NL7905655A - Werkwijze voor het aanbrengen van rubber op een onderlaag. - Google Patents

Werkwijze voor het aanbrengen van rubber op een onderlaag. Download PDF

Info

Publication number
NL7905655A
NL7905655A NL7905655A NL7905655A NL7905655A NL 7905655 A NL7905655 A NL 7905655A NL 7905655 A NL7905655 A NL 7905655A NL 7905655 A NL7905655 A NL 7905655A NL 7905655 A NL7905655 A NL 7905655A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rubber
bottom layer
movement
unvulcanized rubber
composition
Prior art date
Application number
NL7905655A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Dunlop Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dunlop Ltd filed Critical Dunlop Ltd
Publication of NL7905655A publication Critical patent/NL7905655A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05CAPPARATUS FOR APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05C1/00Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating
    • B05C1/04Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating for applying liquid or other fluent material to work of indefinite length
    • B05C1/06Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating for applying liquid or other fluent material to work of indefinite length by rubbing contact, e.g. by brushes, by pads
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05CAPPARATUS FOR APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05C1/00Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating
    • B05C1/003Apparatus in which liquid or other fluent material is applied to the surface of the work by contact with a member carrying the liquid or other fluent material, e.g. a porous member loaded with a liquid to be applied as a coating incorporating means for heating or cooling the liquid or other fluent material
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B05SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05DPROCESSES FOR APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
    • B05D2530/00Rubber or the like

Landscapes

  • Laminated Bodies (AREA)
  • Manufacture Of Macromolecular Shaped Articles (AREA)
  • Lining Or Joining Of Plastics Or The Like (AREA)
  • Footwear And Its Accessory, Manufacturing Method And Apparatuses (AREA)

