NL7907833A

NL7907833A - Warmwaterketel, bijvoorbeeld een centrale verwarmings- ketel.

Info

Publication number: NL7907833A
Application number: NL7907833A
Authority: NL
Original assignee: Tricentrol Benelux
Priority date: 1979-10-25
Filing date: 1979-10-25
Publication date: 1981-04-28
Also published as: JPS6260626B2; DE3065709D1; DK153603B; ATE5437T1; DK451880A; JPS5691143A; US4356794A; EP0028046A1; DK153603C; EP0028046B1

Description

: AL 36 t

WAEMWATERXETEL, BIJVOORBEELD EES' CENTRALE VERWARMINGSKETEL

Door aanvraagster worden als uitvinders genoemd: - Ing. P. van der Linden - Ir J. Bonman * 5 De uitvinding heeft "betrekking op een warmwaterkete 1, bijvoor beeld een. centrale verwarmingsketel, van het type omvattende twee tegenover elkaar opgestelde en met elkaar verbonden, met watergangen voorziene, holle gietstukken, welke een vlamkamer en daarboven een rookgaskanaal omsluiten, welk rookgaskanaal op een rook-10 gasafvoer is aangesloten en zich in twee kanalen splitst die zich ter weerszijden van de gietstukken in neerwaartse richting vcort-zetten, en waarbij ter weerszijden van de gietstukken in de rookgaskanalen, en bij voorkeur ook in de watergangen, reikende ribben zijn aangegoten* 15 Met het oog op de gestegen energiekosten bestaat de laatste jaren een sterke behoefte aan konstrukties voor warmwaterioestellen, welke tot een hoger waterzijdig thermisch rendement kunnen leiden. Opgemerkt wordt hierbij dat een gebruikelijke methode om het thermisch rendement bij gasgestookte ketels uit te drukken is gebaseerd 20 op de kalorische bovenwaarde van de brandstof, dat wil zeggen de kalorlsche waarde van deze brandstof met inbegrip van de latente warmte. Bij gebruikelijke konstrukties van warmwaterketeis is het niet eenvoudig mogelijk om een zo gedefinieerd waterzijdig thermisch rendement boven tiOfj te bereiken.

25 Eerder zijn pogingen gedaan om een verbetering van het ther misch rendement te verkrijgen door een veelvuldige en herhaalde warmte uitwisseling tussen de rookgassen met water, respectievelijk met de verbrandingslucht. Een dergelijke konstruktie is bijvoorbeeld beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage No. 78.05539* 30 De onderhavige uitvinding stelt zich nu ten deel een. konstruktie 7907831 /2 4 ^ 2 AL 36 te verschaffen welke voor alles een zeer veel beter thermisch rendement van boven 9°$» of zelfs tot 94$ oplevert, doch welke eenvoudiger van konst rukt ie is, en met name minder warmt ewisselende vlakken omvat.

5 In principe is daarbij een oplossing volgens de uitvinding gevonden, welke daarin bestaat dat de gietstukken op een onderbak zijn geplaatst, waarin de neerwaarts verlopende rookgaskanalen uitmonden, waaraan een rookgasventilator is gekoppeld die aansluit op de rookgasafvoer, en waarin een voorziening voor de af voer van 10 condenswater is aangebracht. Hoewel de rookgasventilator aan een zijvlak van de onderbak kan worden bevestigd, gaat de voorkeur uit naar een konstruktie, waarbi j hi j in een bovenvlak van de onderbak, naast de gietstukken, is geplaatst. De rookgassen worden bij deze niéuwe konstruktie slechts één keer naar boven en vervolgens 15 in neerwaartse richting langs de gietstukken geleid, waardoor een eenvoudige konstruktie wordt verkregen. Daarbij is echter de ketel speciaal gekonstrueerd op een warmte-overdracht naar de gietstukken met condensvorming, waardoor afkoeling van de rookgassen tot de intrest emperatuur van het water mogelijk is. In het bijzonder zijn 20 daarbij volgens de uitvinding de massa, het materiaal en de vormgeving van de buitenkant van de gietstukken met zich daarop bevindende ribben zodanig gekozen dat onder normale bedrijfsomstandigheden, zowel tijdens continu als tijdens intermitterend bedrijf, tenminste 50$ van de in de rookgassen aanwezige waterdamp op de 25 buitenwand van de gietstukken èn op de zich daarop bevindende ribben tot condensatie wordt gebracht.

