NL8001557A

NL8001557A - Gelijkstroom-wisselstroom omzetter.

Info

Publication number: NL8001557A
Application number: NL8001557A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1980-03-17
Filing date: 1980-03-17
Publication date: 1981-10-16
Also published as: US4353116A; DE3110163A1; BE887974A; CA1169484A; GB2071954A; JPS56141783A; FR2478396A1; GB2071954B; FR2478396B1

Description

*' I

PHN 9706 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven

Gelijkstroom-wisselstroom omzetter.

De uitvinding heeft betrekking op een gelijkstroom-wissel-stroom omzetter voorzien van twee ingangsklemmen en van een uitgangs-transformator, waarbij de beide ingangsklemmen met elkaar verbonden zijn door enerzijds een eerste serieschakeling van althans een eerste 5 transistor en een eerste primaire wikkeling van de transformator en door anderzijds een tweede serieschakeling van althans een tweede transistor en een tweede primaire wikkeling van de transformator, en een derde wikkeling van de transformator de basis van de eerste transistor rechtstreeks met de basis van de tweede transistor verbindt, 10 βη een stuurcircuit van de beide transistoren in hoofdzaak gevoed wordt uit een hulpgelijkspanningsbron. Onder een rechtstreekse verbinding wordt hier verstaan een geen verdere circuitelementen bevattende verbinding. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voorzien van een dergelijke gelijkstroom-wisselstroom omzetter.

15 Een bekende gelijkstroom-wisselstroom omzetter van de aange duide soort is beschreven in het Duitse "Offenlegungsschrift" no.

2.817.319. Een nadeel van die bekende omzetter is dat deze defekt kan raken wanneer de momentele gelijkspanning tussen zijn ingangsklemmen veel lager is dan de nominale effektieve gelijkspanning tussen die 20 klemmen.

Een relatief lage momentele spanning tussen de ingangsklemmen van een omzetter treedt bijvoorbeeld periodiek op indien die omzetter op een sterk pulserende gelijkspanning wordt aangesloten. Ook kan zulk een lage momentele spanning tussen de ingangsklemmen optreden indien 25 de omzetter bijvoorbeeld uit een accumulator wordt gevoed waarvan nog slechts een enkele cel deugdelijk is.

De uitvinding beoogt een gelijkstroom-wisselstroom omzetter van de in de aanhef aangeduide soort aan te geven waarbij de omzetter bestand is tegen een momentele spanning tussen zijn ingangsklemmen die 30 veel lager is dan de nominale effektieve gelijkspanning tussen die klemmen.

Een gelijkstroom-wisselstroom omzetter, volgens de uitvinding, voorzien van twee ingangsklemmen en van een uitgangstransformator, waar- 800 1 5 57 *. 'Λ ΡΗΝ 9706 2 bij de beide ingangsklemmen met elkaar verbonden zijn door enerzijds een eerste serieschakeling van althans een eerste transistor en een eerste primaire wikkeling van de transformator en door anderzijds een tweede serieschakeling van althans een tweede transistor en een tweede 5 primaire wikkeling van de transformator, en een derde wikkeling van de transformator de basis van de eerste transistor rechtstreeks met de basis van de tweede transistor verbindt, en een stuurcircuit van de beide transistoren in hoofdzaak gevoed wordt uit een hulpgelijkspannings-bron, is daardoor gekenmerkt, dat de kombinatie van de hulpgelijkspan-10 ningsbron en het stuurcircuit voorzien is van een stroomblokkering zodanig dat indien tussen de ingangsklemmen van de omzetter een momentele spanning staat die kleiner is dan 5% van de nominale effektieve spanning tussen die klemmen de hulpgelijkspanningsbron praktisch geen stroom aan het stuurcircuit levert.

15 Een voordeel van deze omzetter is, dat deze bestand is tegen een momentele spanning tussen zijn ingangsklemmen die veel lager is dan - teweten minder dan 5% is van - de nominale effektieve gelijkspanning tussen die klemmen.