Description

Dunlop Limited te Londen, Groot-Brittannië
Werkwijze voor het aaribrengen van rubber op een onderlaag.
De uitvinding heeft betrekking op het aanbrengen van niet gevulkaniseerde rubberfoelies op onderlagen.
Overeenkomstig de uitvinding omvat een werkwijze voor het aanbrengen van een foelie niet gevulkaniseerd rubber op het oppervlak 5 van een onderlaag, het tot stand brengen van een onderlinge wrijvingsbe- weging tussen het niet gevulkaniseerde nibber en de onderlaag voor het althans week maken van het aanrakingsoppervlak van het niet gevulkaniseerde rubber, en het vervolgens bewegen van het niet gevulkaniseerde rubber en/of de onderlaag ten opzichte van elkaar onder voortzetting van de onderlinge 10 wrijvingsbeweging voor het achterlaten van een spoor van het niet gevulkaniseerde rubber op "de onderlaag.
Met deze werkwijze kunnen foelies niet gevulkaniseerde rubber worden aangebracht als bijvoorbeeld versiering, etikettering, een mogelijk plakmiddel of voor het verschaffen van gewenste eigenschappen 15 aan het oppervlak van de onderlaag, bijvoorbeeld verenigbaar met andere materialen of een verbetering in de weerstand daarvan tegen ozon of het algemeen verouderen. In tegenstelling tot het met een hete smelt plakken, waarbij de energie in de vorm is van aanvangswarmte, geleverd aan het plakmiddel, dat snel wordt'verspreid, en in tegenstelling tot bekende, 20 met de hand aangebrachte, wasachtige, blijvend plakkerige plakmiddelen, waarbij de enige geleverde energie de rechtlijnige beweging is van het plakmiddel over een onderlaag, omvat de onderhavige werkwijze een gelijkblijvende levering van energie, die dan gewoonlijk een verbeterde verbin-dingssterkte tot gevolg heeft en de mogelijkheid tot het verbinden van een 25 groter bereik onderlagen met een groter bereik plakmiddelen.
7905655 r+ 2
At*? ti
Voorbeelden van niet gevulkaniseerd rubber omvatten thermoplastisch rubber (zoals ABA blokcopolymeren, bijvoorbeeld styreen/ butadien, die kunnen worden gehydrogeniseerd, polyurethanen en mengsels of entingen van polyetheen of polypropeen met EPDM - of EP rubber), en 5 gevulkaniseerd rubber zoals natuurlijke rubber, polychloropreen en SBR.
Wanneer het niet gevulkaniseerde rubber kan worden gevulkaniseerd, kan het worden gevulkaniseerd na te zijn aangebracht op de onderlaag, indien gewenst. Het niet gevulkaniseerde rubber heeft bij voorkeur een moleculair . .. 7 gewicht van meer dan 20.000, bijvoorbeeld van 25.000 tot 10 . De rubber- 10 achtige materialen worden verder bepaald door het hebben van een trekmodu- o 2 lus bij een rek van 300$ en 50 C van minder dan 7MN/m , bij voorkeur minder 2 dan U MN/m , gemeten overeenkomstig B.S. 903, deel (il).
Voorbeelden van geschikte onderlagen zijn leer, kunstmatig leer (bijvoorbeeld met polyurethaan als hoofdbestanddeel), hout, gevulka-15 niseerd rubber (geschuimd of niet geschuimd) en thermoplatische of thermo-hardende kunstharsen (geschuimd of niet geschuimd). Voorbeelden van passend gevulkaniseerd rubber zijn natuurlijke rubber, SBR, nitrielrubber en poly-urethaanrubber. Indien gewenst kan een gevulkaniseerde rubbersamenstelling, die een hoog gehalte bevat van een hars (bijvoorbeeld een koolwaterstof) 20 of een fenolhars j zoals t-butylfenolhars, of terpeenfenolhars) worden ge bruikt, dat wil zeggen een zogenoemd "harsrubber". Voorbeelden van geschikte thermoplastische kunstharsen zijn poly(vinylchloride) en polyurethaan.
De onderlaag kan zijn versterkt, bijvoorbeeld door een weefsel, zoals nylon waarbij indien het oppervlak van de onderlaag onregelmatig is, dit vooraf kan worden gepolijst. Voorbeelden van kunstmatig leer zijn kunstmatig poro-25 meerleer (dat wil zeggen poreus). In het algemeen bevatten geschikte onderlagen de materialen, die worden gebruikt voor het maken van schoeisel, bijvoorbeeld bovenleder en/of zolen.
