NL8005376A

NL8005376A - Irrigatie- en afzuighandstuk.

Info

Publication number: NL8005376A
Application number: NL8005376A
Authority: NL
Original assignee: Stryker Corp
Priority date: 1979-09-28
Filing date: 1980-09-26
Publication date: 1981-03-31
Also published as: US4299221A; DE3036076A1; JPS6033945Y2; GB2058576A; GB2058576B; JPS5653408U; CA1142375A

Description

-1-

803323/Ti/CB/vL

Korte aanduiding: Irrigatie- en afzuighandstuk

De uitvinding heeft "betrekking op een irrigatie- en afzuighandstuk voor het selectief toevoegen van irrigatievloeistof en het afzuigen van ongewenste vloeibare materie van een plaats waar een tandheelkundige of chirurgische ingreep wordt verricht.

5 In de hand te houden irrigatie afzuigtoestellen zijn reeds lang in gebruik voor het doorspoelen van restanten van de operatieplek en het schoonmaken van de plek door middel van het afzuigen van restanten, overtollige irrigatievloeistof, bloed, en andere ongewenste vloeibare materie.

Een bekend afzuigirrigatiehandstuk bevat een handvat met irrigatie-10 vloeistof en afzuigkanalen daarin, en draagt een afneembaar paar bewerkings-punten aan het bedieningsuiteinde, die in verbinding staan met de irrigatie- en afzuigkanalen in de handgreep. Aan het toevoereinde van het handvat, zijn de kanalen te verbinden met daartoe geschikte irrigatievloeistof en vacuumbronnen, door middel van flexibele leidingen. Een ontlast-15 opening door de wand van het afzuigkanaal kan worden geopend of gesloten door middel van de wijsvinger van de gebruiker cm de zuiging aan het af-zuigpunt te variëren. Met het gat geopend, zuigt de vacuumbron na het gat en door de punt, en lucht lekt door het gat in het afzuigkanaal en vermindert de zuiging aan de afzuigpunt.

20 Om de irrigatiestroan naar de punt af te sluiten, vergt de bekende uitvoering een met de hand te bedienen irrigatievloeistofklep en het irrigatievloeistof kanaal in het handstuk, wat de constructie van het hand-stuk bemoeilijkt, de kosten ervan verhoogt en het schoonmaken en steriliseren bsnoeilijkt, vooral omdat de klep in de handgreep niet alleen ver-25 antwoordelijk is voor het doseren van de stroming, maar ook verantwoordelijk is voor het gehele afsluiten van irrigatievloeistofstroom naar de punt.

De uitvinding beoogt een irrigatie-afzuighandstuk als boven cmschre-ven te verschaffen met een vereenvoudigde constructie, goedkope en gemakkelijke in het schoonmaken en steriliseren, dat het vat met één hand be-30 dienbaar is voor het afsluiten en/of inschakelen van de irrigatiestroom, het kiezen van volledige of verminderde af zuiging, en met een irrigatie-stroomafsluitklep die niet op het handvat bevestigd is.

Volgens de uitvinding is dit handstuk hiertoe gekenmerkt door een monolytisch langwerpig staafvormig handvat met in langsrichting verlopende ( 35 kanalen voor resp. irrigatievloeistof en af zuiging, welke liggen nabij een zijde van het handvat en door een ontlastopening door deze zijde in \ 80 05 37 6 -2- verbinding met het afzuigkanaal in het centrale langsdeel van het handvat, door een verhoogde gedeelte langs deze zijde van het handvat lopend van de achterkant daarvan tot de afzuigontlastopening tot op korte afstand daarvan, waarin een luchtdrukkanaal is aangebracht vanaf de achterkant 5 van het handvat, eindigend aan de voorkant daarvan in een luchtdrukontlas-tingsopening nabij de afzuigontlastingsopening, waarbij leidingen het luchtdrukkanaal, het afzuigkanaal en het irrigatievloeistofkanaal verbinden met een overeenkomstige luchtdruk-, afzuig- en irrigatievloeistofbron, en een normaliter afsluitende klep in de irrigatievloeistofleiding is aan-10 gebracht op afstand van het handvat met een regelingang verbonden met de luchtdrukleiding, terwijl buisvormige punten aan de voorkant van voornoemde handvat uitsteken en het handvat geen kleppen bevat doch een direkte regeling van zuigingkracht en irrigatiestrocm mogelijk maakt door het middels een vinger beurtelings of gelijktijdig sluiten of openen van de ont-15 lastingsopeningen.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening:

