NL7907799A - Draaibare, elektrische lamphouder. - Google Patents

Description

* % vos 8562

Draaibare, elektrische lamphouder.

Er zijn verschillende praktische omstandigheden waarbij een elektrische verbinding noodzakelijk is ten opzichte van een draaibaar element, meer in het bijzonder bij de voorziening van elektrische energie bij een buisvormige fluorescentielamp welke 5 tijdens gebruik om zijn as moet kunnen draaien. Een dergelijke constructiefs bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 2.875·677, waarbij de lamp zowel dient als belichtingsbron bij een foto-cpieermachine en tevens als rol voor het transportsysteem voor een copieervel. Getekend is een houder met een vaste ondersteuning 10 en een rotor voor het maken van contact met de pen van de lamp alsmede een sleepring voor de elektrische verbinding met de pennen, terwijl de lamp draait. De inrichting bestaat echter uit een groot aantal verschillend gevormde onderdelen, welke moeilijk te maken en te monteren zijn.

15 De constructie is zodanig uitgevoerd, dat delen met ver schillende elektrische potentiaal in het circuit zo dicht bij een gevormde luchtspleet liggen dat een toevallige kortsluiting niet denkbeeldig is en voor het verbeteren van deze omstandigheid zouden omslachtige maatregelen getroffen moeten worden.

20 De uitvinding beoogt een draaibare lamphouder te verschaffen welke eenvoudiger is dan die tot nog toe bekend en welke bestaat uit weinig onderdelen waarvan er. enkele gelijk zijn zodat de houder minder kostbaar kan worden vervaardigd en gemonteerd dan de tot nog toe bekende inrichtingen. De rotor bestaat uit een 25 isolerende plaat welke de twee delen van het elektrische circuit scheidt, waarbij de luchtspleet tussen de circuitdelen welke een potentiaal^verschil hebben aanzienlijk groter is dan tot nog toe mogelijk bij inrichtingen van dezelfde afmeting.

Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder 30 verwijzing naar de tekening toegelicht. Daarin toont: fig. 1 een zijaanzicht van een fotocopieerinrichting onder toepassing van een draaibare lamphouder volgens de uitvinding; - a o 7; % -2-

V

fig. 2 een gedeeltelijk "bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1 met de houder gemonteerd op een steunarm en de verbindingen met een einde van een fluorescentielamp; fig. 3 een vooraanzicht van de houder volgens de uitvinding 5 met ingestoken pennen van de lamp en waarbij een gedeelte van de dekplaat is weggebroken; fig. 1* een onderaanzicht van de inrichting volgens fig.3; fig. 5 een doorsnede over de lijn V-V van fig. 3; en fig. 6 een perspectivisch aanzicht van een van de ge-10 combineerde contact- en borstelelementen.

In fig. 1 is het belichtingsgedeelte van een fotocopieer-machine weergegeven, in het bijzonder een diazocopieerinrichting, bestaande uit een frame 10 met evenwijdig lopende eindplaten, waarvan er slechts een is getoond en door 12 aangeduid. Tussen deze 15 eindplaten zijn vier evenwijdig lopende rollen 1^,16, 18 en 20 draaibaar gemonteerd.

Midden in de groep rollen is een fluorescentielamp 22 aangebracht evenwijdig aan de rollen welke lamp als een vijfde rol werkt. Bedoelde lamp is in fig. 2 , doch in fig. 1 niet zicht-20 baar, aangezien deze direct achter de nog te beschrijven houder ligt. Over de rollen lU,l6,l8,20 en de lamp 22 loopt een stel snaren 2k,zoals weergegeven in fig. 1. Deze snaren omvatten de lamp 22 en aangezien deze laatste zwevend gemonteerd is zal de lamp in contact gehouden worden met de rollen lU en 16. Dit kan geschie-25 den als gevolg van de veerkracht van de riemen of snaren, dan wel kan een van de vier rollen instelbaar zijn of is een van de rollen verend opgehangen en werkt dan op bekende wijze als riemspanner.

Een van de rollen wordt op bekende wij ze aangedreven waardoor de riemen 2k de lamp 22 doen draaien zodat een copievel 30 en een origineel tegen het vlak van de lamp aangebracht kan worden voor het maken van een contactafdruk.

Teneinde de lamp te doen branden terwijl deze draait, is aan elk einde van de lamp een lamphouder aanwezig welke contact maakt met de pennen 26 van de lamp (zie fig. 2). Slechts een 35 van deze houders is gedetailleerd weergegeven, aangezien de 75 07 7 9.3 .....

-3- * £ andere identiek is, en aangeduid net het verwijzingscijfer 50.

Zoals blijkt uit fig. 2 is de lamp 22 iets langer dan de rollen en steekt door een opening 26 in elke eindplaat. Een steunarm 30 is gemonteerd op elke eindplaat en bevat een geleidingskanaal 32 5 waarmede de houder 50 verschuivend kan samenwerken, zoals nog nader wordt toegelicht.