Het niet gevulkaniseerde rubber en/of de onderlaag kan zich in een samenstelling bevinden met gebruikelijke bestanddelen, zoals 30 weekmakers, vulkaniseermiddelen, wassen, plakkerig makende middelen, vulmiddelen, pigmenten, middelen voor het tegengaan van oxydatie en stabili-seermiddelen. Indien gewenst kan een ander rubber, bijvoorbeeld natuurlijke chloorrubber zijn opgenomen in de niet-gevulkaniseerde rubbersamenstelling. Het niet gevulkaniseerde rubber is in een samenstelling met een ander 7905655 . ê- V, ' ff 3 bestanddeel of andere bestanddelen, aanwezig in een hoeveelheid tussen 20 en 100 gev.%, bij voorkeur 30 en 100 gew.$, en met voordeel tussen 1*0 en 100 gew.$. Veelal is een hoeveelheid tussen JO en 100$ bruikbaar. Het niet gevulkaniseerde rubber is niet een drukgevoelig plakmiddel, dat wil 5 zeggen een middel, dat in de oplosmiddelvrije vorm blijvend plakkerig is.
Dergelijke materialen plakken ogenblikkelijk aan de meeste onderlagen door het uitoefenen van slechts een zeer lichte druk.
Indien het gewenst is het niet gevulkaniseerde rubber na het aanbrengen op twee onderlagen, te vulkaniseren, kan een draaglaag, •jq die vulkaniseermiddelen bevat, tussen de twee foelies worden geplaatst, waarna, voor zover nodig warmte en/of druk wordt geleverd.
. Het niet gevulkaniseerde rubber kan in de vorm zijn van een stang, die in de klembus wordt gehouden van een draai- of trilboor.
Wanneer het oppervlak van de stang in aanraking met de onderlaag week is 15 geworden, hetgeen in het algemeen boven 50°C is, en in de praktijk boven 100°C kan zijn, wordt de stang bewogen over het oppervlak van de onderlaag, zodat een spoor van het rubber wordt afgezet. Indien het niet gevulkaniseerde lubber een betrekkelijk zacht, buigzaam materiaal is, kan het zijn opgenomen in een inerte huls onder een passende druk (mechanisch of anderzins), 2o zodat het ononderbroken uit het einde van de huls op de onderlaag wordt geperst.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een doorsnede toont van een inrichting voor het 25 achterlaten van een spoor van een niet gevulkaniseerd rubber met een kleine modulus (zacht, buigzaam),en fig. 2 een zijaanzicht is van de drijfpen en sleuf volgens fig. 1-
In fig. 1 past een zuiger 1 verschuifbaar gedeeltelijk 30 in een cilinder 2 voor het bepalen van een holte U, waarin een niet gevul kaniseerd rubber kan worden aangebracht. Het oppervlak van het rubber wordt in aanraking gebracht met dat van de onderlaag 3. De zuiger 1 is draaibaar door middel van een motor (niet weergegeven), waarbij de cilinder 2 draaibaar is door middel van de zuiger 1, die het draaien daarvan overbrengt 35 op de cilinder 2 via een verschuifbaar pen 5/sleuf 6-samenstel. Tijdens 7905655 t t -ft* if gebruik wordt de zuiger 1 gedraaid door een motor, waardoor de zuiger de cilinder 2 ook doet draaien. De druk en de draaibeweging van de zuiger worden dus aan het rubber gegeven, waardoor dit week wordt op het onder-laagoppervlak. De inrichting kan dan langs een voorafbepaalde baan worden 5 bewogen voor het zodoende achterlaten van een spoor van het rubber op de onderlaag tijdens het verder draaien van het rubber.
De onderlinge beweging tussen het nibber en de onderlaag kan op elke passende wijze worden verschaft. Een van de of beide onderdelen kunnen worden bewogen. De wrijving kan worden bereikt door een draai-, TO hoek-, of rechtlijnige beweging, en kan ononderbroken (dat wil zeggen in een richting) zijn of trillend. Een andere mogelijkheid voor de mechanische beweging is het gebruik van een supersone laswerkwijze, die snelle, kleine trilbewegingen verschaft tussen de oppervlakken.
De omstandigheden van de onderlinge wrijvingsbeweging, T5 zoals de snelheid en de duur van de beweging en de druk tussen het rubber en de onderlaag, zijn zodanig, dat althans het wrijvingsoppervlak van het rubber week wordt, en zijn afhankelijk van de gebruikte materialen. Uitwendige verwarming is gewoonlijk niet nodig, maar kan worden toegepast, indien gewenst. Voorbeelden van geschikte, ononderbroken, onderlinge draaibewe-20 gingssnelheden liggen tussen 750 en 20.000 omwentelingen per minuut. Wanneer een trilbeweging wordt toegepast, kan deze worden uitgevoerd over enkele booggraden of in het geval van een rechtlijnige beweging over ongeveer 0,1 tot 6 mm, bij voorkeur 1 tot lf mm, en met een frequentie van 50 tot 200 Hz, in het bijzonder 100 Hz.
