NL7907327A - Kas. - Google Patents

Description

·* V .- ^ * 795099/ke/sn

Aanvraagster : Grimbergen Constructies Heerlen B0V. te

Heerlen.

Korte aanduiding: Kas.

De uitvinding heeft betrekking op een kas, omvattend een metalen gestel, waarop voor dakvlakken en kaswanden een bedekkinc is aangebracht van platen uit stralingdoorlatend kunststofmaterical met wanden waartussen dwarsschotten zijn gevormd.

5 Terwijl kassen voor de tuinbouw reeds lang algemeen bekend zijn is de belangstelling voor de vervanging van het traditionele glas als bedekking door kunststofplaten van meer recente datum.

In het bijzonder gaat het daarbij om platen met een vorm die ook in Nederland gewoonlijk wordt aangeduid als "Stegdoppelplatte" met 10 een veel beter warmte-isolerend vermogen dan glas. De hoge kostprijs van dit materiaal wordt in toenemende mate gerechtvaardigd door de stijgende prijzen voor de brandstoffen die worden gebruikt om de ruimte in de kas te verwarmen.

Enerzijds worden voor de verwerking van dit materiaal 15 specifieke constructieve oplossingen gebruikt, omdat de platen bijzondere eigenschappen hebben en omdat ze bovendien ook voor andere toepassingen dan voor de kassenbouw worden gebruikt. Anderzijds, en voor zover mogelijk, gaat men in de kassenbouw dan toch te werk volgens constructieprincipes die traditioneel bij de bouw 20 van glazen kassen werden toegepast· Voor wat betreft de speciale maatregelen kan worden gedacht aan de noodzaak van afsluiting van de plaateinden, met een U-vormig afsluitprofiel, om de kokervormige ruimten in de plaat gesloten te houden en aldus de goede warmte-isolerende eigenschappen te waarborgen. Verder aan speciale -25 H-vormige profielen om platen onderling te verbinden. In alle 790 7 3 27 _ 2 _ gevallen worden speciale oplossingen vergende problemen veroorzaakt door het feit dat de kunststof een grote warmteuitzettings-coëfficiënt heeft, zodat men bijvoorbeeld dikwijls voor de afdicl·-ting gebruik maakt Van siliconenkit, die blijvend zeer elastisch 5 is, maar zeer duur in aanschaf en tijdrovend bij het aanbrengen. Voor wat betreft de overigens veelal traditionele aanpak van de kassenbouw wordt gedacht aan allerlei details in de afwerking wacr-door nog ongecontroleerde uitwisseling van lucht, warmte en vochl tussen het in- en uitwendige van de kas mogelijk is, met als neven-10 gevolg ondermeer condensvorming. Als geheel kan gezegd worden dat deze constructieve details een ongunstige invloed hebben op de warmte-economie van de kas en op de beheersing van het klimaat met het oog op het verkrijgen van een maximale opbrengst aan tuiri-bouwprodukten met de beste kwaliteit. Deze verschillende aspecten 15 hangen ten nauwste met elkaar samen, maar in elk geval geldt dat het wenselijk is dat de tuinbouw, die een relatief grote verbruiker van energie is, behoefte heeft aan nieuwe constructies waarin de warmte-economie de factor van het allergrootste belang is.

Wanneer de uitvinding aldus een aantal nieuwe constructieve 20 oplossingen voorstelt voor de toepassing van de "Stegdoppelplatten" in de kassenbouw, dient rekening gehouden te worden met het feit dat de factor arbeid in de kostprijs van de kassen een belangrijks factor is. De uitvinding streeft dan ook niet alleen naar constructief en vanuit warmtetechnisch oogpunt goede oplossingen, maar 25 ook naar mogelijkheden van snelle montage.

De uitvinding stelt een groot aantal detailraaatregelen voor, maar deze hangen alle samen met een hoofdgedachte.

Kenmerkend voor de hoofdgedachte van de uitvinding is dat de platen voor de bedekking voorzien zijn van middelen om ze met 10 elkaar te koppelen, zonder gebruik van roeden steunend op de nok, 790 7 3 27 1 ' 4 _ 3 _ de gordingen en de goot.

Eén van de hieraan ten grondslag liggende inzichten is dat de dubbelwandige kunststofplaten op zichzelf, hoewel ze buigzaam zijn, in de richting loodrecht op het hoofdvlak een vrij grote 5 stijfheid hebben. Verder is er bij het gebruik van deze platen ge?n behoefte aan ondersteuning van kleine oppervlakte-eenheden, zoals in het geval van ruiten. Men kan in kunststof gemakkelijk eenhedei met grote lengte toepassen. Belangrijke functies van de traditionele roeden zijn hiermee achterhaald. Een nog andere functie van 10 de roeden was het verschaffen van een eenheidsbreedte waarbinnen variatie in de breedte van de afzonderlijke eenheden van de bedekking kon worden opgevangen. Ook deze functie kan terzijde gesteld worden door, zoals de uitvinding voorstelt, de platen rechtstreeks te koppelen.

15 Het wegvallen van een gedeelte van het traditionele regel werk levert een besparing van materiaal en montagekosten, terwijl bovendien de lichtopbrengst in het inwendige van de kas daardoor met enkele procenten wordt verhoogd.

In een voorkeursuitvoering zijn de randen van de platen zo 20 geprofileerd dat een messing- en groef verbinding wordt verkregen.

Dit principe laat snelle montage toe en voorkomt onderlinge beweging van de plaatranden in de richting loodrecht op het hoofdvlak,

Dit kan dan verder zo worden gerealiseerd dat het messingdesl voorzien is van een verbrede kop, sanenwerkend met door een verbrnde 25 kamer gevormde randen in de groef. Op deze wijze kan het nooit voorkomen dat de platen in de breedterichting uit elkaar schuiven, bijvoorbeeld na herhaalde dilataties door temperatuurwisselingen.

In verband met de dilatatie van het materiaal is bij voorkeur de messing- en groefprofilering zo gedimensioneerd dat in de toestand 30 waarin de verbrede kop de groefranden grijpt een expansieruimte 790 7 3 27 i -4-.

beschikbaar is.

Verdere details van de messing- en groefprofilering zullen later blijken aan de hand van de te gevengedetailleerde beschrijv:,ng van een uitvoeringsvoorbeeld.

5 Eén van de bezwaren van oudere kasconstructies met de dubbel wandige kunststofplaten was dat men voor de vastzetting op verschillende plaatsen doorboringen maakte in de platen of de afdich·· afdekking voor de .

tingslijsten, voor het doorsteken van de bevestigingsbouten* De / kas volgens de uitvinding is zo ontworpen dat hij volledig zonder 10 bouten of schroeven kan worden gemonteerd.

Eén van de maatregelen daartoe is dat in tenminste één van <e beide geprofileerde randen van de plaat een ruimte is uitgespaard voor het bij het koppelen insluiten van een bevestigingsmiddel.

In het licht van de door de uitvinding nagestreefde warmte-15 economie is het van voordeel om een geprofileerde kunststofplaat toe te passen die bestaat uit drie wanden, terwijl tussen elk ste^ wanden tussenschotten zijn aangebracht voor de vorming van kamers,

Men kan deze plaat aanduiden als "Stegtripelplaat". Deze plaat ii ook van voordeel in het licht van de afwezigheid van de roeden, 20 omdat deze drievoudige plaat uiteraard een grotere stijfheid heefi dan de dubbele plaat. Dit betekent dat hij behoefte heeft aan mineer ondersteuning, zodat het denkbaar is om het aantal gordingen kleiner te kiezen, waardoor vanzelfsprekend de kostprijs van de kas wordt verlaagd en ook weer een schaduwgevend element minder aanwezig is, 25 Hoewel dus deze drievoudige plaat speciaal van voordeel is in het verband van de onderhavige uitvinding, blijft ook toepassing voor andere kasconstructies en andere doeleinden van voordeel omdat het warmteisolerende vermogen aanzienlijk beter is dan dat van een dubbelwandige plaat.

30 Het genoemde bevestigingsmiddel, dat kan worden ingesloten ï 79073 27 * * ί

‘ * I

_ 5 tussen met elkaar gekoppelde platen, is bij voorkeur een klemhaak, met een T—'vormig haakdeel dat insluitbaar is in de uitgespaarde ruimte in de plaatkoppeling, en met een klemdeel dat grijpt over en vastzetbaar is op de gordingen. Op deze wijze wordt de be-5 dekking ten opzichte van de gordingen vastgehouden tegen bovenwaartse of buitenwaartse verplaatsing, terwijl de bewegingen van de dilatatie in de breedterichting van de plaat, dus de lengterichting van de gording, worden opgevangen door de klemmen. Het probleem van de grote warmteuitzettingscoëfficiënt van het mate-10 riaal is in breedterichting ondervangen door de combinatie van expansie- en krimpruimte in de geprofileerde koppelingsranden van de platen met deze bevestiging ten opzichte van de gordingen.

Expansie die niet kan plaats vinden in expansiexuimte zal worden opgevangen door materiaalvervorming, die zonder bezwaar mogelijk 15 is doordat de platen met de klemhaken ten opzichte van de gordingïn zijn vastgezet.

