NL8003056A

NL8003056A - Vloeibaar brandstofmengsel, werkwijze voor de bereiding van een dergelijk brandstofmengsel en emulgeermiddel.

Info

Publication number: NL8003056A
Application number: NL8003056A
Authority: NL
Original assignee: Danske Sukkerfab
Priority date: 1979-05-28
Filing date: 1980-05-28
Publication date: 1980-12-02
Also published as: JPS55157685A; SE8003963L; HU188642B; FI801667A; BE883483A; FR2457890B1; PT71288A; ES8105029A1; AU543577B2; GB2051124A; RO81349A; IN153312B; ES491867A0; AR219868A1; IE801037L; CA1135505A; IT1130771B; GB2051124B; AU5862280A; ZA803090B

Description

- 1 -

N/2 9.7 61-Kp/vdM

*

Vloeibaar brandstofmengsel, werkwijze voor de bereiding van een dergelijk brandstofmengsel en emulgeermiddel.

De uitvinding heeft betrekking op een vloeibaar brandstofmengsel, op een werkwijze voor de bereiding van een dergelijk mengsel, alsmede op een emulgeermiddel.

Een vloeibaar brandstofmengsel volgens de uitvin-5 ding bevat een vloeibare minerale brandstof, bijv. een dieselolie, en een lichte brandstofolie en een niet mineraal brandbaar vloeibaar materiaal.

De steeds toenemende behoefte aan vloeibare minerale brandstoffen en de hoge prijsstijgingen voor aardolie, 10 geëist door de olie-producerende landen in de laatste jaren, hebben een behoefte gecreëerd voor de ontwikkeling van nieuwe brandstoffen, waarbij een deel van de kostbare minerale brandstof is vervangen door brandbare materialen, welke zijn afgeleid van andere bronnen dan aardolie.

15 Dergelijke versnijmiddelen voor vloeibare minerale brandstoffen dienen vermengbaar te zijn met de vloeibare minerale olie, onder oplevering van een stabiel mengsel, bijv. in de vorm van een émulsie, d.w.z. een mengsel dat gedurende lange tijdsperioden kan worden opgeslagen bij relatief lage 20 temperaturen, zonder fasescheiding. Bovendien dient het mengsel een viskositeit te hebben van dezelfde orde van grootte als die van de minerale vloeibare brandstof.

Het Duitse octrooischrift 719,723 beschrijft een dieseloliemengsel, bestaande uit dieselolie en sulfiet-afval-25 vloeistof. De toepassing van een sulfiet-afvalvloeistof, die sterk, alkalisch is, bleek niet succesvol, omdat hierbij zich ernstige corrosieproblemen voordoen. .

Gevonden werd, dat door toepassing van een speciaal type emulgeermiddelen produkten van plantaardige oorsprong 30 kunnen worden geëmulgeerd in een vloeibare.minerale brandstof, onder oplevering van stabiele emulsies, die naar volle tevredenheid kunnen worden toegepast in dieselmotoren en in olie-branders.

Dienovereenkomstig omvat het onderhavige vloeibare 35 brandstofmengsel een stabiele emulsie van een vloeibare mine- 800 3 0 56 τ - 2 - rale brandstof, methanol of een waterige oplossing van een produkt, gekozen uit de groep van methanol, saccharose, zet-meelontledingsprodukten en mengsels daarvan en tenminste één polymeer emulgeermiddel.

5 De term "emulsie" betekent hierbij zowel echte emulsies, d.w.z. media, waarin de deeltjes van methanol of de waterige oplossing een zodanige afmeting hebben, dat zij gedetecteerd kunnen worden in de minerale brandstofcomponent, alsmede media, waarin de deeltjes een dermate kleine afmeting 10 hebben, dat de media in de vorm van oplossingen voorkomen.

Het is verrassend, dat de emulsies volgens de uitvinding stabiel zijn en dat de viskositeit van dergelijke emulsies in dezelfde orde van grootte ligt als die van de vloeibare brandstof, omdat het bekend is dat de emulsies, 15 verkregen door het emulgeren van waterige oplossingen in sommige oliën onstabiel zijn en dat de viskositeit van dergelijke emulsies gewoonlijk zeer hoog is.

De verrassend lage viskositeit van de emulsies volgens de uitvinding wordt aangetoond door het feit, dat een 20 emulsie bestaande uit 73 gew.% van een dieselolie met een viskositeit bij 25°C van 3,1 cp, 25 gew.% van een glucosestroop met een viskositeit van 325 cp bij 25°C en 2 gew.% van een emulgeermiddel een viskositeit heeft van 4,8 cp bij 25°C.