25 Een gebruikelijke snelheid van de wrijvingsbeweging ligt tussen 2,5 en 10 m/s, waarbij een druk nodig is van gewoonlijk niet meer dan ongeveer 3^,5 tot 138 kPa, Ter vergelijking vereisen bekende, wasachtige , met de hand aan te brengen, blijvend plakkerige plakmiddelen een punt-druk in de orde van 138 tot 689 kPa bij een beweging van ongeveer 0,1 tot 0,5 m/s. Een andere tegenovergestelde faktor is, dat door het toepassen van de onderhavige werkwijze niet alleen de temperatuur van het niet ge-vulkaniseerde rubber wordt verhoogd, maar ook die van de onderlaag, hetgeen de bevochtigingswerking van het niet gevulkaniseerde rubber vergemakkelijkt en dus de daaruit voortvloeiende verbindingssterkte verbeterd. Gebleken is, 35 dat mogelijk om deze reden het veelal niet nodig is het oppervlak van een 7905655 5 onderlaag te behandelen voorafgaande aan het verbinden, zelfs niet in het geval van onderlagen, die gewoonlijk zouden moeten worden voorbehandeld teneinde te kunnen worden verbonden met een bepaald niet gevulkaniseerd rubber, aangebracht met een andere werkwijze, bijvoorbeeld in oplossing.
5 Zelfs indien het aanrakingsoppervlak van het niet gevul- kaniseerde rubber wordt verwarmd door de wrijving tot een half-vloeibare toestand, kan dit oppervlak als gevolg van de kleine hoeveelheid materiaal, die zich in deze toestand bevindt, zeer snel worden af gekoeld, zodat dus kwaliteitsvermindering van het niet gevulkaniseerde rubber of van de onder-10 laag onwaarschijnlijk is.
Indien het gewenst is het spoor van het niet gevulkaniseerde rubber weer te aktiveren, bijvoorbeeld om het te gebruiken als een plakmiddel voor het verbinden van de onderlaag aan een andere onderlaag, kan dit worden gedaan door het gebruiken van een passend oplosmiddel of door 15 het verwamen van het spoor voor het weekmaken daarvan, bijvoorbeeld met infrarood-, supersone-, hoogfrequente of inductieverwarmingswerkwijzen of door een wrijvingslaswerkwijze.
Het rubber en/of de onderlaag kan worden bevroren voor het harden daarvan voor de onderlinge beweging.
20 Afzonderlijke foelies kunnen gelijktijdig worden aange bracht door een passende uitrusting. Gevormde foelies kunnen worden aangebracht, bijvoorbeeld als een schoenomtrek, door het toepassen van bijvoorbeeld rechtlijnige of hoekwrijvingswerkwijzen.
De onderlaag kan worden voorbehandeld, dat wil zeggen 25 behandeld voordat het wordt bewogen met betrekking tot een niet gevulkaniseerd rubber, voor het verbeteren van het hechtvermogen daarvan aan de rubber foelie, waarbij de onderlaag bijvoorbeeld vooraf kan worden gepolijst of behandeld met een chemisch behandelingsmiddel, bijvoorbeeld aldehyde-condensatiehars vormende bestanddelen, zoals resorcinol en hexametheente-30 tramine, zuurgemaakte natrium hypo chloriet, geconcentreerd salpeterzuur, een chloorisocyamiurzuur, zoals trichloorisocyanuurzuur, bijvoorkeur als een oplossing in bijvoorbeeld ethylacetaat of als een poeder, een alkali-metaalzout van een chloorisocyanuurzuur, bijvoorbeeld natriumdichlooriso-cyanuraat, ultraviolette bestraling, glimontlading of vlambehandeling. De 35 uitdrukking "aldehydecondensatiehars vormende bestanddelen" omvat een 7905655
A
6 gedeeltelijk gecondenseerde aldehydehars. Inplaats daarvan en bij voorkeur kan een chemisch behandelingsmiddel "in situ" worden aangebracht wanneer de rubberfoelie wordt aangebracht op de onderlaag. Dit kan worden gedaan door het vormen of boren van althans een holte in het rubberlichaam, en 5 het 'vullen van de holte of holten met een behandelingsmiddel of door het in de gewenste gedaante, bijvoorbeeld door het in een vorm vormen, brengen van een mengsel van een niet gevulkaniseerd rubber en een behandelingsmiddel, zoals een van de reeds genoemde.
