NL7906245A - Centreerinrichting voor een tandwieloverbrenging. - Google Patents

Description

. p& c W 5412-3 Ned. > * * -1-

Centreerinrichting voor een tandwieloverbrenging

De uitvinding heeft betrekking op een centreerinrichting voor een tandwieloverbrenging met een binnenste onderdeel met uitwendige vertanding en een buitenste onderdeel met inwendige vertanding. Deze delen zijn voor het tot stand brengen respectievelijk uitschakelen van de aandrijf-5 verbinding in axiale richting ten opzichte van elkaar verschuifbaar, zoals bijvoorbeeld bij een tandwielkoppeling.

Bij in- en uitschakelbare tandwieloverbrengingen van allerlei soort, dus ook bij tandwielkoppelingen, bestaat het probleem dat de door de fabricagetoleranties veroorzaakte speling van de tandflanken in 10 verschillende opzichten nadelig is. In het praktische bedrijf veroorzaakt deze flankenspeling een storend klapperen van het buitenste onderdeel van de overbrenging en wel ook dan wanneer de flankenspeling zeer klein wordt gehouden. Ook is de slijtage van de vertandingen belangrijk groter dan bij overbrengingen met op de juiste wijze geleide onderdelen, waarvan de plaats 15 niet verandert. In het bijzonder bij systemen met snelle veranderingen van het draaimoment, bijvoorbeeld remmen, komen deze nadelen sterk tot uiting.

Voor het opheffen van de genoemde bezwaren zijn reeds 0-ringen van rubber voorgesteld, waarvan echter de veerkracht al principieel onvol-20 doende is en die, in het bijzonder bij hogere temperatuur, welke juist bij remmen optreedt, hun werking geheel verliezen. Door de uitvinding moet een inrichting worden verschaft voor het centreren van tandwieloverbrengingen van de in de aanhef genoemde soort, waardoor de genoemde nadelen van de flankenspeling grotendeels worden opgeheven, terwijl deze 25 speling wel moet blijven bestaan als noqdzakelijk voor de goede werking.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt bij een tandwieloverbrenging van de genoemde soort door een ringveer welke in de gekoppelde toestand de uitwendige tandkrans van het binnenste onderdeel van buitenaf omgeeft , en volledige daartegen aanligt, welke ringveer onverschuifbaar is gelegerd 30 in een cilindrisch eindstuk van het buitenste onderdeel, welk eindstuk uitsteekt voorbij het kopvlak van de inwendige tandkrans van het buitenste onderdeel.

Door de ringveer wordt het binnenste onderdeel, bijvoorbeeld een aandrijf rondsel, gecentreerd ten opzichte van het buitenste onderdeel 790 62 45 * t» f

i I

-2- gehouden, waardoor de wisseling van de flankenspeling tussen de uitwendige en de inwendige vertanding vrijwel wordt opgeheven en daardoor de lawaai-vorming en de slijtage tot een minimum worden teruggebracht.

In een gunstige uitvoeringsvorm is de ringveer voorzien van een 5 aantal in het ringvlak naar buiten stekende, symmetrisch ten opzichte van de omtrek gelegen uitbuigingen, welke grijpen in overeenkomstig aangebrachte en gevormde uitsparingen van het cilindrische eindstuk van het buitenste onderdeel. Bij voorkeur heeft de ringveer tenminste drie van dergelijke uitbuigingen. Het aantal moet niet belangrijk groter zijn.

10 In verband met vereenvoudiging van de fabricage heeft het cilindrische eindstuk een van zijn binnenste cilindervlak in radiale richting naar buiten ingestoken rondgaande groef, waarin de uitbuigingen van de ringveer grijpen voor het vastleggen van de plaats ervan. Door het aanbrengen van de groef in plaats van afzonderlijke uitsparingen voor ingrijping met de 15 uitbuigingen van de ringveer kunnen de uitbuigingen van de veer in de groef langzaam verder bewegen bij het draaien van het rondsel. Dit is echter niet nadeling daar de werking van de ringveer, namelijk het centreren van het binnenste onderdeel, op geen enkele wijze hierdoor wordt benadeeld.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand 20 van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van een tandwielkoppeling volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont de koppeling met de nieuwe centreerinrichting in perspectief.

Fig. 2 toont de koppeling in uitgeschakelde of rusttoestand, met 25 uiteengenomen delen.

De weergegeven tandwielkoppeling 1 bestaat uit een onderdeel 2 met inwendige vertanding en een onderdeel 3 met uitwendige vertanding, hier het aandrijfrondsel, dat in drijvende verbinding staat met een aandrijfbron.

30 Het aangedreven onderdeel 2, in het onderhavige geval een remschijf, bestaat in hoofdzaak uit een cilindrisch buisstuk 20 met inwendige vertanding 21, dat aan zijn vooreinde, naar de beschouwer toegekeerd, een eindstuk 22 heeft dat buiten de inwendige vertanding uitsteekt en een gladde, trapvormig naar buiten verwijde binnenwand heeft. Het buisstuk 35 draagt aan de buitenzijde een coaxiale flens 23 als remschijf. In het eindstuk 790 6 2 45 4 -3- 22 van het buisstuk 20 is van het binnenvlak daarvan uit, direkt boven het einde van de inwendige vertanding, in radiale richting naar buiten een rondgaande ringgroef 24 gestoken, waarin drie, symmetrisch ten opzichte van de omtrek aangebrachte uitbuigingen 40 van een ringveer 4.grijpen en 5 de plaats van deze veer vastleggen.

De ringveer heeft zodanige afmetingen dat deze de uitwendige vertanding 30 van het aandrijfrondsel 3 in de ingeschakelde of ingeschoven toestand daarvan, vast daartegen aanliggend omvat en het 'rondsel in zijn gecentreerde stand ten opzichte van het onderdeel met inwendige vertanding, 10 respectievelijk het aangedreven koppelingsdeel, vastlegt.

790 62 45

Claims (4)

1. Inrichting voor het centreren van een tandwieloverbrenging met een binnenste onderdeel met uitwendige vertanding en een buitenste onderdeel met inwendige vertanding, welke delen voor het tot stand brengen van respectievelijk het uitschakelen van de aandrijf verbinding in axiale 5 richting ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn, bijvoorbeeld een tandwielkoppeling gekenmerkt door een ringveer (4) welke in de ingekoppelde toestand de uitwendige tandkrans(30) van het binnenste onderdeel (3) van buitenaf omgeeft en geheel daartegen aanligt, welke veer onverschuifbaar is gelegerd in een voorbij het kopvlak van de inwendige tandkrans (21) 10 van het buitenste onderdeel (2) uitstekend cilindrisch eindstuk (22) van het buitenste onderdeel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de ringveer (4) is voorzien van een aantal in het ringvlak naar buiten stekende, met gelijke afstand in omtreksrichting aangebrachte uitbuigingen (40), 15 welke uitbuigingen grijpen in overeenkomstig aangebrachte en gevormde uitsparingen van het cilindrische eindstuk (22).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de ringveer (4) tenminste drie uitbuigingen (40) heeft.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het 20 cilindrische eindstuk (22) als uitsparingen voor het opnemen van de uitbuigingen van de ringveer een van zijn inwendige cilindervlak in radiale richting naar buiten gestoken rondgaande groef (24) heeft. 790 62 45