Overigens is het van voordeel wanneer de platen op enige afstand boven de gordingen worden ondersteund. Bij bekende kasconstructies met dubbelwandige kunststofplaten bestaat op een gro >t 20 aantal plaatsen contact tussen kunststof en metaal. Als gevolg val het verschil in warmte-uitzetting ontstaat daar dikwijls reeds bij een geringe wisseling van de intensiteit van de zonnestraling of de windsterkte een tikkend geluid op een groot aantal plaatsen in de kas. De kas volgens de uitvinding is volledig stil, waarbij 25 uiteraard een belangrijk deel van dit effekt toe te schrijven is aan de afwezigheid van roeden, maar waarbij het overigens wordt aangevuld door aanraking tussen de platen en de gordingen te voor· komen, en door de vastzetting met de klemhaken.

In het bovenstaande is in hoofdzaak gesproken over de be-_30 vestiging van de platen respectievelijk de problemen van de warmt 3- 790 7 3 27 _ 6 Λ > uitzetting in de breedterichting van de platen, dus in de richtirg evenwijdig aan nok, gordingen en goten* Voor wat betreft de lengte» richting van de platen, dus de richting van nok naar goot, wordt uitgegaan van het feit dat het bekend is om elk van de einden var 5 de platen af te werken met een in hoofdzaak U-vormig geprofileerde lijst. Oe uitvinding stelt daarbij dan verder voor dat de plaat met de afwerkingslijsten geplaatst wordt in U-vormig geprofileerde delen van het metalen gestel van de kas onder tussenplaatsing, aan tenminste één zijde, van een veerkrachtig middel. Deze oplossing 10 gaat uit van het feit dat de platen in de breedterichting achtereenvolgens met behulp van de geprofileerde randen in elkaar worden geschoven en gekoppeld. De oplegging van de platen in lengterichting, dus aan de uiteinden, is nu zodanig dat elke plaat, op korte afstand van de laatst neergelegde plaat, in lengterichting zo ver 15 wordt verbogen dat hij met de afwerkingslijsten'aan de beide uiteinden in de U-vormige delen van het gestel kan worden gebracht en dan, in de normale gestrekte stand, over een kleine afstand in breedterichting te worden verplaatst om ten-^fn*c?e praktijk door enkele tikken vanaf de andere zijde, met het koppelingsprofiel vai 20 de voorafgaande plaat te worden verbonden. Het zal nu duidelijk zijn dat door de combinatie van de voorstellen volgens de uitvinding voor de bevestiging in de breedterichting en die in langs-richting een uitermate eenvoudige en snelle montage van de platen wordt verkregen.

25 Het genoemde veerkrachtige middel, dat aan tenminste één zijde (de bovenzijde) wordt ingesloten tussen de afwerkingslijst op de plaat en het metalen gestel, wordt bij voorkeur gevormd door een slang met in hoofdzaak ronde dwarsdoorsnede.

3° 790 7 3 27 _ 7 _ * * Λ

De uitvinding stelt verder voor dat de U-vormig geprofileerde afwerkingslijst aan de buitenzijde van de benen voorzien is van flappen waarbij de lijst en de delen van het metalen gestel waarin· de lijsten worden opgenomen zo zijn gedimensioneerd dat de flappen 5 bij plaatsing worden vervormd en een afdichting vormen.

Verder is het gunstig wanneer er tenminste één richel is aangebracht op de bodem van de afwerkingslijst. Terwijl met het oog op de gewenste warmte-isolerende eigenschappen van de dubbelwandige plaat met dwarsschotten, waardoor kokers ontstaan, de 10 zich daarin bevindende lucht moet stilstaan, is het anderzijds van belang om aan de binnenzijde ontstane condensdruppels weer te kunnen laten verdampen, omdat anders algvorming optreedt. Deze verdamping van condensdruppels wordt verkregen doordat de genoemde richels aanwezig zijn, waardoor een zeer kleine luchtcirculatie 15 tussen de kokers onderling wordt toegelaten.

De uitvinding betreft verder een nok. Bekende nokken omvatten een nokbalk - veelal voorzien van een scharnierprofiel voor een luchtraam maar bovendien een afzonderlijk tussenstuk voor de bevestiging ten opzichte van de spantconstructie. In het algemeen 20 leidt dit tussenstuk tot vervormingen en een instabiliteit van de eigenlijke nokbalk. Het is dus van belang om dit probleem te ondervangen juist nu volgens de grondgedachte van de uitvinding traditionele roeden afwezig zijn en het verband in de bedekking tussen nok en goot uitsluitend door de kunststofplaat moet worden 15 verkregen. Hiermee is de inventieve eenheid gegeven tussen het op de nok betrekking hebbende voorstel en de grondgedachte van de uitvinding, hoewel de nieuwe nokconstructie ook elders met voordesl toepasbaar is. Volgens de uitvinding wordt aldus voorgesteld dat de nokbalk een kokervormig deel omvat, aan de onderzijde voorzien Ï0 van tenminste één flensdeel dat bestemd en ingericht is om te worden 790 7 3 27 ·> > _ 8 _ bevestigd ten opzichte van de spantplaten. De gehele nokconstructie bestaat op deze manier uit een enkel profieldeel dat rechtstreeks, dus stabiel en op de juiste plaats, ten opzichte van de spant-constructie wordt bevestigd.

5 Het is bekend om kassen te voorzien van een luchtraam dat scharniert ten opzichte van de nok, waarbij de nok dan verder voorzien is van opvanggoten voor condenswater, dat op die plaats ontstaat doordat de metalen nokconstructie als koudebrug fungeert. In dit verband stelt de uitvinding verder voor dat het scharnier-10 profiel dat de bovenzijde van het luchtraam vormt aan de onderzijde voorzien is van een poot of flensrand die zo gericht is dat de eindrand daarvan in de gesloten stand van het raam boven de condensopvanggoot aan de nok ligt.

Deze maatregel is speciaal van voordeel omdat de kascon- 15. struct ie volgens de uitvinding in het algemeen èen uitstekende afdichting en scheiding tussen het in- en uitwendige verschaft, anders dan bij oudere kassen waarin talrijke kieren en openingen aanwezig waren. Juist door het feit dat de inwendige ruimte volledig afgesloten is zal eerder condensvorming ontstaan, zodat de 20 genoemde maatregel van speciaal belang is. Ook hier geldt echter dat de maatregel op zichzelf ook van nut is bij andere kasconstructies.

Voor wat betreft de oplegging van de dekplaten aan het ondereinde stelt de uitvinding voor dat de platen liggen in een 25 gootrandprofiel dat zodanig is gevormd dat het plaateinde zich in hoofdzaak boven de rand van de goot bevindt. Op deze wijze blijft het mogelijk om in de goot te lopen met het oog op het schoonmaker» daarvan, en anders dan bij sommige bekende constructies waarbij ds dekplaten zo ver over de gootrand heen steken dat er niet dan met JJO grote moeite gelopen kan worden.

i 790 7 3 27 Λ t „ _ 9 _

Een verdere uitvoeringsvorm is gekenmerkt doordat het goot-randprofiel verder voorzien is van een oplegrand voor een plaat^ van hetzelfde materiaal als de dekplaten^die de goot afdekt.

Aldus wordt op zeer eenvoudige wijze de goot thermisch 5 geïsoleerd. Goten vormen in bestaande kassen een koudebrug van zeer aanzienlijke betekenis, en dit probleem is nu ondervangen.

Bovendien wordt een ruimtelijke scheiding verkregen voor water (zoals condens) dat langs de onderwand van de dekplaten afloopt en zich nu in de eigenlijke metalen goot kan verzamelen, en het 10 regenwater dat zich bovenop de afdekking verzamelt, die daarmee een deel van de gootfunktie overneemt. Het blijft daarbij overigens uiteraard mogelijk om op die afdekplaten te lopen.

0e kas is in zijn geheel zo geconstrueerd dat hij snel kan worden gemonteerd. Het is echter niet mogelijk om platen te ver-15 wijderen, tenzij ze geheel worden vernietigd. Hoewel de kunststof-platen op zichzelf een grote sterkte hebben, en in het bijzonder niet zullen breken onder invloed van weersomstandigheden zoals hagelbuien, dient men toch rekening te houden met de mogelijkheid van beschadiging, bijvoorbeeld doordat men vanuit het inwendige 20 met scherpe voorwerpen door de plaat heensteekt.

In verband hiermee voorziet de uitvinding tenslotte in een reparatieroede, die zo geprofileerd is dat hij neerlegging van een althans aan één zijde van de normale koppelingsrand voorziene plaat toelaat door een relatieve beweging loodrecht op het vlak 25 van de plaat.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van een uitvoeringsvoorbeeld van de kas.