De verrassend lage viskositeit van de emulsie 25 volgens de uitvinding is bovendien nog duidelijker, wanneer de emulsie wordt bereid uit de noven genoemde componenten in de volgende onderlinge verhoudingen: 48 gew.% dieselolie, 50 gew.% glucosestroop en 2 gew.% emulgeermiddel. De viskositeit van de aldus verkregen 30 emulsie bedraagt bij 25°C 15,1 cp.

Methanol en oplossingen van koolhydraten (stropen), verkregen door zetmeelomzettingsprocessen zijn de voorkeurs-plantaardige componenten van de emulsies volgens de uitvinding. Dergelijke oplossingen bevatten naar verhouding kleine hoe-35 veelheden as en zijn geschikt voor toepassing in dieselmotoren en oliebranders, in het bijzonder oliebranders voor huiselijke toepassing.

Zo werd een glucosestroop met ca. 70 gew.% koolhydraten en ca. 30 gew.% water, geëmulgeerd in dieselolie in 800 30 56 v - 3 -

A

een verhouding van 1 : 1 met succes toegepast in een dieselmotor bij een geringe aanpassing van de brandstofinjectie.

Het brandstofverbruik van een emulsie volgens de uitvinding met een stroop van het boven genoemde type daarin, 5 is bijzonder goed. Gevonden is, dat een dieselauto, die bereden werd met een constante snelheid van 100 km/uur 17,8 km/kg reed bij toepassing van een brandstof, bestaande uit 20 gew.% van een waterige glucosestroop met een droge-stofgehalte van 70 %, 79 gew.% dieselolie en 1 gew.% emulgeermiddel, tegenover 10 18,1 km/kg wanneer gewone dieselolie werd gebruikt.

Dit is verrassend wanneer men in beschouwing neemt dat de calorische waarde van gewone dieselolie 10130 kcal/kg is, terwijl voor een emulsie van het boven genoemde type de calorische waarde slechts 8730 kcal/kg bedraagt.

15 .Er kan dus worden geconcludeerd, dat de benutting van de calorieën van dieselolie verbeterd is als gevolg van de toevoeging van stroop. Deze verbetering is niet alleen te danken aan de aanwezigheid van water, omdat een emulsie van dieselolie en water in een concentratie van 10 % minder effec-20 tief is dan de stroopbevattende emulsie.

Ook oliebranders, bijv. huishoudelijke oliebran-ders voor centrale verwarming, bleken zeer bevredigend te werken bij een perfecte vlam, wanneer men gebruik maakte van het onderhavige brandstofmengsel.

25 Zetmeelontledingsprodukten, bereid door zure of enzymatische ontleding van zetmeel, zijn de voorkeursprodukten voor toepassing in het brandstofmengsel volgens de uitvinding.

Het droge-stofgehalte van dergelijke stropen dient bij voorkeur tenminste 65 gew.% te zijn.

30 De omzettingsgraad (DE-waarde) van de zetmeelom- zettingsstropen is niet kritisch, doch bleek in de praktijk dat stropen met een DE-waarde van ca. 40, bijv. 42, de voorkeur verdienen.

Stropen met hogere DE-waarden, bijv. ca. 9Q, zijn 35 eveneens geschikt, doch ze zijn duurder.

Brandstofmengsels volgens de uitvinding met tot aan 60 gew.% zetmeelomzettingsstropen erin, zijn wel bereid, doch het verdient in het algemeen de voorkeur gebruik te maken 8003056

C

- 4 - van een stroop in een hoeveelheid van 10-50 % en liefst ca.

25 gew.% van de totale hoeveelheid minerale brandstof en stroop.

Het polymere emulgeermiddel is bij voorkeur van 5 een niet-ionogeen type. Een voorkeurstype emulgeermiddel is in de handel verkrijgbaar onder de handelsnamen "RAPISOL" polymere oppervlakte-actieve stof B 246 en B 261 (op de markt gebracht door ICI Europa Limited, Everberg, België). "RAPISOL" B 246 en B 261 zijn een blokcopolymeer of een geënt ccpolymeer, 10 opgelost in xyleen. Deze copolymeren hebben de algemene formule (A-COO)m~B, waarin m een geheel getal is van tenminste 2, terwijl elke polymeercomponent A een molecuulgewicht heeft van , tenminste 500 en het residu is van een in olie oplosbaar com plex monocarbonzuur en waarin elke polymeercomponent B een 15 molecuulgewicht heeft van tenminste 500 en in het geval dat m gelijk is aan 2, B het tweewaardige residu is van een wateroplosbaar polyalkyleenglycol en in het geval dat m hoger is dan 2, B het residu is met de valentie van m van een wateroplosbaar polyetherpolyol.