De keuze van bijvoorbeeld aluminium als materiaal voor de gietstukken is hierbij van bijzonder belang daar hierdoor gedurende het herhaald opwarmen tijdens intermitterend bedrijf de wandtem-30 peratuur langer laag blijft, en dus langer condensatie plaats vindt.

Opgemerkt wordt dat het uit de theorie van de warmte-overdracht door verbrandingsgassen bekend is dat het overdrachtsrendement snel stijgt, indien de te verwarmen wand zo koel wordt gehouden dat een intensieve condensatie ertegen plaats vindt. In de regel is hier- -35 voor nodig dat deze wand op een temperatuur van minder dan 55°C, /3 7907833 f 3 AL 36 en bij voorkeur gemiddeld op ca. 45°C, wordt gehouden.

Centrale verwarmingsketels worden als regel met "behulp van een thermostaat geregeld op het aan- uit-principe. Daarbij brandt de ketel gedurende bijvoorbeeld drie minuten, om vervolgens weer 5 bijvoorbeeld zeven minuten af te slaan. Voor een deskundige.op het gebied van warmte-overdracht is het per geval mogelijk om uit te rekenen hoe groot de massa en hoe de vormgeving van de gietstukken moeten zijn, opdat aan de hierboven gestelde eisen van het condenserend stoken kan worden voldaan. Het gevormde condenswater wordt 10 verzameld in de onderbak, en kan bijvoorbeeld via een sifon weglopen naar een rioolleiding* De rookgassen, welke daarna slechts nog een fraktie van het oorspronkelijke vocht bevatten, worden ver- volgens door de rookgasventilatór in opwaartse richting afgevoerd.

Opdat zo goed mogelijk over het buitenoppervlak van de giet-15 stukken condensatie kan optreden, is het van belang dat de watergangen in de gietstukken en de ribben hierop aan deze eis zijn aangepast. Dit wordt nu volgens de uitvinding verkregen, indien de watergangen in de gietstukken, in tegenstelling tot bij vele bekende konstruktiesj in vertikale zin in hoofdzask recht verlopen, 20 met een verwijding naar boven toe ter plaatse van de overgang van de vlamkamer naar het rookgaskanaal, en dat de ribben aan de buitenzijde van de gietstukken aan het boveneinde hoger zijn dan onderaan. Door dit laatste vernauwt de roekgasdoerlaat zich aan de buitenzijde van de gietstukken naar beneden toe, waardoor de condenseer-25 bare waterdamp intensiever met de wand in kontakt komt. Het is verder van belang dat zo weinig mogelijk warmte wegvloeit naar konstruktiedelen, welke deze warmte niet aan het water afstaan.

Ook is het van belang dat nog geen condensatie van water uit de rookgassen in de Ylamkamer of het zich daarboven bevindende deel 30 van het rookgaskanaal plaatsvindt. De rookgassen moeten pas bij hun gang in neerwaartse richting beneden een temperatuur komen, waarop deze condensatie begint. Eén en ander wordt volgens de uitvinding bereikt, indien de gietstukken aan de kopeinden van de vlam-kamer aan elkaar verbonden zijn en van een isolerende buitenbe-35 kleding zijn voorzien, indien de naar beneden gerichte rookgas-kanalen aan de buitenzijde zijn opgesloten door dunwandige, bij

A

7907833 * ' 4 AL 36 voorkeur uit thermisch slecht geleidend materiaal bestaande, en met isolatie beklede deksels. Extra goede resultaten worden verder verkregen, indien zich binnen de Ylamkamer over l/2 a 1/3 van de hoogte van de gietstukken een van de gietstukken gescheiden stralings-5 scherm rondom de brander uitstrekt. Dit stralingsscherm voorkomt dat veel warmte vanuit de vlammen wordt overgedragen aan de niet-gekoelde kopvlakken en de hieraan grenzende delen van de zijvlakken der gietstukken, en dat verder de rookgassen tot bovenin het rookgaskanaal op hoge temperatuur blijven. De werking van het stralings-scherm kan verder neg worden verbeterd, indien dit aan de buitenzijde wordt gekoeld. Dit is mogelijk, indien de ruimte tussen de gietstukken en het stralingsscherm is aangesloten op de toevoer van verbrandingslucht, waardoor de koude verbrandingslucht kan circuleren langs de buitenzijde van het stralingsscherm. Dit heeft 15 als extra voordeel dat deze koude luchtstroom kalkafzetting vanuit de rookgassen tegen de naar de vlamkamer gerichte wand van de gietstukken kan verhinderen.