Fig. 1 toont schematisch een gedeelte van een kas, en wel het eerste gedeelte van een uit meerdere kappen of secties be-30 staande kas van het zogenaamde breed kap type, waarbij elke kap, 790 7 3 27 • % β f · _10 _ tussen twee goten, een breedte overspant van ruim 12 meter;

Fig. 2a is een doorsnede door een enkele plaat in breedte-richting, volgens de pijlen II-II in fig. 1, terwijl fig. 2b in dezelfde stand en richting de gekoppelde randen van twee naburige 5 platen laat zien en fig. 2c een andere uitvoeringsvorm toont van de plaat volgens fig. 2a;

Fig. 3a toont een voor de vastzetting van de platen gebruiktei klemhaak in aanzicht in geopende toestand, fig. 3b de bijbehorende gesloten toestand, en fig. 3c een zijaanzicht; 10 Fig, 4a toont een voor de ondersteuning van de platen gebruikt steunblokje perspectivisch, fig. 4b toont het in zijaanzicht, en fig. 4c toont het in gemonteerde toestand;

Fig. 5 is een doorsnede volgens de lengterichting van de dekplaten in de omgeving van de nok en het luchtraam, welke doorsnede! 15 genomen is volgens de pijlen V-V in fig. 1,met fig. 5a een detail

Fig, 6 toont een doorsnede in dezelfde richting in de omgeving van de goot, volgens de pijlen VI-VI in fig. 1;

Fig, 7 is een doorsnede volgens het langsmiddenvlak door de goot, aangeduid door VII-VII in fig. 6, echter genomen aan het 20 einde van een goot;

Fig. 8 toont een doorsnede in breedterichting door de platen in de toestand waarin een reparatie is uitgevoerd.

790 7 3 27 ψ « _ π _

In fig. 1 is de kas schematisch weergegeven. Van het metalen gestel zijn in het algemeen die onderdelen getekend die direkt achter de kunststofplaat liggen; de verder naar binnen ligggende onderdelen zijn,weggelaten of zichtbaar gemaakt door de voorstel-5 ling gedeeltelijk open te werken alsof de kunststofplaten volledig ondoorzichtig waren.

Elke kap van de kas wordt onder goten zoals 1 en 2 ondersteund door staanders zoals 3. De nok 4 is in het inwendige van

Slechts door de spanten, niet door de staanders , , e kap / ondersteund; wel wordt de nokbalk in de kopgevel on- 10 dersteund door een staander 5. In de kopgevel is tussen deze staander en de hoekstaander 6 nog een staander 7 aangebracht voor het ondersteunen van de dakwanddrager 8.

De ondersteuning voor het dak omvat verder een spantcon-structie 9 tussen elk stel staanders zoals 3. Daarop liggen in 15 lengterichting van de kap van de kas, behalve de nok 4, drie dekgordingen 10 en een sluitgording 11 waarop de onderrand terecit kan komen van luchtramen zoals 12 die aan de nok scharnierend zijn. De gevels zijn voorzien van gordingen zoals 13 en 14.

Tot zover is de constructie bekend, terwijl in het gestel 20 ook nog op bekende wijze schoorstangen en andere verstevigingen aanwezig kunnen zijn die niet zijn getekend.

Bij de kas volgens de uitvinding ontbreekt verder regelwerk zoals dat steeds bij de tot nu toe bekende kassen wordt toe-gepast. In het bijzonder gebruikt de kas volgens de uitvinding 25 geen roeden (dwars over de gordingen) voor het dragen van de platen dekmateriaal. Het dekmateriaal volgens de uitvinding wordt rechtstreeks op de gordingen bevestigd, in de voxm van platen zoals 15, 16 die doorlopen van de sluitgording 11 tot aan de goot 1, platen 17 en 18 in de wanden die de gehele hoogte innemen vanaf .30 de dakwanddrager 8 respectievelijk de goot 1 tot aan de grond, 790 7 3 27 i ' , _ 12__ en tenslotte afzonderlijke platen 19 voor de dakramen. Al deze platen zijn ten opzichte van elkaar verbonden, zoals nog nader zal worden beschreven, zonder verder regelwerk, met uitzonderinc van enkele raamroeden zoals 20 die per drie platen 19 onmisbaar 5 zijn in verband met de beweeglijkheid van het lychtraam.

Nu zal, aan de hand van fig. 2a t/m 2c, de onderlinge verbinding van de platen zoals 15 t/m 19 worden beschreven.

Men ziet dat de plaat, in fig. 2a in zijn geheel aangediid door 21, bestaat uit twee onderling evenwijdige wanden 22 en 23 10 waartussen zich een aantal in lengterichting verlopende dwars-schotten zoals 24 bevinden. Hierdoor ontstaan op bekende wijze een aantal kamers zoals 25 waarin de in hoofdzaak stilstaande lucht de goede warmte-isolerende eigenschappen van dit type platen teweeg brengt.

15 Aan de lange zijden zijn de platen zo gevormd dat ze onderling kunnen worden gekoppeld; men kan ruwweg spreken van een verbinding met een messing 26 en een groef 27, De details daarvan zijn in fig. 2a wel getekend maar kunnen het beste in hun onderlinge scmenhang worden begrepen aan de hand van fig. 2b, waarin 20 de randen van twee verschillende platen met elkaar in ingrijping zijn; hier zal gebruik gemaakt worden van dezelfde verwijzings-cijfers, ongeacht of het om een onderdeel van de ene plaat of de andere gaat,

Aldus ziet men links in fig. 2b dat aan het laatste tus-25 senschot 28, dat op zichzelf recht is, twee L-vormige wanddelen zijn aangevormd, waarvan de lange benen 29 en 30 evenwijdig lopen aan de plaatwanden 22 en 23, en gelijke lengten hebben, terwijl je haaks daarop staande korte benen 31 respectievelijk 32 naar elkaar toe zijn gericht. Daarop sluiten dan weer rechte stukken 33 30 respectievelijk 34 aan die evenwijdig aan de wanden 22, 23 lopen, 790 7 3 27 Λ * m _ 13 _ via afgeronde overgangen 35 respectievelijk 36 overgaande in naa:r buiten gerichte delen 37, 38, waarvan het eerste weer aansluit op de bovenste wand 22 die dan nog over enige afstand rechtdoor loopt, zoals aangeduid door 22’· Onderaan is in plaats van de 5 rechtstreekse verbinding nog een gootvormig profieldeel 39 tussen-gezet voordat het deel 38 het einde 23' van de onderwand 23 bere:.kt.

In fig. 2b rechts heeft de plaat tussen de boven- en onderwand 22 respectievelijk 23 een laatste dwarsschot 40 dat van bovenaf grotendeels recht is maar op de onderwand 23 aansluit vin 10 een soortgelijk gootvormig geprofileerd deel 41 als de goot 39.

Het spiedeel buiten het laatste tussenschot 40 omvat, op enige afstand boven de goot 41 aan het schot 40 aangevormd, een recht deel 42 evenwijdig aan de buitenwanden 22, 23 via een kort, naar boven gericht recht deel 43 en een rondlopende overgang 44 voort* · 15 gaande in een recht deel 45.

Een soortgelijk recht deel 46 is aan de bovenwand 22 bevestigd. De buitenmaat van deze delen 45 en 46 komt in hoofdzaak overeen met de inwendige afstand tussen de delen 33 en 34, terwi;1 aan het uiteinde van de delen 45 en 46 in hoofdzaak symmetrisch 20 een trapezïumvoxmige verbreding 47 is gemaakt. Het deel 46 sluit, symmetrisch ten opzichte van de delen 43 en 44, via een gebogen overgangsdeel 49 aan op een recht deel 50, waarbij dan evenwel een in hoofdzaak U-vormig profieldeel 51 is gemaakt, met een naar boven (naar buiten) gerichte opening, waarvan het ene been 52 25 bovenaan is afgerond, aangeduid door 52*, terwijl op dezelfde hoogte het andere been 53 via een tussenstuk 54 aansluit op het einde 22** van de bovenwand. De boveneinden van de benen 52 en 51 liggen op dezelfde hoogte als de binnenzijde van de wand 22, 22*', zodat ze in de ingestoken stand, zoals getekend, ook tegen de __30 binnenzijde van de eindrond 22* van de linkerplaat komen te liggrn, 790 73 27 _ 14 _ * * » I * waarbij een afdichting wordt gevormd doordat in de U-vorm 51 een buis- of slangvormige afdichting 55 is aangebracht, bestaance uit flexibel materiaal.

Wanneer dé aldus uitgevoerde randen in elkaar gedrukt woxden, 5 door de rechterplaat in fig. 2b ten opzichte van de linkerplaat naar links te bewegen en door te drukken, zullen de schuine vlakken 56, 57 van de "kop" 47 tegen de ronde delen 35, 36 drukken.

Het kunststofmateriaal laat een voldoende vervorming toe van het materiaal van de onderdelen 29 t/m 38 en 45 t/m 47 om te bereiken 10 dat de kop 47 tussen de delen 33 en 34 doorgedrukt wordt - waarbij intussen dan ook nog de afronding 52' voor verdere geleiding ten opzichte van het eindvlak van het wanddeel 22' zorgt -met als resultaat dat de getekende stand wordt bereikt, waarin de verbrede delen 58 en 59 achter de delen 31 respectievelijk 32 15 van de andere plaat haken. Het weer terugtrekkén in omgekeerde richting is praktisch onmogelijk zonder het materiaal te beschadigen, in het bijzonder de trapeziumvormige kop af te breken.