De draaibare houder 50 volgens de uitvinding is meer gedetailleerd in fig. 3-6 weergegeven en omvat een huis 52 dat het niet-draaibare primaire deel van het stelsel is. Het huis is 10 vervaardigd uit isolerend materiaal en heeft naar buiten reikende verdikkingen 5^»5^» welke kunnen verschuiven in het geleidingskanaal 32 en ze dienen om verdraaiing van het huis te voorkomen en tegelijk voor ha veischuLven van de lamp zodat deze de meest geschikte stand ten opzichte van de rollen lk en l6 kan 15 innemen.

Ket huis 52 heeft een inwendige geleidingsring 56 die een draaibaar orgaan of rotor 58 op zijn plaats houdt. De rotor bestaat in hoofdzaak uit een schijf 59 uit isolerend materiaal welke het huis in twee met elkaar in verbinding staande afdelingen 20 aadersrerdeeH; en ligt los in het huis zodat de schuif kan draaien en in het huis wordt geleid. Aan de omtrek is een lip 60 aanwezig, welke aanligt tegen de geleidingsring 56 waardoor de rotor tijdens de montage wordt gecentreerd. Aan elk vlak van de schijf 59 bevindt zich een verhoging of verdikking 62, resp. 6k (fig. 5)· Deze het 25 verhogingen bestaan uit een!zelfde isolerende materiaal als de schijf 59·

De rotor is op twee plaatsen doorboord ter vorming van openingen 66 en 68 welke op dezelfde afstand liggen van de as van de schijf en liggen op een zodanige onderlinge afstand dat 30 de contactpennen 26,26 van de lamp daarin opgenomen kunnen worden.

Zoals blijkt uit fig. 3 en 5, is in de verhoging 62 een smalle sleuf T0 aanwezig welke de opening 66 snijdt, terwijl de verhoging 6k een dienovereenkomstige sleuf bezit, welke de opening 68 snijdt. Samenwerkend met elke opening en sleuf is 35 een gecombineerd borstel en contactelement, dat gestampt en gesneden -? a o 7 7 3 s ♦ ·* -i+- uit een dunne strip van veerkrachtig, geleidend materiaal, aangebracht .

Het contactelement 7^ is afzonderlijk in fig.6 getekend.

Dit element "bestaat uit twee rechte delen j6 en 78, welke stijf Pas" 5 'send in de sleufdelen 70 of 72 ter weerszijde van de betreffende opening opgenomen kunnen worden. De armen 80 en 82 eindigen in omgebogen toppen 81+ en 86 en werken ai borstels. Binnen in het orgaan 7*+ en haaks op de langsrichting bevindt zich een goot-vormig blad 88 dat gestoken kan worden in een van de openingen 66 10 of 68 en werkt als wrijvingscontactorgaan voor het maken van een elektrische verbinding met een van de lamppennen 26.

Fig. 3 toont hoe de twee combinatie-elementen 7^ in een van de sleuven 70 en 72 kan worden gezet, terwijl uit fig. 5 blijkt op welke wijze het blad 88 van elk element gelegen is 15 in de betreffende opening 66 of 68, voor het maken van contact met een pen 26 van de lamp.

Binnen het huis 52 en rondom de verhoging 62 is een sleepring 90 aanwezig, welke een radiale flens 92 heeft alsmede een axiale cilindrische ring 9^ (fig· 5). De eerstgenoemde dient 20 om de ring in de ronde huisopening te centreren terwijl laatstgenoemde in contact is met de borstels en een axiale borg vormt waardoor de ring bij het monteren niet uit het huis kan vallen. Zoals blijkt uit fig. 5 liggen zowel de flens als de cilindrische ring zover mogelijk van de vlakken op de glijdende verbinding 25 tussen de ring 56 en de lip 60. De axiale ring 9^ is aanzienlijk kleiner dan de omtrek van de schijf 59 en wordt door de flens 92 gecentreerd ten opzichte van de omtrek van de schijf gehouden.

De flens wordt tevens op enige afstand van de schijf gehouden door de aanwezigheid van de ring. Buiten een gedeelte van de 30 radiale flens 92 reikt een verbindingslip 96 welke door solderen of op andere wijze met het net verbonden kan worden. Zoals blijkt uit .fig. 5 ligt een identieke sleepring 90 om de verhoging 6k aan de andere zijde van de schijf 58. De eerste sleepring heeft een lip welke door een sleuf 98, aanwezig in het huis 52, 35 naar buiten steekt, terwijl de tweede met een lip door een 7807798 -5- cvereenkoms tige sleuf 100 aan de andere zijde gelegen is. De sleepringen liggen net een betrekkelijk ruime passing in de omgevende delen en vorden op hun plaats gehouden door de verhing van de verende delen velke als borst elarmen verken op het contact element 7¼. 5 De vlakken van de houders zijn afgesloten door tvee deksels, vervaardigd uit isolerend materiaal. De dek-schijf 102 ligt aan die zijde van het huis vaar in de lamppennen reiken én is voorzien van tvee openingen 166 en 168 die stroken met de opneem-openingen 66 en 68 in de rotor 58. De dekschijf 10¼ bevindt zich 10 aan de andere zijde. In de tvee schijven 102, 10¼ en de rotor 58 zijn openingen aanvezig voor het doorlaten van bevestigings-schroeven 106 velke met schroefdraad zijn vastgezet in de openingen in de plaat 10¼ vaarbij de tvee platen en de rotor tot een geheel vorden samengevoegd.