Indien gewenst, kan het behandelingsmiddel worden gedragen in een inert medium, bijvoorbeeld een was. Wanneer het rubber in de vorm is van een stang, strekt de holte of strekken de holten zich bij voorkeur • in lengterichting van de stang uit.
Niet verenigbare onderlagen kunnen worden verbonden door het aanbrengen van een rubberfoelie op elk daarvan met de onderhavige werk-15 wijze, en het dan verbinden van de foelies, bijvoorbeeld door het weekmaken van althans een van de foelies, en het in aanraking laten harden van de foelies. Ook kan een rubber tussenlaag worden aangebracht tussen de met een foelie beklede onderlagen, waarna de tussenlaag en gewoonlijk ook de foelies worden weekgemaakt en het samenstel kan afkoelen.
20 De onderhavige werkwijze kan worden gebruikt bij de ver vaardiging van schoeisel. In het algemeen bestaat het bovenleder van schoeisel uit leer, kunstmatig leer, gevulkaniseerd rubber of thermoplastisch materiaal. Het bovenleder moet worden bevestigd aan de zool, van het schoeisel, hetgeen tot nu toe gewoonlijk is gedaan onder gebruikmaking van een 25 passend plakmiddel. Indien het plakmiddel een gebruikelijke rubberoplossing, bijvoorbeeld een rubberoplossing met als hoofdbestanddeel polychloropreen, als hoofdbestanddeel heeft, moet dit gewoönlijk op de zool en het bovenleder worden bekleed, en kunnen drogen tot een enigszins plakkerige toe-^ stand, voordat de twee onderdelen tegen elkaar worden geperst. Indien een plakmiddel met als hoofdbestanddeel polyusthaan wordt gebruikt, moet dit gewoonlijk worden bekleed op beide onderdelen, en volledig gedroogd voor het verbinden. De plakmiddellaag op de zool wordt dan week gemaakt, bijvoorbeeld door het gebruik van een infrarood lamp, waarna de twee onderdelen tegen elkaar worden geperst. Deze beide werkwijzen zijn tijdrovend, 35 omdat plakmiddel afzonderlijk moet worden aangebracht op de szöol en het 7905655 ^x 7 bovenleder, en het oplosmiddel in het plakmiddel moet kunnen verdampen voordat de zool en het bovenleder met elkaar in aanraking worden gebracht. Bovendien is het gebruikelijk de aan elkaar te plakken oppervlakken van de zool en het bovenleder te polijsten voor het aanbrengen van een plakje middel.
Voorgesteld wordt een bovenleder te hebben, dat bestaat uit leer, kunstmatig leer, gevulkaniseerd rubber, thermohardend of thermoplastisch materiaal, voorzien van een laag of lagen van een niet gevulkaniseerd rubber, daarmee verbonden door de onderhavige werkwijze, op plaatsen, 1Q waar het bovenleder uiteindelijk wordt bevestigd aan een zool. Teneinde het bovenleder te bevestigen aan een zool, is het gewoonlijk slechts nodig althans het oppervlak van het rubber week te maken, bijvoorbeeld door een infrarood-, supersoon-, hooffrequente of inductieverwarmingswerkwijze, en het weekgemaakte oppervlak tegen de zool te persen» welke zool bij voorkeur ^ eveneens is voorzien van een daarop aangebracht spoor niet gevulkaniseerd rubber. Ook kan het oppervlak van het rubber worden weekgemaakt door het gebruiken van een wrijvingslaswerktuig. Bij het koelen wordt een verbinding verkregen tussen het bovenleder en de zool. Geen kliederige oplosmiddelen zijn erbij betrokken, waarbij de werkwijze van het verbinden van het boven-20 lederc’.aan de zool sneller en gemakkelijker is, omdat het gewoonlijk niet nodig is een spoor niet gevulkaniseerd rubber aan te brengen op zowel het bovenleder als de zool. Een ander voordeel is» dat een bovenleder gemakkelijk kan worden getransporteerd en dan reeds kan zijn voorzien van een 25 potentiële pia^iddellaas, die, wanneer nodig, .an worden verbonden net een zool.
Voorbeelden van andere toepassingen van de onderhavige werkwijze zijn bij het vervaardigen van tuigen, meubilair, handtassen, buigzame en stijve houders en boten.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de 3° volgende voorbeelden, waarbij Ib en IIB slechts ter vergelijking zijn.
VOORBEELD I