Hoewel het merendeel van het vocht reeds gecondenseerd wordt voordat de rookgassen de onderbak bereiken, en hoewel dit condens-20 water zich dan reeds verzameld in deze condensbak, kan niettemin nog enige na-condensatie in het schoorsteenkanaal optreden als gevolg van de zeer lage resttemperatuur van de rookgassen. Het verdient daarom aanbeveling om de rookgasventilater aan te laten sluiten op een trekonderbreker, waarin een schoorsteenpijp kan 25 worden geplaatst, waarbij deze trekonderbreker een naar binnen reikende rondlopende condensgoot met een afvoerepening omvat.

Deze afvoeropening kan bijvoorbeeld weer aansluiten op de onderbak, of ook kan hij direkt via een sifon aan een riool worden gekoppeld.

30 Geheel afhankelijk van de resttemperatuur van de rookgassen in het schoorsteenkanaal kan eventueel nog worden overwogen verbrandingslucht via een dubbele mantelkonstruktie om dit schoor-„ steenkanaal te leiden alvorens het naar de verbrandingsruimte te j voeren. j 35 Van belang is het ook gebleken voor een goed fumktioneren van i /5 7907833 / 5 AL 36 de ketel met een hoog rendement, dat de waterstroom in opwaartse richting door de gietstukken ongehinderd kan verlopen, dat hij gelijkmatig verdeeld is over de breedte van de gietstukken, en dat zich binnen de gietstukken geen luchtzakken kunnen vormen. Eén en 5 ander kan worden verkregen door de omleidingen van het opgaande naar de neergaande rookgaskanalen door openingen in de gietstukken -te laten verlopen, en de watergangen daarboven zich naar het midden van de gietstukken te laten vernauwen en vervolgens te laten aansluiten op waterafvoeropeningen.

» 10 Zoals reeds is opgemerkt is het van belang dat de gietstukken aan hun ondereinde een voldoend lage temperatuur houden, opdat daar condensatie kan plaatsvinden. Bit kan nog worden verbeterd, indien de watertoe voeropeningen onderin de gietstukken als spuitende kanalen zijn gevormd, waardoor water tegen de van de vlamkamer afge-15 keerde wand wordt gericht.

Hoewel de condensatie van water uit de rookgassen voer een belangrijk deel wordt bepaald door de massa en de vormgeving van de buitenvlakken der giet strikken, is het toch ook van belang dat de waterfilm van het condenswater zo dun mogelijk is. Is deze film 20 namelijk te dik, dan vermindert hij het warmtetransport naar de gietstukken, en belet verdere condensatie. Ten einde de waterfilm zo dun mogelijk te houden, dienen maatregelen te worden getroffen voor een goede en snelle afvoer van condenswater langs de gietstukken. Hiermee wordt tevens voorkomen dat gevormd condensaat 25 tijdens uitgeschakelde toestand van de gasbrander weer verdampt en warmte aan het water binnen de gietstukken onttrekt. Snelle afvoer kan worden verkregen, indien volgens de uitvinding de ribben aan de buitenzijde van de gietstukken als vertikaal verlopende, onderbroken en onderling versprongen vinnen zijn gevormd, welke 30 aan de ondereinden schuin naar de wand verlopen, en welke door smalle vloeistofgroeven van elkaar 2ijn gescheiden.

