NL8001054A - Uitneembaar rijwielframe. - Google Patents

Description

P & c *w * · W 5640-2 Ned.

üitneembaar rijwielframe

De uitvinding heeft betrekking op een rijwielframe met voor- en achtervork, een balhoofdhuls en een trapashuls.

Een dergelijk frame is algemeen bekend. Het bekende frame bestaat uit buizen, welke in hoofdzaak tot driehoeken vast met elkaar zijn ver-5 bonden door middel van zogenaamde lugs (insteekbussen). Teneinde voldoende stijfheid en sterkte tegen de gecombineerd optredende druk-, buig- en wringkrachten te waarborgen, moet dit frame van vrij dik en dus zwaar materiaal worden vervaardigd.

De uitvinding beoogt een vermindering van het gewicht en tevens 10 een stijver frame te verkrijgen.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat met de achtervork scharnierbaar een naar de balhoofdhuls verlopende en in hoofdzaak in het verlengde van de achtervork liggende schuine buis is verbonden en van het scharnierpunt een staaf naar een zadelsteunorgaan en een staaf naar 15 de trapashuls verloopt, welke staven eveneens in hoofdzaak in eikaars verlengde liggen en scharnierend met elkaar zijn verbonden, terwijl de vrije einden van de staven met het vrije einde van de achtervork en met de balhoofdhuls zijn verbonden door trekdraden.

Doordat de trekdraden het frame voorspannen treden drukkrachten 20 en vrijwel geen buigkrachten op het frame op. Daardoor kunnen de diagonalen van de in hoofdzaak door de trekdraden gevormde veelhoek lichter worden uitgevoerd. De wringkrachten worden in hoofdzaak door de trekdraden opgenomen .

Een verder groot voordeel van het nieuwe frame is dat het ge-25 makkelijk üitneembaar is te maken.

Dit wordt verkregen wanneer de scharnierverbindingen gemakkelijk losneembare insteekverbindingen zijn.

Na het losnemen van de trekdraden, die bijvoorbeeld door inhaak-; verbindingen met de buizen en staven kunnen zijn verbonden, kunnen de 30 s charni erverb indingen worden losgenomen, waardoor de diagonalen in vier stukken beschikbaar komen. Het langste stuk is dan de schuine buis, waarvan de lengte ongeveer gelijk aan de diameter van de wielen kan zijn. Het rijwiel kan nu in uiteengenomen toestand in een koffer of doos worden verpakt, waarvan de afmetingen met die van één wiel overeenkomen. Transport en op-35 slag, zowel voor de fabriek, rijwielhandelaar als voor de gebruiker, worden hierdoor veel gemakkelijker en goedkoper. Het in elkaar zetten en uit elkaar nemen kunnen zodanig eenvoudig worden gemaakt dat de gebruiker zijn rijwiel gemakkelijk in zijn auto of per openbaar vervoer kan meenemen, terwijl, 800 1 0 54 V" * -2- r in tegenstelling tot de zogenaamde vouwfiets, van een normaal rijwiel met normale wieldiameter gebruik kan worden gemaakt.

Bij voorkeur zijn de trekdraden telkens in tweevoud uitgevoerd. Hierdoor wordt de stijfheid van het frame tegen wringkrachten loodrecht 5 op het vlak van het frame vergroot.

De wringstijfheid is nog groter wanneer de trekdraden van een stel onderling kruisend verlopen.

Voor het spannen van de trekdraden kan aan het einde van elk daarvan een spaninrichting, bijvoorbeeld in de vorm van een zogenaamd 10 spanslot, zijn aangebracht.

Het is voldoende en in verband met de montage en demontage, evenals met de fabricagekosten, beter om althans één der trekdraden respectievelijk stellen trekdraden te voorzien van een spaninrichting.

Bij voorkeur bestaat de spaninrichting uit een met een nokprofiel 15 respectievelijk nokvolgorgaan samenwerkende draaihandgreep.