20 De uitvinding heeft voorts betrekking op een nieuw type polymeren, die geschikt zijn als oppervlakte-actieve middelen in vloeibare systemen, opgebouwd uit een oliefase en een waterfase en die in het bijzonder geschikt zijn voor toepassing als emulgeermiddelen in het brandstofmengsel volgens 25 de uitvinding. Deze nieuwe polymeren worden verkregen door verestering van een in de natuur voorkomend polymeer met vrije hydroxylgroepen, bijv. zetmeel, dextrinen, cellulose en hemi-cellulose, alsmede ontledingsprodukten daarvan, onder invloed van een vetzuur, bijv. stearinezuur en oliezuur, of een con-30 densatieprodukt van een hydroxyvetzuur, bijv. 12-hydroxy-stearinezuur en ricinolinezuur, of de overeenkomstige zuur-chloriden of anhydriden.

Het emulgeermiddel wordt bij voorkeur gebruikt in een hoeveelheid van 1-10 gew.%, betrokken op het gewicht van 35 de waterige oplossing.

Onder gebruikmaking van saccharose-oplossingen en -stropen, verkregen door ontleding van zetmeel, kan het gewenst zijn in de emulsie een materiaal op te nemen voor het 8.00 3 0 56 - 5 - tegengaan van de kristallisatie van suikers.

In een voorkeursbrandstofmengsel volgens de uitvinding bevat de waterige oplossing zowel saccharose als een glucosestroop. Het mengsel bevat verbindingen voor het remmen 5 van de kristallisatie van saccharose.

Het kan gewenst zijn aan de emulsie andere toevoegsels toe te voegen. Voorbeelden van dergelijke toevoegsels zijn antioxidantia, toevoegsels voor het voorkomen van de bac-teriegroei, bijv. tolueen, en andere oppervlakte-actieve 10 stoffen. Voorbeelden van dergelijke oppervlakte-actieve stoffen zijn calciumstearaat, kollidon, polyethyleenoxide en lig-nine.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor de bereiding van de boven beschreven brandstofmeng-15 seis.

Volgens de onderhavige werkwijze wordt methanol of een waterige oplossing van een produkt uit de groep methanol, saccharose, zetmeelontledingsprodukten en mengsels daarvan, geëmulgeerd in een vloeibare minerale brandstof in aanwezig-20 heid van tenminste één polymeer emulgeer'middel.

De bereiding van de onderhavige emulsie kan worden uitgevoerd in een homogeniseerinrichting en bij voorkeur onder gebruikmaking van een hoge-drukpomp met een homogeniseerkop van het type, dat gebruikt wordt voor het homogeniseren van 25 melk. De pompdruk dient bij voorkeur 300-400 bar te zijn.

Volgens een andere methode voor de bereiding van de emulsie volgens de uitvinding, wordt methanol of de waterige oplossing geëmulgeerd in de minerale brandstof door onderwerping van een mengsel van de drie componenten onder vorming van 30 de emulsie, aan de invloed van geluidsgolven. De geluidsgolf-generator dient een effect te produceren, dat 600 W bij voorkeur overschrijdt.

De toepassing van geluidsenergie voor het homogeniseren van het mengsel van de drie componenten heeft diverse 35 voordelen. De bewerking kan dus worden uitgevoerd bij atmosferische druk of bij een druk enigszins hoger dan de atmosferische, de introductie van lucht in de emulsie wordt vermeden en de temperatuursstijging is verwaarloosbaar.

800 30 56 t - 6 -

De uitvinding wordt thans aan de hand van de volgende voorbeelden nader toegelicht.