Een bijzonder voordeel van de nieuwe konstruktie bestaat tenslotte daarin dat hij uit eenvoudig monteerbare onderdelen bestaat. Ten einde verder een goede onderlinge afdichting van deze ender-35 delen te verkrijgen, is het denkbaar om de kontaktvlakken nauwkeurig te bewerken. Een goedkopere konstruktie kan echter worden β 7907833 * ) 6 AL 36 f verkregen, indien de gietstukken, de onderbak en de diverse deksels tegen elkaar getrokken worden, klemmende verbindingen bijvoorbeeld met boutverbindingen, waarbij afdichting op elkaar wordt verkregen door middel van in ondiepe groeven gelegde slangen uit 5 een flexibel, temperatuurbestendig materiaal, zoals siliccnên-rubber.

De uitvinding zal vervolgens worden toegelicht aan de hand van een aantal figuren.

> Pig. 1 toont een uitvoeringsvorm van de ketel in langsdoor- 10 snede.

Pig. 2 toont een detail van de .rookgasafvoer.

Pig. 3 toont een detail uit fig. 1 volgens III-III.

Pig. 4A toont een vin 6 op vergrote schaal.

Fig. 4B is een aanzicht volgens B-B in fig. 4A· 15 Pig. 4C is een aanzicht volgens C in fig. 4A.

In fig. 1 zijn met verwijzingscijfer 1 twee holle gietstukken aangegeven, welke als watergangen van een ketel zijn gevormd. Deze gietstukken zijn aan de (volgens de figuur) voor- en achterzijde met aangegoten vlakken voorzien. Deze vlakken sluiten met 20 hun randen tegen elkaar aan, en door de vlakken volgens deze randen te lassen, wordt een enkelvoudige konstruktie verkregen.

Aan de gietstukken zijn tevens boven- en ondervlakken gegoten, zoals in de tekening aangegeven, welke eveneens door middel van lasnaden aan elkaar zijn verbonden.

25 De gietstukken 21jn uit een licht-metalen aluminiumlegering vervaardigd. Op de buitenwanden 2 van de gietstukken zijn ribben 6 gegoten. Hoewel niet getekend, kunnen binnenin de gietstukken ook horizontaal verlopende ribben werden aangegoten, ten einde een labyrintvormig kanaal door de binnen de gietstukken verlopende 30 waterkanalen te verkrijgen.

Onderin de gietstukken zijn openingen 3 in de achterwanden aangebracht, welke aansluiten op onderin de watergangen liggende buizen. Vanuit deze buizen zijn spuiters gericht tegen de buitenwanden 2 van de gietstukken. Aan de bovenzijde van gietstukken 1 35 bevinden zich openingen 4» waarop afvoerleidingen voor de te verwarmen vloeistof kunnen worden aangesloten. Aan de binnenzijde 790 78 33 ' •Γ 7 AL 36 t van de giet stukken zijn pennen 5 aangegoten, welke reiken in een rookgaskanaal. In het voorvlak van de ketel ia een opening 7 uitgespaard, waardoorheen verbrandingslucht in dwarsrichting naar binnen kan worden gezogen, welke verbrandingslucht vervolgens • 5 door een luchtverdeelplaat 8 volgens een gelijkmatige stroming langs een gasbrander 11 wordt geleid. De hierbij ontstane rookgassen stromen naar boven door eem rookgaskanaal, hetwelk zich ter plaatsè 12 vernauwt. Daarboven geven de rookgassen een deel van hun warmte af aan de vingers 5» alvorens door rookgaspoorten ' 10 13 van de binnenzijde der gietStukken naar de buitenzijde te worden omgeleid.

In fig. 3 is volgens aanzicht III-III aangegeven hoe de rookgaspoorten 13 en de waterüitlaat 4 elkaar kruisen. Tevens is daarbij aangegeven dat voor- en achtervlak van de gietstukken 15 aan de buitenzijde zijn voorzien van een laag isolatiemateriaal 28, ten einde warmteverlies via deze vlakken tegen te gaan. De rookgassen stromen vervolgens in neerwaartse richting tussen de ribben 6 door, waarbij een gesloten kanaal wordt verkregen door de ribben 6 te begrenzen door een dunne staalplaat 14. Deze staal-20 plaat 14 is klemmend tegen de giet stukken aan bevestigd. Aan de buitenzijde is hij weer voorzien van een laag isolatiemateriaal 15, waardoor ook vrijwel geen warmteverlies en warmtekontakt tussen de rookgassen en de staalplaat 14 mogelijk is. Het door de vinnen 6 gevormde kanaal vernauwt zich in neerwaartse richting, 25 doordat de hoogte van de vinnen geleidelijk afneemt. Daar de -waterdamp uit de rookgassen condenseert in de neergaande takken van het rookgaskanaal, is het van belang dat het kontakt tussen de vinnen en de rookgassen zo intensief mogelijk is. Dit wordt onder andere verkregen door de vernauwing van deze neerwaartse 30 takken van het rookgaskanaal. De gietstukken 1 zijn klemmend bevestigd op een gegoten onderbak 16, welke naar een laagste punt helt. De bak dient als verzamelruimte voor condensaat, hetgeen via een condensaat afvoeropening 17 kan worden verwijderd, bijvoorbeeld kan worden afgevoerd naar een riool.

