NL8004601A - Torenkraan. - Google Patents

Description

«r.·* i »

Torenkraan

De uitvinding heeft betrekking op een torenkraan, voorzien van een telescoopbare mast die om een dwarsas zwenkbaar is en van een uit twee delen samengestelde kraanarm die om een horizontale dwarsas zwenkbaar verbonden is met de mast, waarbij het topdeel van 5 de kraanarm om een horizontale dwarsas scharnierbaar is bevestigd aan het basisdeel van de kraanarm, zodat in de transportstand de samengevouwen kraanarmdelen op de mast liggen, welke mast door kabel-parten bedienbaar is.

Bij alle tot nu toe bekende torenkranen van het genoemde soort 10 worden meerdere kabels gebruikt voor het uitvoeren van de hijs- en de uitschuifbewegingen van de mast, alsmede voor de uitklap handelingen van de giek.

De uitvinding beoogt in het voorgaande vereenvoudiging te brengen. Volgens de uitvinding is dit bereikt, doordat nabij het 15 benedeneinde van het topdeel van de kraanarm, een hiervan afgekeerd gebogen kabelgeleiding aanwezig is, waarover een aan het boveneinde van het topdeel te bevestigen kabel geleidbaar is, welke kabel met het andere einde is bevestigd aan een liertrommel, opgesteld op de draaitafel van de ondersteuning, van welke lier de kabel achtereen-20 volgens loopt over een schijf, gelagerd aan de kantelas van de mast, over een schijf aan het boveneinde van het basisdeel van de mast, dan omlaag in de ruimte tussen de mastdelen over twee schijven, op gelijke hoogte gelagerd aan het benedeneinde van het topdeel van de mast, daarna omhoog over twee schijven aan het boveneinde van het 25 basisdeel, zodanig opgesteld dat de kabel binnen dit deel omlaag voert naar twee schijven, op gelijke hoogte aan de tegenover gestelde benedenzijde van het topdeel gelagerd, en vervolgens in de tussenruimte omhoog over een schijf, zodanig aan het boveneinde van het basisdeel opgesteld, dat de kabel langs de buitenzijde van het basis-30 deel omlaag voert en over twee evenwijdig aan elkaar opgestelde stel- 8004601 i 2 t len takelschijven loopt, welke aan het benedeneinde van het basisdeel, respectievelijk aan de draaitafel, zijn opgesteld, en vervolgens via een naast de takelschijven gelagerde schijf omhoog voert naar een schijf, gelagerd aan het boveneinde van het top-5 deel en tenslotte over een schijf aan het benedeneinde van het basisdeel van de kraanarm, nabij de horizontale dwarsas aan de mast, naar de zojuist genoemde kabelgeleiding.

Bij een uitvoeringsvariant van de uitvinding is vastgesteld, dat het einde van de kabel moet zijn voorzien van een met de hand ^ bedienbare sluiting, waarmede het kabeleinde verbindbaar is met een beugel, bevestigd nabij het boveneinde van het topdeel, dan wel met een beugel, een afstand van de eerstgenoemde beugel aan het topdeel bevestigd, gelijk aan de lengte van het te vieren kabeldeel, benodigd om het aan de eerstgenoemde beugel te bevestigen kabel-einde over de geleiding te brengen.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een aantal uitvoeringsvormen van een torenkraan volgens de uitvinding is weergegeven. In te tekening toont: 20 fig. 1 een zijaanzicht van het samenstel van een kraan vol gens de uitvinding gedurende de eerste fase van het opzetten van de kraan, fig. 2 op grotere schaal het steunzadel voor de enkel kabel, dat nabij het scharnierpunt tussen de voet en de top van de kraan is gelegen, fig. 3 hetzelfde als in fig. 1 doch dan in een volgende fase van het opzetten van de kraan, waarbij het uitschuiven van de mast automatisch het voEedig uitklappen van de giek veroorzaakt, fig. 4 in perspectief het verloop van de enkele bedienings-kabel, wanneer de kraan in de stand is die in fig. 1 met streep-stippellijnen is getekend, fig. 5 een zijaanzicht van een uitvoeringsvariant van de kraan, wanneer de kabel op losneenbare wijze is vergrendeld aan het uiteinde van de top van de giek, en fig. 6 hetzelfde als in fig. 5 doch waarbij de kabel is 8004601 -7 t 3 t bevestigd aan een ander punt van de giek om achter het zadel te kunnen passeren.