Ook kan de spaninrichting in het scharnierpunt zijn aangebracht.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld vein het rijwielframe volgens de uitvinding is weergegeven.

20 Fig. 1 is een zijaanzicht van een rijwiel met het frame volgens de uitvinding.

Pig. 2 is een zijaanzicht op grotere schaal van het frame, zonder voorvork.

Fig. 3 is een achteraanzicht van de van het scharnierpunt uit-25 gaande staven van het frame.

Fig. 4 is een bovenaanzicht op de bovenste trekdraden.

Het weergegeven frame bestaat uit een balhoofdhuls 1, welke vast is verbonden of één stuk vormt met een van deze balhoofdhuls schuin naar omlaag en naar achteren verlopende schuine buis 2. In het weergegeven uit-30 voeringsvoorbeeld is aan het vrije einde van de schuine buis 2, dwars op de lengterichting daarvan, een dwarse bus 3 vast verbonden, waartoe dit einde ter plaatse iets is afgeplat. Van de bus 3 naar omhoog, naar een zadelsteunorgaan 4, waarmee een niet-weergegeven pen voor een zadel 5 kan zijn verbonden, verloopt een bovenstaaf 6. Eveneens van de dwarsbus 6 35 verloopt naar omlaag, naar een trapashuls 7 en vast daarmee verbonden een onderstaaf 8.

Aan de einden van de staven 6 en 8 nabij de bus 3 is telkens, verlopend in de lengterichting van de bus 3, een plaatvormig onderdeel 9 respectievelijk 10 vast bevestigd. Deze platen 9 en 10 grijpen in corres- 800 1 0 54 • r -3- * ponderende sleuven 11, 12, verlopend in de lengterichting van de bus 3.

Uit fig. 3 blijkt dat de staven 6 en 8 dubbel zijn uitgevoerd, d.w.z. de staaf 6 bestaat uit twee stangen of dunne buizen 6A, 6B, welke van de bus 3 af iets convergerend verlopen en aan de einden nabij de bus 3 5 vast met elkaar zijn verbonden door de dwarsplaat 9 en aan het einde nabij het zadel 5 met een dwarsplaat 13.

Evenzo bestaat de staaf 8 uit twee stangen of dunne buizen 8A, 8B, welke convergerend verlopen van de bus 3 af naar de trapashuls 7 en aldaar met de einden vast met deze trapashuls zijn verbonden, en aan het 10 einde nabij de bus door de dwarsplaat 10.

Van de dwarsbus 3 verloopt, ongeveer in het verlengde van de schuine buis 2 een achtervork 14, eveneens bestaande uit twee stangen of dunne buizen 14A, 14B, welke nabij de bus 3 vast met elkaar zijn verbonden door een dwarsplaat 15, welke stangen van de bus 3 af divergerend verlopen 15 en aan de vrije einden elk vast zijn verbonden met een plaatje 16.

Zoals uit de tekening blijkt verlopen ook de staven 6 en 8 in hoofdzaak in eikaars verlengde.

Door de verbiiidingen tussen de platen 9, 10 en 15 met de sleuven van de dwarsbus 3 is een zekere scharniering mogelijk tussen de staven 6, 8 20 en de vork 14 enerzijds en de bus 3 anderzijds. De stijfheid van het frame wordt verkregen door trekdraden, welke in het weergegeven uitvoeringsvoor-beeld telkens in een stel van twee draden zijn aangebracht. Zo is de balhoofdhuls 1 verbonden met het zadelsteunorgaan 4 door twee trekdraden 17, 18, welke zoals blijkt uit fig. 4 elkaar kruisend verlopen. De 25 balhoofdhuls 1 is verbonden met de trapashuls 7 door twee gekruiste trekdraden 19, 20, de trapashuls 7 met het plaatje 16 aan de achtervork door twee wegens de aanwezigheid van het achterwiel van het rijwiel elkaar niet kruisende trekdraden 21, 22, terwijl tenslotte het plaatje 16 met het zadel-bevestigingsorgaan 4 is verbonden door twee trekdraden 23, 24. De draden 30 23, 24 kunnen in hoofdzaak evenwijdig zijn, maar kunnen ook elkaar kruisen, mits ervoor wordt gezorgd dat het kruispunt de aanwezigheid van het rijwiel-achterwiel niet hindert.