35 Haast de gietstukken is op de onderbak |6 een dekselvormig element 23 geplaatst, waarin zich de waaier 19 van een ventilator /s 7907833 '8 AL 36 - * bevindt. Deze waaier wordt aangedreven door een motor 20. Deksel 23 is uitgevoerd als een waaierhuis, hetgeen aansluit op een afvoerkanaal 21 voor het rookgas. Dit rookgas is daarbij goeddeels vrij van waterdamp.

5 Om de brander 11 is een stralingsscherm 9 aangebracht, het welk een open spleetvormige ruimte vrijlaat met de binnenwand . van de gietstukken. Een deel van de verbrandingslucht kan hierdoor tussen het stralingsscherm 9 ön de gietstukken omhoog stromen, waardoor dit stralingsscherm gekoeld wordt. Hierdoor wordt warm-10 teoverdracht van de vlammen naar voor- en achtervlak van de ketel voorkomen, terwijl tevens een te snelle afkoeling van de rookgassen wordt tegengegaan. Deze rookgassen dienen namelijk na het passeren vgn rookgaspoorten 13 nog een zodanig hoge temperatuur1 te hebben, dat vrijwel geen condensatie heeft plaatsgevonden voor 15 het passeren van deze rookgaspoorten. Door de knik 12 in de bin nenwanden van de gietstukken en door de spieetvormige ruimte 10, wordt tevens verkregen dat zich geen roet en vuil tegen de binnenwanden van de gietstukken kunnen verzamelen.

De ketel kan aan de bovenzijde worden voorzien van een in-20 spektiedeksel 24· De wanden van de gietstukken, het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd en de vorm van de ribben zijn zodanig· bemeten dat een intensieve condensatie van waterdamp langs de buitenwand van de gietstukken en tegen de ribben 6 plaatsvindt. Hierdoor onderscheidt zich deze ketel principieel van 25, andere ketels, waarbij immers gestreefd wordt naar een voldoende hoge rockgasfcemperatuur, ten einde condensatie in de schoorsteen tegen ie gaan. In het geval van de nieuwe ketel daarentegen wordt door een intensief condenseren van waterdamp binnen de ketel verkregen dat de rookgassen voldoende droog zijn. Tevens wordt 30 hierdoor een aanmerkelijke verbetering van de warmte-overdracht verkregen, waardoor de ketel een opmerkelijk hoog thermisch rendement heeft. Op de rookgasafvoer kan op een gebruikelijke wijze een trekonderbreker worden aangesloten. In fig. 2 is aangegeven hoe deze trekonderbreker verder zodanig kan worden uitgevoerd, 35 dat eventueel nog in de rookgassen aanwezige waterdamp, welke tegen schoorsteen 25 condenseert, kan worden opgevangen en via 7907833 /9 9 AL 36 ί een condensaatleiding 26 worden afgevoerd, zonder dat dit condensaat schade kan toebrengen aan de rookgasventilater.

In fig. 4A, B en C zijn drie aanzichten, c.q> doorsneden van ribben 6 afgebeeld. Daarbij is getoond dat deze ribben aan 5 de onderzijde zijn voorzien van vlakken 26, en tussen de^ribben van kanalen 27· Hierdoor wordt verkregen dat gevormd condensaat makkelijk en snel zich kan verzamelen en kan wegstromen. De condensaatfilm op.de ribben blijft hierdoor dun, hetgeen enerzijds een verbeterde warmte-overdracht tengevolge heeft, en 10 verder vermijdt dat water van de film weer kan verdampen.