Fig. 1 is een schematisch zijaanzicht van een irrigatie-afzuighand-stukeenheid inclusief een handvat en een irrigatiestroomregelklep; fig. 2 is een uitvergroot bovenaanzicht van de handstukeenheid van 20 fig. 1; fig. 3 is een dwarsdoorsnede over de lijn ÏII-III in fig. 2; fig. k is een aanzicht van het toevoereinde van het handvat volgens fig. 3; fig. 5 is een gedeeltelijk zijaanzicht van de verbinding van het 25 handvat en de punt van de eenheid volgens fig. 3; fig. 6 is een doorsnede over de lijn VI-VI in fig. 5·

Een irrigatie-afzuighandstuk 10, volgens de uitvinding, bevat een regel handvat 11 die aan zijn rechteruiteinde 12 een afneembare punt eenheid 1U draagt. Verbonden met het linker- of toevoereinde 16 van het hand-30 vat 11 zijn een irrigatietoevoerslang 18, een afzuigslang 19 en een gas-drukslang 20. Voor het gebruik van zulke slangen 18, 19 en 20 zijn deze resp. verbonden met een bron 22 van irrigatievloeistof (zoals een pomp) een vacuum (bij voorbeeld onderdruk) bron 23, en een gasdrukbron 2b. Een klep 26 is geplaatst tussen de irrigatieslang 18 voor het openen of af-35 sluiten van de irrigatiestroom vanaf de bron 22 door het handvat 11. De klep 26 heeft een regelingang 27 reagerend op de druk in de gasdrukslang 20.

* Bij voorkeur is de gasdrukbron 2b een bron van gecomprimeerd gas, \ 80 05 37 6 V ·ƒ -3- dus onder over dink. In de beschrijving wordt het gas als lucht "beschreven, hoewel het duidelijk zal zijn dat andere gassen, voornamelijk stikstof, kunnen worden gebruikt.

De gasdrukbron 2b kan echter ook een onderdrukbron zijn, bij voor-5 beeld een af zuig of vacuum.br on. In het laatste geval, zijn de bronnen 23 en 2b of volkanen gescheiden vacuumbronnen, of zijn voldoende op de ge bruikelijke manier geïsoleerd, zodat de verandering in druk in de afzuig-slang 19 gedurende het gebruik van het handstuk ΤΦ de druk in de slang 20 en in de regeltoevoerklep 27 niet doen veranderen. De klep 26 kan van elk 10 gebruikelijk type zijn in staat om de irrigatiestrocm daardoor geheel toe te laten, of af te sluiten, in verhouding tot een van te voren ingestelde verandering in druk op de regelingang 27. Volgens fig. 1 is de klep 26 een flexibele buisklem met een door een veer bediende zuiger 28, reagerend op de overdruk bij de regelingang 27 cm deze zuiger 28 tegen de veer 10 15 in te verplaatsen om de klep te openen. Een drukafname bij de regelingang 27 tot ongeveer atmosferische druk, doet de zuiger 28 terugkeren naar de getekende stand waarin de buis is afgeklemd.

De bronnen 22, 23 en 2b kunnen de gebruikelijke zijn en normaliter zullen zij op afstand van het handvat 11 en de operatieplek geplaatst zijn.

20 Het handvat 11 kan de klep 26 bevatten met de regelingang 27, doch bij voorkeur zal de klep 26 op afstand van het handvat 11 worden geplaatdt, bij voorbeeld om alle elektrische onderdelen op afstand van de operatieplek te houden cm zo het gewicht, de cmvang, de ingewikkeldheid en de kosten van het handvat 11 te verkleinen. De slangen 18, 19 en 20 zijn flexi-25 bel en bij voorkeur van gebruikelijk doorschijnend kunststof slang, bij voorbeeld van polyvinylchloride.