De verbinding van de einden van een trekdraad kan een inhaak-verbinding zijn, zoals bijvoorbeeld is weergegeven voor het einde van de 35 draden 21, 22, die zijn verbonden met het plaatje 16. Op het plaatje 16 is een blokje 25 bevestigd, welk blokje een in de langsrichting van de draad 21, 22 verlopende sleuf 26 heeft, die aan de van het plaatje 16 afgekeerde zijde open is. Deze sleuf heeft aan één einde een verwijding 27, waarin een blokje 28 past dat, door lassen of solderen of op andere wijze is ver- 800 1 0 54 -4- bonden met het einde van de trekdraad. De trekdraad kan nu van opzij in de sleuf 26 worden geplaatst, waarbij het blokje 28 in de verwijding 27 valt. Bij spannen van de trekdraad ontstaat nu een vaste verbinding doordat het blokje 28 tegen het einde van de verwijding wordt getrokken. Alle einden 5 van alle trekdraden kunnen op deze wijze worden bevestigd.

Het is mogelijk in elke trekdraad een zogenaamd spanslot op te nemen, maar bij voorkeur bevindt zich alleen een spaninrichting in de beide trekdraden 23, 24 welke verlopen van het plaatje 16 naar het zadelsteun-orgaan 4.

10 In verband met het snelle in elkaar zetten en uit elkaar nemen van het rijwiel verdient het aanbeveling de spansloten te vervangen door een draaigrendelverbinding (niet weergegeven). Daarbij wordt op bekende wijze een handgreep, verbonden met een nokprofiel, verdraaid ten opzichte van een corresponderend vlak van een onderdeel, verbonden met één der 15 trekdraadeinden. Het nokprofiel van de handgreep is verbonden met het andere trekdraaddeel.

De trekdraden kunnen :zijn vervaardigd van staal, maar kunnen ook zogenaamde koolstofvezels zijn. De verdere framedelen kunnen eveneens bestaan uit staal, kunststof, of andere metalen of combinaties daarvan.

80 0 1 0 54

Claims (7)

1. Rijwielframe met voor- en achtervork, een balhoofdhuls en een trapashuls, gekenmerkt doordat met de achtervork (14) scharnierbaar een naar de balhoofdhuls (1) verlopende en in hoofdzaak in het verlengde van de achtervork liggende schuine buis (2) is verbonden en van het scharnierpunt 5 een staaf (6) naar een zadelsteunorgaan (4) en een staaf (8) naar de trapashuls (7) verloopt, welke staven eveneens in hoofdzaak in eikaars verlengde liggen en scharnierend met elkaar zijn verbonden, terwijl de vrije einden van de staven (6, 8) met het vrije einde van de achtervork (14) en met de balhoofdhuls (1) zijn verbonden door trekdraden (17-24).

2. Frame volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de scharnier- verbindingen gemakkelijk losneembare insteekverbindingen zijn.

3. Frame volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de trekdraden (17-24) telkens in tweevoud zijn uitgevoerd.

4. Frame volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de trekdraden 15 (17, 18; 19, 20; 23, 24) van een stel onderling kruisend verlopen.

5. Frame volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat althans één der trekdraden respectievelijk stellen trekdraden zijn voorzien van een spaninrichting (13).

6. Frame volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de spaninrichting 20 bestaat uit een met een nokprofiel respectievelijk nokvolgorgaan samenwerkende draaihandgreep.

7. Frame volgens conclusie 1, met het kenmerk dat een spaninrichting in het scharnierpunt is aangebracht. 800 1 0 54