De in de tekening weergegeven kraan omvat een verplaatsbaar onderstel 1 waarop een tafel 2 is geplaatst die draaibaar is om een 5 verticale as 3. Op de tafel 2 staat een bok die aan zijn top een horizontale schamieras 4 draagt waaromheen het ondergedeelte van een element van de telescoopbare mast 5 kan scharnieren.

Het ondereinde 6 van het element 5 steekt aan de andere zijde van de scharnieras 4 uit en is op bekende manier verbonden met 10 de tafel 2, door middel van takelparten 7 van een bedieningskabel 8 (fig. 4). Hiervoor brengt men stellen schijven 9 aan opcfe tafel 2, en schijven 10 aan het ondereinde 6 van het element 5.

De kraanmast 5 wordt voltooid door een telescopisch element 11 dat binnen het element 5 verschuifbaar is. Aan zijn top draagt 15 het binnenelement 11 een tegengiek 12 die een opvouwbaar uiteinde 13 heeft dat is voorzien van een keerschijf 14. Verder draagt het binnenelement 11 aan de voorzijde van de tegengiek 12 een schamieras 15 waarom enerzijds een uithouder 16 schamierd en anderzijds de onderzijde van het basisdeel 17. Aan zijn andere uiteinde is dit 20 basisdeel 17 gescharnierd aan het topdeel 18, met behulp van een dubbele sdiamiering 19 waarvan de bijzonderheden niet tot deze uitvinding behoren maar die de bovenbalken 20 en 21 die respectievelijk deel-uitmaken van het topdeel 18 verbinden. Voorts is het uiteinde van de bovenbalk 20 dat samenvalt met de schamieras 15, verlengd 25 voor het dragen van een keerschijf 22 die zich boven de binnenmast 11 bevindt wanneer deze wordt opgezet.(fig. 1 en 3).

De hijsbewerkingen van de kraan, met inbegrip van het uitvouwen van de giek 17- 18, worden bediend door de enkele kabel 8 (fig. 4). Deze wordt met een uiteinde verankerd aan de trommel van 30 een lier 36 welke is opgesteld op de tafel 2. Daarna verloopt de kabel 8 achtereenvolgens: - over een schijf 37 op de kantelas 4 van de mast 5-11, - over een schijf 38 aangebracht op de top van het mastelement 5, - over twee schijven 39 aangebracht aan de onderzijde van het binnen-35 element 11 van de mast, 8004601 \ ΐ 4 - over twee schijven 40 geplaatst aan de top van het buitenelement 5, - over twee schijven 41 aan de onderzijde van het binnenelement 11 van de mast, 5 - over een schijf 42 geplaatst bij de top van het buitenelement 5, - over de twee stellen takelschijven 9 en 10 die respectievelijk zijn aangebracht aan de bok op de tafel 2 en het ondergedeelte van het buitenelement 5 van de mast, - over een schijf 43 aan de top van de binnenmast 11, ter hoogte 10 van het achtervlak hiervan dat overeenkomt met de tegengiek 12 (niet getekend in fig. 4), en - over de schijf 22 aan de bovenbalk 20 van de giekvoet 17.

Voorbij cfe schijf 22 is de kabel 8 met z'n andere uiteinde verankerd aan een punt 44 dat gedragen wordt door de balk 21 van 15 de giektop 18. Dit punt 44 ligt bij voorkeur dichtbij het vrije einde van de giek.

Aan de bovenbalk 21 van het topdeel 18, en in de onmiddelijke nabijheid van de dubbele schamiering 19, is een zadel vastgelast dat een plaat 45 omvat waarvan aan de zijkant een andere plaat 46 20 uitsteekt met een naar binnengebogen profiel welke als steunpunt dienst kan doen voor de kabel 8 wanneer men deze hierlangs laat verlopen. Het is niet nodig dat dit zadel onder de schamiering 31 ligt van de twee giekelementen, maar hét hoeft alleen voldoende dichtbij deze schamiering te liggen opdat de trekkracht van 25 de kabel 8, wanneer deze over het zadel 45, 46 Verloopt, niet het optrekken veroorzaakt van de giektop 18.

Voor de voltooiing van de kraan is een kabel 47 (fig. 1) van vaste lengte aangebracht, welke een vast punt 48 van de draaitafel 2 verbindt met een punt 49 van de slingerende uithouder 16, 30 na eerst te zijn verlopen om de keerschijf 14 van de tegengiek 12.

Voorts verbindt een trekelement 50 van constante lengte de punt 49 van de uithouder 16 met een verankeringspunt 51 aangebracht aan de bovenbalk 20 van het basisdeel 17, nabij de dubbele schamiering 19. Vanzelfsprekend kan het trekelement 50 worden ge-35 vormd door een stijve stang of door een kabel, dan wel uit een 800*601 5 r f •f stuk zijn uitgevoerd met de kabel 47.

