de kruk K volgens de in fig. 3 aangegeven j 35 cirkelbaan zwenkt het punt I heen en weer op een cirkelbaan om het _ steunpunt J (zie pijl). Dit is altijd het geval.

Q Λ Λ 5 Ί ^ O

i .J J -s - * u /5 ' / 1 ' _5 _ . ] Het punt H zal bij de normale werkslag een aan de onderzijde afgeplatte gesloten baan beschrijven. Zolang de steun 21 van hef- 7 boom H3 op de hefboom 13 ligt, dus zolang Ê op de lijn IG ligt, | zal ook het punt M een dergelijke baan beschrijven. De aan het punt 5 M opgehangen hark 5 beschrijft dus eveneens een dergelijke baan. j Indien evenwel een vreemd vast voorwerp van abnormale afmetingen op de bodem 1 onder de hark 5 raakt, zal H van de hefboom IG getild worden. Dit geeft bij deze gewijzigde constructie geen problemen. Zelfs als het punt M komt stil te staan doordat de hark! ( 10 5 is vastgelopen, zal het hefboomstelsel HG en HM voor de benodig-l de compensatie zorgen tussen het afstansversch.il GM.

Om de gedachten te bepalen zij nog vermelde dat de kruk K een i cirkel van 300 mm diameter beschrijft en normale harkslag 260 mm ί bedraagt. | 15 In fig. 4 is in langsdoorsnede schematisch de opbouw van een { veerelement (19 of 27) in één der koppelstangen 22, 26 weergegeven. De bus 40 van de koppelstang (22/26) is met montageflenzen 41 en 42 bevestigd aan de bus 43 voor het veerelement (19/27). De bus 43 ‘ | draagt aan het andere einde· een flens 44 die in onbelaste toestand j 20 deelbaar aansluit tegen flens 45, terwijl tussen deze flenzen 44 en 45 in belanst toestand een afstand bestaat.

De flens 45 is door een bus 46 en twee door losneembare bouten i op elkaar geplaatste platen 47 en 48 aan de stang 49 verbonden. Deze stang 49 is (zie fig· 2) verbonden met een der scharnierpunten F of 25 I. ·

In de bus 43 bevindt zich tussen flens 44 en een spanbus 50 een samendrukbare voorgespannen veer 51 om een bus 52 die in de flens j j 45 is vastgelast. In de bus 52 bevindt zich aan het andere uiteinde een spie 53 die in een spiebaan van de spanbus 50 lopen, zodat de j ;30 bussen 50 en 52 niet“kunnen verdraaien maar wel telescoperen. De ; ί j spanbus 50 is aan aht uiteinde voorzien van een sluitplaat 54, waar- j in een van schroefdraad voorzien gat is aangebracht, waarin een j spanschroef 55 is bevestigd. Deze spanschroef 55 kan met een span-i ί moer % worden verdraaid, teneinde de veer 51 tussen de flens 44 en 35 de spanbus 50 een bepaalde voorspanning te geven. j - In de plaat 47 is een gat 57 aangebracht, evenals in de bus 46

3 η ·λ s 7 A

M w w -J j - - /5 5C«..UJF / - 6 -

HO 414 NL

een gat $8 aanwezig is, teneinde montage en demontage van de spanbout 55 mogelijk te maken.

Elk veerelement is zo goed mogelijk waterdicht uitgevoerd, i waartoe o.m. het gat in de flens 42 bij 59 nauw om de spanbus 50 5' sluit en het gat in de flens 44 bij 60 nauw om de bus 52 sluit. \

J

Terugkerende naar fig. 2, het veerelement 19 heeft twee func- ' ties: het hoofddoel is de hark 5 van de bodem 1 te houden in de J teruggaande slag} de tweede funotie is de compensatiefunctie als j de hark 5 mocht vastlopen. | 10 Het veerelement 27 heeft ook twee functies: het maken van een ! i zuivere parallelbeweging tussen de punten IP en AD, waardoor tussen voor- en achterkant geen compensatie nodig is voor de baan} de i tweede functie is de compensatiefunctie als de hark 5 vastloopt, * dan moet de veer in het veerelement 27 de heen- en weergaande I 15 beweging van het punt I opnemen.

De veerkarakteristieken van de dementen 19 en 27 zijn verschillend, de onderste (27) is het sterkste omdat de kracht die over- j gebracht moet worden, zo groot moet zijn dat in elk geval de opvoer van het slib over de bodem verzekerd is.

i i i i - i 8ÖQ5782 h Ί;ί)9?ϊ4ί

Claims (1)

1. 2. Aandrijfmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de 20 veerkarakteristiek van het onderste veerelement (27) sterker is dan die van het bovenste veerelement (19)· i i rrr-r^ -7-0-7------------------------------------------------------------ ------ y ** V / ifja ΚΑΙ*#