Terwijl de bronnen 22, 23 en 2b de gebruikelijke kunnen zijn, zoals pompen welke de gewenste druk opwekken in de slangen 19 en 20 met een pomp- of een zwaartekracht doorstroomsysteem voor het voeden via de 30 slang 18, zijn de bronnen 22, 23 en 2b en klep 26 bij voorkeur vervaardigd als delen van een afstandregeleenheid, schematisch voorgesteld door het gestippelde vierkant 29, waaraan de toevoereinden van de slangen 18, 19 en 20 bij voorkeur afneembaar zijn verbonden.

Het handvat 11, zoals getoond in fig. 3, is een hol uit een stuk 35 bestaand lichaam, bij voorkeur uit hard kunststof zoals polystyreen. Bij voorkeur gaan de irrigatie en afzuigkanalen 31 en 32 in de lengterichting parallel door het.handvat 11 met een verbinding van hun toevoereinden aan I de resp. slangen 18 en 19 en een verbinding aan hun werkingseinden naar 1 A n· n 5 3 7 6 -1- de ronde punten 3l resp. 35 van de punteenheid 11. De gekozen uitvoering toont het afzuigkanaaJL 32 geplaatst hoven het irrigatiekanaal 31.

Een derde kanaal 37 (fig. 3) gaat van rechts van het handvattoe-voereind 16 en eindigt tussen de uiteinden van het handvat in een regel-5 opening 38. Het derde kanaal 37 loopt hoofdzakelijk parallel aan en hoven het afzuigkanaal 32 in een verhoogd deel 39· Het voorste einde 11 van het deel 39 loopt naar beneden af met een helling van ongeveer 135° vanaf het voorwaarts uitstekende hoveneinde 12 van het handvat 11 en bevat de regelopening 38, zodat het kanaal 37 naar voren opent via het aflopende 10 verdiepingseinde 11.

Met tussenruimte is vöör de regelopening 38 een verdere regelopening 15 geplaatst die het afzuigkanaal 32 ventileert naar de buitenlucht.

De regelopeningen 38 en 15 zijn met tussenruimten geplaatst, maar zijn dicht genoeg hij elkander om de vinger of duim van de bedienaar in staat 15 te stellen selectief de een of de ander, of heide regelopeningen 38 en 15 af te sluiten.

De kanalen 31, 32 en 37 hebben achteropeningen 17, 18, 19 niet een vergrote diameter, waarin afsluitend de einden van de flexibele slangen 18, 19 en 20 passen. Qn het insteken van de slangeinden in de resp. uitspa-20 ringen te vergemakkelijken, zijn de open uiteinden van laatstgenoemde afgeschuind, zoals bij voorbeeld bij 51· Ter verkleining van de hoogte, en hiermee de cmvang van het handvat 11, loopt het achtereind hiervan neerwaarts bij 5I en de uitsparing I9 gaat taps naar beneden vanaf de coaxiale verbinding met kanaal 31. De voorste uiteinden van de slangen 18. 19 en 20 25 passen nauwsluitend in de overeenkomstige uitsparingen 17, 18 en I9 en zijn hierin afsluitend bevestigd. In de getoonde uitvoering zijn de slangen permanent in de overeenkomstige uitsparingen door middel van een lijnverbinding aangebracht alhoewel ook afneembare aansluitingen, kunnen worden gebruikt.