De werking is alsvolgt: wanneer de kraan op de rijbaan is geplaatst, is het topdeel 18 gevouwen tegen het basisdeel 17 en tegen de zijkant hiervan. Het 5 samenstel van de mast 5/11 en van de giek 17/18 bevindt zich in de horizontale stand.

Men vergrendelt het binnenelement 11 van de mast aan het buitenelement 5 en men stelt de lier 36 (fig. 4) in werking. De kabel 8 wordt gespannen en de trekkracht uitgeoefend door de takel-10 parten 7 qp het onder uiteinde 6 van de mast, veroorzaakt het oprichten hiervan in de verticale stand. Vanaf de bodem laat een kraan machinist dan het topdeel 18 van de kraanarm scharnierend ten opzichte van het basisdeel 17. Het samenstel bevindt zich dan in de toestand die met getrokken lijnen is getekend in fig. 1.

15 Na de vergrendeling van de mast 5/11 in de verticale stand bedient de kraanmachinist de lier 36 zodanig, dat de kabel 8 wordt gegierd. Het topdeel 17 daalt dan en kantelt om de as 31 van de dubbele schamiering 19, volgens de richting die in fig. 1 door de pijl 53 is aangegeven. Aan het einde van deze handeling rust het 20 topdeel 18 met zijn uiteinde op de bodem, zoals met streepstippel-lijnen in fig. 1 is weergegeven.

De kraanmachinist geeft dan doorhang aan de kabel 8 om deze te brengen op de gebogen plaat 46 van het zadel (fig. 2}, daarna ontgrendelt hij de telescopische elementen 5 en 11 van de mast.

25 Vervolgens bedient hij de lier 36 in de richting welke het opwikkelen veroorzaakt van de kabel 8. Dit veroorzaakt het ophijsen van het binnenelement 11 van de mast, in de richting in fig. 3 met de pijl 54 aangegeven. Dit wordt verkregen door de onderlinge verplaatsing van de stéllen schijven 38-40-42 en 39-41 (fig. 4) onder 30 de trekkracht van de kabeltakel. De aanbrenging van de kabel 8 om het zadel 45-46 voorkomt, dat de giektop 18 zich opnieuw omhoog beweegt tijdens deze bewerking.

In de eerste fase wordt de kabel 47 gespannen en begint het oprichten van het basisdeel 17 door dit te laten kantelen om de 35 as 15 in de richting in fig. 3 aangegeven door de pijl 55. Doordat 8004801 i v 6 het topdeel 18 op de bodem blijft steunen, tracht deze zich te plaatsen in de verlenging van het basisdeel 17 door schamiering om de as 31 van de dubbele schamiering 19. Zodra het basisdeel en het topdeel aldus de stand bereiken die met streepstippellijnen is 5 weergegeven in fig. 3, vergrendelt men deze onderdelen van de giek met elkaar, zodat zij toch een stijfelement vormen.

Wanneer men het telescopisch uitschuiven van de mast vervolgt, veroorzaakt het spannen van de kabel 47 van constante lengte het ophijsen van de giek 17/18, waarvan de punt buiten aanraking 10 komt met de bodem. Aan het einde van het uitschuiven heeft de giek 17/18 de gewenste richting, welke bijvoorbeeld horizontaal is.

Uitsteken van de kraan geschiedt in omgekeerde volgorde met gebruikmaking van dezelfde handelingen.

In de figuren 5 en 6 is een uitvoeringsvariant weergegeven 15 voor bepaalde soorten van kranen, waarbij men de kabel niet wenst af te rollen om deze achter het zadel aan te brengen. Hierbij draagt het uiteinde van de kabel 8 een niet weergegeven sluiting of dergelijke, welke men kan bevestigen aan één van beide twee beugels 101 en 102 die zijn bevestigd op de bovenbalk 21 van het 20 topdeel 18. Volgens een belangrijk kenmerk van deze variant, is de beugel 101 geplaatst nabij het vrije uiteinde van het topdeel 18, zoals het punt 44 van de voorafgaande uitvoeringsvorm, terwijl de afstand 1U3 tussen de beugels 101 en 102 gelijk is aan de te vieren lengte van de kabel 8 om deze in de stand te brengen weergegeven 25 ün fig. 5 naar die van fig. 6.

In het geval van fig. 5 is de kabel 8 rechtstreeks bevestigd aan de beugel 101 die hij verbindt met de schijf 22 aan de top van de mast om de bediening mogelijk te maken van het topdeel 18, terwijl het basisdeel 17 verticaal tegen de mast blijft opgehangen.

