NL7908697A - Maalinrichting. - Google Patents

Description

* . ^ VO 8796 -1-

Maalinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een maalinrichting, waarbij de maalgraad aan de uitlaat van de inrichting gevarieerd kan worden.

De uitvinding is meer in het bijzonder gericht op een rnaaüin-5 richting van het zogenaamde E-type,. waarbij een ring van maal-kogels wordt vastgehouden en samenwerkt met maalringen, welke onderling kunnen verdraaien.

Bij de maalinrichting volgens de uitvinding passeert het te malen materiaal door een stel maalelementen waarbij het ge-10 malen materiaal, vanaf de maalelementen tot aan een uitlaat wordt meegevoerd door een gasstroom, terwijl middelen aanwezig zijn waarbij de mayf rmim dwarsdoorsnede van de weg van de top van de maalelementen tot de uitlaat^gevarieerd kan worden.

Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder ver-15 wijzing naar de tekening nader toegelicht, waarin twee uitvoeringsvormen schematisch zijn weergegeven.

Beide inrichtingen zijn van het zogenaamde E-type. De' inrichting omvat een ring maalkogels 1 welke worden vastgehouden tussen een bovenste maalring 2, welke vaststaat en een onderste 20 maalring 3, welke kan draaien.

Het materiaal dat gemalen moet worden passeert radiaal tussen de maalringen. Een reeks mondstukken ^ is aanwezig voor het uitstoten van een luchtstroom welke naar omhoog langs het buitenvlak van de ringen loopt teneinde gemalen materiaal mee te voeren 25 naar een uit laat 5 in de kast 6, waarbinnen zich de maal vlakken bevinden.

Rondom de ring 2 reikt een ringvormige stoot- of keerplaat 10 naar omhoog, waarvan de zijden 10a en 10b onder dezelfde hoek convergeren. De binnenwanden van de kast 6 zijn 7908697 -2- r- 7 voorzien van een voering 1^, waarvan het onderste gedeelte 14a kegelvormig is. Het deel 1U convergeert iets ten opzichte van de wand 10h doch kan ook evenwijdig aan de wand 10h lopen. Vanaf een niveau onder de top van de keerplaat. 10 heeft de voering een 5 gedeelte iVb, dat aansluit op het gedeelte 1 h-a en naar "buiten toe divergeert.

In de ruimte binnen de keerplaat 10 bevindt zich een kern 20 waarvan het buitenvlak kegelvormig is en evenwijdig - loopt aan de wand 10a, respectievelijk het gedeelte l!+b. De 10 maximum dwarsdoorsnede van de stromingsbaan voor het materiaal dat de maalzone verlaat en naar de uitlaat 5 wordt gevoerd, wordt bepaald door de axiale stand van de kern 20 ten opzichte van de voering 1¾. Om deze stand te kunnen instellen, is de kern bevestigd aan schroefstangen 21 welke samenwerken met moeren, 15 die sternen op de' bovenwand 6a van. de kast 6, zodat door het instellen van de moeren ten opzichte van de stangen 21, de hoogte van de kern. 20 kan worden gevarieerd. Het bovenvlak 20a van de kern loopt schuin af zodat materiaal, dat daarop valt, in de luchtstroom of de maalzone terechtkomt.

20 De wand 10a van de keerplaat 10 loopt evenwijdig aan het buitenvlak van de kern 20 en de ruimte daartussen vormt een terug-voerbaan v.oor materiaal,dat niet naar de uitlaat wordt gevoerd, in de maalzone terugkeert.

Tijdens bedrijf wordt te malen materiaal radiaal tussen 25 de slijpringen 2 en 3 gevoerd en vervolgens door de luchtstroom uit de mondstukken k meegevoerd. Van dit materiaal beweegt een gedeelte zich naar de uitlaat 5, terwijl een gedeelte terugvalt 'en tussen de wanden 10a en het vlak van de kern 20 terugkeert in de maalzone. De maalgraad van het materiaal dat de uitlaat 30 verlaat kan worden gevarieerd door het wijzigen van de maximum dwarsdoorsnede aan het boveneinde van de keerplaat 10. Wanneer de doorsnede groter wordt zal de snelheid dalen en het is mogelijk 7908697 -Jf -3- ' de maalgraad aan de uitlaat te wijzigen tussen 99,9%, minder dan 12 mm tot 9939% minder dan 1,6 mm.