30 Een irrigatieregulateurklep 5l omvat een stift 56 welke draaibaar steekt door een zitting inzet-stuk 57 vast in de buitenwand van kanaal 31 en is afgedicht tegen lekkage van de irrigatievloeistof door een 0-ring 58, aangebracht in de uitsparing in het inzetstuk 57. Een irrigatieregelplaat 59 j|\ is vast aan het binneneinde van stift 56 en kan draaien, daarbij het ka- •jt 35 naai 31 vrijgevend of gedeeltelijk sluitend. De oppervlakte van de regel- % plaat 59 is bij voorkeur kleiner dan het dwarsdoorsnede oppervlak van kalt naai 31 zodat dit niet volledig kan worden afgesloten. Een handgreep 60 8005376 -5- is bevestigd aan het hniteneinde van de stift 56 om de regelplaat 59 met de hand te verstellen en zo de hoeveelheid irrigatievloeistof door het kanaal 31 te regelen.

De punteenheid 1^· is afneembaar zodat een verscheidenheid van ver-5 schillende punteenheden met hetzelfde handvat 11 kan worden gebruikt.

De holle ronde punten 3¼ en 35 van de verschillende punteenheden kunnen in uitvoering en materiaal variëren ter aanpassing aan de tandheelkundige of chirurgische ingreep waarbij het handstukeenheid 10 wordt gebruikt.

De punten 3en 35 kunnen van elk gewenst materiaal zijn, zoals roestvrij-10 staal of een bruikbaar kunststofmateriaal zoals polycarbonaat.

De punteenheid 1^ bevat een eindafsluitdop 6b waaraan de linker of de achtereinde van de punten 3^ en 35 zijn bevestigd. In de getoonde uitvoering, is de eindafsluitdop 6b van hard kunststofmateriaal vervaardigd, zoals polystyreen. De achterkant van de punten 3¼ en 35 zijn bevestigd 15 door lijmverbinding in de uitsparingen 65 en 66 in de eindafsluitdop 6b, en staan in verbinding door de overeenkomstige openingen 67 en 68 in de eindafsluitdop met de kanalen 32 en 31, resp. van handvat 11.

De eindafsluitdop ö^^Bevestigd aan het vooruiteinde van het handvat 11 en is afgedicht tegen lekkage van de irrigatievloeistof, lucht en 20 vloeibare restanten welke tussen de punten en de handgreep stromen. De neusstukken 70 en 71 steken achterwaarts uit de eindafsluitdop 6b in de voorste uiteinden van de handvatkanalen 32 en 31 en bevatten de openingen 67 en 68. In de getoonde uitvoering, is het neusstuk J0 conisch en is nauwsluitend geklemd in de overeenkomstige conische steun aan de voorkant 25 van het afzuigkanaal 32. Het andere neusstuk 71 is trapvormig en bevat coaxiaal een 0-ring 72 welke vloeistof afdichtend rust tegen een uitgespaarde cilindrisch oppervlak aan de voorkant van het irrigatiekanaal 31.

De punteenheid 1U is bevestigd aan het handvat 11 in de gekozen uitvoering zoals getoond door een snapverbinding 76 (fig. 5 en 6). De snap-30 verbinding bevat een tegenover elkaar liggend paar van in het algemeen parallel, achterwaarts uitstekende, elastisch buigzame vingers 77, voorzien aan hun achterkant van binnenwaarts geplaatste, achterwaarts conische tanden 78. De voorkant van het handvat 11 heeft zijkanten welke een a paar oploopstukken 79 bevatten achterwaarts divergerend naar een tegen- || 35 overliggend paar ondersneden groeven 80. Bij het achterwaarts bewegen van de punteenheid 1U naar het handvat 11 spreiden de oploopstukken 79 de tand-1 vormige einden 78 van de vingers 77 , waarna de tanden 78 in de groeven 80 vallen en op die manier de boveneenheid 1H nauwsluitend vergrendelen en on ns 6 -6- afdichten aan het handvat 11, met de neusstukken TO en 71 uitstekend in de handvatkanalen.

De boven- en ondereinden van de ten minste ondersneden groeven 80 zijn aan een zijde overlapt door de schouder 81 welke voorkomen het verti-5 kaal verschuiven of verdraaien van de tanden 78 op het handvat 11; daardoor worden de neusstukken 70 en 71 geholpen in het zekeren van de puteenheid 1¼ stijf aan het handvat 11.