30 In het geval van fig. 6 daarentegen, brengt men de kabel 8 achter het zadel 45/46, en men bevestigt zijn uiteinde aan de beugel 102. Deze is aangebracht om de bewerking uit te voeren die getekend is in fig. 3 en die bestaat uit het brengen van het topdeel 18 in het verlengde van het basisdeel 17, teneinde deze onderdelen aan 35 elkaar te vergrendelen. Het is duidelijk, dat de verstandige keuze van de 8004501 Λ * t

J

7 afstand 103 mogelijk maakt om vanuit de ene naar de andere stand over te gaan zonder behoeven te trekken aan de kabel 8 om deze af-te wikkelen van de trommel van de bedieningslier. Met andere woorden, het hele deel van de kabel 8 dat in de tekening links ligt van de 5 schijf 22 blijft bewegingsloos, terwijl men uitsluitend werkt met het rechts daarvan gelegen deel om het te bevestigen aan de beugel 101, of daarentegen aan de beugel 102, na te zijn gebracht over de kabelgeleiding 45/46.

In het geval van fig. 6 tenslotte, zal men opmerken dat de 10 bevestiging aan de beugel 102 die dicht bij de dubbele scharniering 19 ligt, mogelijk maakt om de krachten te verminderen op de balken van de giek tijdens het trekken aan de kabel 8 om de voet 17 en de top 18 in eikaars verlengde te brengen.

8004601

Claims (2)

1. Torenkraan voorzien van een telescoopbare mast die om een dwarsas zwenkbaar is en van een, uit twee delen samengestelde kraanarm, die om een horizontale dwarsas zwenkbaar verbonden is 5 met de mast, waarbij het topdeel van de kraanarm om een horizontale dwarsas schamierbaar is bevestigd aan het basisdeel van de kraanarm, zodat in de transportstand de samengevouwen kraanarmdelen op de mast liggen, welke mast door kabelparten bedienbaar is, met het kenmerk, dat nabij het benedeneinde van het topdeel (18) van de 10 kraanarm,een hiervan afgekeerd gebogen kabelgeleiding (45, 46) aanwezig is, waarover een, aan let boveneinde (44) van het topdeel (18) te bevestigen kabel (8) geleidbaar is, welke kabel met het andere einde bevestigd is aan een liertrommel (36), opgesteld aan de draaitafel (2) van de ondersteuning, van welke lier de kabel 15 achtereenvolgens loopt over een schijf (37), gelagerd aan de kan-telas (4) van de mast, over een schijf (38) van het boveneinde van het basisdeel (5) van de mast, dan omlaag in de ruimte tussen de mastdelen over twee schijven (39), op gelijke hoogte gelagerd aan het benedeneinde van het topdeel (11) van de mast, daarna om-20 hoog over twee schijven (40) aan het boveneinde van het basisdeel (5), zodanig opgesteld dat de kabel binnen dit deel omlaag voert naar twee schijven (41), op gelijke hoogte aan de tegenover gestelde benedenzijde van het topdeel (11) gelagerd, en vervolgens in de tussenruimte omhoog over een schijf (42), zodanig aan het 25 boveneinde van het basisdeel (5) opgesteld dat de kabel langs de buitenzijde van het basisdeel omlaag voert, en over twee evenwijdig aan elkaar opgestelde stellen takelschijven (10 en 9) loopt, welke aan het benedeneinde van het basisdeel (5), respectievelijk aan de draaitafel (2) zijn opgesteld en vervolgens via een naast de takel-30 schijven (10) gelagerde schijf omhoog voert naar een schijf (43), gelagerd aan het boveneinde van het topdeel (11) en tenslotte over een schijf (22) aan het benedeneinde van het basisdeel (17) van de kraanarm, nabij de horizontale dwarsas (15) aan dejmast (5/ 11), naar de kabelgeleiding (45/46).

2. Torenkraan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 8 0 ö 4 6 0 1 * 1 i t einde van de kabel (8) is voorzien van een met de handbedienbare sluiting, waarmede het kabeleinde verbindbaar is met een beugel (101), bevestigd nabij het boveneinde van het topdeel (18), dan wel met een beugel (102), een afstand van de eerstgenoemde beugel aan het 5 topdeel (18) bevestigd, gelijk aan de lengte van het te vieren-kabeldeel, benodigd om het aan de eerstgenoemde beugel (101) te bevestigen kabeleinde over de geleiding (45/46).te brengén. «ΞΓ 8004601