Wel kunnen de verbindingsranden van de twee platen nog iets verder in elkaar geschoven worden dan getekend is, namelijk tot de delen 20 50, 52 stuiten tegen het deel 37, waarbij dan tegelijk het deel 43 stuit tegen het deel 38; eveneens tegelijk zal dan boven het deel 54 de tussenruimte tussen de eindronden van de wanddelen 22* en 22" verdwenen zijn. Daarentegen zijn de delen 29 en 30 zo lang dat de bovenzijde van de kop 47 in de stuitstand nog niet 25 het tussenschot 28 raakt. Wanneer de platen stotend worden geplaatst, komt omgekeerd bij daling van temperatuur, dus krimp van de platen, de in de tekening weergegeven afstand tussen de vlakken 37 en 38 enerzijds en 52, 50 en 43 anderzijds, ter beschikking voor het opvangen van die krimp. Wanneer de temperatuur na de _30 montage stijgt, wordt de thermische uitzetting van het materiaal t 790 73 27 X # - 15- van de platen eenvoudig opgevangen door de constructieve sterkte.

De beschreven plaatkoppeling dicht uitstekend af en is meer in het bijzonder zo gevormd dat eventueel toch binnendringend water wordt afgevoerd zonder de ruimte in de kas te bereiken.

5 De eerste afdichting tegen binnendringend hemelwater is uiteraard de ring 55, die steeds wordt afgedekt door de rand 22'. Zou daardoor toch water worden doorgelaten dan komt dit terecht in de kamer tussen de delen 37 en 50, 52, waar het grootste deel reeds in die kaner over de bovenzijde van het deel 46 naar beneden zal 10 lopen om dan op nog nader te beschrijven wijze in de buurt van de goot terecht te komen. Mocht er vervolgens toch nog water tussen de delen 33 en 46 doorkomen, dat bovendien kans ziet om over de verbreding 58 van de kop heen te komen, dan komt dit terecht in de kaner tussen de kop 47 en het dwarsschot 28, in feite dus op 15 de bodem 30 daarvan. Hoe ook verder de winddruk op eventuele kieren zal zijn: het is volledig uitgesloten dat dit water langs het deel 32 omhoog zal komen om het inwendige van de kasruimte te bereiken; het zal dus over het profieldeel 30 worden afgevoerd naar één van de goten 1, 2 van de kas.

20 Dan zijn er nog de beschreven gootvormige profieldelen 39, 41. Deze dienen voor het afvoeren van condenswater dat ontstaat in de ruimte aan de onderzijde van de delen 42 t/m 45. Ook hier wordt weer dezelfde gedachte toegepast: verzameling in een gootvormige ruimte zodat het water door de schuine stand van de plaat 25 naar beneden loopt en niet over de rand heen de kasruimte kan bereiken.

Men ziet overigens tussen de gootvormig geprofileerde delen 39, 41 en het deel 42 nog een aanzienlijke ruimte, waarin zich een T-vormig onderdeel 60 bevindt dat deel uit maakt van een -30 nog nader te beschrijven constructie waarmee de platen op de goi- 790 73 27 - 16 _ J . « dingen worden vastgehouden·

Tenslotte is in fig. 3c nog een variant van de profielplact getekend. Hier bestaat de plaat niet uit twee wanden, maar uit drie wanden: in hoofdzaak in het midden tussen de bovenwand 22 5 en de onderwand 23 is nog een wand 61 gemaakt, De totale dikte, dus de afstand tussen de buitenste wanden 22 en 23, kan hiermee iets groter zijn dan in de uitvoering volgens fig* 2a en 2b, Het zal duidelijk zijn dat hierdoor nog een aanzienlijke verbetering van het warmte-isolerende vermogen van de plaat wordt bereikt, 10 terwijl overigens de koppeling, in de vorm van de messing- en groefverbinding 26, 27, geheel op overeenkomstige wijze kan wore en uitgevoerd· Deze uitvoering is in het bijzonder van nut in het licht van de^fè^elling van de uitvinding om een zo volledig mogelijke scheiding tussen het inwendige van de kas en de omgeving 15 te verkrijgen, maar overigens is een ''stegtripelplaat" natuurlijk ook voor andere toepassingen bruikbaar door het betere isolatievermogen dan de "stegdoppelplaat".

Het zal duidelijk zijn dat met de beschreven koppeling tussen de plaatranden in elk geval een zodanig grote stijfheid wordt 20 verkregen dat die funktie van de klassieke glasroeden door de dekplaten zelf wordt opgenomen. De andere funktie van de bekende roeden was het opvangen van maatverschillen tussen eenheden van het bedekkingsmateriaal (glas of kunststof) in breedterichting. Oudere kasconstructies met gebruikmaking van dubbele profielplaten 25 van kunststof hadden daaraan nog behoefte, minstens in verband met de grote uitzettingscoëfficiënt van het materiaal. Zoals hierboven werd vermeld kan de thermische uitzetting in breedterichting worden opgevangen zonder dat daarvoor glasroeden nodig zijn. Aldus ziet men in fig, 1, zowel voor het dak als voor de 30 zijwand en de kopwand, een bedekking van een groot aantal recht- 790 7 3 27 -17 - streeks onderling gekoppelde profielplaten, slechts gedragen docr de goot en de gordingen, De overbodigheid van roeden betekent uiteraard ook nog enkele procenten vermindering van de schaduwgevende onderdelen in de kasconstructie· 5 Alvorens over te gaan op de manier waarop- volgens de uit vinding de thexmische uitzetting in de lengterichting van de platen (dus in de richting tussen nok en goot) wordt opgevangen, zal nog de vastzetting van de platen ten opzichte van de gordingen worden beschreven, 10 Fig, 3 a t/m 3c tonen de klemhaak in vooraanzicht in ge opende toestand, op dezelfde manier in gesloten toestand, en tenslotte in zijaanzicht. Het haakgedeelte 60 was reeds gedeeltelijk weergegeven in fig, 2 b. Het bestaat uit een T-vormig gedeelte, met een lijf 62 en een dwarsstuk 63. Uit fig. 3a ziet 15 men dat het lijf 62 trapeziumvormig is, zodat het dwarsstuk 63 een wat grotere lengte krijgt, ter bevordering van de stabiliteit wanneer het ingesloten is tussen twee met elkaar in ingrijping zijnde platen.

Onderaan het lijf 62 is een dwarsstuk 64 aangebracht dat 20 de basis vormt voor het klemmende gedeelte. Dit omvat twee zij-platen 65, 65' die in de onvervormde staat schuin benedenwaarts uiteenlopen. Aan het zijstuk 65 zijn drie dwarsstukken 66, 67, 68 aangevormd, die naar binnen gericht zijn, in hoofdzaak tegengesteld gericht aan een stel dwarsstukken 69 en 70 aan de andere 25 zijde 651 Deze dwarsstukken aan de linker- respectievelijk rechterzijkant bereiken elkaar nog niet. De aanzethoogten van de dwarsstukken zijn zodanig gekozen dat, wanneer de klem wordt toegeknepen, dat wil zeggen wanneer de onderste buitenhoeken naar elkaar toe worden gedrukt, het deel 70 tussen de delen 67 en 68 30 terecht komt, en het deel 69 tussen de delen 66 en 67. Een ver- 790 7 3 27 -18 - tanding 71 aan de onderzijde van 67 en een vertanding 72 aan de bovenzijde van deel 70 komen dan met elkaar in ingrijping, welke ingrijpingstoestand nog wordt bevorderd doordat het deel 69 voorzien is van een verbreding 73 die bovenop het deel 67 zal 5 drukken om de tanden goed' in elkaar grijpend te houden.

0e klemhaak is van buigzaam kunststof materiaal vervaardigd. Hij kan dus opengebogen worden om hem over een gording te brengen (bijvoorbeeld de gordingen zoals 10, zie fig. 1). Daarna kan hij worden dichtgedrukt tot de stand van fig. 3b, waarbij de tanden 10 71, 72 zo ver over elkaar gedrukt worden dat tussen het dwars-stuk 64, de zijstukken 65 en 65’ en het bovenste dwarsstuk 66 onderaan een in hoofdzaak rechthoekige ruimte ontstaat waarin zich het gordingprofiel kan bevinden. De passing is dan zodanig gekozen dat de klemhaak op de gording wordt vastgeklemd, zodat de 15 klemhaak in lengterichting van de gording de dilatatiespanningen kan opvangen.

Men gaat dan zo te werk dat, na het aanbrèngen van de ene plaat (bijvoorbeeld 15 in fig. 1) op alle gordingen een klemhaak wordt aangebracht om die vervolgens met het T-vormige haakgedeelte 20 60 in de geprofileerde rand van de plaat te schuiven (op de manier die in fig. 2b is getekend) om daarna de volgende plaat (bijvoorbeeld 16 in fig, 1) eerst los op de gordingen neer te leggen en vervolgens in de richting van de reeds liggende plaat te drukken, zodat men het eindresultaat van fig. 2b in zijn geheel ver-25 krijgt. Het zal dus nu duidelijk zijn dat de twee gootvormige profieldelen 39 en 41 van de twee naburige platen onder het dwarsstuk 63 van de haak grijpen, om op die manier te voorkomen dat de platen zich ten opzichte van de gording naar boven kunnen verplaatsen. De klemhaken zijn in lengterichting ten opzichte van de <|0 gordingen niet verplaatsbaar met het oog op de thermische krimp 790 73 27 ί _ 19 _ en uitzetting, uiteindelijk worden de krachten van thexmischc uitzetting bij temperaturen die liggen boven de temperatuur waarbi j de twee platen volledig tegen elkaar stuiten, opgevangen in het plaatmateriaal, en dit laatste is mogelijk doordat de platen met 5 behulp van de beschreven klemhaken ten opzichte van de gordingen zijn bevestigd.

Het lijf 62 van het T-vormige haakdeel 60 van de klemhaak wordt zo hoog gemaakt dat de ondersteunde plaat vrij is van de gording. Een oplegging van de platen in aanraking met de gording 10 heeft verschillende voordelen, maar het belangrijkste nadeel ligt in het feit dat reeds bij de geringste verandering van temperatuur, bijvoorbeeld door verandering van de sterkte van de zonnestraling, als gevolg va^cïef^iatatie van het plaatmateriaal over het gehele dak tikkende geluiden ontstaan. Dit verschijnsel wekt bij bestaande 15 kassen met kunststof dek een grote irritatie bij 'degenen die in de kas werkzaam zijn. Met de oplegging volgens de uitvinding zoals beschreven aan de hand van fig. 3a t/m 3c wordt, doordat de dekplaten geen contact hebben met de gordingen, en mede door de afwezigheid van roeden, een volkomen stille kas verkregen.

20 Het daartoe toegepaste middel brengt echter twee problemen met zich mee. Op de eerste plaats kan tussen de steunpunten voor de dekplaat een doorbuiging van de platen ontstaan, in het bijzondsr wanneer er een sneeuwlost op het dak ligt. Op de tweede plaats is het niet zondermeer mogelijk om bij het monteren van de aehtereen-15 volgende platen de 9or<^n9®^s een geleiding te gebruiken, want een nieuw aangevoerde plaat ligt op de®°rC^n^lager dan de reeds gemonteerde plaat waarop hij moet aansluiten. De oplossing voor beide nadelen wordt gevormd door een enkel onderdeel dat weergegeven is in fig. 4a t/m 4c.

30 Dit onderdeel, dat in zijn geheel wordt aangeduid door 76 en 790 7 3 27 I * * _ 20 _ dat blokje genoemd zal worden, ziet men in fig· 4a perspectivisch, in-fig. 4b in zijaanzicht, en in fig* 4c perspectivisch in gemonteerde toestand. Het blokje 76 is vierzijdig symmetrisch en bestaot uit een vierkante plaat 77 welke aan elk van de vier hoeken voor-5 zien is van een steunstuk 78, Deze steunstukken zijn in de doorsnede evenwijdig aan het vlak van de middenplaat 77 ook vierkant en een hoek 79 ervan ligt over een hoekgebied van de plaat 77 heer, zodat aan de bovenzijde tussen de vier steunstukken 78 een kruisvormig kanaal 80 ontstaat, 10 Elk steunstuk 78 bestaat uit een vierkante ring 81, met op elke hoek een naar boven gerichte afgeknot pyramidevormige steun 82 met een klein bovenvlak 83, Al deze bovenvlakken van de vier steunstukken liggen op dezelfde hoogte.

Aan de twee zijden van het ringstuk 81 die grenzen aan het 15 gootvoimige kanaal 80 zijn blokjes 84 opgezet, elk voorzien van een in de goot 80 uitstekende tand 85.

Aan de onderkant is elk steunstuk 78 aan de twee andere zijden voorzien van een naar beneden gericht uitstekend deel 85, zodanig dat ook aan de onderzijde van het blokje een kruisvormig kanaal 86 20 ontstaat, dat in dit geval uiteraard aan de onderzijde open is, maar met een grotere breedte dan het kanaal 80 aan de bovenzijde (zie in het bijzonder fig, 4b), Het bodemvlak van de onderste goot 86 is voorzien van een ruw oppervlak bijvoorbeeld in de voim van een wafelstructuur, aangeduid door 87.

25 In fig. 4c ziet men dat een aldus uitgevoerd blokje met een gording zoals 10 tezamen omgeven wordt door een klemhaak voor de plaatbevestiging. De middenplaat 77 van het blokje bevindt zich dai binnen de vierkante inwendige ruimte van de klemhaak, welke daartoe uiteraard zo gedimensioneerd is dat de hoogte van die inwendige 50 ruimte, dus van de zijstukken 65 en 65' (fig. 3) overeenkomt met ds 790 7 3 27 _21 - hoogte van een gording 10 vermeerderd met de dikte van de middenplaat 77 van het blokje. Het onderste dwarsstuk 64 van de haak, dat de basis voxmt voor de klem, ligt dan passend binnen de bovenste goot 80 van het blokje, terwijl de haaks daarop gerichte arm van 5 de U-vormige goot 86 aan de onderzijde passend over de gording 10 ligt. De wafelstructuur 87 geeft daarbij stroefheid en lact dus geen beweging toe. Aan de bovenzijde wordt een vastzetting verkregen doordat de vier tandvormige uitsteeksels 84 in de arm van de kruisvoimige bovenste goot 80 over de rand van het onderste 10 dwarsstuk 64 van de haak grijpen.

Alle steunen 82 van het blokje, in totaal dus 16 stuks, raken met hun bovenvlakjes 83 de platen. De steunen 82 zijn zo gedimensioneerd dat in deze rakende of ondersteunende toestand de platen op de juiste hoogte liggen ten opzichte van de haak 60. Hierdoor 15 wordt de gewenste geleiding verkregen bij het monteren van de platen. Men gaat dan zo te werk dat, wanneer één plaat gemonteerd is, op elke gording zoals 10 een klemhaak 60 met een zich daarin bevindend blokje 76 wordt aangeschoven, tot de steunen aan de ene zijde van de haak onder de plaat komen en de haak zelf de voor hem bestemde 20 ruimte aan de lange zijde van de plaat binnentreedt (vergelijk fig. 2bdaarm? Icaif1¾1 volg^uj^p*!00* op de acht steunen 82 aan d 3 andere zijde worden neergelegd, waarbij hij dan vanzelf de juiste hoogtestand heeft om vervolgens in dwarsrichting eenvoudig te word 2η aangedrukt om de koppeling tot stand te brengen.

25 Het blokje 76 fungeert hier dus als geleiding bij de montags.

Een ondersteunende funktie als zodanig is ap deze plaats niet nodig omdat die funktie reeds vervuld wordt door de haak 60. In theorie zou het blokje 76 na de montage weer verwijderd kunnen worden, maar het blijft achter omdat verwijdering niet mogelijk is. Wel wordt Ί0 daarbij dan nog aangetekend dat de pyramidevormige steunen 82 slechts 790 7 3 27 I „ « -22- met de zeer kleine bovenvlakjes 83 in aanraking zijn met de plaat, waardoor ze geen hindernis vormen voor eventueel aan de onderzijde van de plaat ontstaand condenswater.

De andere functie van de blokjes 76 vervullen ze doordat ze 5 ook op de gording 10 worden geplaatst halverwege de breedte van de platen. In het midden van de breedte kan uiteraard in-het algemeen de grootste doorbuiging optreden, in het bijzonder bij sneeuwbe-lasting. Om die doorbuiging te voorkomen worden dus op alle gordingen eenvoudig blokjes 76 geplaatst op een manier die niet af-10 zonderlijk weergegeven is, omdat de stand van de blokjes ten opzichte van de gording geheel overeenkomt met de stand volgens fig. 4c, waarbij dan slechts de klemhaak 60 afwezig is. Ook wanneer de blokjes op deze wijze voor ondersteuning worden gebruikt is het van belang dat de kleine raakvlakken 63 geen hinder vormen voor 15 optredend condensaat aan de binnenzijde van de platen. Uiteraard kunnen in de breedterichting van elke plaat ook meerdere blokjes worden geplaatst voor zover men platen toepast bij een grotere breedte dan die welke de platen hebben in de thans beschreven concrete uitvoeringsvorm (ongeveer 50 cm.).

20 Nu zullen de verschillende constructieve maatregelen worden beschreven om de platen in lengterichting vast te houden, en in het bijzonder de dilatatieproblemen op te vangen; dit is dus in de richting van de nok naar de goot.

Fig. 5 is een doorsnede in die richting vanaf de nok, over 25 het lucht raam en met inbegrip van de bevestiging van het boveneinde van de hoofdplaat van het dak. Allereerst is dan, doordat volgens de uitvinding de roeden achterwege blijven, en mede in het licht van de grote warmte-uitzetting van kunststof, een stabiele nok van groot belang (Bij de bekende constructies werd aan de spant-_30 koppen tussen de spantplaten eerst een afzonderlijk tussenstuk be- i 790 7 3 27 -23 - vestigd om het eigenlijke nokprofiel met bouten daarbovenop te zetten, De vervaardiging van het tussenstuk gaf in de praktijk aanleiding tot aanzienlijke vervormingen, met grote afwijkingen in de goede stand van de nokbalk als gevolg.) Het nokprofiel 90 5 omvat op bekende wijze een lijf 91 dat bovenaan de ronde legeringen 92 draagt waarin met behulp van ronde tegenprofielen 93 het dakraam 94 scharnierend is. Volgens de uitvinding sluit onderaan op het lijf 91 een koker 95 aan, die de voor de nok benodigde stijfheid geeft. Onderaan dit kokerprofiel zijn over de gehele 10 lengte twee flenzen 96, 97 aangevormd, met zodanige onderlinge afstand dat ze passen over de twee spantplaten 98 (deeluitmakend van de dakspantconstructie 9 die in fig. 5 nog ten dele zichtbaar is). Met één of meer bouten zoals 99, die door geboorde gaten in de flenzen 96 en 97 en de spantplaten 98 zijn aangebracht, wordt 15 de nok dan aan elk stel spantplaten vastgezet. De flenzen 96, 97 zijn aan de onderzijde verlengd met condensopvanggoten 100 respectievelijk 101, waarvan de toepassing onder de nok en de vormgeving op zichzelf bekend zijn.

Hoewel dus de beschreven nokbalk, met rechtstreekse ver-20 binding ten opzichte van de spantplaten, van bijzonder voordeel is in het verband van de kas volgens de uitvinding, is hij ook vai nut bij andere kasconstructies, omdat ook daar geldt dat er een extra onderdeel overbodig wordt en een stabieler geheel wordt verkregen.

25 Aan de nok 90 is het luchtraam 94 scharnierend bevestigd met behulp van het reeds genoemde scharnier 93 dat deeluitmaakt van het bovenprofiel 102. Dit laatste omvat aan een kokervormig deel 103 dat het grootste deel van de constructieve stijfheid verschaft, twee benen 104 en 105 die een open U-vorm bepalen voor het 30 opnemen van de kunststofdekplaat 106. Het onderste been 105 gaat 7907327 _ 24.

ααη de eindrond over in een hooks erop staand deel 107, voorzien van twee kleine flenzen 108 en 109 voor het aanbrengen van de raamroeden 110 (zie ook in fig, 1 de delen 20), en verder een iels schuin naar binnen gerichte eindrond 111, ook wel pootje genaamd.

5 Het geheel is zo gedimensioneerd dat dit pootje 111 met het uiteinde ligt binnen de condensopvanggoot 101 van de nokbalk. Het is algemeen bekend dat metalen onderdelen in de kassenbouw fungeren als koudebruggen, die bij daling van de buitentemperatuur aanleiding geven tot een ontstaan van condens. Alle aldus aan het 10 bovenste raamprofiel 103 ontstane condenswater wordt nu geleid naar het gootje dat aan de nok aanwezig is. Dit behoeft uiteraarc alleen te geschieden in de gesloten stand van het raam, omdat bij geopende stand van het raam in het algemeen geen condens zal optreden.

15 Voor de afwerking respectievelijk plaatsing van de dubbel wandige kunststofprofielplaat 106 is een klem-afdichtingslijst 112 aanwezig βίΆΐ' een^lijst uit harde kunststof (pvc) met een U-vormig profiel en een zodanige inwendige afmeting dat hij, zoals de naam aangeeft, klemmend op de plaat 106 past. Hij kan eventueel 20 ten opzichte van de plaat vastgelijmd worden. De bodem van de U-vormige lijst 112 blijft op korte afstand van het uiteinde van de plaat doordat aan de lijst twee kleine richels 113 aangevormd zijn. Hoewel de dubbelwandige kunststofprofielplaten met dwars-schotten hun goede warmte-isolerende eigenschappen ontlenen aan 25 het feit dat in de gevormde kokers stilstaande luchtkussens ontstaan, waartoe ook de lijst 112 afdichtend op de plaat is aangebracht, ontstaat door de genoemde richels een onderlinge verbinding tussen de kokervormige ruimten. Hierdoor is een zeer geringe circulatie mogelijk, welke ten doel heeft om eventueel plaatselijk _30 gevormde condensdruppels in het inwendige van de plaat weer te kunnen 790 7 3 27

A

-25 - * ί doen verdampen; de blijvende aanwezigheid van condensplekken zou immers aanleiding geven tot algvorming en vermindering van de lichtdoorlating.

Aan de buitenzijde van de benen van de lijst 112 zijn twee 5 flapjes 114, 115 aangevormd of aangelijmd, die bestaan uit zacht pvc, dus buigzaam, en die in de normale toestand onder, een hoek van ongeveer 45° staan ten opzichte van de benen van de lijst.

Bij het inschuiven van de plaat 106 met de klemafdichtingslijst 112 in de U-vormige ruimte 104, 105 van het raamprofiel zullen de 10 flapjes 114, 115 iets worden verbogen, maar ze blijven afdichten tegen lucht en water, in het bijzonder ook bij thermische uitzetting en krimp in lengterichting van de plaat 106. Daartoe is verditr, voordat de plaat 106 met de lijst 112 in het bovenprofiel 102 worden ingedrukt, een veerkrachtig afdichtingsmiddel in de U-vormige 15 ruimte aangebracht, in deze uitvoering gevoxmd door een slang 116 uit rubber of kunststof, met een eenvoudige ronde dwarsdoorsnede.

Door zijn veerkracht zal deze slang 116 de plaat 106 steeds naar beneden drukken; hij vormt een zeer eenvoudig middel om de grote dilatatie van de kunststofplaat op te vangen, uiteraard in het 20 bijzonder in combinatie met de klemafdichtingslijst 112 en de daaraan aangebrachte afdichtingsflapjes 114, 115,

Een soortgelijk middel behoeft aan de onderzijde van het raam niet meer te worden aangebracht. Het is voldoende wanneer daar een identieke klemafdichtingslijst 112* op de plaat. 106 wordt geschoven, 25 waarmee de plaat dan geplaatst wordt in een gedeelte 117 van een raamafsluitprofiel 118 dat onderaan verder een afsluitvlak 119 omvat, en vervolgens een oplegprofiel 120 voor de raamroede 110.

De lijst 112* vertoont met de lijst 112 slechts dit kleine verschil dat nu enkele waterafvoergaatjes 121 aanwezig zijn om condenswater 30 af te voeren dat afkomstig is uit het inwendige van de plaat 106.

7907327 -26- h » t *

Het metalen sluitprofiel 118 is ook op de plaats 122, juist boven het sluitvlak 119, voorzien van condensgaten. De sluitplaat 119 van het onderste raamprofiel komt in de sluitstand van het raam te liggen op een.afdichtrubber 123 dat vastgezet is in een koker-5 profiel 124 dat deeluitmaakt van de sluitgording 125 (zie ook het onderdeel 11 in fig, 1).

Deze sluitgording omvat een kokerprofiel 126 dat bevestigd is ten opzichte van een plaat 127 die vastgelast is aan de spant-constructie 9· Aan de bovenzijde is de koker 126 gevoimd tot een 10 U-profiel 128. De inwendige maat daarvan is weer aangepast aan de dikte van de hoofddekplaat 129. De plaat 129 is voorzien van een klemafdichtingslijst 130 die identiek is aan de beschreven lijst 112, terwijl voor het opvangen van dilatatie ook weer een slang 131 is ingesloten. Omdat de hoofddekplaat 129 een aanzienlijke 15 lengte heeft (in de beschreven concrete uitvoeringsvorm ongeveer 5 meter) is de warmte-uitzetting veel groter. Daarom is het U-profiel 128 met grotere diepte uitgevoerd dan het U-profiel 104, 105 van het raam, terwijl ook de slang 131 een grotere dwarsdoorsnede heeft dan slang 116, 20 De plaatsing van het ondereinde van de dekplaat 129 aan het gootrandprofiel 136 is weergegeven in fig, 6. Over het ondereinde van de plaat 129 is weer een klemafdichtlijst 137 geplaatst, identiek aan de beschreven lijst 112 om dan, met gebruikmaking van de afdichting door de zachte flapjes, tussen de twee benen 138 en 25 139 te worden geplaatst.

Het gootrandprofiel 136 is aan de onderzijde verder zo gevormd dat er een kanaalvormige ruimte 140 aanwezig is, in beide wanden voorzien van openingen zoals 141 voor de afvoer van conden s-water. Het profiel rust met een deel 142 op de omgezette eindrond 30 143 van de goot, terwijl onder de kanaalvormige condensverzamel- 7 9 0 7 3 27 ► -Η * _ 27_ ruimte 140 nog een flens 144 aangevormd is waarmee het gehele gootrandprofiel door middel van boutverbindingen 146 kan worden vastgezet ten opzichte van de zijwand van de goot 145.

De goot, waarvan de bodem aangeduid is door 147, rustend op 5 een staander 148, is verder volgens de uitvinding afgedekt. Daart>e is het gootrandprofiel 136 verder voorzien van een flensrand 149 die in de gemonteerde toestand horizontaal loopt en aansluit op e ;n verticaal deel 150. In de daardoor ontstane hoek kan een stuk van hetzelfde dubbelwandige plaatprofiel worden neergelegd als overi-10 gens voor de afdekking van de kas wordt benut; dit stuk is aangeduid door 151 en het kan wederom worden afgewerkt met een klemaf-dichtingslijst 152 identiek aan de ook op andere plaatsen reeds voor dit doel toegepaste lijsten. Aan de bovenzijde kan een afdic >-ting worden verkregen met behulp van een geschikt gevormde flexibele 15 strook 153, die in een bevestigingskoker 154 aan de bovenzijde van het gootafdekprofiel wordt vastgezet en die bovenop de plaat 129 en bovenop de lijst 152 ligt.

Aan de andere zijde van de goot is de plaat 151 uiteraard op dezelfde manier opgelegd. De inwendige ruimte van de goot, die 20 aan de uiteinden afgesloten is door eindschotten zoals 155, is dun aan de bovenzijde afgesloten. De bovenzijde van de gootafdekplaat 151 gaat dan dus fungeren als verzamelplaats voor het hemelwater (dat op een nog te beschrijven wijze verder kan worden afgevoerd) terwijl zich in het inwendige van de oorspronkelijke metalen goot 25 147, 145, 143 condenswater kan verzamelen. Het belangrijkste effekt van de afdekking met een isolerende plaat is dat hierdoor de traditionele werking van de goten als koudebrug wordt geëlimineerd.

Het totale doorlatingsoppervlak van de goot is aanzienlijk (veel groter dan van de nok), en daardoor ging tot nu toe een aanzienli ike 30 hoeveelheid warmte verloren, met de bijbehorende verschijnselen vun 790 7 3 27 _ 28 _ ongewenste luchtcirculaties in de kas, het ontstaan van condens aan de onderzijde van de goot, en in het algemeen een onvoldoende beheersing van het kasklimaat om optimaal te kunnen werken. Verde:: is de oplegging van de dekplaten op de goot in combinatie met de 5 gootafdekplaten volgens de uitvinding zo uitgevoerd dat men op de afdekplaten lopen kan (anders dan bij oudere constructies met dubbelwandige kunststofplaten die ver over de rand van de goot staken zodat men er niet, of althans niet goed in kon lopen). De gehele gootafdekking is overigens uiterst eenvoudig verkregen.

10 Fig. 7 laat op geschematiseerde wijze zien hoe de vloeistof· afvoer plaats vindt. Deze fig. is gedacht als een langsdoorsnede door een goot (doorsnede VII-VÏÏ in fig. 6), aan een gooteinde. Daartoe is de gevelstaander 158 aangeduid waarop de goot 145, 147 rust. Men ziet ook het eindschot 155 in de goot. De afdekking 151 15 eindigt op enige afstand voor het gooteinde, ter plaatse van een volgend schot 159, waardoor dus de afsluiting wordt gevormd van do ruimte in de goot onder de afdekking 151. Het zich bovenop de afdekking 151 verzamelende regenwater loopt buiten het schot 159 in de eigenlijke goot af, en verdwijnt daar door de hemelwateraf-20 voerbuis 160. De zich in het gesloten gootdeel rechts van het schot 159 verzamelende vloeistof kan uit de goot worden afgevoerd met behulp van een pijp 161 om dan, via een afsluiter 162, apart te worden verzameld ofwel om via een zijleiding 163 en een volgende afsluiter 164 te worden geloosd naar de regenafvoerpijp 160.

25 Men ziet in fig. 7 nog een maatregel die scmenhangt met het feit dat de goot door de plaat 151 wordt afgedekt, Wanneer de kas bedekt is met een sneeuwlaag wordt deze, wanneer de goot niet bedokt is, op die plaats tot smelten gebracht door het goede warmtecontact met de verwarmde inwendige ruimte van de kas. Door de thermische 30 isolatie met behulp van de afdekking 151 geschiedt dit niet meer.

790 7 3 27 -29 -

In verband daarmee voorziet de uitvinding in een apart systeem voor het doen smelten van de sneeuw. Daartoe isf in het gooteinde buiten het schot 159, in elk van de zijwanden 145 een buisstomp 165 aangebracht (waarvan er in fig. 7, die een middenlangsdoorsne ie 5 is, uiteraard slechts één zichtbaar is). Deze stompen sluiten binnenin de kas aan op toe- en afvoerleidingen zoals 166, voorziei van een afsluiter 167, voor een speciale vloeistof, hetzij warm water, hetzij onverwarmd water voorzien van een anti-vriesmiddel.

In de wintertijd kan men dan op de stompen zoals 165 in de goten 10 slangen aansluiten die neergelegd worden op de gootafdekking 151. Een dergelijke slang is met stippellijnen aangeduid door 168.

Aan de hand van fig. 8 zal nu een reparatiesysteem voor de kas volgens de uitvinding worden beschreven. De dubbelwandige kunststofplaten hebben een zeer grote sterkte. Er moet echter toe i 15 rekening gehouden worden met calamiteiten waardoor een plaat beschadigd kan worden. De onderlinge koppeling tussen de platen (beschreven aan de hand van fig, 2a t/m c) laat geen verwijdering van een eenmaal gemonteerde tussenliggende plaat toe door verplaatsing in de richting haaks op het hoofdvlak van de plaat. Ver-20 schuiving van de platen onderling in breedterichting voor het verwijderen van een beschadigde plaat en het inzetten van een vervan-gingsplaat is uiteraard ook niet mogelijk. De uitvinding voorziet in dit probleem door toepassing van een speciale reparatieroede, die ook van kunststof kan zijn. In fig. 8 is de toestand getekend 25 waarin de kas hersteld is. Tussen twee oude platen 171 en 172 is een nieuw stuk 173 ingezet met behulp van twee reparatieroeden 174, 175 van identieke vorm.

De beschadigde plaat wordt verwijderd door hem voor zover nodig in stukken te zagen. Dan worden de twee reparatieroeden 174 30 eri 175 geplaatst. Het profiel van de roede omvat daartoe, aan een 79 07327 - 30 - verticaal lijfdeel T76, een horizontale flens 177 die onder de plaat 171 geschoven wordt, meer in het bijzonder onder het groef-deel van de koppelingsrand, totdat het boveneinde van het lijfdeeL 176 stuit tegen de bovenwand van de plaat. Aan de andere kant is 5 het lijfdeel 176 voorzien van middelen om het messinggedeelte van een plaat op te nemen. Daartoe is een horizontaal deel 178 aanwezig, voorzien van een naar beneden gericht been 179 met een voet 180, terwijl het deel 178 via een trapsgewijze verlaging 181 nog verlengd is met een deel 182. Op het deel 178 staat nog een 10 lage flensrand 183. Daarachter kan de kop 184 van het messingprofLel van een plaat grijpen, terwijl verder naar achteren de verbreding 185 tegen de overgangsrand 181 aanligt.

Voordat evenwel de reparatieplaat 173 aldus links in de roe je 174 wordt geplaatst, wordt rechts de roede 175 geplaatst. Men 15 ziet dat daar het overgangsdeel 185* in het messingprofiel van de oude plaat aanligt tegen de opstaande rand 183' van de roede 175. Tegelijk komt dan de voet 180' daarvan onder het gootvormig uitstekende gedeelte 186 van de plaat 172 te liggen.

Door de plaatsing van de twee hulproeden 174 en 175 is uiter-20 aard de overblijvende tussenruimte kleiner geworden dan overeenkomt met een normale plaatbreedte. De reparatieplaat 173 wordt dan ook aan de zijde van de groef van de koppelingsrand tot deze kleinere breedte afgezaagd. Dan wordt het messingdeel op de getekende wijze op roede 174 neergelegd, terwijl de afgezaagde kant 25 rechts neergelegd wordt op het horizontale deel 177' van de rechtir hulproede. De reparatieplaat 173 kan men dus inderdaad eenvoudig recht naar beneden laten zakken. Dit is gewenst omdat men hem nu ook in lengterichting kan doorbuigen om de beide einden op de juiste wijze in de metalen profielen van het gestel van de kas te 30 kunnen plaatsen. Meer in het bijzonder wordt nog opgemerkt dat de 790 7 3 27 • > * - 31 - kop 184 van de réparatieplaat bij de plaatsing niet wordt gehinderd door een U-profiel 187 dat nog aan de bovenzijde van het lijf 176 van de hulproede is aangebracht, met het oog op het als laatste handeling aanbrengen van twee afdekprofielen 188 en 188* 5 uit flexibel materiaal· Door de plaat in breedterichting zo ver af te zagen dat hij, terwijl de afgezaagde rechterzijde tegen de hulproede 175 aanligt, links met de kop 184 langs het U-profiel-gedeelte 187 kan, wordt tegelijk een expansiemogelijkheid voor de plaat in breedterichting geschapen, omdat hij na plaatsing 10 thermisch kan uitzetten in de ruimte onder het U-profielgedeelte 187.

Voordat de afdichtingsstrook 188' wordt aangebracht, worden de beide randen van de reparatieplaat 173 ten opzichte van de gordingen vastgezet· Dit kan dan geschieden met enkele schroeven.

15 Men merkt nu op dat de kunststofplaten dus uitsluitend pas in geval van reparatie met schroeven worden vastgezet. De kas is verier zo ontworpen dat de platen normaal geheel zonder gebruik van schroeven of bouten worden gemonteerd.

Tenslotte wordt volgens de uitvinding, wanneer de bedekkings-20 platen bestaan uit polyvinylchloride, op de bovenzijde een dunne laag aangebracht van een polymethylmetacrylaat. Pvc verandert onder invloed van ultraviolette straling. De PWlA-laag absorbeert die straling, waardoor veroudering van de pvc-platen wordt tegengegaan,

De laag heeft bij voorkeur een dikte in de orde van 50 micron, 25 zodat hij een lange levensduur heeft, uitgaande van het feit dat jaarlijks enkele microns zullen afslijten.

- conclusies - 790 7 3 27

Claims (24)

1. Kas, omvattend een metalen gestel, waarop voor dakvlakker en kaswanden een'bedekking is aangebracht van platen uit straling» doorlatend kunststofmateriaal met wanden waartussen dwarssehotten zijn gevormd, met het. kenmerk dat de platen 5 (15-18) voor de bedekking voorzien zijn van middelen (26, 27) om ze met elkaar te koppelen, zonder gebruik van roeden steunend op de nok (4), de gordingen (10, 11, 13, 14) en de goot (1, 2).

2. Kas volgens conclusie 1,met het kenmerk dnt de randen van de platen zo zijn geprofileerd dat een messing- 10 (26) en groef (27) verbinding wordt verkregen.

3. Kas volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk dat het messingdeel (26) voorzien is van een verbrede kop (47), samenwerkend met door een verbrede kamer gevormde randen (31, 32) in de groef.

4. Kas volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de messing- en groefprofilering zo is gedimensioneerd dat in de toestand waarin de verbrede kop de groefranden grijpt een expansie ruimte beschikbaar is.

5. Kas volgens één der voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk dat één van de randen voorzien is van een afdich·· tingsprofiel (51-55) dat in de gemonteerde staat ligt binnen een deel (22') aan de andere rand, evenwijdig aan de buitenwanden (22, 23) van de plaat, zodanig dat afdichting plaats vindt in allo _ toestanden van thermische krimp en uitzetting van de platen. 790 7 3 27 t * _33 _ :

6· Kas volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat in tenminste één van de beide geprofileerde randen van de plaat een ruimte is uitgespaard voor het bij het koppelen insluiten van een bevestigingsmiddel (60).

7. Geprofileerde kunststof plaat uit voor stralingfioorlaatbars kunststof, al of niet voor gebruik bij een kas volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de plaat bestaat uit drie wanden (22, 23, 61), terwijl tussen elk stel wanden tussenschotten (24) zijn aangebracht voor de vorming 10 van kamers.

8. Kas volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elk van de einden van de platen is afgewerkt met een in hoofdzaak U-vormig geprofileerde lijst, met het kenmerk dat de plaat (106; 129) met de afwerkingslijsten (112,112'; 130, 15 137) geplaatst wordt in U-vormig geprofileerde delen (104, 105, 107; 128, 138) van het metalen gestel van de kas onder tussen-plaatsing, aan tenminste één zijde, van een veerkrachtig middel (116; 131).

9. Kas volgens conclusie 8, met het kenmerc 10 dat het veerkrachtige middel (116; 131) gevormd wordt door een slang met in hoofdzaak ronde dwarsdoorsnede.

10. Kas volgens conclusie 8 of 9, m e t het kenmerk dat de U-vormig geprofileerde afwerkingslijst i (112, 112'; 130, 137) aan de buitenzijde van de benen voorzien is 25 van flappen (114, 115) waarbij de lijst en de delen van het metalsn gestel waarin de lijsten worden opgenomen zo zijn gedimensioneerd -34- A » t dat de flappen bij plaatsing worden vervormd en een afdichting vormen.

11. Kas volgens één der conclusies 6-10, met het kenmerk dat het bevestigingsmiddel een klemhaak is, met 5 een T-vormig haakdeel (62, 63) dat insluitbaar is in de uitgespaarde ruimte in de plaatkoppeling, en met een klemdeel ¢64-73) dat grijpt over en vastzetbaar is op de gordingen (10, 13, 14).

12. Kas volgens conclusie 11, met het kenmerc dat het klemdeel door verbuiging kan worden geopend om over de 10 gording te worden geplaatst, en dat het voorzien is van getande lippen (67, 71, 70, 72) die in de sluitstand met elkaar in ingrij-ping worden gebracht.

13. Kas volgens conclusie 11 of 12, gekenmerkt door steunblokjes (76) voor de platen, voorzien van een kanaal- 15 vorm (86) voor oplegging op de gording (10), en voorzien*van een kanaalvorm (80) waarin een deel (64) van de klemhaak past, en verder met een aantal uitstekende steunen (82) met klein bovenvlak (83).

14. Kas volgens één der voorgaande conclusies, in het bijzon-20 der met gebruikmaking van de blokjes volgens conclusie 13, me t het kenmerk dat de platen op enige afstand boven de gordingen worden ondersteund. 1£>. Nok voor een kas al of niet volgens één der voorgaande conclusies, omvattend een nokbalk, met het kenmerk 25 dat de nokbalk (91) een kokervormig deel (95) omvat, aan de onder- 79073 27 Λ A * _ 35- zijde voorzien van tenminste één flensdeeZ (96, 97) dat bestemd en ingericht is om te warden bevestigd ten opzichte van de spant-platen C9B).. t

16. Nok volgens conclusie 15, met het k e n -5 merk dat twee flensdelen (96, 97) aanwezig zijn op een onderlinge afstand die overeenkomt met de dikte van de twee spant-platen (98),

17. Kas, voorzien van een luchtraam dat scharniert ten opzichte van de nok, welke nok voorzien is van opvanggoten voor 10 condenswater, en waarbij de kas al of niet is uitgevoerd volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het scharnierprofiel (102) dat de bovenzijde van het luchtraam (94) vormt aan de onderzijde voorzien is van een poot of flensrand (111) die zo gericht is dat de eindrond daarvan in de 15 gesloten stand van het raam boven de condensopvanggoot (101) aan de nok ligt.

18. Kas volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de dekplaten (129) liggen in een gootrandprofiel (136) dat zodanig is gevormd dat het plaateinde 20 zich in hoofdzaak boven de rand (143) van de goot (143, 145, 147) bevindt.

19. Kas volgens conclusie 18, met het kenmert dat het gootrandprofiel (136) voorzien is van gaten (141) waardoor langs de onderwand van de dekplaten (129) aflopende vloeistof de 25 goot kan bereiken. 790 7 3 27 „ 36 _ * 4« t

20. Kas volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk dat het gootrandprofiel (136) verder voorzien is van een oplegrand (149, 150) voor een plaat (151), van hetzelfde materiaal als de.dekplaten (129), die de goot afdekt.

21. Kas volgens conclusie 20, met het k.en merk dat de afdekking (151) van de goot zich uitstrekt tot op korte afstand van het gooteinde (155) ter plaatse van een schot (159), en dat daar-buiten een hemelvaterafvoer (160) op de goot is aangesloten.

22. Kas volgens conclusie 21, m e t het kenmerk dat aan de binnenzijde van het genoemde schot (159) een leiding (161) is aangebracht voor afvoer van vloeistof uit de goot naar keuze (163, 164) op de hemelvaterafvoer (160) of gescheiden daar-^ van (162).

23. Kas volgens één der conclusies 20-22, met het kenmerk dat aansluitingen (165) aanwezig zijn voor een leiding (168) met het oog op het ontdooien van op de goot liggends sneeuw,

24, Kas volgens één der voorgaande conclusies, g e k e n - 20 merkt door een reparatieroede (174, 175) die zo geprofileerd is (178, 187; 176, 177; 177') dat hij neerlegging van een althans aan één zijde van de normale koppelingsrand (184, 185) voorziene plaat (173) toelaat door een relatieve beweging loodrecht op het vlak van de plaat. 25 25, Kas volgens één der conclusies 8-10, gekenmerkt ί door tenminste één richel (113) op de bodem van de afwerkingslijs : L-JÜJ2L___ί 7907327 - 37 _ 26« Kas volgens één der voorgaande conclusies, met bedekkings-platen van pvc, met het kenmerk dat op de bovenzijde van de platen een laag van een polymethylacrylact is aangebracht.

27. Kas volgens conclusie 26, met het -ken merk dat de laag een dikte heeft in de orde van 50 micron. i 79073 27