NL8001509A - Stuurinrichting. - Google Patents

Description

* t ’ * -1-

Stuurinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het sturen van een eindloos, langs een rolgeleidings-systeem voortbewogen flexibel element, zoals band of snaar.

5 Stuurinrichtingen voor transportbanden en dergelijke werken meestal met het scheefstellen van één of meer bandgeleidingsrollen, waardoor een zijdelingse kracht op de band wordt uitgeoefend.

Een dergelijke besturing gaat echter alleen goed 10 als de bandgeleidingsrollen nagenoeg allen parallel aan elkaar zijn opgesteld. Bij bandgeleidingssystemen waarbij de rollen een hoek ten opzichte van elkaar insluiten en de band derhalve in willekeurige richting langs de rollen wordt geleid blijkt een dergelijke besturing ongeschikt te zijn.

15 De uitvinding beoogt een stuurinrichting voor bandgeleidingssystemen te verschaffen, waarbij de rollen elke gewenste stand kunnen innemen.

De inrichting onderscheidt zich doordat een part van het element door de kneep van een walsröllenpaar is 20 gevoerd, waarvan de rolas een van 90°afwijkende hoek insluit met de voortbewegingsrichting.

De uitvinding berust op de gedachte dat bij een dergelijk bandgeleidingssysteem de band een duidelijke voorkeursafwijkrichting heeft, zodat slechts door het 25 uitoefenen van een tegengesteld gerichte kracht de band wordt gespoord. Deze kracht wordt verkregen door de wrijving, die de rollen op de band ter hoogte van de kneep uitoefenen.

In een verdere ontwikkeling van de uitvinding is de kneepgrootte door instelmiddelen te veranderen, welke 30 middelen zijn bestuurd door tenminste één de loopafwijking van het element waarnemende taster. Door het instellen van de kneepgrootte wordt automatisch de op de band uitgeoefende wrijvingskracht en derhalve de terugstelkracht op eenvoudige — wijze geregeld.

80 0 1 5 09 -2-

Bij voorkeur zijn de instelmiddelen gevormd door tenminste één enkelwerkende cylinder, die aan een ten opzichte van de andere rol beweegbare rol is gekoppeld.

De druk in de cylinder en derhalve de instelkracht 5 kan op eenvoudige wijze worden geregeld door een met de taster verbonden ventiel.

Indien het ventiel is gevormd door een huis met een inlaat voor een drukmedium en een met de cylinder verbonden uitlaat, dan is volgens de uitvinding een door de taster 10 bediende sluitklep in de doorgang tussen in- en uitlaat aangebracht, alsmede een door de taster bediende ontlastklep . in de doorgang tussen sluitklep en uitlaat.

Op deze wijze is op bijzonder eenvoudige wijze een hydraulisch respectievelijk pneumatisch regelsysteem verkregen. 15 Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding is de sluit- respectievelijk ontlastklep gevormd door slechts één enkele onder veerbelasting staande kogel, met een de kogel tegen de veerkracht in van de zitting lichtende door de taster bewogen holle pen.

20 Teneinde de aanspreekgevoeligheid van de stuur inrichting te verhogen is de kogelklep opgenomen in een tussen in- en uitlaat en tegen de werking van een verend element in beweegbare schuif opgenomen. De schuif is hier bij voorkeur tussen twee instelbare drukveren in het huis 25 opgesloten.

Volgens de uitvinding kan het walsrollenpaar tegelijkertijd als aandrijfwals voor de band worden gebruikt, waartoe het walsrollenpaar wordt aangedreven.

Voor het verkrijgen van een nominale terugstel-30 kracht voor een bepaald bandsysteem is het walsrollenpaar om een as loodrecht op delolassen verzwenkbaar aangebracht waardoor de hoek van de rolas tenopzichte van de voort-bewegingsrichting gemakkelijk kan worden ingesteld.

De hierboven beschreven besturing dient dan voor de benodigde 35 stuurvariatie op de nominale terugstelkracht.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld. In de bijgaande tekening ___toont: 800 1 5 09 » ♦ -3- fig.1 een schetsmatig bovenaanzicht van het besturingssysteem, waarbij een deel van het bandpart is getoond, fig.2 een doorsnede volgens de lijn II-II in fig.l, 5 fig.3 een staande dwarsdoorsnede volgens de lijn III-III uit fig.2, fig.4 een bij de inrichting toegepast stuurventiel.

De in de figuren getoonde inrichting bestaat uit een paar, aan weerszijden van een band B aangebrachte rollen 10 1,2 die in een om de spil AA zie figuur 2, draaibaar in een steungestel 3 zijn gelagerd.