/ 79 07 8 3 3 /10

Claims

1. Warmwaterketel, bijvoorbeeld een centrale verwarmingsketel, van het type omvattende twee tegenover elkaar opgestelde en met elkaar verbonden, met watergangen voorziene, holle giet- , 5 stukken, welke een vlamkamer en daarboven een rookgaskanaal omsluiten, welk rookgaskanaal op een rookgasafvoer is aangesloten en zich in twee kanalen splitst die zich ter weers-zijden van de gietstukken in neerwaartse richting voortzetten en waarbij ter weerszijden aan de gietstukken in de rookgas-10 kanalen, en bij voorkeur ook in de watergangen, reikende rib ben zijn aangegoten, met het kenmerk, dat de gietstukken op een onderbak zijn geplaatst, waarin de neerwaarts verlopende rookgaskanalen uitmonden, waaraan een rookgasventilator is gekoppeld die aansluit op de rookgasafvoer, en waarin een 15 voorziening voor de afvoer van condenswater is aangebracht.

2. Ketel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rookgasventilator in een bovenvlak van de onderbak, naast de gietstukken is geplaatst.

3. Ketel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de mas- 20 sa* het materiaal en de vormgeving van de gietstukken met de zich daarop bevindende ribben zodanig zijn gekozen dat onder normale bedrijfsomstandigheden, ïowel tijdens continu als tijdens intermitterend bedrijf, tenminste 50$ van de in de rookgassen'aanwezige waterdamp op de buitenwand van de giet-25 stukken en op de zich daarop bevindende ribben tot condensatie wordt gebracht.

4. Ketel volgens conclusie 1', 2 of 3» met het kenmerk, dat de watergangen in de gietstukken in vertikale zin in hoofdzaak recht verlopen, met een verwijding naar boven toe ter plaatse 30 van de overgang van de vlamkamer naar het rookgaskanaal, en /11 7907833

11 AL 36 f i dat de ribben aan de buitenzijde van de gietstukken aan het boveneinde hoger zijn dan onderaan.

5· Ketel volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de gietstukken aan de kopeinden van de vlamkamer aan elkaar 5 zijn verbonden en van een isolerende buitenbekleding zijn voorzien, dat de naar beneden gerichte rookgaskanalen aan de buitenzijde- zijn opgesloten door dunwandige, bij voorkeur uit thermisch slecht geleidend materiaal bestaande, en met isolatie beklede deksels.

6. Ketel volgens één der conclusies 1 t/m 5i met het kenmerk, dat zich binnen de vlamkamer over l/2 a l/3 van de hoogte der gietstukken een van de gietstukken gescheiden stralings-scherm rondom de brander uitstrekt, en dat de ruimte tussen de gietstukken en het stralingsscherm is aangesloten op de f5 toevoer van verbrandingslucht.

7. Ketel volgens één der conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat de rookgasventilator aansluit op een trekonderbreker, waarin een schoorsteenpijp kan worden geplaatst, welke trekonderbreker een naar binnen reikende condensgoot met afvoer 20 omvat.

8. Ketel volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk» dat de omleiding van de opgaande naar de neergaande rockgaskanalen door openingen in de gietstukken verlopen, en dat de watergangen daarboven zich naar het midden van de giet-

25 Stukken vernauwen en aansluiten op wat eraf voer openingen.

9. Ketel volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de watertoevcercperringen onderin de gietstukken als spuitende kanalen tegen de van de vlamkamer afgekeerde wand zijn gericht. /12 7907833 'l 12 AL 36 t

10. Ketel volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ribben aan de buitenzijde van de giet stukken als vertikaal verlopende, onderbroken en onderling versprongen vinnen zijn gevormd, welke aan de ondereinden schuin naar de 5 wand verlopen, en welke door smalle vloeistofgroeven van elkaar zijn gescheiden.

11. Ketel volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het * kenmerk, dat de giet stukken, de onderbak en de diverse dek sels tegen elkaar getrokken worden met klemmende verbindingen, jO waarbij afdichting op elkaar wordt verkregen door middel van in ondiepe groeven gelegde slangen uit een flexibel, tempera-tuurbestendig materiaal, zoals siliconenrubber. 7907833