Ter toelichting zij het volgende medegedeeld. In de normale 20 bedrijfstoestand van de bekende omzetter zal de hulpgelijkspanningsbron steeds weer een transistor geleidend maken. Daarbij dirigeert de derde wikkeling van de transformator dit op een zodanige wijze dat om de beurt de eerste van de beide transistoren geleidend wordt gemaakt, met een gelijktijdig ongeleidend maken van de tweede transistor, en dat 25 daarna de tweede transistor geleidend wordt gemaakt met een gelijktijdig ongeleidend maken van de eerste transistor, etc. Die bekende omzetter heeft een vrij goed rendement. De genoemde derde wikkeling heeft slechts een gering aantal windingen. Indien nu echter de momentele spanning tussen de ingangsklemmen van die bekende omzetter relatief 30 klein wordt wordt ook het potentiaalverschil tussen de einden van de derde wikkeling gering, en wel zo dat die derde wikkeling dan praktisch geen invloed meer uitoefent op de basisspanning van de beide transistoren. Dit betekent, dat de hulpgelijkspanningsbron dan de beide transistoren gelijktijdig geleidend zal maken. Daardoor gaan door die 35 transistoren relatief grote stromen vloeien, die deze transistoren kunnen beschadigen. Deze stromen worden zo groot omdat de weerstand in de eerste - en de tweede - serieschakeling van de omzetter in die situatie dan zo gering is. Doordat namelijk de stromen in de beide pri- 800 1 5 57 PHN 9706 3 *' i maire transformatorwikkelingen tegengesteld gericht zijn is de impedantie van de transformator in dit geval verwaarloosbaar klein. Deze toestand zal - in het geval van een grote kapaciteit van de hulpgelijk-spanningsbron - nog verergerd worden indien de momentele spanning tussen 5 de ingangsklemmen van de omzetter weer een hogere waarde aanneemt.

Houdt de hulpgelijkspanningsbron dan namelijk de beide transistoren geleidend dan worden die gevaarlijke stromen nog groter.

De uitvinding berust op het inzicht om die ongewenste situatie te vermijden door bij een relatief lage momentele spanning tussen de 10 ingangsklemmen van de omzetter een stroomblokkering in werking te stellen waardoor de hulpgelijkspanningsbron praktisch geen stroom meer aan het stuurcircuit van de transistoren kan leveren,hetgeen er toe leidt dat die transistoren niet meer geleidend kunnen zijn.

Bij een omzetter volgens de uitvinding wordt dan ook bij een 15 lage momentele ingangsspanning de sturing van de transistoren onderbroken. Gevaarlijke hoge stromen kunnen dan niet meer vloeien.

Bij een voldoend hoge ingangsspanning werkt een omzetter volgens de uitvinding in de regel op soortgelijke wijze als hierboven aangegeven bij de normale bedrijfstoestand van de bekende omzetter.

20 Wordt een omzetter volgens de uitvinding bedreven met een sterk pulserende gelijkspanning, dan zal bij de kortstondige lage momentele spanningswaarden de omzetter niet funktioneren. Voor op de omzetter aan te sluiten elektrische belastingen waarbij sprake is van een integrerend karakter, zoals bijvoorbeeld bij een lamp of een 25 elektromotor is dit geen enkel bezwaar.

De stroomblokkering wordt bijvoorbeeld verwezenlijkt door een snelle ontlading van de, in dat geval oplaadbaar uitgevoerde, hulpgelijkspanningsbron door middel van een kortsluitschakelaar daarover.

Bij een voorkeursuitvoering van een gelijkstroom-wisselstroom 3Q omzetter volgens de uitvinding vindt de stroomblokkering plaats met een hulptransistor in het stuurcircuit van de beide transistoren, waarbij de hulptransistor van een hulpstuurcircuit is voorzien, en een ingangs-tak van het hulpstuurcircuit althans de ingangsklemmen van de omzetter overbrugt.

35 Een voordeel van deze voorkeursuitvoering is dat de hulpgelijk spanningsbron niet geheel behoeft te worden ontladen om de gewenste stroomblokkering te verkrijgen.

De hulpgelijkspanningsbron kan bijvoorbeeld een batterij zijn.

800 1 5 57 PHN 9706 4

Bij een volgende voorkeursuitvoering van een gelijkstroom-wisselstroom omzetter volgens de uitvinding bestaat de hulpgelijk-spanningsbron uit een kondensator, en is een serieschakeling van tenminste die kondensator en een gelijkrichter over een tot de omzetter 5 behorende oplaadinrichting aangesloten.

Een voordeel van deze voorkeursuitvoering is dat de hulpge-lijkspanningsbron eenvoudig is en dat het opladen ervan door de omzetter zelf kan geschieden.

Bij een verbetering van de laatstgenoemde voorkeursuitvoering 10 is de oplaadinrichting van de hulpgelijkspanningsbron als een vierde wikkeling van de transformator uitgevoerd.

Een voordeel van deze verbetering is dat de omzetter daardoor zeer eenvoudig kan zijn.

Bij een verdere voorkeursuitvoering van een gelijkstroom-15 wisselstroom omzetter volgens de uitvinding is de de kondensator en de gelijkrichter bevattende serieschakeling ook met een weerstand uitgerust, en is de oplaadinrichting uitgevoerd als een spoel in een gemeenschappelijk deel van de eerste - en de tweede - serieschakeling van de omzetter, en is de kapaciteit van de kondensator zo gering dat 20 de stroomblokkering plaatsvindt door een lage spanningswaarde van de hulpgelij kspanningsbron.

Een voordeel van deze voorkeursuitvoering is dat de kom-binatie van de hulpgelijkspanningsbron en de stuurketen niet voorzien behoeft te zijn van een verder schakelelement, zoals een hulptransistor. 25 Mede door de kleine kapaciteit van de als hulpgelijkspanningsbron uitgevoerde kondensator wordt er dan namelijk reeds voor gezorgd dat op de tijdstippen dat de momentele ingangsspanning van de omzetter klein is de hulpgelijkspanningsbron praktisch geen lading bevat.

Daarmede is dan de stroomblokkering naar het stuurcircuit verkregen.

30 Opgemerkt zij dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3,818,312 (PHN 5857), zie in het bijzonder fig. 2, een gelijkstroom-wisselstroom omzetter bekend is waarbij een transformatorwikkeling de basis van een eerste transistor verbindt met de basis van een tweede tweede transistor, en waarbij een gelijkstroombron aanwezig is die 35 via een gelijkrichter en een weerstand wordt opgeladen vanuit een spoel die zich bevindt in een gemeenschappelijk deel van de hoofdelektroden ketens van de twee transistoren van die omzetter. In deze bekende omzetter bevat de verbinding van de bases van de transistoren 800 1 5 57 φ ΡΗΝ 970Ó 5 via een transformatorwikkeling echter nog een circuitelement, teweten een koppelkondensator. Het is dan ook geen rechtstreekse verbinding.

De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voorzien van een gelijkstroom-wisselstroom omzetter volgens de uitvinding, 5 voor een uitgangsfrequentie van meer dan 10 kHz waarbij op de uit- gangstransformator van die omzetter een ontladingslamp is aangesloten.

Een voordeel van deze inrichting is dat daarbij een kombi-natie wordt verkregen van een tegen lage momentele ingangsspanningen bestand zijnde omzetter, met een goed rendement van zowel die omzetter 10 als ook van de lamp. Het is immers bekend dat bij hogere frequenties het rendement van ontladingslampen zoals bijvoorbeeld lagedrukkwikdamp-ontladingslampen groter is dan bijvoorbeeld bij 50 Hertz.

Bij een verbetering van de genoemde inrichting, volgens de uitvinding, is deze voorzien van een dubbelfasige gelijkrichthulpin-15 richting/&et twee ingangsorganen en twee uitgangsklemmen is uitgerust, en waarbij de ene ingangsklem van de omzetter op de ene uitgangsklem van de hulpinrichting is aangesloten, en de andere ingangsklem van de omzetter op de andere uitgangsklem van de hulpinrichting is aangesloten.

Een voordeel van deze verbetering is dat deze inrichting 20 rechtstreeks kan worden aangesloten op een laag frequente wisselspanning, bijvoorbeeld op een wisselspanning van 50-60 Hz. De gelijk-richt-hulpinrichting hoeft daarbij niet te zijn voorzien van een grote afvlakkondensator. Immers de vrij sterk pulserende gelijkspanning die met een dergelijke dubbelfasige gelijkricht-hulpinrichting wordt 25 verkregen kan rechtstreeks worden toegevoerd aan de ingangsklemmen van de omzetter. Die omzetter is namelijk, volgens de uitvinding, uitgerust met een systeem waarbij de dan periodiek optredende lage momentele spanningen geen aanleiding geven tot gevaarlijk grote transistorstromen.

30 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een tekening. Daarin toont: fig. 1 een eerste gelijkstroom-wisselstroom omzetter volgens de uitvinding, die gevoed wordt via een dubbelfasige gelijkricht-hulpinrichting. Die figuur toont tevens een uit enkele ontladingslampen 35 bestaande belasting van de gelijkstroom-wisselstroom omzetter; fig. 2 een tweede gelijkstroom-wisselstroom omzetter volgens de uitvinding. Ook hier wordt die omzetter gevoed via een soortgelijke gelijkricht-hulpinrichting, en bestaat de belasting eveneens uit 800 1 5 57 PHN 9706 6 enkele ontladingslampen.

In fig. 1 zijn 1 en 2 ingangsorganen die bestemd zijn om te worden aangesloten op een wisselspanningsbron van circa 220 Volt, 50 Hz.

5 Het ingangsorgaan 1 is aangesloten op een smeltveiligheid 3.

De andere zijde van deze smeltveiligheid is via een spoel 4 aangesloten op een ingangsklem van een gelijkrichtbrug 5 tot en met 8. Het ingangsorgaan 2 is aangesloten op een spoel 9, waarvan de andere zijde is aangesloten op een andere ingangsklem van de gelijkrichtbrug 5 tot W en met 8. Een uitgangsklem 10 van de gelijkrichtbrug is tevens een positieve ingangsklem van een gelijkstroom-wisselstroom omzetter. Een uitgangsklem 11 van de gelijkrichtbrug is tevens een negatieve ingangsklem van de omzetter. Nu volgt een bespreking van die omzetter.

Een eerste primaire wikkeling 20 van een uitgangstransformator 15 21 is enerzijds aangesloten op de klem 10 en anderzijds op de kollektor van een npn-transistor 22. De emitter van die transistor is via een spoel 23 aangesloten op klem 11.

Een tweede primaire wikkeling 24 van de transformator 21 is enerzijds verbonden met de klem 10 en anderzijds met de kollektor 20 van een npn-transistor 25. De emitter van de transistor 25 is weer aangesloten op de spoel 23. De klemmen 10 en 11 zijn met elkaar verbonden via een kleine kondensator 26 van circa 0,22 microFarad.

Voorts is de positieve klem 10 via een piekspanningendempend circuit, bestaande uit een serieschakeling van een gelijkrichter 27 en ZS een parallelschakeling van een weerstand 28 en een kondensator 29 aangesloten op een verbindingspunt tussen de spoel 23 en de emitters van de beide transistoren. De kombinatie van de primaire wikkelingen 20 en 24 is overbrugd door een kondensator 30. Een derde wikkeling 40 van de transformator 21 verbindt de basis van de transistor 22 rechtstreeks 30 met de basis van de transistor 25. Voorts is aanwezig een vierde wikkeling 41 van de transformator 21. Over deze wikkeling 41 is aangesloten een serieschakeling van een gelijkrichter 42 en een kondensator 43. De kondensator 43 dient als hulpgelijkspanningsbron. Voorts is deze kondensator 43 aangesloten enerzijds op een verbindingspunt tussen de 35 spoel 23 en de emitters van de beide transistoren 22 en 25 en anderzijds op de kollektor van een hulptransistor 44. De emitter van de hulptransistor 44 is via een basisweerstand 45 aangesloten op de basis van de transistor 22, en via een basisweerstand 46 op de basis van de 800 1 5 57 PHN 9706 7 transistor 25. Een stuurketen van de transistor 44 bestaat uit twee weerstanden 47 en 48 die beide verbonden zijn met de basis van de transistor 44. De weerstand 47 is bovendien aangesloten op de klem 10 van de omzetter. De weerstand 48 is aangesloten op de emitter van de 5 hulptransistor 44.

De transformator 21 bevat voorts twee sekundaire wikkelingen 50 respektievelijk 51. Over de wikkeling 50 is aangesloten een serie-schakeling van twee lagedrukkwikdampontladingslampen 52 en 53. De lamp 53 is daarbij overbrugd door een hulpkondensator 54.

10 Een zelfde soort serieschakeling van twee lagedrukkwikdampont- ladingslampen 55 en 56 is aangesloten over de sekundaire wikkeling 51. Daarbij is de lamp 55 overbrugd door een hulpkondensator 57.

Het beschreven circuit werkt als volgt. Indien tussen de ingangsorganen 1 en 2 de spanning van 220 Volt, 50 Hz wordt aangesloten 15 wordt via de gelijkrichtbrug 5 tot en met 8 (dubbelfasige gelijkricht-hulpinrichting) een gepulseerde gelijkspanning tussen de klemmen 10 en 11 verkregen. Daar de kondensator 26 slechts een zeer kleine kapa-citeit heeft wordt de momentele spanning tussen 10 en 11 periodiek praktisch gelijk aan nul Volt.

20 Eerst wordt via de weerstanden 45 tot en met-48 de omzetter in werking gesteld. Daarna vloeit afwisselend stroom in de eerste serieschakeling bestaande uit klem 10, wikkeling 20, de transistor 22, spoel 23, klem 11 en in de tweede serieschakeling bestaande uit klem 10, wikkeling 24, transistor 25, spoel 23 en klem 11. Daarbij wordt 25 de voeding voor het sturen van de transistoren 22 en 25 in hoofdzaak geleverd door de hulpgelijkspanningsbron 43. Deze wordt daartoe opgeladen uit de vierde transformatorwikkeling 41 en wel via de gelijk-richter 42. De kondensator 30 is een kondensator voor het verkrijgen van de oscillaties van de omzetter. Het stuurcircuit 47,48 van de 30 hulptransistor 44 houdt deze hulptransistor bijna steeds in de geleidende toestand. Slechts indien de spanning tussen de klem 10 en de emitter van die transistor 44 beneden een bepaalde momentele waarde daalt is de hulptransistor 44 gesperd. Dit doet zich o.a. voor indien de spanning tussen de klemmen 10 en 11 kleiner is dan 5% van de effektieve 35 nominale spanning - 220 Volt - tussen die klemmen, dat wil zeggen kleiner is dan circa 11 Volt. Bij de kleine momentele spanningswaarde tussen de klem 10 en de emitter van de transistor 44, dat wil zeggen bij een spanning die nog geringer is dan de momentele spanning tussen 800 1 5 57 PHN 9706 8 de klemmen 10 en 11 wordt de voeding van de sturing van de transistoren 22 en 25, uit de hulpspanningsbron 43, onderbroken. De stroomblokkering wordt hier dus met de hulptransistor 44 verwezenlijkt. Wanneer de momentele spanning tussen de ingangsklemmen 10 en 11 groot is is de 5 hulptransistor 44 geleidend. De omzetter voedt de vier ontladingslampen 52, 53 en 55, 56. De kondensatoren 54 en 57 dienen slechts om de lampen na elkaar te ontsteken, en wel eerst lamp 52 en daarna 53, respektieve-lijk eerst lamp 56 en dan lamp 55.

In een praktisch uitvoeringsvoorbeeld is de weerstand 28 10 circa één MOhm, de weerstand 45 en weerstand 46 elk circa 82 Ohm, de weerstand 47 circa 100 kOhm, de weerstand 48 circa 10 kOhm. De spoel 4 is circa 0,2 mHenry, de spoel 9 circa 0,2 mHenry en de spoel 23 circa 5 mHenry. De kondensatoren hebben daarbij de volgende waarden. Konden-sator 26 circa 0,22^uFarad, kondensator 43 circa 680^uFarad, kondensator 15 54 circa 1800 pFarad en kondensator 57 circa 1800 pFarad, kondensator 30 circa 15 nanoFarad. De primaire wikkelingen 20 en 24 van de transformator hebben elk circa 140 windingen. De derde transformatorwikkeling 40 heeft êên winding en de vierde transformatorwikkeling 41 heeft drie windingen. De beide sekundaire transformatorwikkelingen 50 en 51 hebben 20 elk circa 365 windingen. Ellc van de lampen is een 33 Watt lamp, zodat de omzetter belast wordt met circa 4 x 33 = 132 Watt. De gezamenlijke lichtstroom van de vier lampen bedraagt circa 13200 lumen. Aan de ingangsklemmen 1 en 2 van de inrichting wordt circa 145 Watt opgenomen, zodat het systeemrendement van deze inrichting circa 91 lumen per Watt 25 bedraagt. De lampen worden daarbij bedreven op circa 20 kHertz.

Indien de vier lampen bij dezelfde lumenwaarde op een klassieke wijze met slechts induktanties, en kondensatoren, worden gestabiliseerd is het opgenomen wattage circa 22% hoger. Een vergelijking van de gewichten van het toebehoren bij de lampen valt daarbij als 30 volgt uit. Het toebehoren van de lampen weegt in het geval van het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 1, volgens de uitvinding, circa 1 kg, terwijl dit in het geval van de klassieke stabilisatie circa 3,5 kg bedraagt.

Het volume van het toebehoren van de lampen in het geval 35 van fig. 1 bedraagt circa 0,8 dm^ en in het geval van de klassieke stabilisatie circa 1,2 dm^.

In fig. 2 is een variant aangegeven van een tweede inrichting volgens de uitvinding. Overeenkomstige verwijzingscijfers 800 1 5 57 PHN 9706 9 verwijzen naar dezelfde elementen als in het geval van fig. 1. Fig. 2 wijkt onder andere af van fig. 1 voor wat betreft de voeding van de hulpgelijkspanningsbron 43', en voor wat betreft de verbinding van die hulpgelijkspanningsbron 43' met de basis van de transistoren 22 en 5 25. Voorts bevat de inrichting van fig. 2 een weerstand 49, van circa 100 kOhm, die enerzijds is aangesloten op de klem 10 en anderzijds op een verbindingspunt tussen de weerstanden 45 en 46. Via de weerstanden 45, 46 en 49 wordt de omzetter gestart.

In het geval van fig. 2 is de als kondensator uitgevoerde 10 hulpgelijkspanningsbron 43' opgenomen in een serieschakeling van een weerstand 60 en een gelijkrichter 61, waarbij die serieschakeling is aangesloten over de spoel 23 van de omzetter. De kondensator 43' is daarbij rechtstreeks aangesloten op de weerstand 45 in het basiscircuit van de transistor 22. De kapaciteit van de kondensator 43' is in dit 15 geval slechts 6,8^uFarad en -de weerstand 60 heeft een weerstand van circa 10 Ohm. De spanning over de kondensator 43' is in dit geval een sterke rimpelspanning die periodiek praktisch nul wordt. Dat geschiedt tenminste gedurende de korte tijdsintervallen waarop de spanning tussen de klemmen 10 en 11 kleiner is dan 11 Volt, dat wil 20 zeggen kleiner is dan 5¾ van de effektieve nominale spanning - 220 Volt -tussen die klemmen. In dit geval wordt de stroomonderbreking naar de bases van de transistoren 22 en 25 verkregen, doordat de hulpgelijkspanningsbron 43' dan praktisch geen stroom kan leveren aan die bases. Overigens is de werking van het circuit van fig. 2 praktisch gelijk aan 25 dat van fig. 1. Het systeemrendement in het geval van fig. 2 is ook circa 91 lumen per Watt.

De kortstondige onderbreking van de sturing van de beide transistoren 22 en 25 door de stroomblokkering is steeds van zo korte duur (circa 4°ί van elke halve periode van de netvoeding) dat dit niet 30 met het oog aan de lampen 52, 53, 55, 56 te zien is.

De beide beschreven inrichtingen kombineren een hoog systeemrendement met een bestand zijn van de omzetters tegen lage momentele ingangsspanningen. Door dit bestand zijn tegen lage momentele ingangsspanningen kunnen de omzetters, via de klemmen 10 en 11, op de 35 gepulseerde gelijkspanning worden bedreven.

800 1 5 57

Claims

1. Gelijkstroom-wisselstroom omzetter voorzien van twee ingangs-klemmen en van een uitgangstransformator, waarbij de beide ingangsklem-men met elkaar verbonden zijn door enerzijds een eerste serieschakeling van althans een eerste transistor en een eerste primaire wikkeling van 5 de transformator en door anderzijds een tweede serieschakeling van althans een tweede transistor en een tweede primaire wikkeling van de transformator, en een derde wikkeling van de transformator de basis van de eerste transistor rechtstreeks met de basis van de tweede transistor verbindt, en een stuurcircuit van de beide transistoren in hoofdzaak 10 gevoed wordt uit een hulpgelijkspanningsbron, met het kenmerk, dat de kombinatie van de hulpgelijkspanningsbron en het stuurcircuit voorzien is van een stroomblokkering zodanig dat indien tussen de ingangsklemmen van de omzetter een momentele spanning staat die kleiner is dan 5% van de nominale effektieve spanning tussen die klemmen de hulpgelijkspannings-15 bron praktisch geen stroom aan het stuurcircuit levert.

2. Gelijkstroom-wisselstroom omzetter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stroomblokkering plaatsvindt met een hulptransistor in het stuurcircuit van de beide transistoren, waarbij de hulptransistor van een hulpstuurcircuit is voorzien, en een ingangstak van het hulp- 2° stuurcircuit althans de ingangsklemmen van de omzetter overbrugt.

3. Gelijkstroom-wisselstroom omzetter volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de hulpgelijkspanningsbron bestaat uit een konden-sator, en een serieschakeling van tenminste die kondensator en een ge-lijkrichter over een tot de omzetter behorende oplaadinrichting is 25 aangesloten.

4. Gelijkstroom-wisselstroom omzetter volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de oplaadinrichting van de hulpgelijkspanningsbron als een vierde wikkeling van de transformator is uitgevoerd.

5. Gelijkstroom-wisselstroom omzetter volgens conclusie 3, met 30 het kenmerk, dat de de kondensator en de gelijkrichter bevattende serieschakeling ook met een weerstand is uitgerust, en de oplaadinrichting is uitgevoerd als een spoel in een gemeenschappelijk deel van de eerste - en de tweede - serieschakeling van de omzetter, en de kapa-citeit van de kondensator zo gering is dat de stroomblokkering plaats-35 vindt door een lage spanningswaarde van de hulpgelijkspanningsbron.

6. Inrichting voorzien van een gelijkstroom-wisselstroom omzetter volgens conclusie 1, 2, 3, 4 of 5, voor een uitgangsfrequentie van meer dan 10 kHz, met hetkenmerk, dat op de uitgangstransformator van de om- 800 1 5 57 r PHN 9706 11 zetter een ontladingslamp is aangesloten.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met hetkenmerk, dat deze is voorzien van een dubbelfasige gelijkricht-hulpinrichting, waarbij die hulpinrichting met twee ingangsorganen en twee uitgangsklemmen is 5 uitgerust, en de ene ingangsklem van de omzetter op de ene uitgangs-klem van de hulpinrichting is aangesloten, en de andere ingangsklem van de omzetter op de andere uitgangsklem van de hulpinrichting is aangesloten. 10 15 20 25 30 35 800 1 5 57