15 Het is duidelijk, dat vanneer de onderdelen zijn gemon teerd zoals veergegeven in fig. 3"oi5, de niet draaibare delen van het stelsel vordsi gevormd door het huis 52 met de sleepringen 90,90 en de lippen 96,96. Het draaibare deel van de houder omvat de rotor 58 met de verhogingen 62 en 6k alsmede de gecom-20 bineerde borstel en eontactelementen 7¼^¼. Opgemerkt zij dat de dikte van de rotor 58, met de tvee verhogingen, zodanig is bemeten dat vanneer de dekplaten 102 en 10¼ zijn vastgezet, de ruimte daartussen juist iets groter is dan de axiale afmetingen van het huis 52, zodat het huis door de schijven niet kan vorden 25 vastgeklemd zodat het stelsel met veinig meer vrijving dan die velke ontstaat doordat de borstels over de sleepringen bevegen, kan draaien.

Uit het voorgaande blijkt, dat de draaibare lamphouder bestaat uit een zeer klein aantal onderdelen, in het veergegeven geval 30 8, vaarbij vier van deze delen paarsgevijs gelijk zijn, nl. de sleepringen en de gecombineerde borstel/contactelementen.

Alle onderdelen kunnen makkelijk vorden gegoten of uitgestampt.

De opstelling van de onderdelen is zodanig, dat ofschoon de lamphouder zeer kleine afmetingen heeft, de kans op kortsluiting 35 vordt ondervangen. De πητητηντη luchtspleet tussen spanningvoerende 79C7 759 4 f -6- delen van verschillende potentiaal kan doelmatig worden gekozen zonder de afmetingen van de lamphouder te vergroten. Een inrichting volgens de uitvinding met een diameter van 5 cm en een dikte van 18 mm heeft een lichtspleet van ongeveer 9 nm tussen 5 de lippen van de sleepringen via het sleepcontact tussen de geleidingsring 56 en de rotorlip 60. Het is duidelijk dat de opstelling van de "borstels "binnen de sleepringen tegenover een isolerende vamd een van de wezenskenmerken van de uitvinding is.

79S7 7 9-5

Claims (6)

1. Elektrische lamphouder "bestaande uit een ringvormig, niet draaibaar huis, een rotor binnen het huis bestaande uit een schijf, welke het huis in twee niet met elkaar in verbinding staande ruimten verdeelt, een borstel op elk vlak van de schijf 5 binnen de betreffende ruimte en een sleepring in elke ruimte en welke de borstel omgeeft/met het radiale, naar binnen gekeerde vlak daarmee in contact staat.

2. Lamphouder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de sleepring bestaat uit een axiaal zich uitstrekkend cilin- 10 drisch gedeelte dat in contact staat met een borstel, welk gedeelte een kleinere diameter heeft dan de schijf, alsmede een naar buiten zich uitstrekkende radiale geleidingsflens voor het centreren van de sleepring binnen het huis, waarbij de radiale flens zich bevindt aan de zijde van elke sleepring welke van 15 de schijf is afgekeerd.

3. Lamphouder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het huis uitsteeksels heeft welke kunnen samenwerken met een geleidingsbaan waardoor het huis wel kan verschuiven doch niet draaien. 20 b. Lamphouder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het huis is afgesloten door dekschijven welke ter weerszijde van de rotor zijn gelegen en tegen de vlakken van het ringvormige huis aanliggen, waardoor de eindopeningen worden afgesloten. 25 5· Lamphouder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk vlak van de schijf voorzien is van een verhoging welke zich geheel binnen de bijbehorende sleepring bevindt, welke verhoging voorzien is van een sleuf, waarbij de borstel door vrijing op zijn plaats op de rotor wordt gehouden door zijn contact met de 30 wanden van die sleuf.

6. Lamphouder volgens conclusie 5s niet het kenmerk, dat elke borstel bestaat uit een combinatie van een borstel en ccntact- 1 Ö Π 7 7 3 -3 .. . ...... -8- f 3 element, met delen die kunnen samenwerken met de sleuf en twee van elkaar af gerichte, verende horsteldelen welke contact maken met het binnenvlak van de bijbehorende sleepring aan weerskanten daarvan. 5 f. Lamphouder volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de rotor voorzien is van twee axiale openingen voor het opnemen • van een draaibare inrichting waarbij elke borstel en contactelement een contactblad heeft dat in een van de bedoelde openingen reikt.

8. Lamphouder volgens conclusie 1, waarin elke sleepring los in het huis is gelegd, welk huis een radiale sleuf heeft op een lijn met elke sleepring en elke sleepring een lip heeft voor het maken van een uitwendige verbinding en gelegen is binnen een van de openingen waardoor de betreffende sleepring 15 niet kan draaien.

9. Lamphouder volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elke sleepring los in het huis ligt en gecentreerd wordt door de tegenover elkaar gelegen contacten van de twee verende , daarop werkende borstels. 79 07 799 ....................