Het is echter ook: mogelijk de hoogte van de voering 20 te wijzigen om de dwarsdoorsnede aan het boveneinde van de 5 stootplaat te veranderen met betrekking tot de doorgang van gemalen materiaal vanaf de maalzone naar de uitlaat.

Deze uitvoeringsvorm is weergegeven in fig. 2, waarbij de stootplaat 110 cilindrisch is uitgevoerd. De wand 106 van de kast waarbinnen zich de stootplaat 110 bevindt en welke dient 10 ter vorming van een naar boven voerende baan, is eveneens cilindrisch en evenwijdig aan de keerplaat. Slechts het bovenste gedeelte 120b van het buitenvlak van de kern 120 is kegelvormig tot over een afstand welke boven het niveau van de stootplaat ligt, waar de maximum doorlaat voor· het meegevoerde materiaal 15 wordt gevormd. De hoogte van de kern 120 kaïn worden ingesteld door bouten 121 terwijl de andere essentiële delen van de maalinrichting, zoals de maalringen 2 en 3 en de maalkogels 1 gelijk zijn aan die beide hiervoor besproken uitvoeringevormen.

La beide gevallen is de stoot- of keerplaat gemonteerd 20 op de bovenste maalring 2 zodat deze met die ring kan meebewegen in geval van slijtage van de ring.

79 0 8 6 9 7

Claims (7)

1. 2. Een maalinrichting volgens conclusie 1,. met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het vormen van een terugvoerbaan waarbij materiaal dat de maximum doorsnede bereikt en niet 10 verder wordt meegevoerd, naar de maalelementen terugkeert.
2. 3. Een maalinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de maalelementen zich bevinden in een horizontale ring, terwijl een ringvormige keer- of stootplaat vanaf de ring omhoog reikt, waarbij de baan waardoor gemalen, materiaal vanaf de maal- 15 elementen beweegt begrensd wordt door het buitenvlak van keerplaat en een daaromheen .gelegen ringvormige wand, terwijl de baan waardoor gemalen materiaal kan terugkeren naar de maalelementen bestaat uit het binnenvlak van de keerplaat en een kern, welke in de stootplaat reikt en boven de keerplaat een 2. gebied met een maximum doorlaat vormt. k. Een maalinrichting volgens conclus'ies 3 tot k3 met het kenmerk, dat de hoogte van de kern met betrekking tot de keerplaat instelbaar is terwijl de maximum doorlaat afhangt van de mate waarin de kern in de keerplaat reikt. 25 5· Een maalinrichting volgens conclusies 3 tot k met het kenmerk, dat de maximum doorlaat wordt bepaald door het buitenvlak van de kern en een ringvlak dat' de kern omgeeft en dat boven de keerplaat uitsteekt, welke vlakken axiaal ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn zodanig dat de maximum afstand 30 boven de keerplaat wordt bepaald door de onderlinge axiale stand, f. 7908597 ψ * -5-
3. 6. Een maalinrichting volgens conclusie 5S met het kenmerk, dat de ringvlakken omgekeerde, coaxiale kegelvlakken zijn met nagenoeg· gelijke tophoeken.
4. 7. Sen maalinrichting volgens conclusies 5 tot 8, met het 5 kenmerk, dat het ringvlak wordt gevormd door een voering welke beweegbaar aan de kast van de molen is bevestigd.
5. 8. Een maalinrichting volgens conclusies 3 tot 7» met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het naar omhoog langs de maalelementen transporteren, van lucht in een baan waardoor- 10 heen het gemalen materiaal uit de maalelementen komt.
6. 9· Een. maalinrichting volgens conclusies 3 tot 8, met het kenmerk, dat de keerplaat bestaat uit naar boven conisch toelopende vlakken waarbij de daaromheen gelegen wand en het vlak van de kern welke met het binnenvlak van de keerplaat samenwerkt 15 de vorm hebben van een kegelvlak met dezelfde tophoek als het vlak van de stootplaat dat daarmee samenwerkt.
7. 10. Een maalinrichting volgens conclusies 3 tot 5» met het kenmerk, dat de keer- of stootplaat wordt gevormd door een cilindrische wand welke evenwijdig loopt aan de daaromheen 20 gelegen wand en boven die keerplaat is gelegen, waarbij de kern het uitwendige kegelvlak vormt. * \ 7908697