De vingers 77 van de eindafsluitdop 6b kunnen worden vastgegrepen en verend buitenwaarts uitgebogen cm axiale separatie toe te staan van de 10 punteenheid 1k van het handvat 11. Wanneer de bronnen 22, 23 en 2k zijn bekrachtigd en met de gaten h-5 en 38 in hun normale onbedekte conditie, is weinig of geen zuiging aanwezig aan de voorkant van de afzuigpunt 35 en stroomt geen irrigatievloeistof door de handvat 11 en de irrigatiepunt 3*+.

Puntafzuiging en irrigatievloeistofstroom van de irrigatiepunt kun-15 nen individueel of gelijktijdig worden geregeld. Meer in het bijzonder, met het handvat 11 in de hand H gehouden (fig. 1) van de bedienaar, kan de bedienaar gemakkelijk het gat 1+5 afdekken met zijn duim of vinger.

Dit voorkomt het inzuigen van lucht door het gat 1+5 in het afzuigkanaal 32, zodat de volledige af zuiging, opgewekt aan het handstuk door de op afstand 20 gelegen vacuumbron 23, optreedt aan het open vooreinde van de afzuigpunt 359 voor het verwijderen van vloeibare materialen van het werkterrein.

Anderzijds kan, de bedienaars duim of vinger worden gebruikt cm het gat 38 af te sluiten (in plaats van, of gelijktijdig, het afsluiten van gat 1+5). Indien open, dient het gat 38 als een ontlasting voor kanaal 37, 25 slang 20 en klepregeltoevoer 27, om het geheel op ongeveer atmosferische druk te houden. Het sluiten van gat 38 veroorzaakt drukverandering in kanaal 37» slang 20 en klepregelinlaat 27, cm de druk van de luchtdruk-bron 2l+ op te bauwen. De verandering in druk in de regelinlaat 27 opent de irrigatieklep 26 en produceert een stroom van irrigatievloeistof van de bron 22 door de slang 18, het kanaal 31 en uit de voorkant van de irri-30 gatiepunt 3l+ naar het werkterrein. In de getoonde uitvoering, heeft de luchtdrukbron 2l+ overdruk (bij voorbeeld een gecomprimeerde luchtbron) en de klep 26 reageert op overdruk aan de regelinlaat 27 door open te blij-ven. Het is ook mogelijk dat de luchtdrukbron 2b een onderdrukbron (bij voorbeeld, een vacuumbron) is; de klep 26 is in dat geval een conventio- 35 nele klep die opengaat in reactie op de verandering van hoofdzakelijk at- mosferische of overdruk van de bron.

'k 8005376 -7-

Een controleklep (niet zichtbaar) kan in de leiding 27 -worden geplaatst om de gasleiding 20 op een lagere druk dan gewenst te laten werken om de klep 26 te ontsluiten; de druk in de leiding 20 wordt dan gebruikt ter besturing van de controleklep om dezelfde werking van klep 26 5 te bewerkstelligen met een conventionele hogedrukbron die niet is getekend.

\ 8005376

Claims

1. Irrigatie-afzuighandstukeenheid voor tandheelkundig en chirurgisch gebruik, gekenmerkt door: een monolytisch langwerpig staafvormig handvat met in langsrichting verlopende kanalen voor resp. irrigatievloeistof en afzuiging, welke liggen nabij één zijde van het handvat en door een ont-5 lastopening door deze zijde in verbinding met het afzuigkanaal in het centrale langsdeel van het handvat, door een verhoogd gedeelte langs deze zijde van het handvat lopend van de achterkant daarvan tot afzuigontlas-tingsopening tot op korte afstand daarvan, waarin een luchtdrukkanaal is aangebracht vanaf de achterkant van het handvat, eindigend aan de voorkant 10 daarvan in een luchtdrukontlastingsopening nabij de afzuigontlastingsope-ning, waarbij leidingen het luchtdrukkanaal, het afzuigkanaal en het irri-gatievloeistofkanaal verbinden met een overeenkomstige luchtdruk-, af-zuig- en irrigatievloeistofbron, en een normaliter afsluitende klep in de irrigatievloeistofleiding is aangebracht op afstand van het handvat met 15 een regelingang verbonden met de luchtdrukleiding, terwijl buisvormige punten aan de voorkant van voornoemd handvat uitsteken en het handvat geen kleppen bevat doch een direkte regeling van zuigingkracht en irriga-tiestroom mogelijk maakt door het middels een vinger beurtelings of gelijktijdig sluiten of openen van de ontlastingsopeningen.

2. Eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voorzijde van het verhoogd gedeelte naar beneden en voren afloopt en de luchtdrukontlastingsopening is aangebracht in deze aflopende wand en daardoor een naar voren gerichte luchtstroom vanuit het luchtdrukkanaal stroomt, en de afzuig ontlast ings opening naar boven is gericht.

3. Eenheid volgens conclusie 1, gekenmerkt door een regeleenheid, draaibaar gedragen door het handvat met een schacht gaande door de bodem-wand van het handvat tot in het irrigatievloeistofkanaal, welke schacht een regelplaat draagt kleiner dan het dwarsdoorsnede-oppervlak van het irrigatievloeistofkanaal en verdraaibaar is tussen resp. een gedeeltelijk 30 afsluitende en een in hoofdzaak niet afsluitende stand, welke regelaar een met de hand te bedienen deel heeft bevestigd aan de schacht en gelegen buiten het handvat. Eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het handvat een in hoofdzaak stijve eindafsluitdop omvat aan de voorkant ervan met de ^ 35 achterkanten der buizen daaraan gelijmd in verbinding daardoor met de af- K' ft | 8005376 -9- zuig en irrigatievloeistofkanalen in het handvat, en met een afneembare snapverbinding voor het afneanbaar bevestigen van de eindafsluitdop op het handvat, -welke snapverbinding een paar zijdelings tegenover elkaar liggende, binnenwaarts getande naar buiten flexibele ondersteuningen om-5 vat, uitstekend naar achteren van de eindafsluitdop en met tussenruimten op de tegenover elkaar liggende zijden van de punten geplaatst, welke punten vertikaal boven elkaar liggen in een gebied tussen voor het paar ondersteuningen, en het handvat zijwaarts gerichte ondersnijdingskanalen heeft op tegenover elkaar liggende zijden daarvan voor het opnemen van de 10 binnenste tandeinden van de ondersteuning in een insnapverbinding cm de eindafsluitdop te borgen aan de voorkant van het handvat, en handvateinden en eindafsluitdop resp. zijn voorzien van coaxiale samenwerkende conische delen en uitsparingen en de ondersteuningen lager zijn dan de hoogte van het handvat, dat aan een zijde zijdelings uitstekende schouders heeft wel-15 ke de ondersneden delen van de kanalen overlappen en de getande binnenuiteinden van de ondersteuningen opnemen voor het nauwsluitend ingrijpen in de boven en onderkanten der ondersteuningen zodanig dat vertikale verschuiving of draaiing van de eindafsluitdop op het handvatuiteinde wordt voorkomen en de samenwerkende conische delen van de eindafsluitdop en het 20 handvat afdichtend worden verbonden.

5. Eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drie kanalen daarin vertikaal boven elkaar zijn gerangschikt, geïsoleerd van elkaar, met de irrigatievloeistofkanaal- en afzuigkanaalopeningen door de voor-en achterkant van het handvat, waarbij het irrigatievloeistofkanaal ver-25 loopt langs de bodemwand van het handvat en het afzuigkanaal verloopt langs de bovenwand van voornoemd handvat, dat is voorzien van middelen voor het verbinden der punten aan de voorkant daarvan, welke punten geen verbinding hebben met het luchtdrukkanaal, het gedeelte van voornoemde handvat, gelegen v66r de luchtdrukontlastingsopenipg vrij is van het lucht-30 drukkanaal, en de middelen ter verbinding van het handvat aan de punten en leidingen losneembaar zijn. ^ 8005376