Het steungestel bestaat uit een bovenplaat 3, welke aan de rechterzijde in figuur 2 is uitgevoerd met een tap 4 welke in een voet 5 draaibaar is gelagerd. De voet 5 is 15 vast bevestigd op een voetplaat 6.

Aan de onderzijde van de bovenplaat 3 zijn een tweetal lagerstoelen 7 en 8 bevestigd, waarin de bovenrol 2 draaibaar is opgenomen. Aan deze vaste lagerstoelen 7,8 zijn om het scharnierpunt 9 een tweetal lagerstoelen 10 en 11 20 aangebracht voor het draaibaar opnemen van de onderrol 1.

Deze draaibare lagerstoelen 10,11 zijn onderling verbonden door een ligger 12.

Aan de van de ligger 12 afgekeerde zijde is elke zwenkbare lagerstoel 10 respectievelijk 11 ondersteund door 25 een horizontale pen 13, welke vast is bevestigd aan een vertikale staaf 14, zie figuur 3.

De staaf 14 is aan de bovenzijde bevestigd aan een • zuigerlichaam 15, die in een vertikale cylinder 16 op en neer beweegbaar is. Het cylinderhuis 16 is bevestigd op 30 de horizontale ligger 3 van het steungestel. Dankzij passende afdichtingen 17 in het zuigerlichaam,18 tussen cylinder en cylinderbodem 19, en 20 tussen cylinderbodem 19 en een om de zuigerstang 14 aangebrachte huls 21,kan de ruimte onder het zuigerlichaam 15 onder druk worden gebracht, 35 waarbij de variatie in de druk een op en neer gaande beweging van de zuiger en derhalve van de staaf 14 teweeg brengt. Deze vertikale beweging veroorzaakt een zwenkbeweging — van de lagerstoelen 10, 11 om het scharnierpunt 9 waardoor de 800 1 5 09 -4- kneep tussen de rollen 1,2 kan worden gewijzigd.

Het rollenpaar 1,2 wordt aangedreven door de as 22, welke aan de bovenzijde is gelagerd in de plaat 3 en aan de onderzijde in een aan de voetplaat 6 bevestigde bus 23.

5 Via een conische tandwieloverbrenging 24 drijft de as 22 de bovenrol 2 direkt aan, terwijl via een rechte tandwieloverbrenging 25 aan de andere zijde van de rollen de rol 2 de onderrol 1 aandrijft. De aandrijfas 22 ligt coaxiaal met de astap 4, zodat bij het verzwenken van de draagplaat 3 10 respectievelijk de rollen 1,2 om de lijn A-A, de aandrijving verzekerd blijft. Hierbij zij nog opgemerkt dat de vaste lagerstoel 8 van de bovenrol 2, rechts in figuur 2 door een om de aandrijfas 22 aangebrachte radiaal-axiaal lager 26 is ondersteund, waardoor een nauwkeurige geleiding van het de rollen 15 dragende gestel rond de lijn A-A is verzekerd.

De vereiste druk aan de onderzijde van het zuigerlichaam 15 in de cylinder 16 kan worden geregeld met een stuurventiel, dat in figuur 4 is getoond.

Het stuurventiel bestaat uit een huis 27, 'dat 20 op bijvoorbeeld de voetplaat 6 is bevestigd.

Het huis is voorzien van een inlaatopening 29 voor een drukmedium alsmede een uitlaatopening 30 voor het aansluiten van een leiding naar een in de bodemplaat 19 van de cylinder 16 aangebracht kanaal 31, dat leidt naar de cylinderruimte.

25 In het huis van het stuurventiel is een schuiflichaam 32 beweegbaar, dat aan weerseinden is voorzien van afdichtings-middelen 33. Tussen de afdichtingsmiddelen is een kamer 34 gevormd, welke in alle standen van de schuif in verbinding blijft met de inlaatopening 29. Het schuiflichaam 32 wordt 30 in een neutrale stand gehouden door middel van aan weerszijden daarvan aangebrachte veren 35 respectievelijk 36 waarbij de veren door middel van een op de linkerveer 35 aangrijpend drukstuk 37 een bepaalde voorspanning kunnen vederijgen.

Daartoe is het drukstuk 37 met behulp van een spanbout 38 35 vanaf de in figuur 4 getekende positie naar rechts te bewegen.

Het schuifstuk 32 vertoont een kogelklep bestaande uit een zitting 39 en een door middel van een spanveer 4.0 _ tegen de zitting gedrukte kogel 41.