Leer werd met zichzelf verbonden door twee werkwijzen: IA) Door het draaien met een snelheid van 3000 omwentelingen per minuut en een druk van ongeveer 138 kPa, van een niet gevulkaniseerd rubber op 35 elk te verbinden oppervlak, en het achterlaten van een spoor van het rubber 7905655 8 langs elk oppervlak onder handhaving van de draaibeweging, het weer akti-veren van de sporen door het infrarood verwarmen tot een oppervlaktetempe-ratuur van 80°C en het dan samenvoegen daarvan in een luchtpers gedurende 10 sec. Na het gedurende 1 uur af koelen, werd de hechting van het monster 5 op een Instron machine op lostreksterkte getoetst.
IB) Door het op elk te verbinden oppervlak aanbrengen van een oplossing' van een niet gevulkaniseerd rubber in methylethylketon, en het laten drogen van het plakmiddel gedurende 2h uur. De plakmiddelbekledingen werden vervolgens weer geaktiveerd door infrarood verwarmen tot een oppervlaktetem-10 peratuur van 8o°c, en vervolgens tegenover elkaar geplaatst in een luchtpers gedurende 10 sec. Na het afkoelen gedurende 1 uur werd de hechting van het monster op een Instron machine getoetst op lostreksterkte.
Resultaten 15
Niet gevulkaniseerd rubber Lostreksterkte voor Lostreksterkte voor werkwijze IA in kg/cm werkwijze IB in kg/cm voor 1 cm strook. voor 1 cm strook.
Polyurethaan (met polyes- 2,2 0,9 20 ter als hoofdbestanddeel.)
Polyurethaan (met polyes- 3,6 1,0 ter als hoofdbestanddeel.)
Polyurethaan (met polyes- 2,6 1,1 ter als hoofdbestanddeel ) ^ Een aanzienlijk verbeterde verbinding is dus verkregen door toepassing van de onderhavige werkwijze in vergelijking met de bekende "oplossing" werkwijzen.
VOORBEELD II
Leer werd met twee werkwijzen verbonden met het gepolijste, J niet behandelde oppervlak van een "harsrubber", veelal gebruikt voor het maken van schoenzolen (een samenstelling met als hoofdbestanddelen styreen/ butadien).
IIA) Door het draaien met een snelheid van 3000 omwentelingen per minuut en een druk van ongeveer 138 kPa van een niet gevulkaniseerd rubber op 35 elke onderlaag, en het achterlaten van een spoor van het rubber langs elk 7905655 •Λ.
9 Λ oppervlak onder handhaving van de draaibeweging, het weer aktiveren van de sporen door infrarood verwannen tot een oppervlaktetemperatuur van 80°C, en het dan samenvoegen daarvan in een luchtpers gedurende 10 sec. Na het afkoelen gedurende 1 uur, werd de hechting van het monster op een Instron 5 machine getoetst op lostrekken.
IIB) Door het op elke onderlaag aanbrengen van een oplossing van een niet gevulkaniseerd rubber in methylethylketon, en het laten drogen van het plakmiddel gedurende 2k uur. De plakmiddelbekledingen werden vervolgens weer geaktiveerd door infrarood verwarmen tot een oppervlaktetemperatuur 10 van 80°C, en dan tegenover glkaar geplaatst in een luchtpers gedurende 10 sec. Na het af koelen gedurende 1 uur, werd de hechting van het monster ,op een Instron machine getoetst op lostreksterkte.
Resultaat 15
Niet gevulkaniseerd rubber Lostreksterkte voor Lostreksterkte voor werkwijze IIA in kg/cm werkwijze IIB in kg/cm voor 1 cm strook. voor 1 cm strook.
Polyurethaan 1. 0,1 20 Dit resultaat is belangrijk, omdat het aantoont, dat met de onderhavige werkwijze het vooraf polijsten van de onderlaag niet essentieel is, waarbij onder gebruikmaking van bekende oplossingwerkwijzen, er een te verwaarloosbare verbinding is voor bepaalde onderlagen bij afwezigheid van vooraf polijsten.
25 VOORBEELD III
Een vooraf gepolijst ’'harsrubber" (een gevulkaniseerde styreen/butadien copolymeer), veelal gebruikt voor het maken van schoenzolen, werd met zichzelf verbonden door: - I) het draaien bij een snelheid van 3000 omwentelingen per minuut en een 30 druk van ongeveer 138 kPa van een niet gevulkaniseerde rubbersamenstelling, bestaande uit 175 delen van een zinkresinaat en 100 delen gerookt natuurlijk rubbervel, op elk der twee harsrubberstroken, en het achterlaten van een spoor van het rubber op de stroken.
II) het weer aktiveren van de sporen door infrarood verwarmen tot een 35 oppervlaktetemperatuur van 80°C en het dan samenvoegen daarvan in een 7905655