VOORBEELD I

Een waterige glucosestroop, verkregen door zetmeel-5 hydrolyse, met een droge-stofgehalte van 70 gew.%, werd geëmulgeerd in gewone dieselolie in aanwezigheid van een polymeer emulgeermiddel, onder vorming van een emulsie, bestaande uit 25 gew.% van de glucosestroop, 72,75 gew.% dieselolie en

2,25 gew.% emulgeermiddel ("RAPISOL" B 261). iO VOORBEELD II

De waterige glucosestroop volgens voorbeeld I werd geëmulgeerd in dieselolie, onder oplevering van een emulsie, bestaande uit 50 gew.% van de glucosestroop, 48 gew.% dieselolie en 2 gew.% emulgeermiddel ("RAPISOL" B 261).

15 De in voorbeelden I en II bereide emulsies werden gebruikt als brandstof voor een 10 HP "Bukh" dieselmotor, waarvan het inspuitsysteem enigszins gewijzigd werd. De motor werkte bevredigend bij beide brandstoffen, zonder schadelijke afzettingen in de motor.

20 De stabiliteit van de volgens voorbeelden I en II

bereide emulsies werd onderzocht door het laten staan van de emulsies in een gemarkeerde glazen houder gedurende een week en door het onderzoeken van de verkregen fasescheiding. Er was totaal geen of slechts een geringe fase-afscheiding waarneem-25 baar.

Na 14 dagen kon een dunne laag van een geconcentreerde emulsie worden waargenomen in de emulsie op de bodem van de glazen houder. Deze laag werd gemakkelijk verwijderd door roeren, hetgeen betekent, dat er geen echte fasescheiding 30 optrad en dat de laag op de bodem grote druppels van de glucosestroop bevatte.

VOORBEELD III

Een glucosestroop met een DE-waarde van 42 werd vermengd met een saccharose-oplossing, onder vorming van een 35 waterige oplossing, die 70 gew.% droog materiaal bevatte, waarvan 10 gew.% afkomstig was van de glucosestroop.

Het mengsel werd geëmulgeerd in dieselolie in aanwezigheid van een polymeer emulgeermiddel, onder oplevering 8003056

V

- 7 - van een emulsie, bestaande uit 79 gew.% dieselolie, 20 gew.% van het mengsel en 1 gew.% emulgeermiddel ("RAPISOL" B 246).

De stabiliteit van de emulsie was bevredigend, hetgeen werd aangetoond door het feit dat slechts een geringe fasescheiding 5 kon worden waargenomen na een één week durende opslag van de emulsie,

VOORBEELD IV

Er werd een emulsie bereid door emulgeren van 20 gew.% methanol in 79 gew.% diezelolie in aanwezigheid van 10 1 gew.% van een polymeer emulgeermiddel C'RAPISOL” B 261).

Na één week laten staan werd slechts een geringe fasescheiding waargenomen.

VOORBEELD V

5 g dextrine werd omgezet met 5 g stearinezuur-15 chloride in aanwezigheid van p-tolueensulfonzuur,, dat als katalysator fungeerde in een oplosmiddel, dat N-methylpyrrolidon was. De reactie werd uitgevoerd gedurende 24 uur bij 60°C. Het oplosmiddel werd verwijderd door indampihg, waarbij ca. 4 g residu achterbleef. Er werd 20 gew.% van een glucosestroop met c 20 een DE-waarde van 42, geëmulgeerd in 78 gew.% dieselolie, in aanwezigheid van 2 gew.% van het boven verkregen polymere reactieprodukt. Hierbij kon slechts een geringe fasescheiding worden waargenomen na een week opslag.

VOORBEELD VI

25 Er werd een polyester bereid door condensatie van 12-hydroxystearinezuur bij een temperatuur van 150°C gedurende een periode, die voldoende was voor het verkrijgen van een zuurgetal van minder dan 40 KOH/g. Van de aldus gevormde polyester werd 5 g omgezet met 5 g dextrine gedurende 24 uur bij 30 een temperatuur van 70°C. De opbrengst aan het aldus verkregen reactieprodukt bedroeg 3 g. Van een glucosestroop met een DE-waarde van 42 werd 20 gew.% geëmulgeerd in 78 gew.% dieselolie in aanwezigheid van 2 gew.% van het op de boven beschreven wijze verkregen polymere reactieprodukt. Hierbij werd na een 35 week opslag slechts een geringe fasescheiding waargenomen.

VOORBEELD VII

Diverse brandstofmengsels volgens de uitvinding en gewone dieselolie werden beproefd in een dieselmotor.

8003056 ί - 8 -

Alle brandstofmengsels volgens de uitvinding werden samengesteld uit dieselolie, een glucosestroop met een DE-waarde van 42 en een polymeer emulgeermiddel ("RAPISOL" B 246). De mengsels werden bereid door het mengsel van de componenten 5 te laten passeren door een homogeniseerklep. Alle mengsels volgens de uitvinding bevatten 5 gew.% emulgeermiddel, betrokken op het gewicht van de glucosestroop. Zo bevat dus een 30 % emulsie 30 gew.% stroop, 1,5 gew.% emulgeermiddel en 68,5 gew.% dieselolie.

10 De hierbij verkregen resultaten zijn in de volgen de tanel opgenomen.

15 3003056 - 9 - ύΡ ^ > co in -^r m 'cj· ir> ro

τΚ III ·· v N

<1 ootnocMcnr-'CMCMui

CM CM

a) c ® a +j a) ^ OX! ® Q) Ü

m-icq rHiDLOcor-vouncnr^roo^cgr- OJ

H-i-Hdir^^^or^^oo^voo^^voroo p1

^^’dCNMHfMMCNlMHfSlOIHfOfO M

•s^ Q^j d)

XlH (ÖOOOOOOOOOOOOO > ft si id

» 0 * <D

Ό 0 I 10

0 S

H -5 « a) m O fl & 2 μ x;

<D(d\oioioiHi-coimoicn<yienr^r'' O

> njHrH-HrHinLnr-r-r-'COcooo^^ tn 0) j Id ·η H üoooaiocooooor'-r'-r-ovo μ +J (ϋ ή · γη r-t Ο ϋχ! d (D Ο ο $ m ω ο υ ^ ·Η ο m (D Ο η ^

(D

•Η οαοοοΓ-οηηοΉ^Γ^ιηίΤι -Ρ _£· 1/)0-0-0-^0-^0---^1--01--^00 Ο ft tro^ioiofiin^'fiioriHO' Ο Η,ν Μ-Ι· ΝΝΗΝΝΝΝΗΝΝΗΙΜΗ Ή μ CD ο j 5* η £ * m I 5 d 8> <« . ί ' ‘ΗΟιο-οοοοοοιοΜίη-'ίνοσιοΗσι ftp 0^^0010>0^ΐΛΗ>ιί)-ψ(ΝΗ Κ Φ 4J lo-^nioinr'in'fr^in'ïcoio Οι ft!

Tiftiooooooooooooo [d C

Ö -η > -rt (tip w, ,.

U Li Ö1 -P

^ 3 -S

T3 P

Ο Ό

4J coo-'a’cooooo'-io-voinoi-^r 0 CD

Ü 0-(7)--1000 0-0--11-(1/)(71001 XCj CT>

(U^r--'“-lO0---10--HO00'Hl/)0-CM P -P

i| I p_j ^ — — — — — — — Cl) Ή 1{_]!Χιη'ρΗΟΉιΗιΗιΗΟΉιΗΟγ^γ^ !> Ρ φ ~ a) ft!

Tj CD

a ö ©

id -H

C· > H

I CM CM *3- 00 O U1 0

a) uiinoLriLnoinouiLnoiinino Ο H

q ^^^^--------- Ή CD

^.rJr_|r-IOiHiHi-HrHO'_IOO'-lrH -P W

n 1) Cö (D

+J « -Η -H

o id j? ^

g H £ CD

p

CD CD

(D Ό >

Η -H

cd ω m :5

lft| -ri HEEESSEBSS -HN

P 0 . I

CJl rH s E CD ^ % CD w £ oi dPtjPdPdPdPdPdPdPdPdf1

(d CD

p -H OOOOOOOOOO -Τ' 1¾ iHr-ICMCMCMOIOIOlLDLO «

LO O LTJ O

iH r-H CM

800 30 56 - 10 -

Aangezien de efficiency van de motor laag is, zijn de absolute waarden van de benutting van de calorieën van de brandstof van minder belang dan de relatieve waarden, Δ %.

Indien de energie van de in de onderhavige brand-5 stofmengsels aanwezige koolhydraten volledig wordt benut, is Δ % nul. Een Δ %-waarde boven nul toont, dat de benutting van de calorieën van een brandstof met stropen daarin, hoger is dan die van een zuivere dieselolie. Uit de tabel volgt duidelijk, dat de benutting van de brandstof verbeterd is door het 10 emulgeren van stroop in dieselolie en bijzonder hoog is, wanneer een brandstof wordt gebruikt met 50 gew.% stroop erin.

De verbrandingsefficiency werd bovendien geëvalueerd door meting van de concentratie van roetdeeltjes in de uitlaatgassen van de dieselmotor met behulp van een fotocel.

15 Verrassenderwijs is gebleken, dat de concentratie roetdeeltjes afneemt bij toenemende hoeveelheid geëmulgeerde stroop in de dieselolie.

Dit betekent ook, dat de verbranding van de brandstof toeneemt bij toenemende hoeveelheden stroop in de 20 emulsie.

25 800 3 0 56

Claims

1. Vloeibaar brandstofmengsel van een vloeibare minerale brandstof en een niet-mineraal brandbaar vloeibaar materiaal, met het kenmerk, dat het vloeibare 5 brandstofmengsel een stabiele emulsie is van de vloeibare minerale brandstof, methanol of een waterige oplossing van een produkt uit de groep van methanol, saccharose, zetmeelontle-dingsprodukten en mengsels daarvan, en tenminste een polymeer emulgeermiddel.

2. Vloeibaar brandstofmengsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het een emulsie is van methanol in een vloeibare minerale brandstof.

3. Vloeibaar brandstofmengsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat dit een emulsie is van 15 een glucosestroop in een vloeibare minerale brandstof.

4. Vloeibaar brandstofmengsel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de glucosestroop tenminste 65 gew.% droog materiaal bevat.

5. Vloeibaar brandstofmengsel volgens conclusie 3, 20 met het kenmerk, dat het mengsel tenminste 50 gew.% glucosestroop bevat, betrokken op het totale gewicht van de vloeibare minerale brandstof en de glucosestroop.

6. Vloeibaar brandstofmengsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het 25 gew.% glucose- 25 stroop bevat,' betrokken op het totale gewicht van de vloeibare minerale brandstof en de glucosestroop.

7. Vloeibaar brandstofmengsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de-vloeibare minerale brandstof dieselolie is,

8. Vloeibaar brandstofmengsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het polymere emulgeermid del een blokcopolymeer of geënt copolymeer is, welk copolymeer de algemene formule (A-C00)m~B heeft, waarin m een geheel getal van tenminste 2 is, elke polymeercomponent A een mole- 35 cuulgewicht heeft van tenminste 500 en het residu is van een in olie oplosbaar complex monocarbonzuur, elke polymeercompo-nent B een molecuulgewicht heeft van tenminste 500, terwijl in het geval dat m gelijk is aan 2, B het tweewaardige residu is 8003056 Λ - 12 - van een in water oplosbaar polyalkyleenglycol en in het geval, dat m groter is dan 2, B het residu is met de valentie m van een water-oplosbaare polyetherpolyol.

9. Vloeibaar brandstofmengsel volgens conclusie 1, 5met het kenmerk, dat het polymere emulgeermid-del een polymeer is, dat is verkregen door verestering van een in de natuur voorkomend polymeer met vrije hydroxylgroepen met een vetzuur of een condensatieprodukt van een hydroxyvetzuur, of de overeenkomstige zuurchloriden of -anhydriden.

10. Vloeibaar brandstofmengsel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het in de natuur voorkomende polymeer met vrije hydroxylgroepen dextrine is.

11. Werkwijze voor de bereiding van een vloeibaar brandstofmengsel volgens conclusie 1, met het 15 kenmerk , dat methanol of een waterige oplossing van een produkt uit de groep methanol, saccharose, zetmeelontle-dingsprodukten en mengsels daarvan, wordt geëmulgeerd in een vloeibare minerale brandstof, in aanwezigheid van tenminste een polymeer emulgeermiddel.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk , dat een mengsel van 3 componenten wordt geëmulgeerd in een homogeniseerinrichting.

13. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk , dat een mengsel van de 3 componenten wordt 25 geëmulgeerd met behulp van geluidsgolven.

14. Polymeer emulgeermiddel, m è t het kenmerk , dat dit emulgeermiddel is bereid door verestering van een in de natuur voorkomend polymeer met vrije hy-droxylgroepen met een vetzuur of een condensatieprodukt van 30 een vetzuur, of de overeenkomstige zuurchloriden of -anhydriden.

15. Polymeer emulgeermiddel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het in de natuur voorkomende polymeer met vrije hydroxylgroepen dextrine is.

16. Polymeer emulgeermiddel volgens conclusie 14, 35 met het kenmerk, dat het vetzuur stearinezuur is.

17. Polymeer emulgeermiddel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het hydroxyvetzuur 12-hydroxystearinezuur is. 800 30 56