8001509 -5- A «

De kogelklep is zodanig aangebracht dat de verbinding tussen de inlaat 29 respectievelijk uitlaat 30 is onderbroken als de kogel 40 op de zitting 39 rust.

Het ventiel wordt bestuurd door een taster 42, 5 die bij 43 scharnierbaar aan cylinderhuis 27 is bevestigd.

Het tegenoverliggende einde van de taster 42 rust tegen de zijkant van de af te tasten band B zodanig dat bij een afwijking van de wandloop de taster 42 om het scharnierpunt 43 zwenkt. Een voorspanveer 44 tussen het huis 27 en de 10 taster 42 verzorgt een voortdurend contact van de taster tegen de band.

De taster 42 is bij 45 gekoppeld aan een holle drukpen 46, die centraal in het ventielhuis steekt en door een beweging naar links de kogel 41 van de zitting 39 kan 15 lichten. De werking van de hierboven beschreven inrichting met stuurventiel is als volgt.

Tengevolge van de aandrijving van de rollen 1,2 zal de band B een kracht K ondervinden die is te ontbinden in een langskracht KI waarmee de aandrijving van de band 20 wordt verzekerd, alsmede een kracht K2 welke dient om de band te sporen. De kracht K2 is afhankelijk van de hoek die de rollen ten opzichte van de voortbeweging van de band insluit alsmede van de op de band uitgeoefende wrij-vingskracht welke afhankelijk is van de kneepgrootte.

25 De instelling van de hoek kan plaatsvinden door de rollen om de lijn A-A te zwenken, waardoor een nominale instelkracht kan worden verkregen.

Kleine afwijkingen van de band worden waargenomen door de taster 42, zodanig dat bij een naar links gaande 30 beweging van de taster de kogel 40 van de zitting wordt gelicht, waardoor het drukmedium via de inlaatopening 29, kogelklep naar de uitlaatopening 30 wordt doorgevoerd en zodoende naar de cylinder 16. Daartoe zal de zuiger 15 omhoog bewegen en dientengevolge de kneepgrootte verkleinen. De 35 kracht K2 neemt toe en de band wordt naar rechts gedwongen.

Bij het naar rechts bewegen van de band zal de taster 42 naar rechts bewegen, waardoor de holle pen 46 van ~ 800 1 5 09 -6- de kogel wordt gelicht, waardoor de druk in de rechts van de kogel gerichte ruimte wordt ontlast via de holle zuigerpen, zodat de druk in de cylinder 16 afneemt, de zuiger 15 omlaag beweegt waardoor de kneepgrootte wordt vergroot.

5 De kracht K2 neemt af en de band zal zich naar links richten. De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm.

# 80 0 1 5 09

Claims (10)

1. Inrichting voor het sturen van een eindloos, langs een rolgeleidingssysteem voortbewogen flexibel element, zoals band of snaar, met het kenmerk, dat een part van het element door de kneep van een walsrollenpaar is gevoerd, 5 waarvan de rolas een van 90° afwijkende hoek insluit met de voortbewegingsrichting.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kneepgrootte door instelmiddelen veranderbaar is, welke instelmiddelen zijn bestuurd door tenminste één de 10 loopafwijking van het element waarnemende taster.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de instelmiddelen zijn gevormd door tenminste één enkel werkende cylinder, die aan een ten opzichte van de andere rol beweegbare rol is gekoppeld.

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de druk in de cylinder is geregeld door een met de taster verbonden ventiel.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het ventiel is gevormd door een huis met een inlaatopening voor 20 een drukmedium en een met de cylinder verbonden uitlaat, met het kenmerk, dat een door de taster bediende sluitklep in de doorgang tussen in- en uitlaat is aangebracht, alsmede een door de taster bediende ontlastklep in de doorgang tussen sluitklep en uitlaat.

6. Inrichting volgens conclusie 4 en 5, met het kenmerk, dat de sluit- respectievelijk ontlastklep is gevormd door een enkele onder veerbelasting staande kogel, en door een de kogel tegen de veerkracht in van de zitting lichtende door de taster bewogen holle pen.

7. Inrichting volgens conclusie 4-6, met het kenmerk, dat de kogelklep is opgenomen in een tussen in- en uitlaat en tegen de werking van een verend element in beweegbare schuif.

8. Inrichting volgens conclusie 4-7,met het 35 kenmerk, dat de schuif tussen twee instelbare drukveren in het huis is opgesloten. §00 1 5 09 -8-

9. Inrichting volgens één. der voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat het walsrollenpaar is aangedreven.

10. Inrichting volgens één der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat het walsrollenpaar om een as loodrecht op de rolassen verzwenkhaar is aangebracht. 4 — 8001509