Claims (24)

  1. 5 VOORBEELD IV Voorbeeld III werd herhaald, waarbij de volgende rubber-samenstelling in de plaats werd gesteld van het natuurlijke rubber: 130 delen van een therpeenfenolresinaat en 100 delen gelijke hoeveelheden van twee styreen/butadienblokcopolymeren.
  2. 10 De verkregen lostreksterkte voor een 1 cm strook was 2,9 kg/cm. • Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kun nen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
  3. 15 CONCLUSIES
  4. 1. Werkwijze voor het aanbrengen van een foelie uit een niet gevulkaniseerd rubber op het oppervlak van een onderlaag, met het kenmerk, dat een onderlinge wrijvingsbeweging wordt veroorzaakt tussen het niet gevulkaniseerde rubber (4) en de onderlaag (3) voor het weekmaken 20 van althans het aanrakingsoppervlak van het niet gevulkaniseerde rubber, waarna het niet gevulkaniseerde rubber en/of de onderlaag ten opzichte van elkaar worden bewogen, waarbij de wiijvingsbeweging wordt voortgezet voor het op de onderlaag achterlaten van een spoor van het niet gevulkaniseerde rubber.
  5. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het rubber een te vulkaniseren samenstelling is.
  6. 3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het rubber een thermoplast is.
  7. 4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat het rubber een polyurethaan omvat.
  8. 5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk'; dat het rubber een moleculair gewicht heeft van meer dan 20.000.
  9. 6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat het rubber een moleculair gewicht heeft tussen 7905655 25.000 en 107.
  10. 7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het rubber in de samenstelling aanwezig is in een hoeveelheid tussen 30 en 100 gew.$.
  11. 8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het rubber in de samenstelling aanwezig is in een hoeveelheid tussen UO en 100 gew.#.
  12. 9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het rubber in de samenstelling aanwezig is in een 10 hoeveelheid tussen 70 en 100 gew.JJ.
  13. 10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, • met het kenmerk, dat het oppervlak van de onderlaag week wordt boven 50°C.
  14. 11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het oppervlak van de onderlaag week wordt boven 100°C. 15 12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het rubber is opgenomen in een inerte huls (2) voor het ononderbroken uit het einde van de huls persen daarvan op de onderlaag.
  15. 13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, .a met het kenmerk, dat de onderlinge wrijvingsbeweging draaiend is,over een 20 hoek of rechtlijnig. 1U. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderlinge wrijvingsbeweging tussen 2,5 en 10 m/s ligt.
  16. 15. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de onderlinge wrijvingsbeweging draaiend is met 750 tot 20.000 omwentelingen per minuut.
  17. 16. Werkwijze volgens een der conclusies 1-1^, met het kenmerk, dat de onderlinge wrijvingsbeweging trillend is met een frequentie tussen 50 en 200 Hz.
  18. 17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de trilbeweging rechtlijnig is over 0,1 tot 6 mm.
  19. 18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de trilbeweging rechtlijnig is over 1 tot b mm.
  20. 19. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat de onderlaag in hoofdzaal stilstaat, waarbij het 7905655 ί niet gevulkaniseerde rubber wordt bewogen.
  21. 20. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderlaag bestaat uit een onderdeel van schoeisel.
  22. 21. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat het niet gevulkaniseerde rubber bij een rek van 300¾ o 2 en 50 C een trekmodulus heeft van minder dan k MN/cm .
  23. 22. Werkwijze voor het verbinden van een onderlaag met een tweede onderlaag uit hetzelfde of een ander materiaal, met het kenmerk, dat een spoor van niet gevulkaniseerd rubber wordt aangebracht op elke 10 onderlaag met de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarna-, de sporen weer worden geaktiveerd en in aanraking kunnen uitharden.
  24. 23. Werkwijze in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven èn in de tekening weergegeven. 7905655
NL7905655A 1978-07-22 1979-07-20 Werkwijze voor het aanbrengen van rubber op een onderlaag. NL7905655A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB7830840 1978-07-22
GB7830840 1978-07-22

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7905655A true NL7905655A (nl) 1980-01-24

Family

ID=10498603

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7905655A NL7905655A (nl) 1978-07-22 1979-07-20 Werkwijze voor het aanbrengen van rubber op een onderlaag.

Country Status (5)

Country Link
DE (1) DE2929520A1 (nl)
ES (1) ES482730A1 (nl)
FR (1) FR2431363A1 (nl)
NL (1) NL7905655A (nl)
SE (1) SE7906255L (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
MY109553A (en) * 1991-01-10 1997-02-28 Bhp Steel Jla Pty Ltd Continuously coating a moving metal strip

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1431072A (fr) * 1965-01-28 1966-03-11 Pneumatiques, Caoutchouc Manufacture Et Plastiques Kleber Colombes Perfectionnement apporté à l'adhérence des caoutchoucs

Also Published As

Publication number Publication date
ES482730A1 (es) 1980-09-01
SE7906255L (sv) 1980-01-24
FR2431363A1 (fr) 1980-02-15
DE2929520A1 (de) 1980-01-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US2668133A (en) Adhesive bonding processes
CA1077352A (en) Coating and bonding method particularly for sole attaching
Gierenz et al. Adhesives and adhesive tapes
US4031854A (en) Apparatus for coating articles with adhesive
US4427744A (en) Heat-activated pressure sensitive adhesive for bonding label stock to plastic film, metal foil and the like
US4098632A (en) Adhesive process
JPS59197482A (ja) 接着剤組成物
ATE474895T1 (de) Über polyurethan-heissschmelzklebstoff verbundene schichtbundkörper sowie verfahren zum verkleben von weichmacher enthaltenden kunststoffen
US4350732A (en) Reinforcing laminate
US3840419A (en) Method of manufacturing a laminate by means of a solventless adhesive
US4953885A (en) Ski construction
Paiva et al. Importance of the surface treatment in the peeling strength of joints for the shoes industry
US3607536A (en) Treatment of resin surfaces to improve adhesive bonding, adhesive bonding process and resin bodies with treated surfaces
NL7905655A (nl) Werkwijze voor het aanbrengen van rubber op een onderlaag.
US5056807A (en) Ski construction
EP0222663B1 (fr) Pièces obtenues à partir d'un stratifié et leur procédé de fabrication
GB2025793A (en) Method of Applying Rubber to a Substrate
Waites Moisture‐curing reactive polyurethane hot‐melt adhesives
US5418040A (en) Automobile fuel tank with damper layer and method of manufacturing such damper layer
US3168754A (en) Method of attaching an outsole and a shoe bottom by using an adhesive
KR20200026463A (ko) 신발갑피용 재생가죽 합포 공정을 위한 열반응 접착필름
GB2067922A (en) Method of applying a polymer film to a substrate
US3247536A (en) Adhesive bonding of rubbery materials
GB1579433A (en) Method of applying a plastics to a vulcanized rubber
JPS62221302A (ja) 靴補強材料およびその製造法

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed